3.3. Dexia vordert dat de kantonrechter bij
vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij
voorraad:
I. [X] zal veroordelen tot betaling aan
Dexia van:
a) alle op de datum van de uitspraak vervallen
en opeisbare maandtermijnen onder
de
overeenkomsten die verschuldigd en opeisbaar zijn
geworden;
b) de eventuele vordering die Dexia op [X] mocht
hebben indien de
verkoopwaarde van de
aandelen onvoldoende mocht blijken te zijn om de
lening
af te
lossen;
te vermeerderen met de
contractuele rente van 0,96 % per maand ex artikel
6:119
BW althans te vermeerderen met de
wettelijke rente.
II. zal verklaren voor recht dat [X] alle
na de datum van uitspraak uit hoofde
van
de overeenkomsten voortvloeiende vorderingen, waaronder
begrepen
maar niet daartoe beperkt de
vordering tot terugbetaling van de lening
onder
de overeenkomsten, aan Dexia zal
dienen te voldoen;
in voorwaardelijke reconventie
3.4. Voor het geval geoordeeld wordt dat de
effectenlease-overeenkomsten geheel of
deels vernietigd of ontbonden zijn of worden, vordert Dexia dat de kantonrechter
bij
vonnis, voorzover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, [X] zal veroordelen
tot
betaling van een bedrag gelijk aan
het verschil tussen de aankoopwaarde van de
in
artikel 1 van de overeenkomsten
genoemde effecten minus de waarde van
bedoelde
effecten op de datum van
verkoop, althans minus de waarde van bedoelde
effecten
op de datum van gehele of
gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van
de
overeenkomsten, met veroordeling van
[X] in de kosten van het geding.
3.5. [X] voert verweer tegen de vordering in
(voorwaardelijke) reconventie.
4. De stellingen van
partijen
het standpunt van [X]
4.1 [X] legt aan zijn vordering de volgende
stellingen ten grondslag.
• de overeenkomsten zijn niet tot stand gekomen, nu in strijd
met de bepalingen
van de Cw is gehandeld en voorts op grond van artikel 9 van
de
overeenkomsten. De Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck) is
van
toepassing en derhalve ook de Cw;
• de overeenkomsten zijn ontbonden op grond van artikel 25
Cw;
• de
overeenkomsten zijn door bedrog en onder invloed van dwaling
en
misbruik van omstandigheden tot stand gekomen en derhalve
vernietigbaar.
Daarnaast zijn de overeenkomsten vernietigbaar op grond van artikel 6
juncto
artikel 23 lid 1 van de Cw. De overeenkomsten zijn voorts nietig op grond
van
het
feit dat Dexia niet over een vergunning ex artikel 9 van de Wck
beschikte;
•
Labouchère heeft wanprestatie gepleegd door schending van de voor haar
als
bank
geldende verplichtingen en voorts op grond van non-conformiteit,
zodat
de
overeenkomsten moeten worden ontbonden;
• Dexia is op grond van onrechtmatig handelen door Spaar
Select dan wel
op
grond
van haar eigen onrechtmatig handelen aansprakelijk voor de
hierdoor
door [X] geleden schade;
het standpunt van Dexia
4.2 Dexia betwist de vordering en stelt
daartoe allereerst dat:
• zij niet aansprakelijk is voor het handelen van Spaar
Select;
• de
overeenkomsten tot stand zijn gekomen;
• de Wck niet van toepassing is en [X] derhalve geen beroep op
de Cw
toekomt;
• [X] een
beroep op bedrog dan wel dwaling niet toekomt, nu
[X]
voorafgaand
het sluiten van de overeenkomsten genoegzaam
is
geïnformeerd;
• de
overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen door misbruik
van
omstandigheden;
•
Dexia niet in strijd heeft gehandeld met de beweerdelijk op haar
rustende
verplichtingen uit hoofde van de artikelen 26, 27, 28 en 37 Nadere
Regeling
toezicht effectenverkeer (hierna: NR).
4.3 In voorwaardelijke reconventie doet
Dexia een beroep op artikel 6:278 BW, nu
volgens haar [X] uitsluitend op opportunistische gronden een beroep
heeft
gedaan op vernietiging van de
overeenkomst.
5. De beoordeling in conventie en in
(voorwaardelijke) reconventie
in conventie
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
5.1 Met betrekking tot de beantwoording van
de vraag of Dexia aansprakelijk is voor
gedragingen van Spaar Select, zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij
het
bepaalde in art. 6:76 BW. Wanneer
een effecteninstelling zich bij het aangaan
van
overeenkomsten van de bemiddeling
van een tussenpersoon bedient, komen de
gevolgen van gedragingen van deze tussenpersoon, tekortkomingen
daaronder
begrepen, op gelijke wijze
voor rekening van de opdrachtgever als de gevolgen
van
zijn eigen gedragingen en
tekortkomingen. Hierbij is niet van belang of
de
tussenpersoon al dan niet kan worden
beschouwd als vertegenwoordiger van de
opdrachtgever. Het gaat erom dat de bemiddeling geschiedt ten voordele van
de
opdrachtgever; nadelige gevolgen van
gedragingen van de tussenpersoon behoren
dan niet te worden afgewenteld op de wederpartij, maar dienen voor risico te
komen
van de opdrachtgever. Dexia is
derhalve aansprakelijk voor het handelen en
nalaten
van Spaar Select bij de
totstandkoming van het onderhavige samenstel
van
overeenkomsten.
Totstandkoming overeenkomsten
5.2 [X] meent dat de overeenkomsten niet tot
stand zijn gekomen nu de
overeenkomsten
- in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de overeenkomsten
-
niet tijdig zijn teruggestuurd aan
Labouchère. Voornoemd artikel luidt:
'Deze lease-overeenkomst wordt geacht niet tot stand te zijn gekomen en lessee
kan aan deze lease-
overeenkomst geen
rechten ontlenen indien de Bank deze lease-overeenkomst niet binnen 30 dagen
na
dagtekening door lessee getekend
heeft terugontvangen.'
5.3 De kantonrechter overweegt hieromtrent
als volgt. De ratio van genoemde
bepaling
ligt hierin dat 'de Bank' wil
voorkomen dat de lessee rechten zou kunnen
ontlenen
aan een slechts door Labouchère
ondertekende, niet geretourneerde
overeenkomst.
Deze bepaling strekt
derhalve niet ter bescherming van de lessee, maar van de
Bank
(Labouchère), zodat [X] zich er
niet op kan beroepen. Overigens blijkt uit
de
feitelijke gang van zaken dat de
betreffende overeenkomsten tot stand zijn
gekomen,
aangezien zowel
Dexia/Labouchère als [X] - zij het laatstgenoemde onder protest
-
er uitvoering aan hebben
gegeven.
Toepasselijkheid Wck
5.4 Met betrekking tot de vraag of de Wck
van toepassing is op de onderhavige
overeenkomsten,
overweegt de
kantonrechter als volgt.
5.5 Allereerst stelt de kantonrechter vast
dat de afzonderlijke kredietsommen minder
bedragen
dan de in artikel 3 lid 1 Wck
genoemde limiet van € 40.000 (en
eveneens
minder dan de destijds geldende
limiet van FL. 50.000). De kantonrechter ziet
in
hetgeen Dexia op dit punt naar voren
brengt geen aanleiding om inzake de
toepassing van voornoemde limiet de zes overeenkomsten als één overeenkomst
te
beschouwen. Dat Spaar Select/Dexia om
haar moverende redenen (kennelijk om de
limitering van de hoogte van de leasesommen te omzeilen) voor zes
afzonderlijke
contracten heeft gekozen
in plaats van slechts één, dient voor haar rekening
te
blijven.
5.6 In navolging van de vonnissen van de
rechtbank Arnhem van 14 juli 2004 en 16
februari 2005 is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige
overeenkomsten
naar hun aard zijn aan te
merken als krediettransacties als bedoeld in artikel 1
Wck,
en dat de in artikel 4 lid 1 sub h
bedoelde uitzondering niet van toepassing is.
5.7 Het vorenstaande leidt er toe dat op
deze overeenkomsten in beginsel tevens de
Cw
van toepassing is.
5.8 Dexia heeft gesteld dat de bepalingen
van de Cw niet van toepassing zijn, nu het
initiatief
voor het bezoek van de
medewerker van Spaar Select is uitgegaan
van
[X]. Dexia doet daarmee een beroep
op lid 3 van artikel 1 Cw. [X] stelt
daar
tegenover dat hij weliswaar zelf
naar Spaar Select heeft gebeld voor het maken
van
een afspraak, maar dat de bezoeker
hem vervolgens heeft bewogen tot het
sluiten
van een overeenkomst betreffende
een ander product dan [X] oorspronkelijk
beoogde. [X] doelt hiermee op de "tenzij" clausule van lid 3 van artikel 1
Cw.
5.9 De kantonrechter overweegt dat dat
laatste echter slechts geldt, indien degene die
wordt
bezocht redelijkerwijze niet kon
weten dat het sluiten van overeenkomsten
betreffende de uiteindelijk verkochte contracten tot de bedrijfs- of
beroepsuitoefening
van de bezoeker
behoorde. Dit houdt in dat sprake moet zijn van een zodanig
ander
product dat degene die wordt
bezocht niet kon verwachten dat het bezoek
ook
daarover zou gaan. Dit is hier
echter niet aan de orde, Spaar Select
biedt
verschillende producten op het
gebied van spaar- en beleggingsvormen en
[X]
kon redelijkerwijs ook verwachten
dat zijn bezoeker deze andere producten
zou
trachten te verkopen.
5.10 Nu vast staat dat [X] Spaar Select/Dexia heeft
benaderd voor het afleggen van
een
persoonlijk bezoek, is de Colportagewet niet van toepassing.
Nietigheid op grond van ontbreken vergunning ex
artikel 9 Wck
5.11 [X] heeft voorts gesteld dat het niet beschikken
over een vergunning ex artikel 9 Wck tot
nietigheid van de tussen partijen gesloten overeenkomsten leidt.
De
kantonrechter overweegt hieromtrent
als volgt.
5.12 Dexia heeft niet betwist dat zij noch haar
rechtsvoorganger ten tijde van het
aangaan
van de onderhavige
overeenkomsten over een vergunning als bedoeld in artikel
9
Wck beschikte. Dit brengt ingevolge
artikel 3:40 lid 2 BW met zich mee dat
de
overeenkomsten nietig zijn wegens
strijd met een dwingende wetsbepaling. In
het
vonnis van de rechtbank Arnhem van
16 februari 2005 wordt dit als volgt
verwoord:
"De Wck - en daarmee ook
artikel 9 Wck - ziet er vooral op consumenten
te
beschermen tegen het aangaan van te
hoge schulden tegen te hoge
kredietvergoedingen en tegen kredietvormen die op onduidelijke voorwaarden
worden
aangeboden. In de toelichtingen
op de Wck worden ook andere
doelstellingen
genoemd. In de Memorie
van Toelichting op de Wck (Bijl. TK (1986-1987) 19 785,
nr.
3, p. 27) wordt hieromtrent immers
gesteld: "Aan het onderhavige wetsontwerp ligt,
in
aansluiting op het voorgaande, de
visie ten grondslag dat,er een kader dient te
zijn,
waarbinnen kredietgevers
verantwoord op de markt opereren en
consumenten,
geruggesteund door goede
markt- en productinformatie, op redelijke
voorwaarden
krediet kunnen opnemen."
Voorts vermeldt de Memorie van Antwoord op de
Wck
(Bijl. TK (1987-1988) 19 785, nr. 7,
p. 10) dat gekozen is vooreen zodanig
vergunningenstelsel, dat serieuze ondernemers zonder moeilijkheden de
markt
kunnen betreden. Dit
vergunningenstelsel is dus blijkens de
wetgeschiedenis
kennelijk mede gericht
op bescherming van de toegelaten aanbieders
tegen
ondeskundige en/of malafide
concurrenten met als achtergrond dat een
negatief
imago van de financiële markten
schadelijk is voor een goed
functionerende
economie en daarmee het
algemeen belang schaadt. Deze bredere doelstelling
van
de Wck volgt ook uit de
parlementaire geschiedenis van de Wet
financiële
dienstverlening. Zie hiervoor
Bijl. TK (2003-2004) 29 507, nr. 3, par. 2, waarin
onder
meer wordt opgemerkt dat de
zorgvuldige behandeling van de consument
tevens
bijdraagt aan ordelijke en
transparante marktprocessen en een beter
functionerende
economie en dat de Wck al
tot op zekere hoogte bijdraagt aan een
effectieve
bescherming van de consument.
Juist de problemen rondom aandelenlease
tonen
aan dat hiermee niet alleen de
particuliere belangen van de consument zijn
gemoeid,
maar dat het op grote schaal te
lichtvaardig aangaan van financiële
risico's
belangrijke repercussies heeft,
zelfs niet alleen voor de financiële markten, maar
ook
en vooral voor de maatschappij als
geheel. Dat betekent dat de in strijd met art.
9
Wck gesloten overeenkomsten van
rechtswege nietig zijn."
5.13 Dexia heeft nog betoogd dat het zonder
Wck-vergunning aanbieden niet tot
nietigheid
van de
effectenlease-overeenkomsten kan leiden, nu de Wck een gesloten
stelsel
van sanctiemogelijkheden heeft
en op overtreding van artikel 9 slechts
een
strafrechtelijke sanctie wordt
genoemd. Dit standpunt deelt de kantonrechter niet,
nu
de nietigheid rechtstreeks volgt uit
artikel 3:40 lid 2 BW (strijd met een
dwingende
wetsbepaling). De in artikel
69 Wck genoemde sanctiebepaling is slechts
de
strafrechtelijke pendant hiervan, nu
in de Wet op de economische delicten
deze
overtreding met straf wordt
bedreigd. Dit wil echter niet zeggen dat de overtreding
niet
tevens civielrechtelijk wordt
gesanctioneerd. De stelling dat slechts de
strafrechtelijke
sanctie zou gelden met
betrekking tot het in strijd handelen met artikel 9 Wck
vindt
dan ook geen steun in het
recht.
Ongedaanmaking
5.14 Nu de overeenkomsten nietig blijken te zijn, heeft
de rechtsgrond van de door partijen
verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uitvoering van
de
overeenkomsten over en weer is
betaald dient daarom op grond van artikel 6:203
BW
als onverschuldigd te worden
terugbetaald.
5.15 Dit houdt in dat Dexia de - via de
beleggingsrekening - van [X] ontvangen
lease-
termijnen dient te restitueren.
Dexia houdt de aandelen in eigendom.
Toepasselijkheid NR
5.16 [X] heeft voorts vergoeding van de schade gevorderd
die hij heeft geleden als
gevolg van
onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie van Dexia. Dexia heeft
de
op haar rustende zorgverplichtingen
geschonden. In dit verband heeft [X] een
beroep gedaan op de toepasselijkheid van de NR.
5.17 Het standpunt van Dexia dat het inwinnen van
informatie omtrent de financiële positie
van
mogelijke cliënten bij producten als
de onderhavige niet aan de orde is, deelt
de
kantonrechter niet. Artikel 28 NR
beoogt potentiële beleggers te beschermen
tegen
beleggingsrisico's welke zij zelf
niet goed kunnen inschatten. Als
effecteninstelling
was Dexia bij het
aanbieden van dergelijke overeenkomsten gehouden aan de in
de
NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan
niet afdoet dat zij een kant en klaar
effecten product aan een breed publiek aanbood. Die zorgplicht is overigens
reeds
door de Hoge Raad in zijn arrest
van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998,
116,
aangenomen. In dit arrest is
bepaald "dat de maatschappelijke functie van de
banken
een bijzondere zorgplicht
meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van
de
met hen bestaande contractuele
verhouding, als ten opzichte van derden met
wier
belangen zij rekening behoort te
houden op grond van hetgeen volgens
ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
5.18 Uit de bepalingen van de NR volgt dat een effecten
instelling in het algemeen de belangen
van haar cliënt in het oog dient te houden. Niet valt in te zien waarom dit
bij
het aanbieden van het onderhavige
product anders zou zijn.
5.19 Dexia had zich op de voet van artikel 28 NR
tenminste rekenschap behoren te geven
van de vraag of haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over
voldoende
bestedingsruimte zou
beschikken om aan de uit het contract
voortvloeiende
verplichtingen te
voldoen. Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot
haar
wederpartijen personen zouden
behoren die niet over voldoende inzicht in
beleggen
beschikken om zich zelfstandig
in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op
die
omstandigheid mocht van Dexia worden
verwacht dat potentiële afnemers van het
effecten leaseproduct indringend werden gewezen op de daaraan verbonden
risico's.
5.20 Nu niet is gebleken dat Dexia heeft geïnformeerd
naar de financiële positie van
[X], noch
dat zij een cliëntenprofiel heeft opgesteld of zich anderszins op
de
hoogte heeft gesteld van de
financiële situatie van [X], heeft Dexia in
strijd
gehandeld met artikel 28 NR.
Dexia is tevens tekort geschoten in de nakoming van
de
op haar rustende
informatieverplichtingen met betrekking tot het op adequate
wijze
duidelijk maken van de aan deze
overeenkomsten verbonden risico's.
5.21 Eén en ander leidt tot de conclusie dat Dexia
toerekenbaar tekort is geschoten in de
nakoming van de op haar rustende verplichtingen jegens [X]. Of
die
verplichtingen berusten op een
overeenkomst dan wel op de wet (artikel 6:162
BW)
kan in het midden worden gelaten, nu
beide grondslagen bij de beoordeling van
de
gevolgen van het tekortschieten niet
tot verschillende resultaten zullen leiden.
Dexia
is derhalve aansprakelijk voor de
als gevolg van dit handelen door [X]
geleden
schade, welke schade in beginsel
door Dexia dient te worden vergoed.
Eigen schuld
5.22 Dexia stelt dat ook [X] het nodige kan worden
verweten, aangezien [X] zich
er
onvoldoende van heeft vergewist wat de overeenkomsten inhielden en
heeft
nagelaten inlichtingen in te
winnen alvorens de overeenkomsten aan te gaan. Om
die
reden dient de schade geheel,
althans voor een groot deel voor rekening van
[X]
te komen, aldus Dexia.
5.23 Uit de door [X] geschetste - en door Dexia niet
betwiste - feitelijke gang van
zaken
voorafgaand het sluiten van de betreffende overeenkomsten concludeert
de
kantonrechter dat de handelwijze van
Spaar Select op zijn minst dubieus kan
worden
genoemd. Met name de
omstandigheid dat, zelfs toen [X] aangaf
zijn
bedenkingen te hebben over het door
Spaar Select aangeprezen product en vooral
te
betwijfelen of zijn financiële
situatie wel ruimte bood tot het aangaan van
dergelijke
risico's, Spaar Select [X]
toch heeft overgehaald de overeenkomsten aan
te
gaan, kan naar het oordeel van de
kantonrechter niet door de beugel. Zoals
hiervoor
reeds is overwogen, dient de
handelwijze van de tussenpersoon aan Dexia te
worden
toegerekend.
5.24 [X] kan daarentegen worden aangerekend dat hij en
zijn echtgenote ondanks de hiervoor
genoemde twijfels toch de overeenkomsten hebben ondertekend. Het had
op
zijn weg gelegen om - als niet ter
zake deskundig consument - zich zorgvuldig
te
informeren en het verstrekte
informatiemateriaal met de nodige nauwlettendheid
te
bestuderen alvorens de contracten te
ondertekenen.
5.25 Uit het voorgaande concludeert de kantonrechter dat
beide partijen hebben
bijgedragen aan
het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Dexia
als
professionele partij en als bank,
belast met eerdergenoemde bijzondere
maatschappelijke zorgplicht, dient echter naar het oordeel van de
kantonrechter
aanmerkelijk zwaarder te
wegen dan die van [X] als ondeskundig consument.
5.26 Gelet op artikel 6:101 BW en naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid, dient
een
gedeelte van 30% van de door [X] gestelde schade voor zijn rekening
te
blijven. Het overige deel van de
geleden schade dient voor rekening van Dexia
te
komen.
5.27 Dexia heeft met betrekking tot de schade nog
gesteld dat het onjuist zou zijn de
schade als gevolg van het aangaan van een hypothecaire lening aan haar toe
te
rekenen, nu zij niet was betrokken
bij de advisering van [X] op dat punt. De
kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
5.28 Uit.de stukken kan worden afgeleid dat de
betreffende constructie zowel het
aangaan
van de
effectenlease-overeenkomst(en) behelsde als de storting in
het
beleggingsdepot en de betaling van
de maandtermijnen van de effectenlease-
overeenkomst(en) uit (de opbrengst van de verkoop van participaties uit) dit
depot.
De tekst van het in 2.3 genoemde
Aanvraagformulier Depot Aandelenlease, en
voorts
de bewoordingen in de brief van
Labouchère (r.o. 2.4), wijzen er op dat
Labouchère/Dexia wist dat zowel de effectenlease-overeenkomst(en) als
de
beleggingsovereenkomst onderdeel
uitmaakten van één beleggingsproduct. Op
grond
hiervan kan Dexia in redelijkheid
niet volhouden dat zij geen bemoeienis had
met
deze door Spaar Select geadviseerde
constructie.
5.29 De door [X] gevorderde vergoeding van de als gevolg
van onrechtmatig handelen
en/of
wanprestatie geleden schade ligt op grond van het voorgaande voor
toewijzing
gereed. Deze schade zou
volgens [X] bestaan uit de hogere maandlasten
in
verband met de hogere hypotheek
(eventueel te verminderen met genoten
fiscale
voordelen), de kosten van de
levensverzekering, notariskosten enzovoorts.
5.30 [X] heeft met betrekking tot de schade verwijzing
naar de schadestaatprocedure gevorderd.
De kantonrechter overweegt echter dat, nu de door [X]
gestelde
schade ziet op reeds thans vast
te stellen schade, het de voorkeur verdient -
ter
voorkoming van een onnodige extra
procedure - [X] in de gelegenheid te
stellen
stukken in het geding te brengen
ter onderbouwing van de door hem geleden schade.
5.31 Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter de
zaak naar de rol verwijzen opdat [X]
zich
door middel van een akte uit kan
laten omtrent hetgeen in 5.30 is
overwogen. Dexia kan hierop bij antwoordakte reageren.
BKR-registratie
5.32 De vordering tot ongedaanmaking van de registratie
bij de BKR is niet toewijsbaar,
aangezien deze ongedaanmaking slechts door de BKR kan worden
bewerkstelligd.
Wel mag van Dexia worden
verwacht dat zij aan de BKR zal mededelen dat er
geen
schuld van [X] aan haar meer
bestaat en dat zij de BKR zal verzoeken
de
registratie ongedaan te maken. De
kantonrechter ziet geen reden om hieraan
een
dwangsom te verbinden.
in onvoorwaardelijke reconventie
5.33 Nu de effectenlease-overeenkomsten waarvan Dexia
nakoming vordert nietig zijn,
zal de
onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering van Dexia
worden
afgewezen.
in voorwaardelijke reconventie
toepasselijkheid artikel 6:278 BW
5.34 Dexia vordert op grond van artikel 6:278 BW het
verschil in de waarde van de
geleaste
effecten op de datum van aankoop van de effecten en de
datum
van de vernietiging van de
effectenlease-overeenkomst.
5.35 Het beroep van Dexia op voornoemd artikel wordt
verworpen. Uit hetgeen in de
Toelichting Meijers
is opgemerkt volgt dat artikel 6:278 BW niet van toepassing is
in
een geval waarin ervan moet worden
uitgegaan dat de stoot tot
ongedaanmaking
erop is gegrond dat de
partij die daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt
dat
deze is tekortgeschoten in de hem
betamende zorg door eerstbedoelde niet
voldoende te waarschuwen voor het risico dat de waarde van de prestatie
na
uitvoering van de overeenkomst kan
dalen als gevolg van koersdaling. Deze
situatie
doet zich hier voor; niet de
situatie waarin de waarde van de prestatie na
de
uitvoering van de overeenkomst is
gedaald als gevolg van een omstandigheid die
niet
in verband staat met het in zorg
tekortschieten als zo-even bedoeld.
conclusie
5.36 Uit het vorenstaande volgt dat de zaak naar de rol
zal worden verwezen voor aktewisseling.
[X] zal in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten
als
bedoeld in rechtsoverweging 5.30.
Dexia kan hierop bij antwoordakte reageren.
5.37 Iedere verdere beslissing zal worden
aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter
in conventie en in reconventie:
6.1 bepaalt dat [X] zich kan uitlaten over hetgeen
is weergegeven in
rechtsoverweging
5.30;
6.2 verwijst de zaak daartoe naar de rol van 13
december 2006;
6.3 bepaalt dat Dexia vervolgens hierop bij
antwoordakte kan reageren;
6.4 houdt iedere verdere beslissing
aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.E. Biesma
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november
2006.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL