Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816446 DX EXPL 06-2807
Vonnis van: 23 januari 2008
F.no.: 587
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1. [X]
en
2. [Y],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie.
gemachtigde: mr. J.C.M. Bonnier.

tegen

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam.
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.

Procedure

Bij het tussenvonnis van 11 juli 2007 is een comparitie van partijen bepaald, die heeft plaatsgevonden op 19 december 2007. Van hetgeen besproken is ter comparitie is procesverbaal opgemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] c.s. per brieven van 29 november 2007 en 30 november 2007, en door Dexia per brief van 12 december 2007 aanvullende stukken ingediend. [X] c.s. hebben ter comparitie van partijen hun eis bij akte gewijzigd: Dexia heeft tegen deze eiswijziging geen bezwaar gemaakt.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
In conventie

1. [X] c.s. vorderen, na de hiervoor vermelde wijziging van eis. bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
(1) primair: voor recht te verklaren dat de overeenkomsten WinstVerDriedubbelaar (nummer 742xxxxx), Korting Kado (nummer 591xxxxx) en WinstVerDriedubbelaar (nummer 743xxxxx) door [Y] bij aangetekend schrijven van 21 april 2004 zijn vernietigd op grond van artikel 1:89 BW;

(2) subsidiair: voor recht te verklaren dat voormelde overeenkomsten bij aangetekende brief van 21 april 2004 zijn vernietigd wegens dwaling;

(3) meer subsidiair: voor recht te verklaren dat voormelde overeenkomsten bij de dagvaarding zijn vernietigd wegens misbruik van omstandigheden;

(4) op grond van sub (1), sub (2) of sub (3), dan wel op grond van onrechtmatig handelen, dan wel op grond van toerekenbaar tekortschieten van Dexia jegens [X] c.s. ter zake van misleidende reclame of schending van de zorgplicht, Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [X] c.s. geleden schade (totaal € 21.430,63), onder meer betreffende de door hen betaalde inleg c.q. termijnen en restschuld, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding, tot aan de datum der algehele voldoening;

(5) Dexia te veroordelen tot ongedaanmaking van de registratie van het BKR te Tiel;

(6)Dexia te veroordelen tot betaling aan [X] van de eigen bijdrage van € 89,00;
 
(7) Dexia te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
De kantonrechter leest sub (1) en (2) in plaats van "21 april 2004" "16 augustus 2002, althans 27 februari 2003". De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat Dexia blijkens haar conclusie van dupliek/repliek en haar houding ter comparitie van partijen deze onderdelen van de vordering eveneens aldus heeft opgevat. De kantonrechter wijst bovendien op hetgeen in het tussenvonnis van 11 juli 2007 (onder 5.2) is overwogen.

In vorwaardelijke reconventie

2. De kantonrechter constateert dat de reconventionele vordering in het tussenvonnis van 11 juli 2007 (onder 3.3) niet volledig is weergegeven. Bij akte van 27 juni 2005 heeft Dexia immers haar eis verminderd tot het bedrag dat [X] c.s. onder het Duisenberg-akkoord verschuldigd zouden zijn als met hen een dergelijke regeling zou zijn getroffen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop vonnis wordt gewezen tot aan de datum van algehele voldoening.

In conventie en in voorwaardelijke reconventie

3. Thans dient, gelet op de twijfels van Dexia dienaangaande, in de eerste plaats de vraag te worden beantwoord of [Y] met haar brief van 16 augustus 2002 een beroep heeft gedaan op de vernietigingsgrond van artikel 1:88 BW.
In dit verband wordt vooropgesteld dat het beschermingskarakter van artikel 1:88 BW met zich meebrengt dat aan de (door de echtgenoot zelfgeschreven) vernietigingsbrief geen al te hoge eisen mogen worden gesteld. Wel zal voor de geadresseerde duidelijk moeten zijn dat een beroep wordt gedaan op die bepaling. [Y] heeft in de hier bedoelde brief geschreven dat de lease-overeenkomsten zonder haar goedkeuring zijn gesloten en niet mede door haar zijn ondertekend. Hierin kan redelijkerwijs niets anders worden gelezen dan dat [Y] zich beroept op de vernietigingsgrond van artikel 1:88 BW. De omstandigheid dat [Y] in dezelfde brief ook termen heeft gebruikt die, in juridische zin, niet bij dit beroep passen (ontbinding, schadevergoeding), doet hieraan -mede gelet op het hiervoor vooropgestelde uitgangspunt - niet af. Dexia betoogt ook niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat zij in de onderhavige brief geen beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:88 BW heeft gelezen. Op grond van dit alles wordt het verweer van Dexia dat de brief van [Y] van 16 augustus 2002 niet als een vemietigingsbrief kan worden aangemerkt verworpen.

4.1 Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Dexia terecht aanvoert dat de rechtsvordering tot vernietiging op grond van artikel 1:88 BW op 16 augustus 2002 was verjaard. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt, in het onderhavige geval [Y], bekend wordt met de overeenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter beroept Dexia zich tevergeefs op verjaring.

4.2 Voor wat betreft de lease-overeenkomsten Korting Kado de dato 14 september 1999 en WinstVerDriedubbelaar de dato 20 oktober 1999 volgt dit reeds uit de omstandigheid dat op 16 augustus 2002 nog geen driejaren na het aangaan daarvan waren verstreken.

4.3 Met betrekking tot de lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar de dato 14 juli 1999 overweegt de kantonrechter het volgende.
Dexia stelt, zoals in het tussenvonnis van 11 juli 2007.(onder 5.5) reeds is overwogen, in de eerste plaats dat het gebruikelijk is dat in een normale gezinssituatie dergelijke (grote) transacties worden (voor)besproken. Deze stelling moge in veel gevallen juist zijn, zij is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting voldoen [X] c.s. doordat zij aanvoeren dat in hun onderlinge taakverdeling [X] de financiën deed, dat [X] [Y] met de onderhavige overeenkomst wilde verrassen, dat [X] er - na een vergeefse poging, medio 2002, om met Dexia tot een regeling te komen - niet meer uitkwam en dat [X] eerst toen [Y] heeft geďnformeerd. Dexia stelt hier geen, althans onvoldoende concrete, feiten tegenover. De bekendheid van [Y] met de lease-overeenkomsten uit 1996 en 1997 (zie het tussenvonnis van 11 juli 2007 (onder 2.3 en 2.5)) doet hieraan niet af; die enkele bekendheid brengt immers niet met zich mee dat [Y] ook van de onderhavige lease-overeenkomst wist.
Dexia stelt, zoals in het tussenvonnis van 11 juli 2007 (onder 5.5) eveneens reeds is overwogen, voorts dat [Y] het bestaan van de onderhavige overeenkomst uit de bankafschriften had kunnen opmaken. [X] c.s. voeren hiertegen onder meer aan dat zij, toen de eerste betaling uit hoofde van deze overeenkomst van hun bankafrekening werd afgeschreven (3 augustus 1999), samen op vakantie waren en dat zij op 15 augustus 1999 weer zijn thuisgekomen. Dexia heeft dit, met bewijsstukken onderbouwde, verweer van [X] c.s. niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weerlegd. Dexia heeft voorts niet, althans niet voldoende gemotiveerd, gesteld dat [Y] reeds in de eerste uren of dagen na thuiskomst kennis heeft genomen van het onderhavige bankafschrift en dit is, gelet op de omstandigheden, ook niet aannemelijk.
Reeds hierom dient het ervoor te worden gehouden dat de brief van 16 augustus 2002 tijdig aan Dexia is verzonden (en door Dexia is ontvangen). Al met al heeft Dexia haar stelling dat [Y] de lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar de dato 14 juli 1999 na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd.

5.1 Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, vloeit voort dat ervan moet worden uitgegaan dat [Y] de lease-overeenkomsten die onderwerp zijn van dit geding tijdig heeft vernietigd. Dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van die overeenkomsten aan Dexia te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.

5.2 Partijen zijn het erover eens dat [X] ter zake van de lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar (nummer 742xxxxx) € 9.549,72 aan Dexia heeft betaald. Aan de veroordeling van Dexia tot betaling van dit bedrag zal de voorwaarde worden verbonden dat [X] c.s., die stellen dat [X] de hem door Dexia uitgeleverde aandelen inmiddels heeft verkocht en daardoor niet meer in staat is die aandelen aan Dexia terug te leveren, aan Dexia een met stukken onderbouwde opgave doen van de opbrengst daarvan en dat deze opbrengst met de betalingsverplichting van Dexia wordt verrekend.

5.3 Partijen zijn het vrijwel eens over het bedrag dat [X] ter zake van de lease-overeenkomst Korting Kado (nummer 591xxxxx) aan Dexia heeft betaald, namelijk € 2.864,10 ([X] c.s.) respectievelijke € 2.869,15 (Dexia). De kantonrechter zal uitgaan van het laatst vermelde bedrag.

5.4 Partijen zijn het erover eens dat [X] ter zake van de lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar (nummer 743xxxxx) € 7.983,80 aan Dexia heeft betaald.

5.5 De hiervoor onder 5.2 tot en met 5.4 vermelde bedragen leiden tot een toewijsbaar bedrag van € 20.402,67, waarvan € 9.549,72 voorwaardelijk.

6. De wettelijke rente is, zoals gevorderd, toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding. Ter zake van de wettelijke rente over € 9.549,72 geldt de hiervoor onder 5.2 vermelde voorwaarde.

7. Nu [X] c.s. ter comparitie van partijen hebben verklaard dat zij geen, althans nauwelijks, belang hebben bij hun vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal deze vordering worden afgewezen.

8. Ook de gevorderde betaling van € 89,00 (eigen bijdrage) zal worden afgewezen. [X] c.s. lichten deze vordering, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van Dexia, onvoldoende toe.

9. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats, zodat de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering niet toewijsbaar is.

10. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in voorwaardelijke reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in voorwaardelijke reconventie. De kosten in voorwaardelijke reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in voorwaardelijke reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.

11. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhav ige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 

Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie

I. verklaart voor recht dat de overeenkomsten 'WinstVerDriedubbelaar', nr.742xxxxx, 'Korting Kado' nr. 591xxxxx en 'WinstVerDriedubbelaar', nr. 743xxxxx op grond van artikel 1:89 BW door [Y] bij brief van 16 augustus 2002 zijn vernietigd:
II. veroordeelt Dexia aan [X] c.s. te voldoen:
a. € 10.852,95 aan hoofdsom ter zake van de overeenkomsten met nummers 743xxxxx en 591xxxxx;
 
b. de wettelijke rente over het onder a bedoelde bedrag vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
 
c. aan hoofdsom ter zake van de overeenkomst met nummer 742xxxxx het verschil tussen € 9.549,72 en de opbrengst van de verkoop van de aandelen nadat [X] c.s. aan Dexia een met stukken onderbouwde opgave hebben gedaan van de verkoop, door [X], van de hem door Dexia uit hoofde van de overeenkomst 'WinstVerDriedubbelaar' (nummer 742xxxxx) uitgeleverde aandelen;
 
d. de wettelijke rente over de onder c bedoelde hoofdsom vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] c.s. gevallen, tot op heden begroot op € 1.085,78. waarvan te betalen aan [X] c.s. € 25.50 voor bij hen gevallen kosten aan griffierecht en aan de griffier van deze rechtbank
 
 - voor verschuldigd overig griffierecht € 76,50
 - voor het exploot van dagvaarding € 83,78
 - voor salaris van gemachtigde € 900,00
 
totaal: € 1.060,28
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders gevorderde;
in voorwaardelijke reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] c.s. gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 
Aldus gewezen door mr. CL.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL