Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK ARNHEM
 
Sector civiel recht
 
zaaknummer/rolnummer: 105275/HA ZA 03-1761
 
Vonnis van 18 juli 2007
 
in de zaak van
 
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. A.J. van der Lely en mr. J.J. Prinsen te Amsterdam,
 
tegen
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. W.A. Tonckens te Amsterdam.
 
Partijen zullen hierna Dexia en [X] genoemd worden.
 
1.    De procedure
 
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2006
- de akte van [X] van 9 mei 2007
- de antwoordakte hervatting na schorsing van Dexia van 23 mei 2007.
 
1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.
 
2.    De verdere beoordeling
 
in conventie
 
2.1.  De rechtbank volhardt bij hetgeen in eerdere tussenvonnissen is beslist. In het
tussenvonnis van 16 februari 2005 heeft de rechtbank Dexia in de gelegenheid gesteld te bewijzen
(1) dat de bulkorder WV3D-TOO is verwerkt door Amsterdam Exchanges N.V., thans Euronext Amsterdam, de houder van de effectenbeurs,
(2) dat de bijschrijving van de op grond van deze bulkorder verkregen aandelen in het
girodepot dat DSS aanhoudt bij Euroclear Nederland, is verwerkt door Euroclear en
(3) dat zij terstond na de bijschrijving van de aandelen in het verzameldepot een
kennisgeving aan de gedaagde heeft gezonden, zoals art. 25 lid 1 Wge dwingend
voorschrijft.
Dexia heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt door schriftelijk bewijs aan te dragen.
Thans ligt onder meer ter beoordeling voor de vraag of Dexia in het haar opgedragen bewijs
is geslaagd.
 
2.2.   Dexia heeft aangevoerd dat de praktijk van de beurshandel in op die beurs genoteerde effecten meebrengt dat de bulkorder niet rechtstreeks kan worden herleid tot één transactie met één specifieke marktpartij, waarvan één specifiek pakket aandelen wordt verkregen. Dit systeem leidt ook tot wisselende aantallen aandelen in orders ten behoeve van meerdere cliënten. De systematiek van de beurshandel brengt mee dat de bulkorder in een aantal stappen tot de verkrijging van de benodigde aandelen heeft geleid. Dexia heeft die stappen toegelicht als volgt.
stap 1
Dexia's afdeling die zich bezig hield met het sluiten van effectenlease overeenkomsten bestelde via de ESP-desk (Equity Structured Products) de voor de bulkorder benodigde aandelen bij Dexia's aandelendesk, de afdeling die belast is met de beurshandel. Dexia legt in dit verband over als productie 24 een uittreksel uit haar administratie waaruit blijkt dat de bulkorder werd geplaatst. De bulkorder betrof in totaal 66.423 aandelen ABN AMRO, 66.432 aandelen Ahold en 66.423 ING. Uit het stuk blijkt dat meer aandelen zijn besteld. Er zijn niet alleen aandelen besteld voor effectenlease-cliënten met een overeenkomst type WinstVerdrieDubbelaar Termijnbetaling (WV3D T), zoals Mieïekamp, maar ook voor cliënten met drie andere typen overeenkomsten: de Triple Termijnbetaling (Trip T), de WinstVerdrieDubbelaar Vooruitbetaling (WV3D V) en de Triple Vooruitbetaling (Trip V).
stap 2
Dexia's aandelendesk legde vervolgens de benodigde orders, tezamen met alle andere orders waarvoor zij opdrachten had gekregen, in op de effectenbeurs van Euronext. De orders leidden tot beurstransacties. Euronext administreerde de orders en transacties en zond Dexia bevestigingen. Bij Euronext was niet te zien wie de interne of externe opdrachtgever van Dexia's aandelendesk was. In het Euronext systeem stonden de orders geregistreerd als orders van Dexia.
Ter onderbouwing van haar stellingen brengt Dexia als productie 25 een uittreksel uit het orderboek van Euronext in het geding. Hieruit blijken, zo stelt Dexia, alle op 18 april 2000 voor Dexia ingelegde orders en verrichte transacties met betrekking tot de aandelen ABN AMRO, Ahold en ING. Euronext zet in een daarbij gevoegde schriftelijke toelichting uiteen dat de op de bulkorder betrekking hebbende transacties werden verricht via de rekening met het nummer 335. Als productie 26 is een zogenaamde Trade Reconciliation in het geding gebracht waarin de confirmaties zijn opgesomd van alle op 18 april 2000 via Dexia's rekening met het nummer 335 verrichte beurstransacties.
stap 3
Dit is de zogenaamde "clearing" van de transacties die op Euronext tot stand komen. Elke marktpartij is aangesloten bij een clearing member. Voor Dexia trad destijds DSS als clearing member op. DSS was ten tijde van de bulkorder aangesloten bij Euroclear en AEX Effectenclearing BV functioneerde als centrale entiteit. Onmiddellijk na de totstandkoming van een beurstransactie zendt Euronext een bevestiging daarvan aan de door de betrokken marktpartij ingeschakelde clearing members van verkopende en kopende partij. Aan het einde van de handelsdag, na het sluiten van de markt, zendt Euronext de verzamelde gegevens van alle gedurende de dag verrichte transacties aan Euroclear (thans Clearnet). Euroclear saldeert dagelijks voor iedere clearing member de te leveren ofte ontvangen effecten en bijbehorende betalingen en ontvangsten. Bij clearing vindt schuldvernieuwing plaats: de afzonderlijke koop- en verkooptransacties gaan teniet en per aandelenfonds ontstaat er één nieuwe koop- of verkooptransactie tussen Euronext en de bedoelde clearing members. De beurstransacties worden daarmee niet afgewikkeld tussen de oorspronkelijke marktpartijen.
Dexia brengt als productie 27 en 28 twee uittreksels uit de administratie van Effectenclearing in het geding. Eén uittreksel is een tabel met een cumulatief overzicht van alle door Effectenclearing geaccepteerde beurstransacties die op 18 april 2000 werden aangegaan door de bij DSS aangesloten marktpartijen, waaronder Dexia. Het andere uittreksel bestaat uit drie dagafschriften, met daarin de resultaten van de clearing van de beurstransacties van 18 april 2000 in de aandelen ABN AMRO, Ahold en ING.
stap 4
Dit is de afwikkeling of settlement van de transacties tussen DSS en Effectenclearing uit de clearing van de (mede) op de bulkorder betrekking hebbende beurstransacties. Euroclear was in het Wge-systeem het centrale instituut belast met het houden en beheren van zogenaamde girodepots, zoals bedoeld in de artikelen 34 en 36 Wge. Een girodepot is een goederenrechtelijke gemeenschap waarin zich de effecten van één bepaalde soort bevinden, Aandelen in girodepots staan op naam van bij Euroclear aangesloten instellingen zoals DSS en Effectenclearing. Levering tussen aangesloten instellingen van een aandeel in een girodepot geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijgende instelling in het daartoe bestemde deel van de girodepotadministratie van Euroclear. Op die wijze werden ook de transacties tussen DSS en Effectenclearing afgewikkeld. De levering vond in de onderhavige zaak plaats op 25 april 2000, drie werkdagen nadat de op de bulkorder betrekking hebbende beurstransacties tot stand kwamen.
Ter onderbouwing van haar stellingen brengt Dexia als productie 29 een aantal beelden van het dagafschrift van 25 april 2000 uit de administratie van Euroclear in het geding. Dexia verwijst naar deze producties en stelt daarmee te hebben aangetoond dat de uit de clearing resulterende transacties tussen DSS en Effectenclearing ter zake van de op de bulkorder betrekking hebbende beurstransacties werden afgewikkeld door mutaties in de administratie van Euroclear als beheerder van de girodepots.
 
2.3.   De rechtbank is van oordeel dat uit alle stukken, met name de door Dexia in de conclusie na niet gehouden enquête overgelegde, en de daarop gegeven toelichting, voldoende is komen vast te staan dat Dexia daadwerkelijk aandelen ten behoeve van [X] heeft verworven. Uit de stukken blijkt dat Dexia aandelen voor zichzelf heeft verworven teneinde op de overeengekomen data aan haar verplichting tot levering van de aandelen te kunnen voldoen. Ter toelichting op dit oordeel wordt het volgende overwogen.
 
2.4.   Dexia heeft onbetwist gesteld dat de steeds genoemde bulkorder geen order is die als zodanig op de beurs wordt geplaatst. De bulkorder is de gehele interne bestelling van aandelen die voor [X] nodig waren, tezamen met alle overige aandelen die op 18 april 2000 nodig waren in verband met overeenkomsten WinstVerdriedubbelaar. De rechtbank verwerpt het verweer van [X] dat Dexia niet aan het haar opgedragen bewijs heeft gedaan omdat geen beursorderticket is overgelegd, zoals volgens haar wordt vereist in artikel 24 NR Wte 1999 jo artikel 4.15 van Bijlage 4 (orderhandhaving en orderadministratie) bij de NR Wte 1999, Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door Dexia beschreven en niet door [X] betwiste gang van zaken dat de bulkorder opging in alle andere bestellingen van interne en externe opdrachtgevers die bij Dexia's aandelendesk waren gedeponeerd en dat het totaal aan bestellingen werd "opgeknipt" geheel conform de normale handelswijze. Hieruit volgt dat voldoende is komen vast te staan dat een dergelijk stuk niet kan worden geproduceerd. Daarbij kan in het midden blijven of de door [X] genoemde artikelen van toepassing zijn op de relatie tussen partijen en of die artikelen een dergelijke verplichting meebrengen.
 
2.5.   De rechtbank volgt [X] niet in haar verweer dat nu blad 1 van productie 24 bij de conclusie na niet gehouden enquête blijkens het opschrift kennelijk ziet op WV3 - 4 en niet op WVD3- TOO het opgedragen bewijs niet zou zijn geleverd. Uit de niet weersproken beschrijving van de praktijk van de effectenhandel is immers gebleken dat het door [X] gewenste overzicht met geïndividualiseerde productcode VW3D-TOO niet beschikbaar is. De rechtbank ziet de als productie 24 overgelegde overzichten als de meest specifiek te produceren stukken waarin ook de andere drie produkten (WV3D V, Trip T en Trip V) zijn opgenomen.
 
2.6.   De rechtbank is kortom van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de Bulkorder door Euronext is verwerkt.
 
2.7.   Uit alle producties met name productie 25 en 27 (bij de conclusie na niet gehouden enquête) in onderling verband beschouwd blijkt voldoende dat de op grond van de bulkorder verkregen aandelen in het door DSS bij Euroclear aangehouden girodepot door Euroclear zijn verwerkt. In dat verband is het naar het oordeel van de rechtbank niet nodig dat - zoals [X] stelt - Dexia nader had moeten aangeven welke orders aan de transacties die zijn verwerkt onder rekeningnummer 325 ten grondslag liggen.
 
2.8.   De rechtbank volgt in haar oordeel Dexia's standpunt en de door haar aangehaalde parlementaire geschiedenis dat de in artikel 25 Wge bedoelde kennisgeving uitsluitend een bewijsfunctie voor de begunstigde heeft om de bijschrijving te bewijzen en geen constitutief vereiste is voor een bijschrijving in zin van artikel 17 Wge. Niet het moment waarop de verkrijger van de bijschrijving kennis krijgt, maar het moment van bijschrijving is relevant voor het antwoord op de vraag of de levering is voltooid. De rechtbank komt hiermee terug op hetgeen in het eerdere tussenvonnis van 16 februari 2005 is overwogen. Dit brengt mee dat het derde deel van de bewijsopdracht als niet relevant onbesproken kan blijven.
 
2.9.   Uit het voorgaande volgt dat Dexia is geslaagd in het door haar te leveren bewijs. Onder verwijzing naar hetgeen in r.o. 2.46 van het tussenvonnis van 16 februari 2005 is overwogen komt de rechtbank tot de slotsom dat nu niet is komen vast te staan dat Dexia de overeenkomst niet heeft uitgevoerd op het punt van het verwerven van aandelen, geen gronden aanwezig zijn (in reconventie) anders te beslissen dan in r.o. 2.33, 2.42, 2.43 en 2.45 van voorbedoeld tussenvonnis is beslist. De vorderingen in conventie en reconventie zullen worden afgewezen.
 
2.10.  Nu beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in conventie en reconventie worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
 
3.     De beslissing
 
De rechtbank
 
in conventie
 
3.1.   wijst de vorderingen af,
 
3.2.   compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
 
in reconventie
 
3.3.   wijst de vorderingen af,
 
3.4.   compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. M.P.C.J. van Bavel en mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2007.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL