Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton - Locatie Amsterdam
Kenmerk     : 633752 CV EXPL 04-26451
Datum        : 22 november 2006
018 Bie-CV-Ckad
 
Vonnis in de zaak van:
 
[X]
te [woonplaats]
nader te noemen [X]
eiser in conventie
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie
gemachtigde mr. C.J.R. van Binsbergen
 
tegen
 
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
te Amsterdam
nader te noemen Dexia
gedaagde in conventie
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie
gemachtigde mr. F.R.H, van der Leeuw
 
De procedure
 
1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit:
-     het vonnis in het bevoegdheidsincident van 7 september 2005, met de daarin genoemde
      gedingstukken;
-     de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in onvoorwaardelijke
       en voorwaardelijke reconventie;
-     het vonnis van 23 november 2005;
-     de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke
       en onvoorwaardelijke reconventie;
-     de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in onvoorwaardelijke
       en voorwaardelijke reconventie, tevens antwoord vermeerdering van eis in conventie;
-     de akte uitlaten producties in conventie, tevens conclusie van dupliek in
       (voorwaardelijke) reconventie.
 
1.2   Ten slotte is vonnis bepaald.
 
2.     De feiten
 
2.1   Dexia is de rechtsopvolgster van de Bank Labouchère NV (hierna: Labouchère).
 
2.2   In december 2000 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen een medewerker van
       Spaar Select (de heer Eikelenboom) en [X] en zijn echtgenote. De heer
       Eikelenboom heeft het echtpaar [X] tijdens dit gesprek de constructie
       'Overwaarde Effect met herbelegging' geadviseerd, zijnde een effectenlease-
       overeenkomst in combinatie met een beleggingsrekening, aangeboden door
       Labouchere. De overwaarde van de woning van het echtpaar [X] zou bij deze
       constructie worden benut voor het verhogen van de hypotheek.
 
2.3   Op aanraden van de heer Eikelenboom heeft [X] een zestal
       'Aanvraagformulier(en) Depot Aandelenlease', gedateerd 15 december 2000,
       ondertekend. Op deze formulieren wordt melding gemaakt van een 'Gewenste
       storting' van FL. 125.000,- (€ 56.722,53) in het Global Aandelenfonds. Voorts wordt
       vermeld.
'De maandelijkse storting vanuit het Depot Aandelenlease wil ik graag plaats laten vinden in
            het: Overwaarde Effect met herbelegging.
'
Als 'Gewenst maandbedrag' is ingevuld:
         FL. 1.700,- (5 x FL. 300,- en 1x FL. 100,-). Met betrekking tot de storting vermeldt het
         aanvraagformulier: 'Deze storting moet gelijk zijn aan 80% van de totaal te betalen termijnen tot en
            met de termijn waarna u kosteloos kunt stoppen
'.
 
2.4   Bij brief van 27 december 2000 aan [X] bevestigt Labouchere de aanvraag om
       een beleggingsrekening te openen, waarbij zij tevens het volgende mededeelt:
       '(...) Na ontvangst van uw betaling koopt Bank Labouchere de door u gekozen fondsen aan. Zodra de
           door u ondertekende leaseovereenkomst en uw betaling door de bank zijn ontvangen, vindt betaling van
           de maandtermijnen plaats via uw beleggingsrekening. (...)
'
 
2.5   Omstreeks 10 januari 2001 heeft Labouchere zes effectenlease-overeenkomsten aan
       [X] toegezonden, alle genaamd 'Overwaarde Effect Maandbetaling met
       Herbelegging'. Naar aanleiding van bij [X] omtrent de betreffende
       overeenkomsten gerezen twijfels hebben [X] en zijn echtgenote op 23 januari
       2001 ten kantore van Spaar Select een gesprek gevoerd met de heer Eikelenboom
       en een andere medewerker van Spaar Select, de heer Zuijderduijn. De
       overeenkomsten zijn vervolgens op 27 respectievelijk 26 januari 2001 ondertekend
       door [X] en zijn echtgenote en retour gezonden aan Labouchere.
 
2.6   De effectenlease-overeenkomsten (contractnummers [nummer], [nummer],
       [nummer], [nummer], [nummer] en [nummer]) hadden een looptijd van 20 jaar (240
       maanden) en konden na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder
       annuleringskosten worden beëindigd onder betaling of verrekening van de
       restanthoofdsom. De leasesommen van de zes effectenlease-overeenkomsten
       bedroegen vijfmaal € 32.671,20 (21980749 tot en met 21980753) en éénmaal
       € 21.782,40 (21980754) en dienden te worden afbetaald in 240 maandtermijnen van
       respectievelijk € 136,13 en € 90,76, tot een totaalbedrag van € 771,41. De betalingen
       van de maandtermijnen van de effectenlease-overeenkomsten geschiedden uit de
       opbrengst van de maandelijkse verkoop van participaties op de beleggingsrekening.
       De door Labouchere aangekochte effecten bestonden uit niet nader genoemde
       aantallen Labouchere AEX Plus Certificaten.
 
2.7   [X] heeft de van Labouchere ontvangen zes certificaten AEX Plus Effect bij brief d.d. 8
       maart 2001 aangetekend aan Labouchere teruggezonden. In deze brief deelt
       hij voorts mede:
       '(...)
            Hierbij doe ik u de zes certificaten (...) toekomen met het verzoek deze certificaten ongedaan te maken.
            In het advies dat wij gehad hebben, zijn niet alle risico's naar voren gekomen en zagen wij slechts een
            algemeen rekenvoorbeeld dat gebaseerd was op cijfers uit enkele zeer goede jaren in het verleden. Wat
            het voor ons persoonlijk zou kunnen betekenen is ons nimmer duidelijk geworden en kregen we ook niet
            de kans dit te (laten) onderzoeken door de voortvarendheid die uw vertegenwoordiger aan de dag legde.
            Na grondige bestudering van de stukken en mede op grond van publicaties van de Consumentenbond,
            zijn ons de risico's duidelijk geworden.
            Dit heeft ons tot de overtuiging gebracht dat dit voor ons te riskant en niet acceptabel is. Wij betreuren
            het dat we niet eerder deze afgewogen conclusie konden trekken, door het incomplete advies. Hierdoor
            hebben we reeds aanzienlijke kosten gemaakt. (...)
'
 
2.8   Bij brief van 13 maart 2001 zendt Labouchère de certificaten aan [X] retour,
       onder mededeling dat zij [X]s verzoek tot annulering van de overeenkomsten niet
       kan honoreren. Labouchère vermeldt voorts de effectenlease-overeenkomsten op 22
       februari 2001 te hebben ontvangen.
 
2.9   [X] heeft bij brieven van 16 april 2001, 30 december 2001 en 11 mei 2002 aan
       zowel Spaar Select als Labouchère zijn misnoegen kenbaar gemaakt.
 
2.10 Bij brief van 23 oktober 2002 geeft Labouchère aan dat het saldo op de beleggingsrekening
       inmiddels nihil is. De incasso van de maandelijkse termijnen van
       de effectenlease-overeenkomsten van in totaal € 771,41 zou, in afwachting van een
       oplossing van dit probleem, voorlopig worden opgeschort.
 
2.11 Bij brief van 20 mei 2003 heeft Dexia - als rechtsopvolgster van Labouchère - aan [X] een
       coulanceregeling aangeboden. [X] heeft deze regeling bij brief van
       16 juli 2003 geweigerd.
 

3.    Het geschil
 
in conventie
 
3.1   [X] vordert - na wijziging van eis - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
A.  primair:
    voor recht zal verklaren dat tussen partijen nimmer enige overeenkomst tot
    stand is gekomen;
    subsidiair:
    voor recht zal verklaren dat de effectenlease-overeenkomsten krachtens de
    brief van eiser aan gedaagde d.d. 8 maart 2001 overeenkomstig artikel 25
    Colportagewet (hierna: Cw) op rechtsgeldige wijze zijn ontbonden;
    meer subsidiair:
    de tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomsten ten titel van
    bedrog, dwaling, misbruik van omstandigheden dan wel overtreding van artikel
    6 Cw zal vernietigen;
    nog meer subsidiair:
    de tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomsten ten titel van
    wanprestatie zal ontbinden;
    uiterst subsidiair:
    de tussen partijen gesloten effectenlease-overeenkomsten ten titel van
    onvoorziene omstandigheden geheel zal ontbinden en aan de uit te spreken
    ontbinding terugwerkende kracht zal verlenen tot de datum waarop de
    overeenkomsten tot stand zijn gekomen;

B.  Dexia ten titel van onverschuldigde betaling, althans vernietiging, althans ontbinding en
    de daaruit voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen zal
    veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te voldoen de
    door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke
    rente daarover vanaf de datum van betaling tot de dag der algehele restitutie;

C. Dexia ten titel van schadevergoeding krachtens onrechtmatige daad dan wel
    wanprestatie, zal veroordelen tot betaling aan [X] van een bedrag, nader
    op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

D. Dexia zal bevelen te bewerkstelligen dat iedere bijzondere BKR-notering,
    [X] betreffende, van welke aard ook, voor zover verband houdend met het
    door [X] niet voldoen aan zijn betalingsverplichtingen in verband met de
    zes door hem met Dexia aangegane contracten, binnen 14 dagen na
    betekening van het in deze te wijzen vonnis zal worden verwijderd, zulks op
    straffe van een dwangsom van € 750,00 per dag dat aan het hier gevorderde
    bevel niet wordt voldaan;
 
       en voorts Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.2.  Dexia voert verweer.
 
in onvoorwaardelijke reconventie
 
3.3.  Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
       voorraad:
I.     [X] zal veroordelen tot betaling aan Dexia van:
a)    alle op de datum van de uitspraak vervallen en opeisbare maandtermijnen onder
       de overeenkomsten die verschuldigd en opeisbaar zijn geworden;
b)    de eventuele vordering die Dexia op [X] mocht hebben indien de
       verkoopwaarde van de aandelen onvoldoende mocht blijken te zijn om de lening
       af te lossen;
       te vermeerderen met de contractuele rente van 0,96 % per maand ex artikel 6:119
       BW althans te vermeerderen met de wettelijke rente.
II.    zal verklaren voor recht dat [X] alle na de datum van uitspraak uit hoofde
       van de overeenkomsten voortvloeiende vorderingen, waaronder begrepen
       maar niet daartoe beperkt de vordering tot terugbetaling van de lening onder
       de overeenkomsten, aan Dexia zal dienen te voldoen;
 
in voorwaardelijke reconventie
 
3.4.  Voor het geval geoordeeld wordt dat de effectenlease-overeenkomsten geheel of
       deels vernietigd of ontbonden zijn of worden, vordert Dexia dat de kantonrechter bij
       vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [X] zal veroordelen tot
       betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in
       artikel 1 van de overeenkomsten genoemde effecten minus de waarde van bedoelde
       effecten op de datum van verkoop, althans minus de waarde van bedoelde effecten
       op de datum van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de
       overeenkomsten, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding.
 
3.5.  [X] voert verweer tegen de vordering in (voorwaardelijke) reconventie.
 
4.     De stellingen van partijen
 
het standpunt van [X]
 
4.1   [X] legt aan zijn vordering de volgende stellingen ten grondslag.
       •    de overeenkomsten zijn niet tot stand gekomen, nu in strijd met de bepalingen
            van de Cw is gehandeld en voorts op grond van artikel 9 van de
            overeenkomsten. De Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck) is van
            toepassing en derhalve ook de Cw;
       •    de overeenkomsten zijn ontbonden op grond van artikel 25 Cw;
       •    de overeenkomsten zijn door bedrog en onder invloed van dwaling en
            misbruik van omstandigheden tot stand gekomen en derhalve vernietigbaar.
            Daarnaast zijn de overeenkomsten vernietigbaar op grond van artikel 6 juncto
            artikel 23 lid 1 van de Cw. De overeenkomsten zijn voorts nietig op grond van
            het feit dat Dexia niet over een vergunning ex artikel 9 van de Wck beschikte;
       •    Labouchère heeft wanprestatie gepleegd door schending van de voor haar als
            bank geldende verplichtingen en voorts op grond van non-conformiteit, zodat
            de overeenkomsten moeten worden ontbonden;
       •    Dexia is op grond van onrechtmatig handelen door Spaar Select dan wel op
            grond van haar eigen onrechtmatig handelen aansprakelijk voor de hierdoor
            door [X] geleden schade;
 
het standpunt van Dexia
 
4.2   Dexia betwist de vordering en stelt daartoe allereerst dat:
       •    zij niet aansprakelijk is voor het handelen van Spaar Select;
       •    de overeenkomsten tot stand zijn gekomen;
       •    de Wck niet van toepassing is en [X] derhalve geen beroep op de Cw
            toekomt;
       •    [X] een beroep op bedrog dan wel dwaling niet toekomt, nu [X]
            voorafgaand het sluiten van de overeenkomsten genoegzaam is
            geïnformeerd;
       •    de overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen door misbruik van
            omstandigheden;
       •    Dexia niet in strijd heeft gehandeld met de beweerdelijk op haar rustende
            verplichtingen uit hoofde van de artikelen 26, 27, 28 en 37 Nadere Regeling
            toezicht effectenverkeer (hierna: NR).
 
4.3   In voorwaardelijke reconventie doet Dexia een beroep op artikel 6:278 BW, nu
       volgens haar [X] uitsluitend op opportunistische gronden een beroep heeft
       gedaan op vernietiging van de overeenkomst.
 
5.    De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
 
in conventie
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.1   Met betrekking tot de beantwoording van de vraag of Dexia aansprakelijk is voor
       gedragingen van Spaar Select, zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij het
       bepaalde in art. 6:76 BW. Wanneer een effecteninstelling zich bij het aangaan van
       overeenkomsten van de bemiddeling van een tussenpersoon bedient, komen de
       gevolgen van gedragingen van deze tussenpersoon, tekortkomingen daaronder
       begrepen, op gelijke wijze voor rekening van de opdrachtgever als de gevolgen van
       zijn eigen gedragingen en tekortkomingen. Hierbij is niet van belang of de
       tussenpersoon al dan niet kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de
       opdrachtgever. Het gaat erom dat de bemiddeling geschiedt ten voordele van de
       opdrachtgever; nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon behoren
       dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor risico te komen
       van de opdrachtgever. Dexia is derhalve aansprakelijk voor het handelen en nalaten
       van Spaar Select bij de totstandkoming van het onderhavige samenstel van
       overeenkomsten.
 
Totstandkoming overeenkomsten
 
5.2   [X] meent dat de overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen nu de
       overeenkomsten - in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de overeenkomsten -
       niet tijdig zijn teruggestuurd aan Labouchère. Voornoemd artikel luidt:
 
       'Deze lease-overeenkomst wordt geacht niet tot stand te zijn gekomen en lessee kan aan deze lease-
           overeenkomst geen rechten ontlenen indien de Bank deze lease-overeenkomst niet binnen 30 dagen na
           dagtekening door lessee getekend heeft terugontvangen.
'
 
5.3   De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. De ratio van genoemde bepaling
       ligt hierin dat 'de Bank' wil voorkomen dat de lessee rechten zou kunnen ontlenen
       aan een slechts door Labouchère ondertekende, niet geretourneerde overeenkomst.
       Deze bepaling strekt derhalve niet ter bescherming van de lessee, maar van de Bank
       (Labouchère), zodat [X] zich er niet op kan beroepen. Overigens blijkt uit de
       feitelijke gang van zaken dat de betreffende overeenkomsten tot stand zijn gekomen,
       aangezien zowel Dexia/Labouchère als [X] - zij het laatstgenoemde onder protest -
       er uitvoering aan hebben gegeven.
 
Toepasselijkheid Wck
 
5.4   Met betrekking tot de vraag of de Wck van toepassing is op de onderhavige overeenkomsten,
       overweegt de kantonrechter als volgt.
 
5.5   Allereerst stelt de kantonrechter vast dat de afzonderlijke kredietsommen minder bedragen
       dan de in artikel 3 lid 1 Wck genoemde limiet van € 40.000 (en eveneens
       minder dan de destijds geldende limiet van FL. 50.000). De kantonrechter ziet in
       hetgeen Dexia op dit punt naar voren brengt geen aanleiding om inzake de
       toepassing van voornoemde limiet de zes overeenkomsten als één overeenkomst te
       beschouwen. Dat Spaar Select/Dexia om haar moverende redenen (kennelijk om de
       limitering van de hoogte van de leasesommen te omzeilen) voor zes afzonderlijke
       contracten heeft gekozen in plaats van slechts één, dient voor haar rekening te
       blijven.
 
5.6   In navolging van de vonnissen van de rechtbank Arnhem van 14 juli 2004 en 16
       februari 2005 is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige overeenkomsten
       naar hun aard zijn aan te merken als krediettransacties als bedoeld in artikel 1 Wck,
       en dat de in artikel 4 lid 1 sub h bedoelde uitzondering niet van toepassing is.
 
5.7   Het vorenstaande leidt er toe dat op deze overeenkomsten in beginsel tevens de Cw
       van toepassing is.
 
5.8   Dexia heeft gesteld dat de bepalingen van de Cw niet van toepassing zijn, nu het initiatief
       voor het bezoek van de medewerker van Spaar Select is uitgegaan van
       [X]. Dexia doet daarmee een beroep op lid 3 van artikel 1 Cw. [X] stelt daar
       tegenover dat hij weliswaar zelf naar Spaar Select heeft gebeld voor het maken van
       een afspraak, maar dat de bezoeker hem vervolgens heeft bewogen tot het sluiten
       van een overeenkomst betreffende een ander product dan [X] oorspronkelijk
       beoogde. [X] doelt hiermee op de "tenzij" clausule van lid 3 van artikel 1 Cw.
 
5.9   De kantonrechter overweegt dat dat laatste echter slechts geldt, indien degene die wordt
       bezocht redelijkerwijze niet kon weten dat het sluiten van overeenkomsten
       betreffende de uiteindelijk verkochte contracten tot de bedrijfs- of beroepsuitoefening
       van de bezoeker behoorde. Dit houdt in dat sprake moet zijn van een zodanig ander
       product dat degene die wordt bezocht niet kon verwachten dat het bezoek ook
       daarover zou gaan. Dit is hier echter niet aan de orde, Spaar Select biedt
       verschillende producten op het gebied van spaar- en beleggingsvormen en [X]
       kon redelijkerwijs ook verwachten dat zijn bezoeker deze andere producten zou
       trachten te verkopen.
 
5.10 Nu vast staat dat [X] Spaar Select/Dexia heeft benaderd voor het afleggen van
       een persoonlijk bezoek, is de Colportagewet niet van toepassing.
 
Nietigheid op grond van ontbreken vergunning ex artikel 9 Wck
 
5.11 [X] heeft voorts gesteld dat het niet beschikken over een vergunning ex artikel 9 Wck tot
       nietigheid van de tussen partijen gesloten overeenkomsten leidt. De
       kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
 
5.12 Dexia heeft niet betwist dat zij noch haar rechtsvoorganger ten tijde van het aangaan
       van de onderhavige overeenkomsten over een vergunning als bedoeld in artikel 9
       Wck beschikte. Dit brengt ingevolge artikel 3:40 lid 2 BW met zich mee dat de
       overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. In het
       vonnis van de rechtbank Arnhem van 16 februari 2005 wordt dit als volgt verwoord:
       "De Wck - en daarmee ook artikel 9 Wck - ziet er vooral op consumenten te
       beschermen tegen het aangaan van te hoge schulden tegen te hoge
       kredietvergoedingen en tegen kredietvormen die op onduidelijke voorwaarden worden
       aangeboden. In de toelichtingen op de Wck worden ook andere doelstellingen
       genoemd. In de Memorie van Toelichting op de Wck (Bijl. TK (1986-1987) 19 785, nr.
       3, p. 27) wordt hieromtrent immers gesteld: "Aan het onderhavige wetsontwerp ligt, in
       aansluiting op het voorgaande, de visie ten grondslag dat,er een kader dient te zijn,
       waarbinnen kredietgevers verantwoord op de markt opereren en consumenten,
       geruggesteund door goede markt- en productinformatie, op redelijke voorwaarden
       krediet kunnen opnemen." Voorts vermeldt de Memorie van Antwoord op de Wck
       (Bijl. TK (1987-1988) 19 785, nr. 7, p. 10) dat gekozen is vooreen zodanig
       vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de markt
       kunnen betreden. Dit vergunningenstelsel is dus blijkens de wetgeschiedenis
       kennelijk mede gericht op bescherming van de toegelaten aanbieders tegen
       ondeskundige en/of malafide concurrenten met als achtergrond dat een negatief
       imago van de financiële markten schadelijk is voor een goed functionerende
       economie en daarmee het algemeen belang schaadt. Deze bredere doelstelling van
       de Wck volgt ook uit de parlementaire geschiedenis van de Wet financiële
       dienstverlening. Zie hiervoor Bijl. TK (2003-2004) 29 507, nr. 3, par. 2, waarin onder
       meer wordt opgemerkt dat de zorgvuldige behandeling van de consument tevens
       bijdraagt aan ordelijke en transparante marktprocessen en een beter functionerende
       economie en dat de Wck al tot op zekere hoogte bijdraagt aan een effectieve
       bescherming van de consument. Juist de problemen rondom aandelenlease tonen
       aan dat hiermee niet alleen de particuliere belangen van de consument zijn gemoeid,
       maar dat het op grote schaal te lichtvaardig aangaan van financiële risico's
       belangrijke repercussies heeft, zelfs niet alleen voor de financiële markten, maar ook
       en vooral voor de maatschappij als geheel. Dat betekent dat de in strijd met art. 9
       Wck gesloten overeenkomsten van rechtswege nietig zijn."
 
5.13 Dexia heeft nog betoogd dat het zonder Wck-vergunning aanbieden niet tot nietigheid
       van de effectenlease-overeenkomsten kan leiden, nu de Wck een gesloten stelsel
       van sanctiemogelijkheden heeft en op overtreding van artikel 9 slechts een
       strafrechtelijke sanctie wordt genoemd. Dit standpunt deelt de kantonrechter niet, nu
       de nietigheid rechtstreeks volgt uit artikel 3:40 lid 2 BW (strijd met een dwingende
       wetsbepaling). De in artikel 69 Wck genoemde sanctiebepaling is slechts de
       strafrechtelijke pendant hiervan, nu in de Wet op de economische delicten deze
       overtreding met straf wordt bedreigd. Dit wil echter niet zeggen dat de overtreding niet
       tevens civielrechtelijk wordt gesanctioneerd. De stelling dat slechts de strafrechtelijke
       sanctie zou gelden met betrekking tot het in strijd handelen met artikel 9 Wck vindt
       dan ook geen steun in het recht.
 
Ongedaanmaking
 
5.14 Nu de overeenkomsten nietig blijken te zijn, heeft de rechtsgrond van de door partijen
       verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uitvoering van de
       overeenkomsten over en weer is betaald dient daarom op grond van artikel 6:203 BW
       als onverschuldigd te worden terugbetaald.
 
5.15 Dit houdt in dat Dexia de - via de beleggingsrekening - van [X] ontvangen lease-
       termijnen dient te restitueren. Dexia houdt de aandelen in eigendom.
 
Toepasselijkheid NR
 
5.16 [X] heeft voorts vergoeding van de schade gevorderd die hij heeft geleden als
       gevolg van onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie van Dexia. Dexia heeft de
       op haar rustende zorgverplichtingen geschonden. In dit verband heeft [X] een
       beroep gedaan op de toepasselijkheid van de NR.
 
5.17 Het standpunt van Dexia dat het inwinnen van informatie omtrent de financiële positie van
       mogelijke cliënten bij producten als de onderhavige niet aan de orde is, deelt de
       kantonrechter niet. Artikel 28 NR beoogt potentiële beleggers te beschermen tegen
       beleggingsrisico's welke zij zelf niet goed kunnen inschatten. Als effecteninstelling
       was Dexia bij het aanbieden van dergelijke overeenkomsten gehouden aan de in de
       NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant en klaar
       effecten product aan een breed publiek aanbood. Die zorgplicht is overigens reeds
       door de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116,
       aangenomen. In dit arrest is bepaald "dat de maatschappelijke functie van de banken
       een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de
       met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier
       belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens
       ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
 
5.18 Uit de bepalingen van de NR volgt dat een effecten instelling in het algemeen de belangen
       van haar cliënt in het oog dient te houden. Niet valt in te zien waarom dit bij
       het aanbieden van het onderhavige product anders zou zijn.
 
5.19 Dexia had zich op de voet van artikel 28 NR tenminste rekenschap behoren te geven
       van de vraag of haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende
       bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit het contract voortvloeiende
       verplichtingen te voldoen. Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar
       wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen
       beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die
       omstandigheid mocht van Dexia worden verwacht dat potentiële afnemers van het
       effecten leaseproduct indringend werden gewezen op de daaraan verbonden risico's.
 
5.20 Nu niet is gebleken dat Dexia heeft geïnformeerd naar de financiële positie van
       [X], noch dat zij een cliëntenprofiel heeft opgesteld of zich anderszins op de
       hoogte heeft gesteld van de financiële situatie van [X], heeft Dexia in strijd
       gehandeld met artikel 28 NR. Dexia is tevens tekort geschoten in de nakoming van de
       op haar rustende informatieverplichtingen met betrekking tot het op adequate wijze
       duidelijk maken van de aan deze overeenkomsten verbonden risico's.
 
5.21 Eén en ander leidt tot de conclusie dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de
       nakoming van de op haar rustende verplichtingen jegens [X]. Of die
       verplichtingen berusten op een overeenkomst dan wel op de wet (artikel 6:162 BW)
       kan in het midden worden gelaten, nu beide grondslagen bij de beoordeling van de
       gevolgen van het tekortschieten niet tot verschillende resultaten zullen leiden. Dexia
       is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit handelen door [X] geleden
       schade, welke schade in beginsel door Dexia dient te worden vergoed.
 
Eigen schuld
 
5.22 Dexia stelt dat ook [X] het nodige kan worden verweten, aangezien [X] zich
       er onvoldoende van heeft vergewist wat de overeenkomsten inhielden en heeft
       nagelaten inlichtingen in te winnen alvorens de overeenkomsten aan te gaan. Om die
       reden dient de schade geheel, althans voor een groot deel voor rekening van [X]
       te komen, aldus Dexia.
 
5.23 Uit de door [X] geschetste - en door Dexia niet betwiste - feitelijke gang van
       zaken voorafgaand het sluiten van de betreffende overeenkomsten concludeert de
       kantonrechter dat de handelwijze van Spaar Select op zijn minst dubieus kan worden
       genoemd. Met name de omstandigheid dat, zelfs toen [X] aangaf zijn
       bedenkingen te hebben over het door Spaar Select aangeprezen product en vooral te
       betwijfelen of zijn financiële situatie wel ruimte bood tot het aangaan van dergelijke
       risico's, Spaar Select [X] toch heeft overgehaald de overeenkomsten aan te
       gaan, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet door de beugel. Zoals hiervoor
       reeds is overwogen, dient de handelwijze van de tussenpersoon aan Dexia te worden
       toegerekend.
 
5.24 [X] kan daarentegen worden aangerekend dat hij en zijn echtgenote ondanks de hiervoor
       genoemde twijfels toch de overeenkomsten hebben ondertekend. Het had op
       zijn weg gelegen om - als niet ter zake deskundig consument - zich zorgvuldig te
       informeren en het verstrekte informatiemateriaal met de nodige nauwlettendheid te
       bestuderen alvorens de contracten te ondertekenen.
 
5.25 Uit het voorgaande concludeert de kantonrechter dat beide partijen hebben
       bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Dexia als
       professionele partij en als bank, belast met eerdergenoemde bijzondere
       maatschappelijke zorgplicht, dient echter naar het oordeel van de kantonrechter
       aanmerkelijk zwaarder te wegen dan die van [X] als ondeskundig consument.
 
5.26 Gelet op artikel 6:101 BW en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, dient
       een gedeelte van 30% van de door [X] gestelde schade voor zijn rekening te
       blijven. Het overige deel van de geleden schade dient voor rekening van Dexia te
       komen.
 
5.27 Dexia heeft met betrekking tot de schade nog gesteld dat het onjuist zou zijn de
       schade als gevolg van het aangaan van een hypothecaire lening aan haar toe te
       rekenen, nu zij niet was betrokken bij de advisering van [X] op dat punt. De
       kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
 
5.28 Uit.de stukken kan worden afgeleid dat de betreffende constructie zowel het aangaan
       van de effectenlease-overeenkomst(en) behelsde als de storting in het
       beleggingsdepot en de betaling van de maandtermijnen van de effectenlease-
       overeenkomst(en) uit (de opbrengst van de verkoop van participaties uit) dit depot.
       De tekst van het in 2.3 genoemde Aanvraagformulier Depot Aandelenlease, en voorts
       de bewoordingen in de brief van Labouchère (r.o. 2.4), wijzen er op dat
       Labouchère/Dexia wist dat zowel de effectenlease-overeenkomst(en) als de
       beleggingsovereenkomst onderdeel uitmaakten van één beleggingsproduct. Op grond
       hiervan kan Dexia in redelijkheid niet volhouden dat zij geen bemoeienis had met
       deze door Spaar Select geadviseerde constructie.
 
5.29 De door [X] gevorderde vergoeding van de als gevolg van onrechtmatig handelen
       en/of wanprestatie geleden schade ligt op grond van het voorgaande voor toewijzing
       gereed. Deze schade zou volgens [X] bestaan uit de hogere maandlasten in
       verband met de hogere hypotheek (eventueel te verminderen met genoten fiscale
       voordelen), de kosten van de levensverzekering, notariskosten enzovoorts.
 
5.30 [X] heeft met betrekking tot de schade verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd.
       De kantonrechter overweegt echter dat, nu de door [X] gestelde
       schade ziet op reeds thans vast te stellen schade, het de voorkeur verdient - ter
       voorkoming van een onnodige extra procedure - [X] in de gelegenheid te stellen
       stukken in het geding te brengen ter onderbouwing van de door hem geleden schade.
 
5.31 Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter de zaak naar de rol verwijzen opdat [X] zich
       door middel van een akte uit kan laten omtrent hetgeen in 5.30 is
       overwogen. Dexia kan hierop bij antwoordakte reageren.
 
BKR-registratie
 
5.32 De vordering tot ongedaanmaking van de registratie bij de BKR is niet toewijsbaar,
       aangezien deze ongedaanmaking slechts door de BKR kan worden bewerkstelligd.
       Wel mag van Dexia worden verwacht dat zij aan de BKR zal mededelen dat er geen
       schuld van [X] aan haar meer bestaat en dat zij de BKR zal verzoeken de
       registratie ongedaan te maken. De kantonrechter ziet geen reden om hieraan een
       dwangsom te verbinden.
 
in onvoorwaardelijke reconventie
 
5.33 Nu de effectenlease-overeenkomsten waarvan Dexia nakoming vordert nietig zijn,
       zal de onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering van Dexia worden
       afgewezen.
 
in voorwaardelijke reconventie
 
toepasselijkheid artikel 6:278 BW
 
5.34 Dexia vordert op grond van artikel 6:278 BW het verschil in de waarde van de
       geleaste effecten op de datum van aankoop van de effecten en de datum
       van de vernietiging van de effectenlease-overeenkomst.
 
5.35 Het beroep van Dexia op voornoemd artikel wordt verworpen. Uit hetgeen in de
       Toelichting Meijers is  opgemerkt volgt dat artikel 6:278 BW niet van toepassing is in
       een geval waarin ervan moet worden uitgegaan dat de stoot tot ongedaanmaking
       erop is gegrond dat de partij die daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt dat
       deze is tekortgeschoten in de hem betamende zorg door eerstbedoelde niet
       voldoende te waarschuwen voor het risico dat de waarde van de prestatie na
       uitvoering van de overeenkomst kan dalen als gevolg van koersdaling. Deze situatie
       doet zich hier voor; niet de situatie waarin de waarde van de prestatie na de
       uitvoering van de overeenkomst is gedaald als gevolg van een omstandigheid die niet
       in verband staat met het in zorg tekortschieten als zo-even bedoeld.
 
conclusie
 
5.36 Uit het vorenstaande volgt dat de zaak naar de rol zal worden verwezen voor aktewisseling.
       [X] zal in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten als
       bedoeld in rechtsoverweging 5.30. Dexia kan hierop bij antwoordakte reageren.
 
5.37 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
 

6.    De beslissing
 
De kantonrechter
 
in conventie en in reconventie:
 
6.1  bepaalt dat [X] zich kan uitlaten over hetgeen is weergegeven in
      rechtsoverweging 5.30;
 
6.2  verwijst de zaak daartoe naar de rol van 13 december 2006;
 
6.3  bepaalt dat Dexia vervolgens hierop bij antwoordakte kan reageren;
 
6.4  houdt iedere verdere beslissing aan.
 
 
 
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.E. Biesma en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2006.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL