Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Zaak- / rolnummer: 816896 / DX 06-3257
Vonnis van: 12 december 2007
F.no.: 581
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1.     [Y],
nader te noemen [Y], eiseres in conventie, en
 
2.     [X],
nader te noemen [X],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie, beiden wonende te [woonplaats], tezamen nader te noemen [X] c.s., gemachtigde: mr. M.M.G. Crompvoets,
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H. de Leeuw.

Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
 
de dagvaarding van 24 augustus 2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 30 november 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WC AM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben [X] c.s. een afschrift overgelegd van een brief van notaris mr. Kielstra, waaruit blijkt dat zij hem hebben gezonden de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 8 augustus 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op
26 oktober 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] c.s. per brief van 12 oktober 2007 en
door Dexia per faxbericht van 17 oktober 2007 aanvullende stukken ingediend.
[X] c.s. hebben op 22 oktober 2007 nog een akte houdende aanvulling grondslag tevens houdende een verzoek om een deskundigenonderzoek ingediend.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
1.          Feiten
2.          Vorderingen [X] c.s. in conventie
3.          Standpunten [X] c.s.
4.          Standpunten Dexia
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
6.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
 

1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [Y] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde lease-overeenkomsten gehuwd met [X].
 
1.3.  Op of omstreeks 5 september 1997 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam ' WinstVerdubbelaar' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 73051203 voor een periode van 60 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 4.402,20 (€ 1.997,63) aandelen least en dat [X] 60 maandelijkse termijnen van telkens fl. 50,99 (€ 23,14) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 7.461,60 (€ 3.385,93) waarin begrepen
fl. 3.059,40 (€ 1.38830) rente.
 
1.4.  Op of omstreeks 5 september 2002 heeft [X] ten aanzien van lease-overeenkomst 1 een verlengingsovereenkomst ondertekend. Deze verlengingsovereenkomst bepaalt onder meer dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens € 12,49 verschuldigd was. Per 5 september 2005 is de verlengde lease-overeenkomst 1 door tijdsverloop geëindigd.
 
1.5.  Op 5 september 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 41,64 zou ontvangen. De verkoopopbrengst van de aandelen bedroeg € 2.102,60 en de restant hoofdsom, inclusief eerste aflossingstermijn, € 1.997,63. Voornoemd bedrag van € 41,64 is verrekend met verplichtingen uit na te noemen lease-overeenkomst 4.
 
1.6.  Op of omstreeks 20 september 1997 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Feestplan' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 2). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 57006702 voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 40.553,76 (€ 18.402,49) aandelen least en dat [X] de eerste 36 maandelijkse termijnen telkens fl. 500,15
(€ 226,96) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 100.571,76 (€ 45.637,47) waarin begrepen fl. 60.018,00 (€ 27.234,98) rente. Deze overeenkomst is thans nog niet geëindigd.
 
1.7. Na 60 maanden bedroeg de verkoopopbrengst van de in lease-overeenkomst 2 genoemde aandelen € 10.612,80 en de restant hoofdsom € 18.402,49.
 
1.8.  Op of omstreeks 20 september 1997 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Feestplan' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 3). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 37006703 voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van fl. 40.553,76 (€ 18.402,49) aandelen least en dat [X] de eerste 36 maandelijkse termijnen telkens fl. 500,15
(€ 226,96) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 100.571,76 (€ 45.637,47) waarin begrepen fl. 60.018,00 (€ 27.234,98) rente. Deze overeenkomst is thans nog niet geëindigd.
 
1.9.  Na 60 maanden bedroeg de verkoopopbrengst van de in lease-overeenkomst 3 genoemde aandelen € 10.612,80 en de restant hoofdsom € 18.402,49.
 
1.10. Op of omstreeks 2 juni 1999 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam ' WinstVerDriedubbelaar' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 4). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74281362 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 38.980,80 aandelen least en dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens € 227,19 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 47.159,75 waarin begrepen € 8.178,95 rente.
 
1.11. Op of omstreeks 5 juni 2002 heeft [X] ten aanzien van lease-overeenkomst 4 een verlengingsovereenkomst ondertekend. Deze verlengingsovereenkomst bepaalt onder meer dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens € 227,39 verschuldigd was. Per 1 juni 2005 is de verlengde lease-overeenkomst 4 door tijdsverloop geëindigd.
 
1.12. Op 1 juni 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 4 nog verschuldigd was € 14.112,56. De restant hoofdsom bedroeg, inclusief eerste aflossingstermijn, € 38.980,80 en de verkoopopbrengst van de aandelen € 25.329,60.
 
1.13. Op of omstreeks 15 oktober 1999 heeft [X]een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Korting Kado' waarop hij als lessee stond vermeld, met ais wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 5). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 59182727 voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 21.894,84 aandelen least en dat [X]de eerste 36 maandelijkse termijnen telkens € 226,24 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 49.043,52, waarin begrepen € 27.148,68 rente. Per 13 september 2005 is deze overeenkomst, omdat [X]de betalingen had stopgezet, door Dexia beëindigd.
 
1.14. [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst 64 maandelijkse termijnen, voor een totaalbedrag van € 14.479,36, aan Dexia betaald.
 
1.15. Na 60 maanden bedroeg de verkoopopbrengst van de in lease-overeenkomst 5 genoemde aandelen € 13.710,95 en de restant hoofdsom € 21.894,84.
 
1.16. Op of omstreeks 16 december 1999 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Legio I.B.* Plan' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 6). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 13081259 voor een periode van 60 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van €3.180,32 aandelen least en dat [X] bij vooruitbetaling een termijn van € 1.817,40 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 4.997,72 waarin begrepen € 1.817,40 rente. Per 15 december 2004 is deze overeenkomst door tijdsverloop geëindigd.
 
1.17. [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst 6 aan Dexia een totaalbedrag van €1.817,40 betaald.
 
1.18. Op 15 december 2004 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 6 nog verschuldigd was € 1.152,58 en waaruit een verkoopopbrengst van de aandelen van € 2.027,74 en een restant hoofdsom, inclusief eerste aflossingstermijn, van € 3.180,32 blijkt
 
1.19. Op of omstreeks 26 oktober 2000 heeft [X]een lease-overeenkomst ondertekend met de naam 'Feestplan' waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: lease-overeenkomst 7). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 57280516 voor een periode van 120 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 18.479,35 aandelen least en dat [X]de eerste 36 maandelijkse termijnen telkens € 227,91 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 45.828,55 waarin begrepen € 27.3493 rente. Per 13 september 2005 is deze overeenkomst, omdat [X]de betalingen had stopgezet, door Dexia beëindigd.
 
1.20. [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst 52 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 11.851,32 aan Dexia betaald.
 
1.21. Op voornoemde lease-overeenkomsten zijn de betreffende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing.
 
1.22. Ten aanzien van [X] c.s. zijn de volgende persoonlijke omstandigheden gebleken.
[X] is geboren op   maart 1950. [Y] is geboren op 11 mei 1950.
De hoogst genoten opleiding van [X] is die aan de Kunstnijverheidschool, die van [Y] aan de huishoudschool.
[X] en [Y] zijn beiden vennoot in de vennootschap onder firma 'Juwelier [X] V.O.F.' (hierna: de V.O.F.). Het resultaat van de V.O.F, bedroeg in 1997 fl. 60.835,-(€ 27.605,72), in 1998 fl 61.835,- (€28.059,50), in 1999 fl. 38.881,- (€ 17.643,43) en in 2000 fl. 108.802,- (€ 49.372,20).
[X] c.s. bezaten in 1997 en 1998 naast de echtelijke woning aan de [straat] te [woonplaats] de volgende onroerende zaken:
-     het pand aan de [straat] te [woonplaats];
-     het pand aan de [straat] te [woonplaats];
-     het pand aan de [straat] te [woonplaats].
[X] c.s. hebben een effectenrekening bij de Rabobank. De totale waarde van de effectenportefeuille bedroeg op 31 december 2000 € 180.596,55.
 
1.23. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van lease-overeenkomsten 1 tot en met 7 (hierna te noemen: de lease-overeenkomsten).
 
1.24. Bij brieven van 13 oktober 2003 en 18 oktober 2004 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van lease-overeenkomst 7, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 respectievelijk 7 dagen.
 
1.25. Bij brief van 23 november 2004 heeft Th. Boumans, destijds gemachtigde van [X] c.s., met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid althans de vernietigbaarheid ingeroepen van lease-overeenkomst 6 en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van uiterlijk 22 dagen.
 
1.26. Bij brief van 2 februari 2005 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van lease-overeenkomsten 1,2,3,4, 5 en 6 althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.
 
1.27. Bij brief van 15 april 2005 heeft de huidige gemachtigde van [X] c.s. met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.
 
2.    Vorderingen [X] c.s. in conventie

[X] c.s. vorderen bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
- te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met artikel 9 Wet op het consumentenkrediet (WCK) jo artikel 12 lid 1 onder a van EG-richtlijn 87/102;
subsidiair
- te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten nietig c.q vernietigbaar zijn op grond van artikel 23 lid 1 jo artikel 6 Colportagewet en op grond van artikel 6:228 BW;
- te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten vernietigd zijn door de brieven van [X] c.s. van 13 oktober 2003 en 2 februari 2005, subsidiair door de brief van hun gemachtigde op 15 april 2005;
meer subsidiair
- te verklaren voor recht dat [X] ten opzichte van Dexia onverschuldigd heeft betaald aangezien de effecten niet rechtsgeldig geleverd zijn;
meer subsidiair
- te verklaren voor rechter dat Dexia ten opzichte van [X] de verbintenissen uit overeenkomst niet is nagekomen, meer subsidiair dat Dexia te opzichte van [X] een onrechtmatige daad heeft gepleegd en Dexia te veroordelen tot schadevergoeding;
- Dexia gezien vorenstaande te veroordelen om aan [X] c.s. schadevergoeding, zijnde een bedrag van € 61.688,73, te voldoen, een bedrag ter grootte van de hoofdsommen van de lease-overeenkomsten en de wettelijke rente hierover, één en ander vanaf de dag der sommatie zijnde 13 oktober 2003 en 2 februari, subsidiair vanaf 15 april 2005, meer subsidiair 29 april 2005, meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
meer subsidiair
Dexia te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Bureau Krediet Registratie (BKR) schriftelijk en onvoorwaardelijk te berichten dat registratie van de onderhavige effectenlease-overeenkoomsten en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen ten laste van [X] c.s. blijvend worden verwijderd en/of gestaakt c.q. en/of gewijzigd ten gunste van [X] c.s., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per (gedeelte van een) dag dat Dexia zou nalaten hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,-; In alle gevallen
- Dexia te veroordelen in de kosten van de procedure.
 
3.    Standpunten [X] c.s.
 
3.1.  [X] c.s. stellen dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt ais huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de toestemming behoefden van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] c.s. leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat [X] door toedoen van Dexia heeft gedwaald. In dit verband heeft [X] onder meer gesteld dat tijdens de onderscheidenlijke momenten van het aangaan van de lease-overeenkomsten naast zijn pandrecht nog een pandrecht op de in de lease-overeenkomsten genoemde aandelen rustte, hetgeen in het meest ongunstige geval zou kunnen betekenen dat hij al zijn aandelen kwijt zou zijn. In dit kader verzoeken [X] c.s. om een deskundigenbericht Voorts stellen [X] c.s. dat Dexia zich heeft bediend van misleidende reclame, dat Dexia is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplichten) en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast hebben [X] c.s. zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] c.s. betwisten voorts dat Dexia de leaseaandeien rechtsgeldig heeft geleverd.
 
3.2.  Volgens [X] c.s. is Dexia aansprakelijk voor de geleden schade. De schade bestaat volgens hen uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst althans uit de reeds door [X] betaalde bedragen.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] c.s. en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afhemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook heeft gedaan. Ten slotte is het recht om de lease-overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat de betalingen van [X] ter zake van de lease-overeenkomst hebben
plaats gevonden van de bankrekening van de onderneming van partijen, zodat [Y] in elk geval na ontvangst van het eerste dagafschrift op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst.
 
4.3.  Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten door dwaling tot stand is gekomen, dat zij zich zou hebben bediend van misleidende reclame, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] c.s. genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel gekocht te hebben.
 
4.4.  Ten slotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
5.1.  In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 49.522,94, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst
 
6.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
6.1   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov 8.S);
aankoop effecten (rov 8.6);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.

Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1 :89 BW
 
6.2.  Lease-overeenkomsten als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
6.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
6.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid   sub d BW 3 jaar.
De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007,68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia heeft daartoe gewezen op betalingen van op grond van de overeenkomsten verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden vanaf de bankrekening van de V.O.F, van [X] c.s. Ter comparitie hebben [X] c.s. naar voren gebracht dat de betalingen van de bedragen die [X] op grond van de leaseovereenkomsten verschuldigd was, zijn betaald van een tweetal bankrekeningen, te weten de bankrekening van de V.O.F, en een en/of-rekening die op hun beider naam stond. Daaruit volgt dat de betreffende bank(en) daarvan kennis heeft (hebben) gegeven middels bankafschriften die mede aan de echtgenote, als mede-vennoot respectievelijk mederekeninghouder, waren gericht. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat [Y] op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. [X] c.s. hebben hun verweer dat dit niet het geval was onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd. De enkele stelling dat [Y] zich niet met de financiën bezighield, wordt daartoe niet voldoende geacht. Het verweer van [X] c.s. wordt dan ook gepasseerd. Gelet op de in de verschillende lease-overeenkomsten genoemde momenten van eerste betaling, de ontvangstdatum van de bankafschriften waarop deze eerste betaling stond vermeld, die de kantonrechter in redelijkheid op een maand na betaling stelt, en de data van de onder 1.24, 1.25, 1.26 en 1.27 van de feiten genoemde brieven, heeft het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid ten aanzien van lease-overeenkomsten 1 tot en met 6 niet binnen driejaar plaatsgevonden, zodat het desbetreffende recht van [Y] ten aanzien van deze leaseovereenkomsten is verjaard.
 
6.5.  [Y] heeft lease-overeenkomst 7 wel tijdig vernietigd. Dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van deze lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen hij ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Ten aanzien van deze dividenden verwijst de kantonrechter naar hetgeen hierna onder 6.28,6.29 en 6.30 wordt vermeld.
 
6.6.  Met betrekking tot lease-overeenkomsten 1 tot en met 6 komen de overige door [X] c.s. aangevoerde gronden hierna nader aan de orde.
 
6.7.  Het beroep dat [X] c.s. in dit kader doen op ongerechtvaardigde verrijking faalt, reeds omdat uit het vorenstaande blijkt dat lease-overeenkomsten 1 tot en met 6 niet teniet zijn gegaan en in zoverre geen sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking. Voorts acht de kantonrechter, anders dan [X] c.s. betogen, geen termen aanwezig te oordelen dat Dexia wist dan wel had behoren te weten dat schriftelijke toestemming van [Y] vereist was en dat derhalve de redelijkheid en de billijkheid vereisen dat Dexia de gehele door [X] aan Dexia betaalde inleg als onverschuldigd betaald terug dient te voldoen.
 
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
6.8.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de lease-overeenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
6.9.  De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] c.s. zich terecht op die regelingen zouden beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Misleidende reclame
 
6.10. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000,374).
 
6.11. In het reclamemateriaal waar [X] c.s. zich op hebben beroepen, de door hen overgelegde brochure 'Legio Feestplan II', worden bij de oplettende lezing door een consument zoals hiervoor bedoeld, de wezenlijke kenmerken van het aangeboden product vermeld, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
 
Dwaling
 
6.12. Uit de inhoud van de betreffende lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] op deze punten onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden.
Ook de stelling van [X] c.s. dat [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten niet op de hoogte was van een dubbele verpanding, kan niet tot vernietiging van de lease-overeenkomsten wegens dwaling leiden. [X] had reeds gelet op de inhoud van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten moeten weten dat hij (de waarde van) de hierin genoemde aandelen geheel kon verliezen en wetenschap van de dubbele verpanding, wat hier verder ook van zij, had in zoverre dan ook niets aan zijn beslissing verandert. Voor zover er derhalve sprake is van dubbele verpanding, had Dexia er dan ook geen rekening mee hoeven te houden dat dit van doorslaggevend belang was geweest voor de beslissing van [X] de lease-overeenkomsten aan te gaan. Van dwaling op dit punt is dan ook geen sprake. Een en ander laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
 
Aankoop effecten
 
6.13. Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Voor zover [X] c.s. derhalve stellen dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt dit verworpen.
 
Levering effecten en bijschrijving
 
6.14. De stelling van [X] c.s. dat de lease-overeenkomsten nietig zijn, omdat Dexia de in de lease-overeenkomsten genoemde aandelen nimmer heeft geleverd dan wel heeft kunnen leveren en omdat Dexia [X] nimmer een kennisgeving heeft gezonden van een ten behoeve van hem verrichte bijschrijving van deze aandelen, faalt. In het onderhavige geval bestaat er immers geen verplichting voor Dexia de in de lease-overeenkomsten genoemde aandelen (onvoorwaardelijk) te leveren, maar slecht een plicht tot aflevering. In dit licht bezien heeft Dexia door middel van het vermelden in de overeenkomst welke aandelen zijn gekocht, met vermelding van de aankoopdatum en het aantal, op afdoende
wijze bericht van de bijschrijving van de aandelen op naam van [X] in haar administratie.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
6.15. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is, treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
 
6.16. [X] c.s. hebben Dexia verweten dat Dexia jegens [X] de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen, onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting heeft voldaan. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
6.17. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van
31 maart 2006, RvdW 2006,328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] c.s. (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de overeenkomst aan te gaan.
 
6.18. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers.
 
6.19. In dit verband heeft Dexia gewezen op de omstandigheid dat uit de door [X] c.s. overgelegde stukken blijkt dat zij naast de echtelijke woning nog een drietal woningen bezaten. Deze woningen moeten worden gezien als vermogen aan de zijde van [X] c.s. Voorts blijkt volgens Dexia uit de stukken dat [X] c.s. over een effectenrekening bij de Rabobank beschikken. Ook dit dient mee te tellen bij de begroting van hun vermogen, aldus Dexia. Bovendien blijkt uit de effectenportefeuille dat [X] c.s. zeer ervaren beleggers zijn.
 
6.20. [X] c.s. hebben ter comparitie naar voren gebracht dat zij, naast de echtelijke woning, eerst drie en thans nog twee panden in hun bezit hebben (gehad). Eén van die
panden is het winkelpand van de V.O.F, en een ander is het pand naast de echtelijke woning, waarin de moeder van [X] thans verblijft en dat één geheel vormt met de echtelijke woning. Het derde pand betreft de woning waarin de moeder van [X] voorheen zelfstandig woonde. In 1999 hebben [X] c.s. dit pand verkocht Met de opbrengst van deze verkoop zijn zij in 2000 de door Dexia genoemde effectenportefeuille bij de Rabobank aangegaan.
 
6.21. Gelet op bovenstaande toelichting van [X] c.s. op hun vermogenspositie, gaat de kantonrechter ervan uit dat hun vermogen ten tijde van het aangaan van de onderscheidenlijke lease-overeenkomsten in ieder geval een zodanige omvang had, dat dit telkens minimaal het bedrag van de betreffende lease-som bedroeg.
Nu [X] c.s. voorts onbetwist hebben gesteld dat zij de effectenportefeuille in 2000 zijn aangegaan en de hier nog relevante lease-overeenkomsten alle zijn aangegaan vóór 2000, wordt [X] geen relevante beleggingservaring toegedicht De stelling van Dexia dat uit het door [X] overgelegde overzicht van de effectenportefeuille per 31 december 2000 blijkt dat [X] reeds voor 2000 relevante beleggingservaring moet hebben opgedaan, wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd.
 
6.22. Partijen strijden verder over de hoogte van het gezinsinkomen van [X] c.s. Nu evenwel voor [X] reeds op grond van zijn vermogen categorie 3 van toepassing is en hij niet voldoet aan de eisen van categorie 4, kan de exacte hoogte van zijn inkomen in het midden blijven.
 
6.23. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen en de omstandigheden zoals die hiervoor onder de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 3 van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 35 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
 
6.24. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van de lease-overeenkomsten van telkens 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden, behoudens ten aanzien van lease-overeenkomsten 1 en 4. Deze twee lease-overeenkomsten heeft [X] immers na het verstrijken van de reguliere looptijd verlengd. Nu in de onderhavige procedure niet voldoende duidelijk is geworden waarom [X] deze lease-overeenkomst heeft verlengd, te meer nu er gelet op het vermogen van [X] c.s. geen directe noodzaak tot verlenging van deze lease-overeenkomsten lijkt te bestaan, acht de kantonrechter het redelijk ter zake van bedoelde lease-overeenkomsten uit te gaan van de gehele (verlengde) looptijd.
Uit het vorenstaande volgt dat termijnbetalingsverplichtingen in het kader van leaseovereenkomsten 2,3,5 en 6, die eventueel na 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend.
Achter dit vonnis is een bijlage gehecht met alle relevante financiële gegevens per overeenkomst. In onderhavig geval komt het nadeel per lease-overeenkomst neer op het bedrag dat in deze bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermeide restant van de hoofdsom van de geldlening, en te verminderen met de vervolgens onder 'opbrengst' vermelde opbrengst van de geleaste effecten, en met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en de (eventueel) verrekende dividenden.
 
6.25. Het totale nadeel per overeenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient gelet op het in 6.23 genoemde percentage, een bedrag voor rekening
van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekng afnemer' genoemde bedrag.
 
6.26. Door [X] is in het kader van de lease-overeenkomst(en) een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag, met dien verstande dat indien daar een negatief bedrag staat vermeld dit door [X] aan Dexia dient te worden betaald.
 
6.27. In dit verband merkt de kantonrechter op dat partijen het niet eens zijn over de bedragen die [X] in het kader van lease-overeenkomst 1,2,3 en 4 heeft betaald. Ter zake van lease-overeenkomst 1 stellen [X] c.s. dat 60 termijnen van € 23,14 en
29 termijnen van € 12,49 zijn betaald, derhalve voor een totaalbedrag van € 1.705,61, terwijl Dexia stelt dat [X] in totaal € 1.750,01 heeft betaald. Voorts stellen [X] c.s. dat [X] ter zake van lease-overeenkomst 2 en 3 per overeenkomst 36 termijnen zijn betaald, derhalve voor een totaalbedrag per overeenkomst van € 8.170,56, terwijl Dexia stelt dat per overeenkomst in totaal een bedrag van € 8.170,20 is betaald. Ten aanzien van leaseovereenkomst 4 stellen [X] c.s. dat 68 termijnen, derhalve voor in totaal een bedrag van € 15.448,92 is betaald, terwijl Dexia stelt dat in totaal een bedrag van € 15.455,32 is betaald. De kantonrechter stelt voorop dat de door partijen genoemde bedragen slechts marginaal van elkaar verschillen. Het gaat telkens om een verschil dat (veel) kleiner is dan één termijnbetaling. Nu de bedragen die Dexia in dit verband heeft opgegeven niet corresponderen met een rond getal aan termijnbetalingen en Dexia hiervoor geen nader verklaring heeft gegeven, gaat de kantonrechter uit van de gegevens zoals die door [X] c.s. zijn opgegeven.
 
6.28. Partijen strijden voorts over het bedrag dat Dexia aan dividenden heeft uitgekeerd en verrekend. Dexia heeft een gespecificeerd overzicht overgelegd, waaruit het volgende blijkt:
-     ter zake van lease-overeenkomst l heeft [X] € 112,77 aan dividenden van Dexia ontvangen en heeft Dexia een bedrag van € 70,28 aan dividenden verrekend;
-     ter zake van lease-overeenkomst 2 heeft [X] een bedrag van € 5.092,51 aan dividenden ontvangen, waarvan een bedrag van € 3.483,44 binnen de eerste 60 maanden;
-     ter zake van lease-overeenkomst 3 heeft [X] een bedrag van € 5.092,51 aan dividenden ontvangen, waarvan een bedrag van € 3.483,44 binnen de eerste 60 maanden;
-    ter zake van lease-overenkomst 4 heeft [X] een bedrag van 2.399,63 aan dividenden ontvangen en heeft Dexia een bedrag van € 448,20 aan dividenden verrekend;
-     ter zake van lease-overeenkomst 5 heeft [X] een bedrag van € 2.599,84 aan dividenden ontvangen en heeft Dexia (na 60 maanden) een bedrag van € 397,23 aan dividenden verrekend;
-     ter zake van lease-overeenkomst 6 heeft [X] een bedrag van € 381,60 aan dividenden ontvangen;
-     ter zake van lease-overeenkomst 7 heeft [X] een bedrag van € 391,82 aan dividenden ontvangen en heeft Dexia een bedrag van € 173,29 aan dividenden verrekend
 
6.29. [X] c.s. stellen dat [X] een bedrag van € 14.959,02 aan dividenden hebben ontvangen en voeren daartoe aan dat dit blijkt uit de conclusie van antwoord van de zijde van Dexia. Naar aanleiding hiervan heeft Dexia naar voren gebracht dat het door haar in de conclusie van antwoord genoemde bedrag foutief is berekend en dat vorenstaande bedragen door haar op juiste wijze zijn berekend.
 
6.30. Gelet op het gegeven dat [X] c.s. hun stelling hebben gebaseerd op een onjuiste berekening, gaat de kantonrechter uit van de hiervoor onder 6.28 opgesomde bedragen.
 
Wettelijke rente
 
6.31. Ten aanzien van lease-overeenkomsten 1 overweegt de kantonrechter als volgt. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen, immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder'% rente' vermelde percentage van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
6.32. Ten aanzien van de lease-overeenkomsten 2 tot en met 6 overweegt de kantonrechter dat de door Dexia gevorderde contractuele rente wordt afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat vertragingsrente is overeengekomen. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf heden.
 
6.33. Ten aanzien van lease-overeenkomst 7 overweegt de kantonrechter dat de door [X] c.s. gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is over het door Dexia te betalen bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in haar onder 1.25 bedoelde brief van 13 oktober 2003 genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 28 oktober 2003.
 
Schadevergoeding
 
6.33. De overigens door [X] c.s. gevorderde schadevergoeding en kosten worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] c.s. daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
BKR-registratie
 
6.34. [X] heeft, nadat hij aan zijn verplichtingen uit hoofde van dit vonnis heeft voldaan, geen betalingsverplichtingen meer jegens Dexia. De betreffende vordering ten aanzien van de BKR-registratie zal met inachtneming hiervan worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen nadat [X] aan zijn verplichtingen uit hoofde van dit vonnis heeft voldaan.
 
De vordering in reconventie
 
6.35. Op grond van hetgeen hiervoor onder overwegingen 6.26 en volgende is overwogen en hetgeen in de bijlage is vermeld, wordt de vordering van Dexia ais na te melden toegewezen.
 
6.3.  De overige stellingen van partijen in conventie en reconventie behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
6.37. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie, zullen de in de kosten van het geding in conventie en in reconventie worden gecompenseerd.
 
6.38. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
Verklaart voor recht dat lease-overeenkomst 7 vernietigd is door de brief van [Y] van 13 oktober 2003;
 
II.     veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen:
-    in het kader van lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 630,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over 36 % van de verschillende betalingen, telkens vanaf het moment van betaling tot aan de dag der voldoening;
-    in het kader van lease-overeenkomst 7 een bedrag van € 11.459,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2003 tot aan de dag der voldoening;
 
III.    compenseert de kosten van het geding in conventie aldus, dat iedere partijen haar eigen kosten draagt;
 
IV.     veroordeelt Dexia om binnen tien dagen nadat [X] aan dit vonnis heeft voldaan het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
 
V.      verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.     wijst af het meer en anders gevorderde;
 
in reconventie
 
VII.    veroordeelt [X] om aan Dexia te betalen:
-    in het kader van lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 5.031,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der voldoening;
in het kader van lease-overeenkomst 3 een bedrag van € 5.031,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der voldoening; in het kader van lease-overeenkomst 4 een bedrag van € 4.610,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der voldoening; in het kader van lease-overeenkomst 5 een bedrag van € 573,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der voldoening; in het kader van lease-overeenkomst 6 een bedrag van € 246,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der voldoening;
 
VIII.   compenseert de kosten van het geding in reconventie aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
 
IX.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
IX.     wijst af het meer en anders gevorderde.
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL