Overweegt:
Over het
procesverloop:
[X] heeft geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de
inleidende dagvaarding en
Dexia heeft hierna geconcludeerd voor antwoord in
conventie tevens eis in voorwaardelijke
en onvoorwaardelijke
reconventie.
Vervolgens hebben partijen de navolgende processtukken in het
geding gebracht:
[X] een conclusie van repliek in conventie tevens zomede
akte vermeerdering van eis
zomede antwoord in recpnventie;
Dexia een
conclusie van dupliek (tevens antwoord vermeerdering van eis) in
conventie
tevens repliek ïn onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie
en [X] een
conclusie van dupliek in reconventie.
Vervolgens hebben
partijen vonnis gevraagd.
Over het recht:
in conventie en in
reconventie:
1. Waar de rechtbank in dit vonnis de naam Dexia
gebruikt is daar mede onder begrepen
Bank Labouchere N.V. rechtsvoorganger
van Dexia.
2. In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan
wel niet of onvoldoende gemotiveerd
weersproken en/of blijkend uit
nïet-betwiste overgelegde producties, het navolgende vast
a. gedateerd op 20 november 2000 is tussen
partijen onder nummer [nummer] een effecten
leaseovereenkomst tot stand
gekomen, benoemd als Overwaarde Effect Maandbetaling
zonder
Herbelegging;
b. de overeenkomst en de daarmee samenhangende
overeenkomst onder (f) hieronder genoemd
zijn tot stand gekomen op advies en
door bemiddeling van Spaar Select Twente B.V., een
zogenaamde
cliëntenremisier;
c. de effectenleaseovereenkomst is door [X]
ondertekend; erop van toepassing verklaard
zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease waarvan de tekst vermeld is op
de
achterzijde van het
door [X] ondertekende stuk, waarin de overeenkomst is vastgelegd;
d. de
overeenkomst voorziet erin dat Dexia voor een bedrag van € 42.626,10 in
hoofdsom
aandelen (AEX) (als volgens die overeenkomst (productie 1
dagvaarding/productie 1 CvA)
gespecificeerd), aan [X] least en dat [X]
gedurende 240 maanden maandelijks een bedrag
van € 454,57 aan Dexia
betaalt;
e. middels de onderhandse akte waarin de overeenkomst is
vastgelegd heeft Dexia, onder
de opschortende voorwaarde dat [X] al datgene
aan haar heeft betaald wat hij haar
krachtens de leaseovereenkomst en de
daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease verschuldigd is of
zal worden, de geleasde waarde aan [X] geleverd;
f. daarnaast heeft [X]
bij Dexia een beleggiogsrekening geopend waarop hij een bedrag
van f 48.000,-
(€ 21.781,45) heeft gestort, waarmee participaties in het Labouchere
Global
Aandelenfonds zijn gekocht;
g. doel van de beleggingsrekening was om
daaruit de maandelijkse termijnen te betalen;
h. het bedrag van zijn
storting op de beleggïngsrekening heeft [X] ter beschikking
gekregen doordat
hij een (tweede) hypothecaire geldlening op zijn woonhuis bij Hypotrust
B.V.
heeft afgesloten;
i. in de overeenkomst was tevens bepaald dat [X] die
na 60 maanden dagelijks met
onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten
zou kunnen beëindigen onder betaling of
verrekening van de restant hoofdsom
en bij beëindiging binnen 60 maanden daarnaast ook de
resterende termijnen
tot en met de zestigste maand verschuldigd zou zijn, waarbij dan
over die
laatst bedoelde termijnen een korting van 50% verleend zou worden;
j.
bij brief van zijn procureur van 7 april 2005 heeft [X] de
overeenkomst
buitengerechtelijk zowel ontbonden als vernietigd, onder meer op
grond van artikel 1:88
BW (niet meetekenen echtgenote) en heeft hij Dexia
gesommeerd tot terugbetaling vóór
15 mei 2005 van het inmiddels door [X]
onder Dexia gestorte bedrag van totaal
€28,239,31;
k. [X] heeft een
restschuld aan Dexia;
l. het z.g. Dexia Aanbod is ïn 2003 door [X]
aanvaard, de door Dexia ïn 2005 aan
hem aangeboden Depot Coulanceregeling
niet;
m. het zogenaamde Duisenberg-akkoord is op het onderhavige geval
niet van toepassing.
3. [X] vordert in dit geding, zakelijk
weergegeven:
primair:
de aandelenleaseovereenkomst van [X] te ontbinden
althans te vernietigen, althans voor
rechtte verklaren dat deze
buitengerechtelijk is ontbonden althans buitengerechtelijk
vernietigd, met
veroordeling van Dexia aan [X] te voldoen een bedrag van € 28.239,31
met
wettelijke rente, voor recht te verklaren dat de restschuld van [X]
vervallen verklaard is
althans die vervallen te
verklaren;
subsidiair:
verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens
hem heeft gehandeld en Dexia deswege
schadeplichtig is met veroordeling van
Dexia tot betaling van € 28,239,31 verminderd met
het bedrag dat overeenkomt
met het percentage van € 28.239,31, waarmee de AEX is
gedaald in de periode
van 12 november 1999 tot 16 mei 2005, vermeerderd met wettelijke
rente vanaf
de dag voorafgaande aan de totstandkoming van de
aandelenleaseovereenkomst
althans de dag der dagvaarding, zomede dat de
restschuld van [X] vervallen verklaard
is althans die schuld vervallen te
verklaren:
meer subsidiair:
Dexia te veroordelen tot betaling van €
19,131,20 met wettelijke rente en verklaring voor
recht dat de restschuld van
[X] vervallen verklaard is althans deze vervallen te verklaren;
en in alle
gevallen een bevel aan Dexia om op straffe ener dwangsom het BKR op
te
dragen de A-notering op [X]'s naam ongedaan te maken een en ander met
veroordeling van
Dexia in de kosten van het geding uitvoerbaarverklaring van
het vonnis bij voorraad.
Voorts ïn conventie
Dexia Aanbod
4. Alvorens (verder) in te gaan op
de -uitvoerige- toelichting en onderbouwing van de
vordering door [X]
respectievelijk verweren van Dexiaj ziet de rechtbank aanleiding uit
hoofde
van proceseconomie in te gaan Op het preliminaire verweer van Dexia, dat
[X]
niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen omdat hij op 6 mei 2003 het
Dexia Aanbod
(productie 9 CvA) heeft geaccepteerd (productie 7 CvA), naar
aanleiding van welk verweer
[X] bij wege van vermeerdering van eis in zijn
conclusie van repliek ook een aanvullende
vordering heeft
geformuleerd.
5. Partijen verschillen niet van mening over het
feit dat [X] en diens echtgenote [Y] op
6 mei 2003 het Dexia Aanbod
geaccepteerd hebben.
Wel staat ter discussie of die aanvaarding zich beperkt
tot een tweetal, later door [X]
in 2001 gesloten overeenkomsten, genaamd
Profit Effect Vooruitbetaling (productie 6 CvA)
dan wel ook de onderhavige
Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging betreft.
6. Dexia beroept zich met name op artikel 5.1 met
het hoofd "Verklaringen van Deelnemer
en afstand van recht" van het Dexia
Aanbod, waarmede [X] afstand heeft gedaan van zijn
recht om tegen Dexia een
procedure als de onderhavige ter zake van aandelenlease
overeenkomst
Overwaarde Effect Maandbetaling zonder Herbelegging in te stellen.
Dexia
wijst er op, dat artikel 5.1 van het Dexia aanbod ziet zowel op Dexia
Aenbod-
Effectenkase-overeenkomsten (DA), waartoe de Profit Effect
Vooruitbetaling behoort, als
Niet Dexia Aanbod Ejfectenlease-overeenfomsten
(NDA), waartoe de Overwaarde Effect
Maandbetaling behoort.
7. [X] stelt zich primair op het standpunt dat een
gedupeerde als [X] geen enkel
voordeel had van die afstand van recht
derhalve zulks om niet deed ("sigaar uit eigen
doos") en bovenal het Dexia
Aanbod niet gold voor de Overwaarde Effect Maandbetalïng
zonder Herbelegging
als NDA-overeenkomst en beroept zich daarbij op artikel 1.2.1 van
die
overeenkomst (productie 9 CvA).
Subsidiair betwist [X], dat (de tekst
van) artikel 5.1 hem de procesbevoegdheid zou
ontnemen en doet in dat kader
voor zoveel nodig een beroep op de grondwet, waar hij van
een eerlijk proces
zou worden beroofd respectievelijk ziet hij strijd met artikel 6 EVRM
dat een
fair trial en equality of arms zou garanderen.
Meer subsidiair stelt [X] dat
artikel 5.1 een algemene voorwaarde is als bedoeld in
artikel 6:231 onder a
BW en gebondenheid van [X] op basis van artikel 6:232 BW niet kan
worden
aangenomen.
Voor zover die algemene voorwaarde wel geldend zou worden geacht,
vernietigt [X] deze met
een beroep - gelet op de wijze waarop de voorwaarden
tot stand zijn gekomen, de
wederzijdse kenbare belangen van partijen en de
overige omstandigheden yan het geval - op
het onredelijk bezwarend zijn ervan
voor [X] in de zin van artikel 6:236 onder b en n BW
en in elk geval vermoed
onredelijk bezwarend te zijn ex artikel 6:237 onder f BW, voor
zover het hem
ontzegd zou zijn diens geleden schade te vorderen.
8. In lijn daarmede vermeerdert [X] zijn
vordering:
dat het de rechtbank behage bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te
verstaan dat [X] het
onderhavige beding waarop Dexia zich baseert terzake de
gestelde niet-ontvankelijkheid
van [X] in zijn vordering jegens Dexia, heeft
vernietigd althans dit beding te
vernietigen, met veroordeling van Dexia in
de nodeloze kosten terzake dit verweer.
9. Dexia stelt dienaangaande dat de interpretatie
van artikel 1.2:1 door [X] op
verkeerde lezing berust geen afstand van een
procesbevoegdheid aan de orde is, maar een
getroffen schikking in de vorm van
een vaststellingsovereenkomst ter vermijding voor
beide partijen van
onzekerheden en (andere) mogelijke nadelen van een procedure naast
voordelen
als zekerheid en zicht op de omvang van de verplichtingen en de wijze van
de
afloop.
Dat is niet strijdig met enig dwingend recht, de
grondwet of het EVRM en evenmin aan te
merken als een éénzijdige
overeenkomst, waarbij om niet afstand wordt gedaan van rechten.
Inzake het
beroep op vernietiging door [X] van met name artikel 5.1 als
algemene
voorwaarde stelt Dexia, dat hier een kembeding als bedoeld in
artikel 6:231 onder a BW
aan de orde is en derhalve niet voor vernietiging
als door [X] voorgestaan, in aanmerking
komt.
Evenmin acht Dexia artikel
5.1 als kernbedïng in de zin van artikel 6:248 BW naar
maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en mitsdien als
onredelijk
bezwarend dient te worden aangemerkt; omdat de ratio van dit
artikel deel uitmakend van
het Dexia Aanbod is middels deze
vaststellingsovereenkomst een einde te maken aan
de
aandelenJeaseovereenkomst(en) voor beide partijen klevende onzekerheden en
voor zoveel
nodig beroept Dexia zich op artikel 7:902 BW ingeval de
stellingen van [X] zo moeten
worden uitgelegd, dat hij meent dat Dexia met de
aandelen leaseovereenkomsten enige
bepaling van dwingend recht geschonden zou
hebben.
De beoordeling (van het Dexia Aanbod)
10. Tussen partijen staat vast, dat [X] op 6 mei 2003
het Dexia Aanbod heeft geaccepteerd
(productie 7 CvA) in welk
acceptatieformulier wordt verwezen naar Profit Effect
Vooruitbetaling en
Ovenvaarde Effect Maandbetaling als Dexia Aanbod
Effectenlease-overeenkomst
(DA) respectievelijk Niet Dexia Aanbod Effectenlease-
overeenkomst (NDA), bij
welke gelegenheid aan [X] hebben voorgelegen Juridische
Documenten Dexia
Aanbod met begeleidende toelichtingsbrief (productie 9 CvA / 34 en
35
CvD).
Uit deze toelichting, documenten en de tekst van artikel 5.1(2)
blijkt duidelijk dat de
afstand van rechten door [X] ziet Op DA- en
NDA-leaseovereenkomsten, waarbij het woord
"Niet" in laatstgenoemde groep
overeenkomsten met name ziet op het niet van toepassing
zijn van een (aantal)
afwikkelingsmoge lijkheden in het Dexia Aanbod op die aandelenlease-
overeenkomsten.
Mitsdien beslaat de aanvaarding door [X]
van het Dexia Aanbod ook de litigieuze
Overwaarde Effect
Maandbetaling.
11. Anders dan [X] is de rechtbank van oordeel dat het
Dexia Aanbod niet de
procesbevoegdheid van [X] aantast. De afstand van
rechten in de zin van artikel 5,1
daarvan leiden ertoe dat een vordering van
[X] binnen het bereik van het Dexia
Aanbod als vaststellingsovereenkomst wel
wordt ontvangen, maar vervolgens op die grond
wordt afgewezen .
Kernbeding
12. De rechtbank is voorts van oordeel,
dat artikel 5 van het Dexia Aanbod, waarmede [X]
afstand doet van zekere
rechten ingevolge de effectenleaseovereenkomsten, naar objectieve
maatstaven
dient te worden aangemerkt als de tegenover de door Dexia geboden
alternatieve
mogelijkheden door [X] te leveren tegenprestatie.
Immers uit
het Dexia Aanbod en de bijbehorende documentatie blijkt dat Dexia dat
aanbod
deed niet alleen vanuit zekere maatschappelijke verantwoordelijkheid,
maar vooral om
lopende (klachten)procedures te beëindigen en mogelijke
toekomstige procedures en
onzekerheden te vermijden.
Ook indien deze
prestaties niet in verhouding zouden staan met de door Dexia te
verrichten
tegenprestaties en de balans volledig zou zijn "doorgeslagen" ten voordele
van
Dexia, dan nog mag de rechtbank deze kernverplichtingen niet vanwege
vermeend bezwarend
karakter vernietigen, omdat de uitsluiting van de
beoordeling door de rechter van de
(on)redehjkheïd van dergelijke
kemprestaties ingevolge artikel 6:231 onder a BW juist
bedoeld is om de
rechter niet te doen treden in een beoordeling van de redelijkheid van
de
waardeverhouding tussen de over en weer te leveren kernprestraties.
Dat
artikel 5.1 (.1, .2 en/of .3) bedingen bevat als bedoeld in artikel 6:236 BW
(zwarte
lijst) of 6:237 BW (grijze lijst) doet hieraan niet af, omdat die
artikelen niet bepalen
dat de daarin opgenomen bedingen geen kernbeding
zouden kunnen zijn.
13. Voor het overige stelt [X] geen grond waarop gehele
of gedeeltelijke vernietiging van
artikel 5.1 van het Dexia Aanbod geboden
zou zijn noch ziet de rechtbank daartoe enige
grond.
Slotsom
14. De vordering in conventie van [X] dient
te worden afgewezen en hij wordt als in het
ongelijk gestelde partij in de
proceskosten van Dexia veroordeeld.
In reconventie
15. Dexia heeft op grond van de eindafrekening
(productie 8 CvA) na de gedwongen be-
ëindiging van de overeenkomst Overwaarde Effect
Maanbetaling zonder Herbelegging een
opeisbare vordering op [X] van €
14.705,44.
Volgens Dexia is [X] sedert 22 februari 2006 in verzuim met
betaling van dat bedrag en
vordert zij die, vermeerderd met contractuele
althans wettelijke rente vanaf die datum
zomede buitengerechtelijke
incassokosten.
16. [X] voert tegen deze vordering geen ander verweer
dan dat hij in conventie
vervallenverklaring van zijn restschuld heeft
gevorderd althans op basis van een
billijkheidscorrectie het door Dexia
gevorderde zich zou moeten oplossen in een
zogenaamde
restschuldformule.
17. Vanwege de afwijzing van de vordering in conventie
gaan deze weren van [X]
niet op en is, bij gebreke van enig ander verweer, de
vordering van Dexia toewijsbaar wat
betreft hoofdsom en wettelijke rente. De
buitengerechtelijke kosten als niet nader
aangeduid met enig bedrag en
evenmin gemotiveerd of gespecificeerd;, zullen worden
afgewezen.
18. [X] wordt als nagenoeg geheel in het ongelijk
gestelde partij in de proceskosten van
Dexia veroordeeld.
De beslissing
De rechtbank:
In conventie:
I. Wijst
af de vordering van [X].
II. Veroordeelt [X] in de kosten van de procedure
aan de zijde van Dexia gevallen en tot
op deze uitspraak begroot op € 620,-
aan verschotten en € 1.158,-- aan salaris voor de
procureur.
In reconventie:
III. Veroordeelt [X]
tot betaling aan Dexia van bedrag van € 14,705,44
(veertienduizendzevenhonderdenvijf EURO 44/100)
vermeerderd met wettelijke
rente over dat bedrag vanaf 22 februari 2006
tot aan de dag der
voldoening.
IV. Veroordeelt [X] in de kosten van de procedure
aan de zijde van Dexia gevallen en tot
op deze uitspraak begroot op nihil aan
verschotten en € 579,-- aan salaris voor de
procureur.
V. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
Zowel in conventie als
reconventie:
VI. Verklaart de onderdelen II, III en IV van het
dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij
voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van
der Veer en op 22 november 2006 in het
openbaar uitgesproken in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL