Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 855180 DX EXPL 07-905
Vonnis van 20 februari 2008
F.no.: 596
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X]
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard (Leaseproces),
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia Bank Nederland N.V.,
gemachtigde: mr. G.P. Roth.
 
Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-    de dagvaarding van 14 maart 2007, met producties;
-    de conclusie van antwoord, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 27 juni 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 26 september 2007 aanvullende stukken ingediend, welke tot de processtukken behoren.
 
Vervolgens zijn ingediend:
-    een akte van de zijde van [X] met productie;
-    een akte van de zijde van Dexia, met bijlage; een antwoordakte van de zijde [X];
-    een antwoordakte van de zijde van Dexia.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 

Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  Op of omstreeks 10 mei 2000 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Allround Effect Maandbetaling waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst). Deze lease-overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar Select B.V. (hierna: de tussenpersoon), is aangegaan onder nummer 39782971 voor een periode van 240 maanden. De lease-overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 82.977,24 een certificaat leaset en dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 884,87 verschuldigd is. De totale leasesom beloopt € 212.369,04 waarin begrepen € 129.391,80 rente. Per 30 december 2003 is deze lease-overeenkomst door Dexia beëindigd.
 
1.3.  Met het oog op de voldoening van de maandtermijnen van de lease-overeenkomst heeft [X] een bedrag van € 45.378,02 in een depot gestort. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Van het op of omstreeks 24 juli 2000 gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global Aandelenfonds N.V. Tot 1 november 2002 konden 38 maandtermijnen het depot worden voldaan, waarna het depot uitgeput was. Op 1 november 2002 bedroeg het saldo van het depot €321,56.
 
1.4.  [X] verkeerde bij het aangaan van de lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
 
leeftijd: 51
gezinssituatie: gehuwd, 1 kind
beroep: vertegenwoordiger in gereedschappen
opleiding: Mulo
netto (gezins)inkomen: circa € 3.000,00 per maand
beleggingservaring: geen
 
1.5.  [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 42 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 37.164,54 (waarvan 38 termijnen ofwel € 33.625,06 ten laste van het depot betaald zijn en vervolgens nog 4 termijnen ofwel € 3.539,48 door [X] rechtstreeks);
-  in het kader van de met Dexia overeengekomen betalingsregeling eenmalig een bedrag van € 1.474.78;
-  op 29 december 2003 een bedrag van € 44.927,75 ter zake van de hierna genoemde eindafrekening.
 
1.6.  Op 30 december 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld van de leaseovereenkomst volgens welke [X] nog verschuldigd is € 44.927,75 (hierna: de restschuld) waarvan € 7.373,92 aan achterstallige termijnbetalingen, € 7.521,40 aan resterende termijnen (na verrekening van 50% korting) en € 75.748.84 aan restant hoofdsom en waaruit de verkoopopbrengst van het certificaat blijkt van € 45.716,41. De restschuld is onder protest door [X] aan Dexia betaald.
 
1.7.  [X] heeft fiscaal voordeel genoten als gevolg van de lease-overeenkomst.
 
2.    Vorderingen [X]
 
2.1.  [X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
1.    te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomst en de daarbij behorende depotconstructie rechtsgeldig is vernietigd wegens dwaling althans misbruik van omstandigheden;
2.    te verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht die zij zowel uit de wet als uit de overeenkomst als uit de redelijkheid en billijkheid jegens eiser had moeten betrachten, heeft geschonden, als gevolg waarvan eiser recht heeft op de door hem geleden schade, althans als gevolg waarvan Dexia jegens eiser wanprestatie heeft gepleegd zodat de overeenkomst door eiser rechtsgeldig is ontbonden;
3.    Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan eiser van € 94.998,97, zijnde de door eiser aan Dexia betaalde inleg, verlies uit het depot en betaalde restschuld, althans van alle door eiser Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betalingen tot de dag der algehele voldoening, alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van € 10.683,55 p.m. van de gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband houdende kosten, waaronder notaris- en taxatiekosten;
4.    Dexia te veroordelen tot betaling van eisers werkelijke proceskosten, te weten € 895,00 alsmede 15% over de door Dexia aan eiser terug te betalen bedragen en 15% over de door Dexia gevorderde bedragen die eiser na uitspraak in deze zaak niet meer aan Dexia zal hoeven te betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten daarbij inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank vast te proceskosten;
5.    Dexia te gelasten om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eiser bij de Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en in betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW, zodat de kantonrechter bevoegd moet worden geacht.
 
3.2.  [X] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden en misleidende reclame, alsmede dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). [X] stelt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van de tussenpersoon bij de totstandkoming van de overeenkomst.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst en daarmee samenhangende depotovereenkomst. althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
 
3.4.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de diverse betaaldata tot de dag der algehele voldoening.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden of misleidende reclame, dan wel dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon.
 
4.3.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
omschrijving van de risico's van de depotconstructies zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov 8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij voorraad (rov 10.17).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop, bevoegdheid
 
5.2.  Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.3.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Misleidende reclame
 
5.4.  Ter onderbouwing van de stelling van [X] dat Dexia zich bediend zou hebben van misleidende reclame is enkel weergegeven hoe de tussenpersoon in het algemeen te werk ging bij het aanprijzen van producten als de onderhavige. De stelling van [X] is derhalve onvoldoende feitelijk onderbouwd, reden waarom hieraan voorbij wordt.
 
Dwaling
 
5.5.  [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de lease-overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
 
Misbruik van omstandigheden
 
5.6.  De kantonrechter verwerpt het beroep van [X] op misbruik van omstandigheden. [X] heeft in het onderhavige geval onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen, hem daarvan had behoren te weerhouden (art. 3:44 lid 4 BW). Ook dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
5.7.  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht
 
5.8.  [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
Omvang en toerekening van het nadeel
 
5.9.  Afnemer heeft ter zake van het samenstel van de lease- en depotovereenkomst de volgende uitgaven en kosten besteed, die geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
 
I.    de inleg in het depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de lease-overeenkomst en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd is);
II.   de financieringskosten van het depot (de aan de hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten etc);
III.  de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de periode tussen
het moment dat het depot op was en het moment dat de lease-overeenkomst werd beëindigd;
IV.   de restant hoofdsom, te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten.
 
5.10. Alle door de afnemer geleden nadeel wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van de afnemer dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan afnemer toegekende vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van de afnemer, zijn kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het bestemmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze toerekening rechtvaardigen.
 
5.11. De verschillende componenten van het door de afnemer geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
 
A.    het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B.    de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de lease-overeenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor 85% voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde termijnen; er zijn, zoals hierna wordt overwogen, over maximaal 5 jaar maandtermijnen verschuldigd. Bij de vaststelling van voornoemd percentage is tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel;
C.    de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van [X].
 
5.12. Er is door [X] een bedrag van € 45.378,02 in het depot gestort, waaruit 38 maandtermijnen voor een totaalbedrag van € 33.625,06 zijn betaald. Bij uitputting van het depot was er sprake van een positief saldo van € 321,56. Het hierboven onder A bedoelde waardeverlies bedraagt derhalve € 45.378,02 minus (€ 33.625,06 + € 321,56) = €11.431,40, welk bedrag volledig door Dexia aan [X] dient te worden vergoed.
 
5.13. Ten aanzien van het hierboven onder B bedoelde nadeel geldt dat in het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van dit nadeel uitgaat van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. Hoewel [X] na een looptijd van 43 maanden heeft verzocht om beëindiging van de lease-overeenkomst, ziet de kantonrechter evenmin aanleiding om uit te gaan van het nadeel op het moment van deze feitelijke beëindiging en dus van een kortere termijn dan 60 maanden. [X] heeft weliswaar verzocht om voortijdige beëindiging van de lease-overeenkomst, waarin de lease-overeenkomst ook voorziet, doch dit verzoek is enkel gedaan omdat [X] meende niet langer aan de verplichtingen voortvloeiend uit de lease-overeenkomst gehouden te zijn. De als gevolg van de voortijdige beëindiging ontstane restschuld heeft [X] dan ook onder protest aan Dexia betaald.
 
5.14. Het nadeel zoals hierboven onder B bedoeld bedraagt derhalve € 74.399.81. te weten 60 maandtermijnen voor een totaalbedrag van € 53.092,20 vermeerderd met de restant
hoofdsom na 60 maanden, zijnde € 75.748,84 en verminderd met de waarde van het certificaat na 60 maanden, zijnde € 54.441.23. Van dit nadeel komt 15% voor rekening van [X], zijnde een bedrag van €11.159,97. Zoals hierboven onder 1.5 is weergegeven, is door [X] in het kader van de lease-overeenkomst totaal € 83.567,07 betaald. Aangezien [X] het door hem geleden nadeel tot het bedrag van € 11.159,97 zelfheeft te dragen, dient Dexia thans het bedrag van (€ 83.567,07 minus €11.155,97 is gelijk aan) € 72.407,10 aan [X] te betalen.
 
5.15. Het voorgaande brengt met zich dat Dexia uit hoofde van de depotovereenkomst en de lease-overeenkomst in totaal € 11.431,40 (A) + € 72.407,10 (B) = € 83.838,50 aan [X] dient te voldoen.
 
Wettelijke rente
 
5.16. De wettelijke rente over het in 5.11. onder A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 11 september 2001, tot de voldoening. Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
5.17. Met betrekking tot de wettelijke rente over het in punt 5.11. onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door afnemer betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de betalingen van afnemer voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat afnemer met betrekking tot de lease-overeenkomst dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat afnemer ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 86,6% van de hierboven onder 1.5. genoemde betalingen, telkens vanaf hun betaaldata. Voor de betaalde maandtermijnen geldt dat deze geacht worden op de 15e dag van iedere maand te hebben plaatsgehad, overeenkomstig hetgeen hieromtrent ter comparitie is gebleken.
 
Ontbinding
 
5.18. De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Schadevergoeding
 
5.19. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
BKR-registratie
 
5.20. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
 
Overige stellingen
 
5.21. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
 
Proceskosten
 
5.22. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Met Dexia is de kantonrechter van mening dat voor een toewijzing van de proceskosten zoals door [X] gevorderd geen grond bestaat. De proceskosten zullen worden toegewezen conform het geldende liquidatietarief.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
5.23. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Overig
 
5.24. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
I.          veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 83.838,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.431.40 vanaf 11 september 2001 en over 86,6% van de uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betalingen, telkens vanaf de diverse betaaldata tot aan de dag der voldoening;
 
II.          veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-.
 
III.       veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
 
voor verschuldigd griffierecht            €      199,00
voor het exploot van dagvaarding        €      84,31
voor salaris van gemachtigde              €  1.200,00
totaal                                             €  1.483,31
 
IV.        verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.         wijst het meer of anders gevorderde af;
 

Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL