Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Op of omstreeks 10 mei 2000 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam Allround Effect Maandbetaling waarop
hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de
lease-overeenkomst). Deze lease-overeenkomst, die tot stand is gekomen via Spaar
Select B.V. (hierna: de tussenpersoon), is aangegaan onder nummer 39782971 voor
een periode van 240 maanden. De lease-overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in
totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 82.977,24 een certificaat leaset en
dat [X] 240 maandelijkse termijnen van telkens € 884,87 verschuldigd is. De
totale leasesom beloopt € 212.369,04 waarin begrepen € 129.391,80 rente. Per 30
december 2003 is deze lease-overeenkomst door Dexia beëindigd.
1.3. Met het oog op de voldoening van de
maandtermijnen van de lease-overeenkomst heeft [X] een bedrag van € 45.378,02 in
een depot gestort. Dit depot is door [X] gefinancierd met een tweede hypotheek
op de overwaarde van zijn woning. Van het op of omstreeks 24 juli 2000
gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouchere Global
Aandelenfonds N.V. Tot 1 november 2002 konden 38 maandtermijnen het depot worden
voldaan, waarna het depot uitgeput was. Op 1 november 2002 bedroeg het saldo van
het depot €321,56.
1.4. [X] verkeerde bij het aangaan van de
lease-overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
leeftijd: 51
gezinssituatie: gehuwd, 1
kind
beroep: vertegenwoordiger in gereedschappen
opleiding: Mulo
netto
(gezins)inkomen: circa € 3.000,00 per maand
beleggingservaring:
geen
1.5. [X] heeft ter zake van deze
lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 42 maandelijkse termijnen tot een
totaalbedrag van € 37.164,54 (waarvan 38 termijnen ofwel € 33.625,06 ten laste
van het depot betaald zijn en vervolgens nog 4 termijnen ofwel € 3.539,48 door
[X] rechtstreeks);
- in het kader van de met Dexia overeengekomen
betalingsregeling eenmalig een bedrag van € 1.474.78;
- op 29 december
2003 een bedrag van € 44.927,75 ter zake van de hierna genoemde
eindafrekening.
1.6. Op 30 december 2003 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van de leaseovereenkomst volgens welke [X] nog
verschuldigd is € 44.927,75 (hierna: de restschuld) waarvan € 7.373,92 aan
achterstallige termijnbetalingen, € 7.521,40 aan resterende termijnen (na
verrekening van 50% korting) en € 75.748.84 aan restant hoofdsom en waaruit de
verkoopopbrengst van het certificaat blijkt van € 45.716,41. De restschuld is
onder protest door [X] aan Dexia betaald.
1.7. [X] heeft fiscaal voordeel genoten als gevolg
van de lease-overeenkomst.
2. Vorderingen
[X]
2.1. [X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de
lease-overeenkomst en de daarbij behorende depotconstructie rechtsgeldig is
vernietigd wegens dwaling althans misbruik van
omstandigheden;
2. te verklaren voor recht dat Dexia de
zorgplicht die zij zowel uit de wet als uit de overeenkomst als uit de
redelijkheid en billijkheid jegens eiser had moeten betrachten, heeft
geschonden, als gevolg waarvan eiser recht heeft op de door hem geleden schade,
althans als gevolg waarvan Dexia jegens eiser wanprestatie heeft gepleegd zodat
de overeenkomst door eiser rechtsgeldig is ontbonden;
3.
Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan eiser van € 94.998,97, zijnde de door
eiser aan Dexia betaalde inleg, verlies uit het depot en betaalde restschuld,
althans van alle door eiser Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de dag der betalingen tot de dag der algehele voldoening,
alsmede Dexia te veroordelen tot betaling van de som van € 10.683,55 p.m. van de
gestelde schadeposten betreffende de hypotheek en alle verdere hiermee verband
houdende kosten, waaronder notaris- en taxatiekosten;
4.
Dexia te veroordelen tot betaling van eisers werkelijke proceskosten, te weten €
895,00 alsmede 15% over de door Dexia aan eiser terug te betalen bedragen en 15%
over de door Dexia gevorderde bedragen die eiser na uitspraak in deze zaak niet
meer aan Dexia zal hoeven te betalen, alsmede de nakosten, de deurwaarderskosten
daarbij inbegrepen, althans tot betaling van de door de rechtbank vast te
proceskosten;
5. Dexia te gelasten om binnen twee weken na
betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eiser bij de
Stichting Bureau Krediet Registratie in Tiel wordt doorgehaald en in betreffende
gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt
gemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor
iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van €
25.000,00.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de lease-overeenkomst moet
worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW, zodat de
kantonrechter bevoegd moet worden geacht.
3.2. [X] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk
ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat er sprake is
geweest van misbruik van omstandigheden en misleidende reclame, alsmede dat
Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). [X] stelt
tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van de tussenpersoon
bij de totstandkoming van de overeenkomst.
3.3. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de
door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit alle financiële
gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst en daarmee samenhangende
depotovereenkomst. althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
3.4. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de diverse betaaldata tot de dag
der algehele voldoening.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert
- kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als
huurkoop.
4.2. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door
dwaling tot stand is gekomen, dat er sprake is geweest van misbruik van
omstandigheden of misleidende reclame, dan wel dat zij tekort zou zijn geschoten
in de nakoming van haar zorgplichten. Volgens Dexia beschikte [X] bij het
aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist
aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de
tussenpersoon.
4.3. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de
vorderingen
5.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen
beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met
name van belang zijn:
omschrijving van de risico's van de depotconstructies
zoals de onderhavige (rov 7.2 - 7.5)
huurkoop en bevoegdheid (rov
8.1);
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov
8.5);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid
Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht
(rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
uitvoerbaarverklaring bij
voorraad (rov 10.17).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis
van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt
afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
Huurkoop, bevoegdheid
5.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige
wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
5.3. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor
gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten
als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders
is wordt derhalve verworpen.
Misleidende reclame
5.4. Ter onderbouwing van de stelling van [X] dat
Dexia zich bediend zou hebben van misleidende reclame is enkel weergegeven hoe
de tussenpersoon in het algemeen te werk ging bij het aanprijzen van producten
als de onderhavige. De stelling van [X] is derhalve onvoldoende feitelijk
onderbouwd, reden waarom hieraan voorbij wordt.
Dwaling
5.5. [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de
tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot
aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] de depotbelegging onder invloed van een onjuiste voorstelling van
zaken is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging
van de lease-overeenkomst wegens dwaling leiden. Dat laat de zorgplicht die
Dexia overigens had en die hierna aan de orde komt, onverlet.
Misbruik van omstandigheden
5.6. De kantonrechter verwerpt het beroep van [X]
op misbruik van omstandigheden. [X] heeft in het onderhavige geval onvoldoende
concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel
dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand
of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het
tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest
begrijpen, hem daarvan had behoren te weerhouden (art. 3:44 lid 4 BW). Ook dit
laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
5.7. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht
5.8. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept houden een dergelijke waarschuwing niet in en
door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich
tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij
naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan
de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen.
Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten
opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het nadeel
5.9. Afnemer heeft ter zake van het samenstel van
de lease- en depotovereenkomst de volgende uitgaven en kosten besteed, die
geleid hebben tot het door hem ondervonden nadeel:
I. de inleg in het depot (dat deels is
opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de lease-overeenkomst en
deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot belegd
is);
II. de financieringskosten van het depot (de aan de
hypotheekbank betaalde rente, notariskosten, provisiekosten, royementskosten
etc);
III. de maandtermijnen die nog betaald of verschuldigd zijn in de
periode tussen
het moment dat het depot op was en het moment dat de
lease-overeenkomst werd beëindigd;
IV. de restant hoofdsom, te
verminderen met de verkoopwaarde van de effecten.
5.10. Alle door de afnemer geleden nadeel wordt in
aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid
gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van de
afnemer dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of
die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij
deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder
van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende
vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan afnemer toegekende
vergoeding. Bijzondere omstandigheden die gelegen kunnen zijn in de persoon van
de afnemer, zijn kennis en ervaring, financiële omstandigheden of het
bestemmingsdoel van de belegging, kunnen evenwel een afwijking van deze
toerekening rechtvaardigen.
5.11. De verschillende componenten van het door de
afnemer geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de
depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde
leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B.
de aan Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de lease-overeenkomst,
vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de verkoopwaarde van de
effecten, komen voor 85% voor rekening van Dexia; dit omvat dus zowel de
termijnen die uit het depot betaald zijn, als de daarna nog verschuldigde
termijnen; er zijn, zoals hierna wordt overwogen, over maximaal 5 jaar
maandtermijnen verschuldigd. Bij de vaststelling van voornoemd percentage is
tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel;
C. de
financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van
[X].
5.12. Er is door [X] een bedrag van € 45.378,02 in het
depot gestort, waaruit 38 maandtermijnen voor een totaalbedrag van € 33.625,06
zijn betaald. Bij uitputting van het depot was er sprake van een positief saldo
van € 321,56. Het hierboven onder A bedoelde waardeverlies bedraagt derhalve €
45.378,02 minus (€ 33.625,06 + € 321,56) = €11.431,40, welk bedrag volledig door
Dexia aan [X] dient te worden vergoed.
5.13. Ten aanzien van het hierboven onder B bedoelde
nadeel geldt dat in het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van
gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van dit nadeel uitgaat van een fictieve
looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbetalingsverplichtingen, die na deze 60 maanden resteren, niet tot het
nadeel zullen worden gerekend. Hoewel [X] na een looptijd van 43 maanden heeft
verzocht om beëindiging van de lease-overeenkomst, ziet de kantonrechter evenmin
aanleiding om uit te gaan van het nadeel op het moment van deze feitelijke
beëindiging en dus van een kortere termijn dan 60 maanden. [X] heeft weliswaar
verzocht om voortijdige beëindiging van de lease-overeenkomst, waarin de
lease-overeenkomst ook voorziet, doch dit verzoek is enkel gedaan omdat [X]
meende niet langer aan de verplichtingen voortvloeiend uit de lease-overeenkomst
gehouden te zijn. De als gevolg van de voortijdige beëindiging ontstane
restschuld heeft [X] dan ook onder protest aan Dexia betaald.
5.14. Het nadeel zoals hierboven onder B bedoeld
bedraagt derhalve € 74.399.81. te weten 60 maandtermijnen voor een totaalbedrag
van € 53.092,20 vermeerderd met de restant
hoofdsom na 60 maanden, zijnde €
75.748,84 en verminderd met de waarde van het certificaat na 60 maanden, zijnde
€ 54.441.23. Van dit nadeel komt 15% voor rekening van [X], zijnde een bedrag
van €11.159,97. Zoals hierboven onder 1.5 is weergegeven, is door [X] in het
kader van de lease-overeenkomst totaal € 83.567,07 betaald. Aangezien [X] het
door hem geleden nadeel tot het bedrag van € 11.159,97 zelfheeft te dragen,
dient Dexia thans het bedrag van (€ 83.567,07 minus €11.155,97 is gelijk aan) €
72.407,10 aan [X] te betalen.
5.15. Het voorgaande brengt met zich dat Dexia uit
hoofde van de depotovereenkomst en de lease-overeenkomst in totaal € 11.431,40
(A) + € 72.407,10 (B) = € 83.838,50 aan [X] dient te voldoen.
Wettelijke rente
5.16. De wettelijke rente over het in 5.11. onder A
bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het
moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot
(voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 11 september 2001, tot de voldoening.
Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast
te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en
uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel
6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X]
geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
5.17. Met betrekking tot de wettelijke rente over het in
punt 5.11. onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente dient
telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van
24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het
in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door
afnemer betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde
doch niet betaalde termijnen en restant hoofdsom. Dit brengt mee dat de
betalingen van afnemer voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel,
maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel
is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat afnemer met
betrekking tot de lease-overeenkomst dient terug te ontvangen en de noemer door
het bedrag dat afnemer ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft
betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te
nemen hoofdsom is te stellen op 86,6% van de hierboven onder 1.5. genoemde
betalingen, telkens vanaf hun betaaldata. Voor de betaalde maandtermijnen geldt
dat deze geacht worden op de 15e dag van iedere maand te hebben plaatsgehad,
overeenkomstig hetgeen hieromtrent ter comparitie is gebleken.
Ontbinding
5.18. De door [X] gevorderde ontbinding van de
lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de
zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele
tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding
eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te
worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan
waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij
deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
5.19. De overigens door [X] gevorderde schadevergoeding
en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en
omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen,
zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
BKR-registratie
5.20. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen
Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien
dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
Overige stellingen
5.21. De overige stellingen van partijen behoeven geen
behandeling meer.
Proceskosten
5.22. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia
te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Met Dexia is de kantonrechter
van mening dat voor een toewijzing van de proceskosten zoals door [X] gevorderd
geen grond bestaat. De proceskosten zullen worden toegewezen conform het
geldende liquidatietarief.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.23. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Overig
5.24. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
Beslissing
De
kantonrechter:
I.
veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 83.838,50, te vermeerderen met de
wettelijke rente over € 11.431.40 vanaf 11 september 2001 en over 86,6% van de
uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betalingen, telkens vanaf de
diverse betaaldata tot aan de dag der voldoening;
II.
veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau
Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de
leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke
dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van €
10.000,-.
III. veroordeelt
Dexia in de kosten van het geding, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden
begroot op:
voor verschuldigd
griffierecht
€ 199,00
voor het exploot van
dagvaarding €
84,31
voor salaris van
gemachtigde
€
1.200,00
totaal
€ 1.483,31
IV. verklaart
deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst
het meer of anders gevorderde af;
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2008
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL