Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
 
hsw
rolnummer: 568994 RL EXPL 06-6103
datum: 28 maart 2007
 

Vonnis in de zaak van:
 
1.     [X],
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [X],
2.     [X-1],
wonende te [woonplaatst],
hierna te noemen: [X-1],
3.     [X-2]
,
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [X-2],
4.     [X-3],
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen:[X-3],
5.     [X-4],
wonende te [woonplaats], Gemeente [gemeente],
hierna te noemen: [X-4],
eisende partijen,
hierna tezamen ook te noemen: [X] c.s.,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, werkzaam bij Leaseproces B.V. te Amsterdam,
 
tegen
 
de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in na te melden incident,
hierna te noemen: Aegon,
gemachtigden: mrs B.W.G. van der Velden en M.J. van Cleef-Metsaars, advocaten te
Amsterdam.
 
Procedure
 
1.    De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken, waaruit tevens het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 6 maart 2006;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens houdende vermeerdering van eis;
- de conclusie van dupliek;
- de door partijen in het geding gebrachte producties.
 
Feiten
 
2.    Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
 
a.    Met betrekking tot [X]:
1.     Op 22 november 1999 heeft [X] met Aegon een effectenleaseovereen-komst gesloten met de naam "Vermogens Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Vermogens Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die mede ondertekend is door de echtgenote van [X], betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 180 maanden, te rekenen vanaf 22 november 1999.
2.     Op 7 maart 2000 heeft [X] met Aegon een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "Koopsom Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die eveneens mede ondertekend is door de echtgenote van [X], en eveneens betrekking heeft op beleggen met geleend geld, heeft een looptijd van 60 maanden, te rekenen vanaf 7 maart 2000.
3.    Beide overeenkomsten zijn tot stand gekomen door bemiddeling van A.N.N. Financiële Adviezen te Nunspeet als tussenpersoon.
4.     Ingevolge de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst heeft [X] van Aegon 183 aandelen geleased in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, DORDT. PETR. en ING. De totale leasesom bedraagt € 61.219,80 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 30.357,87, een bedrag aan rente ad € 30.045,09 en een bedrag aan administratiekosten € 817,20.
De leasesom dient door [X] te worden terugbetaald in 180 maandelijkse termijnen van € 340,11 waarna [X] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
[X] heeft na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X] een boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet vervallen rente tot en met de negentigste maand. In totaal heeft [X] volgens de administratie van Aegon uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 19.386,27 (volgens [X] een bedrag ad € 20.746,71) en heeft hij een bedrag ad € 1.002,62 aan dividenden ontvangen.
5.     Ingevolge de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst heeft [X] van Aegon 466 aandelen AHOLD, 205 aandelen KON. OLIE, 443 aandelen TPG, 221 aandelen ING en 300 aandelen WOLT. KLUW. geleased. De totale leasesom bedraagt € 78.893,43 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 56.068,23 en een bedrag aan rente ad € 22.825,20. Bij aanvang van de overeenkomst is het rentebedrag door [X] in een keer betaald. De hoofdsom van de geldlening dient te worden terugbetaald in twee termijnen: een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,-) op de 15de dag van 59ste maand en het restant ad € 56.022,85 bij het einde van de overeenkomst waarna [X] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst heeft [X] recht op teruggave van de helft van de op dat moment nog niet vervallen renteverplichting. Deze teruggave wordt verrekend met het saldo van de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de geldlening. Indien de uitkomst hiervan negatief is, dient [X] het tekort aan Aegon te betalen.
In totaal heeft [X] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 22.852,20 en heeft hij een bedrag ad € 5.355,79 aan dividenden ontvangen.
6.    Bij brief van 28 december 2004 heeft de echtgenote van [X] de nietigheid ingeroepen van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7.    Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 30 januari 2006 heeft [X] de beide overeenkomsten vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.    Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou [X] bij tussentijdse beëindiging van de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst per 21 juni 2006 na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen en de achterstallige termijnen nog een bedrag ad € 4.016,45 aan haar verschuldigd zijn.
9.    Volgens een berekening van Aegon bedroeg de restschuld van [X] op de expiratiedatum van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst (7 maart 2005) na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen een bedrag ad € 18.154,39. Bij toepassing van de zogenaamde Duisenbergregeling wordt dit bedrag verminderd tot € 5.785,35.
 
Met betrekking tot [X-1]:
1.    Op 31 augustus 2000 heeft [X-1] met Aegon een effectenleaseover-eenkomst gesloten met de naam "Rendements Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Rendements Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede ondertekend is door de echtgenote van [X-1], betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 120 maanden, te rekenen vanaf 31 augustus 2000.
2.    De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van ALL Finance B.V. als tussenpersoon.
3.    Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-1] van Aegon 64 aandelen ge-leased in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, GETRONICS, ING en NUMICO. De totale leasesom bedraagt € 26.825,92 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 13.141,12, een bedrag aan rente ad
€ 13.140,24 en een bedrag aan administratiekosten ad € 544,80. Van de leasesom dienen het rentedeel en de administratiekosten door [X-1] te worden terugbetaald in 120 maandelijkse termijnen van € 114,04. De hoofdsom van de geldlening dient te worden terugbetaald in twee termijnen: een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,—) op de 15 e dag van 119de maand en het restant ad € 13.095,74 bij het einde van de overeenkomst waarna [X-1] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
4.    [X-1] heeft na 60 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 60 maanden is [X-1] een boeterente verschuldigd ter grootte van tweevijfde deel van de nog niet vervallen rente tot en met de zestigste maand.
5.    In totaal heeft [X-1] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 7.184,52 en heeft hij een bedrag ad € 918,25 aan dividenden ontvangen.
6.    Bij brief van 1 april 2005 heeft de echtgenote van [X-1] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7.    Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 9 november 2005 heeft [X-1] de overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.    Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou [X-1] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 21 juni 2006 en na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen nog een bedrag ad € 5.263,20 aan haar verschuldigd zijn. Bij toepassing van de zogenaamde Duisenbergregeling wordt dit bedrag verminderd tot € 1.736,86.
 
c.    Met betrekking tot [X-2]:
1.    Op 19 februari 2002 heeft [X-2] met Aegon een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "RenteRetour Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden RenteRetour Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede ondertekend is door de echtgenote van [X-2], betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 180 maanden, te rekenen vanaf 19 februari 2002.
2.    De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van Spaar Select Heerlen B.V. als tussenpersoon.
3.    Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-2] van Aegon 1166,7562 participaties AEGON Optimum Wereld Aandelen Fonds geleased. De totale leasesom bedraagt € 19.800,— en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de participaties ad € 9.544,07, een bedrag aan rente ad € 9.445,93 en een bedrag aan administratiekosten € 810,--.
4.    De leasesom dient door [X-2] te worden terugbetaald in 180 maandelijkse termijnen van € 110,— waarna [X-2] eigenaar van de deelnamerechten wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
[X-2] heeft na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X-2] een boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet vervallen rente tot en met de negentigste maand.
5.    In totaal heeft [X-2] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 4.400,— en heeft hij een bedrag ad € 61,26 aan dividenden ontvangen.
6.    Bij brief van 8 juli 2005 heeft de echtgenote van [X-2] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7.    Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 7 juli 2005 heeft [X-2] de overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.    Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou [X-2] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 21 juni 2006 na verrekening van de verkoopopbrengst van de participaties en de achterstallige termijnen nog een bedrag ad € 675,52 aan haar verschuldigd zijn.
 
d.    Met betrekking tot [X-3]:
1.   Op 26 september 2000 heeft [X-3] met Aegon een effecten-leaseovereenkomst gesloten met de naam "Koopsom Vliegwiel" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede ondertekend is door de echtgenoot van [X-3], en betrekking heeft op beleggen met geleend geld, heeft een looptijd van 60 maanden, te rekenen vanaf 26 september 2000.
2.   De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van Hoebert Assurantiën B.V. te Voorburg als tussenpersoon.
3.   Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-3] van Aegon 176 aandelen AHOLD, 82 aandelen KON. OLIE, 205 aandelen TPG, 77 aandelen ING en 240 aandelen WOLT. KLUW. geleased. De totale leasesom bedraagt € 39.083,-- en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 27.776,— en een bedrag aan rente ad € 11.307,--. Bij aanvang van de overeenkomst is het rentebedrag door [X-3] in een keer betaald. De hoofdsom van de geldlening dient te worden terugbetaald in twee termijnen: een bedrag ad € 45,38 (ƒ 100,-) op de 15de dag van 59ste maand en het restant ad € 27.730,62 bij het einde van de overeenkomst waarna [X-3] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
4.   In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst heeft [X-3] recht op teruggave van de helft van de op dat moment nog niet vervallen renteverplichting. Deze teruggave wordt verrekend met het saldo van de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de geldlening. Indien de uitkomst hiervan negatief is, dient [X-3] het tekort aan Aegon te betalen.
5.   In totaal heeft [X-3] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 11.307,—. en heeft zij een bedrag ad € 5.355,79 aan dividenden ontvangen.
6.   Bij brief van 10 juni 2005 heeft de echtgenoot van [X-3] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken van zijn toestemming ex artikel 1:88 BW.
7.   Bij brief van haar gemachtigde d.d. 10 november 2005 heeft [X-3] de overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.   Volgens een berekening van Aegon bedroeg de restschuld van [X-3] op de expiratiedatum van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst (26 september 2005) na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen een bedrag ad € 10.595,88. Bij toepassing van de zogenaamde Duisenbergregeling wordt dit bedrag verminderd tot € 3.496,64.
 
e.    Met betrekking tot [X-4]:
1.   Op 14 september 2001 heeft [X-4] met Aegon een effectenleaseovereenkomst gesloten met de naam "Vermogens Vliegwiel-extra" met nummer [nummer]. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Vermogens
Vliegwiel-extra van Aegon. Deze overeenkomst, die niet mede ondertekend is door de echtgenote van [X-4], betreft het beleggen met geleend geld en heeft een looptijd van 240 maanden, te rekenen vanaf 14 september 2001.
2.   De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van EPB Verzekering B.V. als tussenpersoon.
3.   Ingevolge deze overeenkomst heeft [X-4] van Aegon 109 aandelen geleased in elk van de volgende fondsen: ABN AMRO, AHOLD, KON. OLIE. en ING. De totale leasesom bedraagt € 37.934,40 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 14.631,07, een bedrag aan rente ad € 22.214,21 en een bedrag aan administratiekosten € 1.089,60.
4.   De leasesom dient door [X-4] te worden terugbetaald in 240 maandelijkse termijnen van € 158,06, waarna [X-4] eigenaar van de aandelen wordt. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
De eerste 60 termijnen zijn door [X-4] vooruitbetaald met een korting van 20%. [X-4] heeft na 90 maanden het recht om de overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen zonder dat boeterente verschuldigd is, onder betaling of verrekening van het nog niet terugbetaalde deel van de hoofdsom. In geval van eerdere tussentijdse beëindiging van de overeenkomst dan na 90 maanden is [X-4] een boeterente verschuldigd ter grootte van drietiende deel van de nog niet vervallen rente tot en met de negentigste maand.
5.   In totaal heeft [X-4] uit hoofde van deze overeenkomst aan Aegon betaald een bedrag ad € 7.270,76 en heeft hij een bedrag ad € 1.344,38 aan dividenden ontvangen.
6.   Bij brief van 11 juli 2005 heeft de echtgenote van [X-4] de nietigheid ingeroepen van de overeenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming ex artikel 1:88 BW.
7.   Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 11 juli 2005 heeft [X-4] de overeenkomst vernietigd, althans ontbonden, althans opgezegd.
8.   Volgens een pro-forma berekening van Aegon zou [X-4] bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst per 21 juni 2006 en na verrekening van de verkoopopbrengst van de aandelen nog een bedrag ad € 2.784,64 aan haar verschuldigd zijn.
 
Vorderingen
 
3.    [X] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.      te verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten gesloten zijn zonder de door artikel 1:88 lid 1 sub d BW vereiste toestemming van hun echtgenoten of geregistreerde partners en dat door en/of namens die partners terecht een beroep op vernietiging op grond van artikel 1:89 lid 1 BW is gedaan, zodat deze overeenkomsten nietig zijn en Aegon verplicht is om alle door eisers aan haar betaalde bedragen aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
II.    te verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten zijn aangegaan onder invloed van dwaling door eisers en/of misbruik van omstandigheden door Aegon, althans nietig zijn wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet (Wck), en op die gronden terecht door of namens eisers vernietigd zijn, althans deze te vernietigen, subsidiair de overeenkomsten zodanig te wijzigen dat het nadeel voor eisers zal zijn opgeheven;
III.   voor zover de overeenkomsten niet vernietigd zijn op grond van artikel 1:89 lid 1 BW of op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden, althans nietig zijn wegens strijd met de Wck, te verklaren voor recht dat Aegon wanprestatie heeft gepleegd en dat de overeenkomsten op die grond terecht door eisers zijn ontbonden, althans de overeenkomsten te ontbinden en daarbij te verklaren voor recht dat eisers recht hebben op terugbetaling van de door hen in het kader van deze overeenkomsten aan Aegon betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
IV.   voor zover de nietigheid of ontbinding van de onderhavige overeenkomsten niet wordt uitgesproken, te verklaren voor recht dat Aegon onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld en/of tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit de redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit contract jegens eisers had moeten betrachten en gehouden is om alle door eisers aan haar betaalde bedragen aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling, waarbij Aegon geen aanspraak kan maken op betaling door eisers van enige restschuld;
V.    voor zover de onderhavige overeenkomsten vernietigd of ontbonden zijn, althans de verklaring voor recht is uitgesproken dat Aegon jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld, tevens te verklaren voor recht dat Aegon jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld en/of wanprestatie heeft gepleegd met betrekking tot het deel van de overeenkomst betreffende de leenconstructies, op grond waarvan Aegon gehouden is de gehele door [X] c.s. geleden vermogensschade te vergoeden bestaande uit de gestelde schadeposten betreffende de leningen en alle verdere schade die hiermee verband houdt;
VI.   Aegon te veroordelen om de volledige kosten van rechtsbijstand van eisers te betalen, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen vergoeding;
VII.  Aegon te gelasten om binnen twee weken na de betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisers bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel wordt doorgehaald en dat in de betreffende gevallen de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom per eiser van € 500,— voor iedere dag dat Aegon daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,-- per eiser;
VIII. (van) de in de dagvaarding onder 8 vermelde producten de ontbrekende folders over te leggen, voor zover deze door Aegon niet bij conclusie van antwoord worden overgelegd;
IX.   de in de dagvaarding onder 15.1 bedoelde aankoopbewijzen van de door Aegon voor eisers gekochte aandelen over te leggen alsmede opgave te doen van de datum en koersen van aankoop en de datum en koersen van verkoop van de betreffende aandelen;
X.    ten aanzien van de individuele eisers, Aegon te veroordelen tot betaling van de bedragen zoals die aan de hand van de contracten, welke per individuele eiser zijn vermeld en omschreven in deel II van de dagvaarding, nader berekend dienen te worden.
 
4.    Aan deze vorderingen leggen zij kort zakelijk samengevat ten grondslag:
De overeenkomsten kwalificeren als huurkoopovereenkomsten, voor het aangaan waarvan ingevolge artikel 1:88 BW de toestemming van de andere echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner nodig is. Die toestemming ontbreekt. Op grond daarvan van is door of namens hun echtgenoten/geregistreerde partners de nietigheid van de overeenkomsten ingeroepen. Dientengevolge zijn de overeenkomsten vernietigd en geldt dat hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt moet worden.
- Zij hadden geen enkele ervaring met beleggen en hadden geen verstand van gecompliceerde financiële producten als de onderhavige. (De tussenpersoon van) Aegon heeft misbruik gemaakt van hun onervarenheid en gebrek aan inzicht. Op grond daarvan hebben zij de overeenkomsten vernietigd en geldt dat hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt moet worden.
- Zij zijn door (de tussenpersoon van) Aegon onvoldoende en onjuist geïnformeerd over de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's. Ook hebben zij de op de overeenkomsten betrekking hebbende brochures niet ontvangen. Zij hadden geen ervaring met beleggen. Zij hebben zich daardoor niet gerealiseerd dat zij het risico liepen dat zij niet alleen hun inleg zouden kunnen verliezen, maar ook nog met een aanzienlijke restschuld zouden kunnen blijven zitten. Zij dachten, afgaande op de hun door (de tussenpersoon van) Aegon verstrekte informatie, dat het ging om een soort spaarsysteem waarbij zij geen risico's liepen. Aldus hebben zij door toedoen van (de tussenpersoon van) Aegon een onjuiste voorstelling van zaken gehad en gedwaald omtrent de werkelijk aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's. Zouden zij een juiste voorstelling van zaken hebben gehad, dan zouden zij de overeenkomsten niet zijn aangegaan. Op grond hiervan hebben zij de overeenkomsten vernietigd en moet hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt worden.
- De overeenkomsten voldoen niet aan het bepaalde in de artikelen 9, 33, 30 lid 3 van de Wet op het consumenten krediet (hierna: Wck). Op grond daarvan zijn de overeenkomsten nietig. Zij hebben daarop een beroep gedaan. Derhalve geldt dat hetgeen ter uitvoering van die overeenkomsten is verricht, ongedaan gemaakt moet worden.
- Het op de overeenkomsten betrekking hebbende reclamemateriaal, met name de brochures, is misleidend doordat daarin een onjuist, althans veel te rooskleurig beeld wordt gegeven van de aan de overeenkomsten verbonden winstkansen, terwijl niet of nauwelijks gewezen wordt op de grote risico's die verbonden zijn aan beleggen met geleend geld. Het gebruikmaken van dergelijk reclamemateriaal is onrechtmatig ingevolge artikel 6:194 BW. Derhalve heeft Aegon jegens hen onrechtmatig gehandeld en is zij gehouden hen de schade te vergoeden.
- In strijd met de op haar rustende zorgplicht zoals voortvloeiende uit de artikelen 28 en 33 NR. 1999 heeft Aegon voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomsten geen informatie bij hen ingewonnen over hun financiële positie en hun beleggingsdoelstelling, noch onderzocht of zij bereid en in staat waren om de aan de overeenkomsten verbonden risico's te dragen. Aldus heeft Aegon jegens hen onrechtmatig gehandeld en is zij gehouden de schade aan hen te vergoeden.
- Gedurende de overeenkomst heeft Aegon niet voldaan aan haar plicht tot saldobewaking. Zij heeft nooit gewaarschuwd toen er zodanig koersverlies ontstond dat te verwachten was dat het eindresultaat van de overeenkomsten negatief zou zijn. Hierdoor is zij toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen. Op grond hiervan hebben zij de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden en is Aegon gehouden hen de schade te vergoeden.
- De schade bestaat uit hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomsten aan Aegon hebben betaald, alsmede de restschuld waarmee zij zijn blijven zitten.
- Een beroep van Aegon op artikel 6:278 BW moet worden afgewezen, althans moet hun voorwaardelijk beroep op artikel 6:230 lid 2 BW worden gehonoreerd;
- Zij zijn op enig moment opgehouden met aan Aegon te betalen. Ook zijn zij niet bereid om de volgens Aegon bestaande restschuld te betalen. Op grond hiervan heeft Aegon bij het BKR te Tiel melding gemaakt van hun niet-betaling. Dit is echter ten onrechte geschied, zodat Aegon de BKR registratie ongedaan dient te maken.
 
5.    In deel II van dagvaarding hebben [X] c.s. ieder voor zich ook nog vorderingen geformuleerd. Welbeschouwd zijn dat herhalingen van de in deel I van de dagvaarding geformuleerde gemeenschappelijke vorderingen, met enige verbijzondering naar ieders individuele geval. De kern van die individuele vorderingen is dat zij elk terugbetaling vorderen van hetgeen zij aan Aegon hebben betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling aan Aegon tot de dag van terugbetaling door Aegon, ongedaanmaking van de BKR registratie op straffe van een dwangsom en betaling van de werkelijke proceskosten zoals nader in de dagvaarding gespecificeerd.
 
Verweer
 
6.    Aegon voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [X] c.s. in de proceskosten. Hetgeen Aegon daartoe aanvoert wordt hierna besproken.
 
Beoordeling
 
Inleidende opmerkingen
 
7.     [X] c.s. treden in de onderhavige zaak gezamenlijk op als eisers en formuleren in deel I van de inleidende dagvaarding ook een gezamenlijke eis, terwijl zij daarnaast in deel II van de dagvaarding ook ieder voor zich een individuele eis formuleren. Ter onderbouwing van hun vorderingen voeren zij in deel I van de dagvaarding een aantal algemene klachten aan, die zij vervolgens in deel II van de dagvaarding nader uitwerken tot ieders individuele geval. Aegon heeft in haar conclusie van antwoord deze opzet gevolgd en in de verdere processtukken is deze methodiek voortgezet.
 
8.    Het gaat in deze zaak echter om de beoordeling van de overeenkomst(en) die elk van de eisers individueel met Aegon heeft gesloten. Deze overeenkomsten vertonen onderling aanzienlijke verschillen, terwijl uit de processtukken voorts blijkt dat ook de wijze van totstandkoming van die overeenkomsten en de individuele omstandigheden van elk van de eisers onderling verschillen.
 
9.     Het komt de kantonrechter daarom geraden voor de onderhavige zaak aldus te behandelen, dat achtereenvolgens de individuele vorderingen van elk van de eisers worden beoordeeld op basis van hetgeen met betrekking tot elk van die individuele vorderingen is aangevoerd. Hetgeen in de processtukken meer in het algemeen is aangevoerd zal dan waar nodig in die individuele beoordeling worden betrokken.
 
10.   Overigens heeft de kantonrechter uit de omvang en de inhoud van de processtukken zij-dens Aegon niet bepaald de indruk gekregen dat zij door de wijze waarop [X] c.s. de onderhavige zaak hebben opgezet daadwerkelijk in haar verdediging is geschaad. Haar verweer dienaangaande wordt derhalve verworpen.
 
De vorderingen van [X]
 
Kwalificatie van de overeenkomsten
 
11.  In het geval van [X] gaat het om een tweetal overeenkomsten: een Vermogens Vliegwiel-overeenkomst en een Koopsom Vliegwiel-overeenkomst.
 
12.  Met betrekking tot de vraag of deze overeenkomsten aan te merken zijn als huurkoopovereenkomsten overweegt de kantonrechter dat de overeenkomsten voldoen aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter mede naar het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 april 2004, NJF 2004, 409, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt.
 
13.  Kort samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten. De stelling van Aegon, dat de onderhavige overeenkomsten geen huurkoopovereenkomst zijn omdat deze betrekking hebben op vermogensrechten, wordt derhalve verworpen.
De overeenkomsten voldoen voorts aan de essentialia van huurkoop, althans hebben deze strekking. Zoals blijkt uit de bepalingen van de overeenkomsten en van de Bijzondere Voorwaarden wordt [X] eerst nadat hij aan zijn verplichtingen uit de overeenkomsten voldaan heeft, van rechtswege eigenaar van de onderliggende aandelen en is Aegon gehouden om die alsdan aan hem te leveren. Daaraan doet niet af dat [X] bij het einde van de overeenkomsten kan kiezen voor verkoop van de aandelen. Uit de bepalingen van de Bijzondere Voorwaarden blijkt verder dat alle baten en waardeveranderingen gedurende de looptijd van overeenkomsten aan [X] toekomen. Daarmede is voldaan aan het vereiste van aflevering (in de zin van het feitelijk verschaffen van het genot) van de aandelen aan [X] bij aanvang van de overeenkomsten. Tenslotte blijkt uit de overeenkomsten dat de leasesommen (waarvan de koopsommen deel uitmaken) in twee of meer termijnen betaald moet worden, zodat ook aan het vereiste van twee of meer termijnen is voldaan.

Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
14.  Nu blijkens het voorgaande de overeenkomsten als een huurkoopovereenkomsten dienen te worden aangemerkt, was op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X] de toestemming van zijn echtgenote vereist. Aanvankelijk heeft [X] gesteld dat de toestemming van zijn echtgenote voor het aangaan van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst ontbrak en heeft hij zich erop beroepen dat zijn echtgenote op grond daarvan de vernietiging van die overeenkomst had ingeroepen.
 
15.  Uit de door Aegon in het geding gebrachte stukken blijkt echter dat zowel de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst als de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst mede door de echtgenote van [X] zijn ondertekend. Derhalve kan van vernietiging van die overeenkomst op grond van het ontbreken van de toestemming van de echtgenote van [X] geen sprake zijn.
 
Misleidende reclame
 
16.  Anders dan [X] heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de overeenkomsten, de daarop betrekking hebbende Bijzondere Voorwaarden en/of de op de overeenkomsten betrekking hebbende brochures als misleidend moeten worden aangemerkt. Overwogen wordt dat de inhoud van de overeenkomsten en de daarop betrekking hebbende Bijzondere Voorwaarden en brochures voor de gemiddelde oplettende lezer voldoende informatie bevatten omtrent de aard van de overeenkomsten en de eventuele daaraan verbonden financiële risico's. In de brochures wordt herhaalde malen gewezen op de risico's die aan het beleggen in aandelen verbonden zijn. Voorts blijkt zowel uit de brochures, als uit de (concept)overeenkomsten, als uit de Bijzondere Voorwaarden duidelijk dat er sprake is van een geldlening waarmee aandelen worden gekocht en waarvoor in twee of meer termijnen bedragen betaald moeten worden die betrekking hebben op aflossing, rente en administratiekosten. Voor zover de overeenkomsten het risico van een restschuld inhouden, wordt ook daarop in voldoende duidelijke bewoordingen gewezen. Noch de brochures van Aegon, noch de toegezonden (con-cept)overeenkomsten, noch de Bijzondere Voorwaarden kunnen daarom als misleidend worden aangemerkt.

Positie van de tussenpersoon
 
17.   Anders dan Aegon is de kantonrechter van oordeel dat de gedragingen van de tussenpersoon ANN Financiële Adviezen bij de totstandkoming van de overqenkomsten op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW aan Aegon dienen te worden toegerekend. Waar het om gaat is dat de bemiddeling door de tussenpersoon is geschied ten voordele van Aegon. De nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon in het kader van die bemiddeling dienen dan ook voor risico van Aegon te komen en behoren niet te worden afgewenteld op [X]. Dit klemt temeer nu niet in geschil is dat de tussenpersoon niet uitsluitend opgetreden is als adviseur van [X], maar tevens als tussenpersoon van Aegon (vgl. de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI d.d. 27 januari 2005, JOR 2005, 67).
 
18.  Het argument van Aegon, dat de bepaling van artikel 6:76 BW blijkens de parlementaire geschiedenis slechts van toepassing is indien de tussenpersoon betrokken is bij de uitvoering van een verbintenis van degene voor wie hij optreedt (in casu Aegon), en dat daarvan in het onderhavige geval geen spreke is, kan haar niet baten. Ook in de precontractuele fase kan er immers sprake zijn van verbintenissen voortvloeiende uit de eisen van redelijkheid en billijkheid die partijen ook in die fase jegens elkaar in acht hebben te nemen. Schending van zulk een verbintenis door een tussenpersoon, die (mede) ten behoeve van de principaal bemiddelt bij het tot stand komen van een door de principaal te sluiten overeenkomst, kan derhalve zeer wel leiden tot aansprakelijkheid van de principaal jegens de wederpartij.

Misbruik van omstandigheden en dwaling
 
19.  [X] heeft aangevoerd dat hij de op de overeenkomsten betrekking hebbende brochures nimmer ontvangen heeft en deze dus ook niet heeft kunnen bestuderen voordat hij de overeenkomsten aanging. Voorts heeft hij aangevoerd dat de tussenpersoon met de
beide (concept)overeenkomsten bij hem thuis gekomen is en dat hij deze dadelijk moest ondertekenen, zodat hij niet de gelegenheid heeft gehad om de inhoud van de overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden aandachtig te lezen en tot zich door te laten dringen, maar moest afgaan op de hem door de tussenpersoon mondeling verstrekte informatie. Verder heeft hij aangevoerd dat hij geen enkele ervaring had met beleggen en beleggingsconstructies, dat hij afgaande op de door de tussenpersoon verstrekte informatie dacht dat het om een soort spaarregelingen ging waaraan geen noemenswaardige risico's verbonden waren, en dat hem eerst naderhand duidelijk is geworden dat hij door de tussenpersoon volstrekt onjuist is geïnformeerd omtrent de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's. In zijn optiek heeft (de tussenpersoon van) Aegon misbruik gemaakt van zijn onervarenheid en onkunde op beleggingsgebied en heeft hij gedwaald omtrent de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's.
 
20.  Aegon heeft deze stellingen van [X] gemotiveerd weersproken en voorts aangevoerd dat de bevoegdheid van [X] om de overeenkomsten op grond van misbruik van omstandigheden en/of dwaling te vernietigen reeds verjaard was toen een beroep op die vernietigingsgronden werd gedaan. Volgens Aegon was de invloed van het gestelde, door haar betwiste misbruik van omstandigheden uitgewerkt toen de overeenkomsten waren gesloten, zodat toen de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub b BW aangevangen is. Voorts voert Aegon aan dat [X] in september 2000 dividendbetalingen ontvangen heeft en dat hem in ieder geval daaruit duidelijk zijn geweest wat de overeenkomsten behelsden.
[X] heeft daar tegenover gesteld dat hij zich bij het ontvangen van die dividenduitkeringen door gebrek aan kennis en ervaring op beleggingsgebied niet gerealiseerd heeft dat de overeenkomsten betrekking hadden op beleggen met geleend geld en dat hij uit het enkele feit dat hij dividend ontving ook niet kon afleiden dat aan de overeenkomsten grote risico's verbonden waren.
 
21.  De kantonrechter deelt het standpunt van Aegon dat de bevoegdheid van [X] om op grond van misbruik van omstandigheden de overeenkomsten te vernietigen verjaard is. Zoals Aegon terecht aanvoert, zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden enkel de omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst van belang. Gesteld noch gebleken is dat het door [X] gestelde misbruik van omstandigheden door Aegon ook nog na het sluiten van de overeenkomsten heeft voortgeduurd. Derhalve moet ervan uitgegaan worden dat de verjaringstermijn met betrekking tot de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst op 22 november 1999 aangevangen is en dat de verjaringstermijn met betrekking tot de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst op 7 maart 2000 aangevangen is, zodat de verjaringstermijn reeds verstreken was toen op 28 december 2004 een beroep op deze vernietigingsgrond werd gedaan.
22.   Wat het beroep op dwaling betreft deelt de kantonrechter het standpunt van [X] dat het enkele feit dat hij in september 2000 een dividendbetaling ontving niet noodzakelijkerwijs meebrengt dat hem toen duidelijk was de precieze aard en inhoud van de overeenkomsten was en wat de daaraan verbonden risico's waren. Derhalve kan niet gezegd worden dat toen reeds de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub c BW is aangevangen.
 
23.  Daarmede is echter niet gezegd dat het beroep van [X] op dwaling slaagt. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de stelling van [X], dat hij
voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomsten geen kennis heeft kunnen nemen van de op de overeenkomsten betrekking hebbende brochures en ook de niet van de (concept)overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden, maar afgaande op de hem door de tussenpersoon verstrekte informatie de overeenkomsten "blind" ondertekend heeft, moet geoordeeld worden dat [X] aldus zelf het risico heeft genomen dat de aard en inhoud van de overeenkomsten niet overeenkwam met zijn wensen en bedoelingen. Daar komt bij dat in dat geval eens te meer van hem verwacht mogen worden dat hij na ondertekening en nadat hij daarvan een exemplaar had behouden de overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden alsnog nauwgezet bestudeerd had en zonodig daarover nadere uitleg had gevraagd indien hij de inhoud van die documenten niet begreep of daarover vragen had. Gesteld noch gebleken is dat hij dat gedaan heeft. Had hij dat wel gedaan, dan had hem daaruit duidelijk moeten zijn geworden dat de overeenkomsten betrekking hadden op het verstrekken van een geldlening en dat met de geleende geldsommen aandelen werden gekocht. De overeenkomsten spreken immers over het aankopen van aandelen, aankoopsom, te betalen rente, terugbetaling van de leasesom in termijnen en boeterente bij voortijdige beëindiging (anders dan op het tijdstip waarop contractueel boetevrij tussentijds beëindigd kon worden). Verder is uit de bij de overeenkomsten behorende Bijzondere Voorwaarden duidelijk dat indien bij het einde van de overeenkomsten (door tussentijdse beëindiging of na het verstrijken van de looptijd) de verkoopopbrengst van de aandelen lager is dan de eventuele resterende schuld van de cliënt aan Aegon, de cliënt het verschil aan Aegon moet betalen. Dit een en ander in aanmerking genomen is de kantonrechter van oordeel dat indien er aan de zijde van [X] al sprake mocht zijn geweest van dwaling omtrent de aard van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's, deze op grond van het vorenstaande voor zijn rekening en risico dient te blijven.
 
Toepasselijkheid Wck
 
24.  De stelling van Aegon dat de Wck niet op de overeenkomsten van toepassing is, omdat de kredietsom bij elk van die overeenkomsten bij het aangaan ervan meer bedroeg dan de voor de toepasselijkheid van de Wck geldende limiet van ƒ 50.000,— (€ 22.698,23), treft doel. Immers de voor de aankoop van de aandelen door Aegon aan [X] beschikbaar gestelde geldsom was bij elk van de beide overeenkomsten aanmerkelijk hoger dan die limiet. Ingevolge artikel 3 Wck, zoals geldend ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten, is de Wck dus niet op die overeenkomsten van toepassing.

Aankoop aandelen
 
25.  Met Aegon is de kantonrechter van oordeel dat dit geschilpunt voor de onderhavige procedure niet van belang is, omdat de vorderingen van [X] niet gericht zijn op nakoming van de overeenkomsten en verkrijging van de aandelen, maar daarentegen juist op het ongedaan maken van de overeenkomsten en hun gevolgen.

Zorgplicht
 
26.  Met betrekking tot het beroep van [X] op schending door Aegon van de op haar rustende zorgplicht wordt het volgende overwogen.
 
27.  Juist is dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (23 mei 1997, NJ 1998 nr. 192 en 9 januari 1998, NJ 1999 nr. 285) banken, gelet op hun maatschappelijke functie, een
bijzondere zorgplicht hebben jegens onder meer hun (potentiële) cliënten. Hoewel Aegon geen bank is, heeft deze zorgplicht ook voor haar als financiële instelling te gelden. Weliswaar zagen deze arresten niet op aandelenleaseconstructies, maar gelet op de aan dergelijke overeenkomsten dikwijls verbonden risico's bestaat er geen aanleiding om bij overeenkomsten als de onderhavige, die het beleggen met geleend geld betreffen, anders te oordelen.
 
28.   In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2004, NJF 2004, 410 en van de daaromtrent gedane uitspraken van de Klachtencommissie van het DSI d.d. 5 februari 2004, NJF 2004, 446 is de kantonrechter voorts van oordeel dat Aegon bij het aanbieden van de onderhavige overeenkomsten gehouden was aan de in de NR 1999 gecodificeerde zorgplicht. Daaraan doet niet af dat het bij deze overeenkomsten gaat om - zoals Aegon heeft betoogd - kant-en-klare effectenproducten bestemd voor een breed publiek. De stelling van Aegon dat de NR 1999 niet van toepassing is, treft geen doel, reeds omdat de daarin neergelegde regels ook volgen uit de bijzondere zorgplicht, die ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 1999 (NJ 1999, 285) gezien hun de maatschappelijke functie op banken rust in de relatie met hun cliënten. Weliswaar is Aegon geen bank, maar niet valt in te zien waarom een dergelijke zorgplicht niet op haar als financiële instelling zou rusten.
 
29.  Het inwinnen van informatie betreffende de financiële situatie, de beleggingsdoelstelling en de beleggingservaring van de belegger wordt op grond van artikel 28 NR 1999 echter slechts gevergd "voor zover die informatie redelijkerwijs relevant is bij de uitvoering van de te verlenen effectendiensten ".
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de door [X] met Aegon gesloten Vermogens Vliegwiel-overeenkomst enerzijds en de door hem met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst anderzijds, omdat de aan die overeenkomsten verbonden risico's en met name het risico van een forse restschuld aanmerkelijk van elkaar verschillen.
 
30.  Wat betreft de door [X] met Aegon gesloten Vermogens Vliegwiel-overeenkomst wordt dat verband het volgende overwogen.
1.)  Ten aanzien van deze overeenkomst is geen sprake van grote risico's. Immers, blijkens die overeenkomst is het risico voor [X] ertoe beperkt dat hij aan het einde van de looptijd, op welk moment de leasesom geheel is afgelost en dus van een restschuld geen sprake is, blijft zitten met aandelen waarvan de waarde lager is dan de gedurende de looptijd van de overeenkomsten betaalde leasesom, zodat hij van de overeenkomsten geen geldelijk gewin zal ondervinden. Of dit risico zich zal voltrekken, kan echter pas in 2014 worden beoordeeld. Slechts in geval van tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst bestaat voor [X] het risico van een restschuld. Indien tussentijdse beëindiging achterwege blijft, is aan het einde van de looptijd immers de gehele leasesom afgelost en resteert geen schuld. Een restschuld, gebaseerd op de beurskoersen ten tijde van de beëindiging, kan dan ook uitsluitend ontstaan als gevolg van een beslissing van [X] om de overeenkomst tussentijds te beëindigen en is in dat geval het directe gevolg van zijn eigen keuze om de overeenkomst tussentijds te beëindigen. Van enig ander risico is bij nakoming van de overeenkomst geen sprake.
2.)  Blijkens de overeenkomst - waarin de beleggingsdoelstelling van [X] besloten ligt - had Aegon bij het verlenen van effectendiensten geen enkele vrijheid; zij was gehouden om met de hoofdsom de met name genoemde aandelen aan te kopen en kon derhalve op geen enkel moment in de uitvoering van haar opdracht rekening houden met de in artikel 28 NR 1999 bedoelde informatie. Daarnaast is van belang dat gedurende de looptijd van de overeenkomst ten aanzien van de verplichtingen van [X] geldt dat deze ertoe beperkt zijn de maandelijkse termijnen tijdig te voldoen en dat in deze verplichtingen gedurende de looptijd geen wijzigingen optreden. Hiertoe is ervaring met beleggen in aandelen dan ook niet vereist. Een verplichting om bij een waardedaling van de aandelen na afloop van de contractstermijn het verschil tussen de aan- en verkoopwaarde aan Aegon te moeten betalen, is dus niet aan de orde. De ingevolge artikel 28 NR 1999 te vergaren (extra) informatie zou in de uitvoering door Aegon van de onderhavige overeenkomst dan ook niet relevant zijn geweest, zodat geoordeeld wordt dat deze bepaling Aegon niet noopte tot het inwinnen van deze informatie en dat het opmaken van een cli-entenprofiel achterwege kon blijven.
3.)  Ten slotte wordt nog overwogen dat het in de precontractuele fase slechts ging om de vraag of [X] in staat was de overeengekomen maandtermijnen, die gedurende de looptijd steeds gelijk zouden blijven, te voldoen.
Geoordeeld wordt dat het aan [X] zelfwas om te beoordelen of zijn draagkracht voldoende was om die termijnen te betalen. Indien [X] zijn (toekomstige) draagkracht heeft overschat - hetgeen overigens gesteld noch gebleken is - valt dit buiten de reikwijdte van de door Aegon in acht te nemen zorgplicht in de precontractuele fase. Daarbij komt dat [X], naar hij bij conclusie van repliek heeft gesteld, bij aanvang van de overeenkomst weliswaar een bescheiden inkomen had, maar daarnaast beschikte over een vermogen van ongeveer € 53.000,--. Tegen die achtergrond is niet aannemelijk dat zijn financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst zodanig was dat Aegon hem had behoren te ontraden de overeenkomst aan te gaan.
 
31. Geheel anders ligt dit evenwel met betrekking tot de door [X] met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst.
1.)  Anders dan bij de Vermogens Vliegwiel-overeenkomst, kleeft aan de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst wel het risico van een forse restschuld; in het slechtste geval tot een bedrag van € 56.022,85 als de opbrengst van de onderliggende aandelen op de einddatum nihil mocht zijn (naast het verlies van de reeds betaalde inleg). Gelet op de aard en de omvang van dit risico is de kantonrechter van oordeel dat Aegon op de voet van art. 28 NR had behoren na te gaan of [X] als haar potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende financiële middelen zou beschikken om aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te voldoen en bereid en in staat was om het eerder genoemde risico van een forse restschuld te dragen.
2.)   Aegon heeft zich echter, zo volgt uit haar stellingen, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten in het geheel niet verdiept in de financiële situatie van [X] en diens bereidheid om een aanzienlijk financieel risico te lopen. Zij heeft zich er niet van vergewist of deze overeenkomst wel paste in de financiële situatie en doelstellingen van [X] en of deze bereid en in staat was om een eventuele aanzienlijke restschuld te betalen. Daar komt bij dat Aegon ook nadien niet ingegrepen of gewaarschuwd heeft toen de aandelenkoersen zodanig daalden dat er (anders dan de in de brochure vooral voorgespiegelde winsten) een negatief saldo dreigde te ontstaan. De omstandigheid dat de overeenkomst een vaste looptijd had en betrekking had op daarin met name genoemde aandelenpakketten doet daaraan niet af. Het is immers duidelijk dat de schade beperkt had kunnen worden wanneer tussentijds was ingegrepen door verkoop van de aandelen. 3.)  Door de hiervoor omschreven nalatigheden is Aegon naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [X] in de fase die voorafging aan de totstandkoming van de overeenkomst. Aldus heeft Aegon jegens [X] onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor het als gevolg daarvan door [X]
ondervonden nadeel. Daarbij dient echter tevens in aanmerking te worden genomen dat [X] ook een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de negatieve gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de Koopsom Vliegwiel. Immers heeft [X] in het risico van een negatieve afloop van de overeenkomst geen aanleiding gezien om van de transactie af te zien, of tenminste daarover nadere inlichtingen in te winnen. 4.)  Beide partijen hebben aldus bijgedragen aan het ontstaan van het nadeel. De verantwoordelijkheid van Aegon als professionele partij en als financiële instelling, belast met bovenbedoelde bijzondere maatschappelijke zorgplicht, weegt naar het oordeel van de kantonrechter echter zwaarder dan die van [X] als consument. Daaraan doet niet af dat [X] zich bij het aangaan van de overeenkomst heeft laten adviseren een tussenpersoon, aangezien zulks Aegon niet ontheft van haar eigen verantwoordelijkheid voor de nakoming van haar verplichtingen uit de op haar rustende zorgplicht. 5.)  Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, is de kantonrechter van oordeel dat Aegon naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van (enig deel van) de restschuld. Voorts dient Aegon in beginsel de door [X] betaalde inleg ad € 22.825,91 terug te betalen. Daarbij dient echter in aanmerking genomen te worden dat ervan uitgegaan mag worden dat [X] bereid was het bedrag van zijn inleg in aandelen te beleggen en dat hij zich er ook van bewust was dat hij door dit bedrag in aandelen te beleggen koersrisico zou lopen. Daarom brengt de billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter mee dat de door Aegon aan [X] te betalen schadevergoeding (de restitutie van het inlegbe-drag) aldus wordt gecorrigeerd, dat deze beperkt wordt tot 50 % van het inlegbedrag en dat het restant voor rekening van [X] blijft, zulks onder verrekening van het uit hoofde van de Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X] ontvangen dividend. 6.)  Het voorgaande leidt ertoe dat de schade van [X] ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Aegon gesteld moet worden op het bedrag van de restschuld ad € 18.154,39 vermeerderd met een bedrag ad € 11.414,10 (de helft van de door hem betaalde inleg) en verminderd met het door [X] uit hoofde van de overeenkomst ontvangen dividend ad € 5.355,79. Per saldo komt dat erop neer dat Aegon geen aanspraak heeft op betaling van de restschuld en dat zij aan [X] een bedrag terug dient te betalen ad (€ 11.414,10 -/- € 5.355,79 =) € 6.058,31.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het verstrijken van de in de brief van de gemachtigde van [X] d.d. 30 januari 2006 genoemde termijn van twee weken, derhalve vanaf 13 februari 2006.
 
Het beroep op artikel 6:278 BW
 
32.  Het beroep van Aegon op artikel 6:278 BW kan haar - wat daar verder van zij - in het onderhavige geval niet baten. Dat artikel kan immers slechts aan de orde komen in geval van vernietiging of nietig verklaring, dan wel van ontbinding van de overeenkomst. Daarvan is in dit geval echter geen sprake.
BKR registratie
 
33.  Door Aegon is gesteld dat zij [X] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X] zal derhalve worden afgewezen.
 
Conclusie
 
34.   Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat Aegon in de precon-tractuele fase van de door haar met [X] gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en dat aan [X] zal worden toegewezen een bedrag ad € 6.058,31 als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2006, waarbij Aegon jegens hem geen aanspraak zal kunnen maken betaling van de restschuld ter zake die overeenkomst.
 
De vorderingen van [X-1]
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
35.  In het geval van [X-1] gaat het om een Rendements Vliegwiel-overeenkomst.
 
36.   Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW.
 
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
37.  Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-1] de toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-1]- nnnn (hierna te noemen: [X-1}- nnnn) - vereist. Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
 
38.  Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel
1:88 lid 1 sub d vereiste toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten. De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer 03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5 bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst genoemde aandelen.
 
39.  Aegon heeft niet bestreden dat [X-1-nnnn] de overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-1-nnnn] ingeroepen vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij -zoals Aegon heeft gesteld - haar recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze vernietigingsgrond deed.
 
Verjaring
 
40.   Ingevolge artikel 3:52 lid 1 sub d BW verjaart de rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling door het verloop van driejaar nadat "de bevoegdheid om deze vernieti-gingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan". Uit de parlementaire geschiedenis (vide Parlementaire Geschiedenis Boek 3, pagina's 235 en 236) blijkt dat van "ten dienste komen te staan" sprake is op het moment waarop degene, aan wie de bevoegdheid tot het inroepen van de vernietigings-grond in te roepen, bekend is geworden, of redelijkerwijs geacht moet worden bekend te zijn geworden met de feiten die de reden vormen voor het inroepen van de vernietigings-grond; anders gezegd: op het moment waarop de belanghebbende de feiten kende en op grond daarvan de vernietigingsgrond kon inroepen (vgl. HR 31 oktober 2003, NJ 2006, 112).
 
41.   Vast staat dat het beroep op deze vernietigingsgrond door [X-1-nnnn] eerst gedaan is, nadat reeds drie jaren waren verstreken sedert het aangaan van de overeenkomst door [X-1]. Derhalve moet onderzocht worden op welk moment [X-1-nnnn] wist of geacht moeten worden geweten te hebben dat [X-1] de overeenkomst met Aegon gesloten had.
Bij de beantwoording van deze vraag moet voorop gesteld worden dat het op de weg ligt van degene die stelt dat de overeenkomst op grond van artikel 1:89 lid 1 BW vernietigd is, om concrete feiten te stellen die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat het beroep op de vernietigingsgrond tijdig is geschied.
 
42.  [X-1] heeft ter weerlegging van het beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat hij in het gezin de kostwinner is en de financiële zaken regelt. [X-1-nnnn] is - zo stelt [X-1] - eerst van het bestaan van de door hem met Aegon gesloten overeenkomst op de hoogte gekomen bij het omzetten van de hypotheek op hun woning in het begin van 2005. Voorts voert hij aan dat hij en [X-1-nnnn] zich er pas in 2005 uit berichten in de media van bewust zijn geworden dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen met geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen duidelijk is geworden dat [X-1-nnnn] toestemming had moeten geven voor het aangaan van de overeenkomst.
 
43.  Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan uitgegaan moet worden dat [X-1-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het aangaan van de overeenkomst door [X-1]. Binnen de gebruikelijke gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts blijkt uit de financiële administratie van Aegon dat de betalingen uit hoofde van de overeenkomst geschiedden ten laste van een gezamenlijke bankrekening van [X-1] en [X-1-nnnn].
 
44.  Anders dan Aegon acht de kantonrechter de stellingen van [X-1] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk. Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander. De enkele omstandigheid dat de betalingen zijn geschied vanaf een gezamenlijke bankrekening van [X-1] en [X-1-nnnn] brengt niet noodzakelijkerwijs mee dat [X-1-nnnn] van die betalingen op de hoogte was,
nog daargelaten de vraag of haar eventuele wetenschap van die betalingen noodzakelijkerwijs meebrengt dat zij ook van het bestaan van de overeenkomst en de aard en inhoud daarvan op de hoogte was. Daarbij komt dat [X-1] concreet heeft aangegeven wanneer en waardoor [X-1-nnnn] van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte is gekomen, namelijk bij het omzetten van de hypotheek op hun woning in het begin van 2005. Ook die stelling komt de kantonrechter niet onaannemelijk voor. Anders dan Aegon heeft betoogd volgt uit de betrokkenheid van [X-1-nnnn] bij de daarop betrekking hebbende notariële akte niet noodzakelijkerwijs dat zij ook betrokken was bij alle andere financiële zaken binnen het gezin en dus al veel eerder van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte was.
Nu overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-1] op dit punt in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet ongeloofwaardig. Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
 
45.  Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was toen de vernietigingsgrond door [X-1-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door [X-1-nnnn] bij brief van 1 april 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-1].

Omvang van de restitutieverplichting
 
46.  De vernietiging van de overeenkomst brengt mee dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van [X-1] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-1] gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad (€ 7.184,52 -/- € 918,25 =) € 6.266,27 aan [X-1] terug te betalen.
 
47.  Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en 6:248 BW ten betoge dat (volledige) restitutie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, wordt door de kantonrechter verworpen. Aegon had het risico van vernietiging van de overeenkomst op grond van de artikelen 1:88 en 89 BW op eenvoudige wijze kunnen vermijden door de overeenkomst mede door [X-1-nnnn] te doen ondertekenen. De overeenkomst voorziet er ook in dat deze mede ondertekend wordt door de andere echtgenoot/partner. Dat Aegon in het onderhavige geval van die mede ondertekening afgezien heeft, is een omstandigheid die geheel voor haar risico komt. De kantonrechter ziet geen enkele grond om de gevolgen van die nalatigheid van Aegon geheel of ten dele af te wentelen op [X-1] en op die manier de vernietiging van de overeenkomst feitelijk geheel of ten dele op te heffen. Om dezelfde redenen bestaat evenmin grond voor toepassing van artikel 6:101 BW (eigen schuld), zodat ook het beroep van Aegon op die bepaling wordt verworpen.
 
48.  Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt eveneens verworpen. Daartoe wordt overwogen dat die bepaling eerst dan toepassing kan vinden, indien aan een tweetal voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet ter uitvoering van de overeenkomst een prestatie zijn verricht die als gevolg van ontbinding, vernietiging, of nietig-
heid ongedaan moet worden gemaakt. In de tweede plaats moet blijken dat voor degene die kiest voor het rechtsmiddel dat restitutie meebrengt, deze keuze door wijziging van de waarde van de prestatie aantrekkelijker is geworden dan zij dadelijk na de uitvoering van de overeenkomst was en dat de keuze juist door deze omstandigheid is ingegeven (zie Toelichting Meijers bij art. 6:278 BW, Pari. Gesch. Boek 6, p. 1039, tweede volle alinea). Zowel ten aanzien van het eerste als ten aanzien van het tweede aspect rusten de stelplicht en eventuele bewijslast op de partij die zich van art. 6:278 BW wenst te bedienen, in casu Aegon. (vgl. de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005, JOR 2005, 67). Uit de eigen stellingen van Aegon volgt evenwel dat zij de litigieuze aandelen nimmer aan [X-1] heeft geleverd, zodat van een prestatie in de zin van voormelde bepaling geen sprake is.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van toepassing van artikel 6:278 BW zich niet verdragen met de door de wetgever beoogde, in de artikelen 1:88 en 89 BW vormgegeven bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven.
 
49.  De wettelijke rente over het per saldo door Aegon aan [X-1] terug te betalen bedrag is toewijsbaar vanaf het verstrijken van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 9 november 2005 genoemde termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 23 november 2005.

BKR-registratie
 
50.   Door Aegon is gesteld dat zij [X-1] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-1] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van Van der [X-1] zal derhalve worden afgewezen.

Conclusie
 
51.  Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat de door [X-1] met Aegon gesloten Rendements Vliegwiel-overeenkomst door [X-1-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [X-1] van een bedrag ad € 6.266,27 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2005 tot de dag der voldoening.
 
De vorderingen van [X-2]
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
52.   In het geval van [X-2] gaat het om een RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst.
 
53.   Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576hjuncto 1576 BW.
 
54.  Aegon heeft betoogd dat de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is, waarbij zij verwezen heeft naar een vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden d.d. 10 oktober 2006. De kantonrechter deelt dat standpunt niet en is van oordeel dat de RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst wel een huurkoopovereenkomst is, zoals
ook reeds beslist is in een niet door Aegon vermeld vonnis van deze kantonrechter d.d. 25 oktober 2006. Uit de bepalingen van die overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden blijkt immers zonneklaar dat de constructie is opgezet als gericht op en resulterende in de uiteindelijke eigendomsverkrijging door de cliënt-belegger van het aan hem in lease uitgegeven vorderingsrecht (de deelnemingsrechten) op Aegon tot betaling van een geldsom. Voorts blijkt uit die bepalingen alsook uit de door Aegon gegeven toelichting op de constructie dat de overeenkomst beoogt de cliënt-belegger, mits aan de contractuele betalingsverplichting geheel is voldaan, aan het einde van de overeenkomst eigenaar te doen worden van dat vorderingsrecht (de deelnemingsrechten). Dit vorderingsrecht is aan te merken als een vermogensrecht. Ook overigens voldoet de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter verder naar hetgeen hiervoor in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen.

Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
55.  Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-2] de toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-2-nnnn] (hierna te noemen: [X-2-nnnn]) - vereist. Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
 
56.  Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten. De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer 03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5 bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst genoemde aandelen.
 
57.  Aegon heeft niet bestreden dat [X-2-nnnn] de overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-2-nnnn] ingeroepen vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij - zoals Aegon heeft gesteld - haar recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze ver-nietigingsgrond deed.
 
Verjaring
 
58.  Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in de alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen.
 
59.   Evenals [X-1] heeft [X-2] ter weerlegging van het beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat hij in het gezin de kostwinner is en de financiële zaken regelt en dat [X-2-nnnn] daarmee geen bemoeienis heeft. Eerst door berichten in de media zijn hij en [X-2-nnnn] zich ervan bewust geworden dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen
met geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen duidelijk is geworden dat [X-2-nnnn] toestemming had moeten geven voor het aangaan van de overeenkomst.
 
60.  Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan uitgegaan moet worden dat [X-2-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het aangaan van de overeenkomst [X-2]. Binnen de gebruikelijke gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts blijkt uit de financiële administratie van Aegon dat de betalingen uit hoofde van de overeenkomst geschiedden ten laste van een gezamenlijke bankrekening van [X-2] en [X-2-nnnn].
 
61.   Anders dan Aegon acht de kantonrechter de stellingen van [X-2] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk. Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander. De enkele omstandigheid dat de betalingen zijn geschied vanaf een gezamenlijke bankrekening van [X-2] en [X-2-nnnn] brengt niet noodzakelijkerwijs mee dat [X-2-nnnn] van die betalingen op de hoogte was, nog daargelaten de vraag of haar eventuele wetenschap van die betalingen noodzakelijkerwijs meebrengt dat zij ook van het bestaan van de overeenkomst en de aard en inhoud daarvan op de hoogte was. Nu overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-2] op dit punt in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet ongeloofwaardig.
Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
 
62.  Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was toen de vernietigingsgrond door [X-2-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door [X-2-nnnn] bij brief van 8 juli 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-2].

Omvang van de restitutie verplichting
 
63.  De vernietiging van de overeenkomst brengt mee dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van [X-2] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-2] gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad (€ 4.400,—/- € 61,26 =) € 4.338,74 aan [X-2] terug te betalen.
 
64.  Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en 6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278 BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschou-
wen.
 
65.   De wettelijke rente over het per saldo door Aegon aan [X-2] terug te betalen bedrag is toewij sbaar vanaf het verstrijken van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 7 juli 2005 genoemde termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 21 juli 2005.
 
BKR-registratie
 
66.   Door Aegon is gesteld dat zij [X-2] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-2] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X-2] zal derhalve worden afgewezen.

Conclusie
 
67.  Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat de door [X-2] met Aegon gesloten RenteRetour Vliegwiel-overeenkomst door [X-2-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [X-2] van een bedrag ad € 4.338,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2005 tot de dag der voldoening.
De vorderingen van [X-3]
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
68.   In het geval van [X-3] gaat het om een Koopsom Vliegwielovereenkomst.
 
69.   Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel 7A:1576hjuncto 1576 BW.

Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
70.  Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-3] de toestemming van haar echtgenoot - [dhr. X-3] (hierna te noemen: [dhr. X-3]) - vereist.
Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
 
71.  Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten. De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging
9 van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer 03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW
dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5 bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst genoemde aandelen.
 
72.  Aegon heeft niet bestreden dat [X-3] de overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-3] ingeroepen vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij -zoals Aegon heeft gesteld - zijn recht daartoe al verjaard was toen hij een beroep op deze vernietigingsgrond deed.

Verjaring
 
73.   Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in de alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen.
 
74.  [X-3] heeft ter weerlegging van het beroep van Aegon op verjaring aangevoerd dat [dhr. X-3] geen bemoeienis heeft gehad met de totstandkoming van de overeenkomst en ook niet op de hoogte was van het bestaan ervan. Eerst in mei 2005 zijn zij en [X-3] er door een hypotheekadviseur op gewezen dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen met geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen duidelijk is geworden dat [X-3] toestemming had moeten geven voor het aangaan van de overeenkomst.
 
75.  Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan uitgegaan moet worden dat [X-3] wel degelijk op de hoogte is geweest van het aangaan van de overeenkomst door [X-3]. Binnen de gebruikelijke gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft. Voorts is het volgens Aegon onaannemelijk dat [dhr. X-3] niet aanwezig is geweest bij de gesprekken die de tussenpersoon met [X-3] bij haar thuis over de overeenkomst heeft gehad.
 
76.  Anders dan Aegon acht de kantonrechter de stellingen van [X-3] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van elkaars financiële doen en laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader onderbouwd, en de kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk. Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander, of dat zij ieder hun eigen financiële beheer voeren. Daarbij komt dat [X-3]-Van Raamsdonk concreet heeft aangegeven wanneer en waardoor [X-3] van het bestaan van de overeenkomst op de hoogte is gekomen, namelijk in mei 2005 door advies van een hypotheekadviseur. Ook die stelling komt de kantonrechter niet onaannemelijk voor. Nu overigens geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-3] op dit punt in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet ongeloofwaardig. Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
 
77.  Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was toen de vernietigingsgrond door [dhr. X-3] werd
ingeroepen. Mitsdien faalt het beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door [dhr. X-3] bij brief van 10 juni 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-3] .
 
Omvang van de restitutieverplichting
 
78.  De vernietiging van de overeenkomst brengt mee dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van [X-3 ontvangen bedragen aan haar terug te betalen en dat [X-3] gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad (€ 11.307,- -/-€ 5.355,79 =) € 5.951,21 aan [X-3 terug te betalen.
 
79.  Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en 6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278 BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschouwen.
 
80.  De wettelijke rente over het per saldo door Aegon aan [X-3] terug te betalen bedrag is toewijsbaar vanaf het verstrijken van de in zijn de brief d.d. 10 juni 2005 genoemde termijn van vier weken, derhalve vanaf 8 juli 2005.

BKR-registratie
 
81.  Door Aegon is gesteld dat zij [X-3] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-3] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X-3] zal derhalve worden afgewezen.
 
Conclusie
 
82.  Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat de door [X-3] met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X-3] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [X-3] van een bedrag ad € 5.951,21 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2005 tot de dag der voldoening.
 
De vorderingen van [X-4]
 
Kwalificatie van de overeenkomst
 
83.   In het geval van [X-4] gaat het om een Vermogens Vliegwiel-extra overeenkomst.
 
84.   Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de alinea's 12 en 13 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen, is de kantonrechter van oordeel dat ook deze overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in artikel
7A:1576hjuncto 1576 BW.
 
Toepasselijkheid van de artikelen 1:88 en 89 BW
 
85.  Nu blijkens het voorgaande de overeenkomst als een huurkoopovereenkomst dient te worden aangemerkt, was op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 sub d BW voor het aangaan daarvan door [X-4] de toestemming van zijn echtgenote - mevrouw [X-4-nnnn] (hierna te noemen: [X4-nnnn) - vereist.
Ingevolge artikel 1:88 lid 3 BW moet die toestemming in geval van een huurkoopovereenkomst schriftelijk worden verleend, aangezien voor de huurkoopovereenkomst een onderhandse of authentieke akte vereist is (artikel 7A:1576i lid 1 BW).
 
86.  Anders dan Aegon heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in artikel 1:88 lid 1 sub d vereiste toestemming ook geldt voor koop op afbetaling en huurkoop van vermogensrechten. De kantonrechter verwijst voor dit oordeel naar rechtsoverweging 9 van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 (rolnummer 03-5323, LJN nummer AQ7412). De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in het onderhavige geval anders te oordelen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub d BW dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in artikel 7A:1576 lid 5 bedoelde vermogensrechten zoals die van de in de onderhavige overeenkomst genoemde aandelen.
 
87.  Aegon heeft niet bestreden dat [X-4-nnnn] de overeenkomst niet mede ondertekend heeft. De door [X-4-nnnn] ingeroepen vernietiging van de overeenkomst treft dus doel, tenzij - zoals Aegon heeft gesteld - haar recht daartoe al verjaard was toen zij een beroep op deze ver-nietigingsgrond deed.
 
Verjaring
 
88.   Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor in de alinea's 40 en 41 is overwogen en als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast is te beschouwen.
 
89.   Ter weerlegging van het beroep van Aegon op verjaring heeft [X-4] aangevoerd dat hij in het gezin de kostwinner is en de financiële zaken regelt en dat [X-4-nnnn] daarmee geen bemoeienis heeft. Eerst door berichten in de media zijn hij en [X-4-nnnn] zich ervan bewust geworden dat de overeenkomst betrekking heeft op beleggen met geleend geld en dient te worden gekwalificeerd als huurkoop, zodat hen ook eerst toen duidelijk is geworden dat [X-4-nnnn] toestemming had moeten geven voor het aangaan van de overeenkomst.
 
90.  Aegon heeft hier tegenover gesteld dat ervan uitgegaan moet worden dat [X-4-nnnn] wel degelijk op de hoogte is geweest van het aangaan van de overeenkomst door [X-4]. Binnen de gebruikelijke gezinsverhoudingen is het zeer onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden aangegaan waaruit met langdurige financiële verplichtingen voortvloeien, zonder dat de andere echtgenoot daarvan weet heeft.
 
91.  Anders dan Aegon acht de kantonrechter de stellingen van [X-4] op dit punt niet onaannemelijk. Het is de kantonrechter niet bekend of het binnen de gezinsverhoudingen in Nederland gebruikelijk is dat beide echtelieden steeds van eikaars financiële doen en laten op de hoogte zijn. Aegon heeft dat wel gesteld, maar niet nader onderbouwd, en de
kantonrechter acht die stelling niet zonder meer aannemelijk. Het is immers zeer wel denkbaar dat het financiële beheer binnen een gezin gevoerd wordt door één der echtelieden zonder bemoeienis van de ander. Nu overigens geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die - mits zonodig bewezen - aanleiding geven om het waarheidsgehalte van de stellingen van [X-4] op dit punt in twijfel te trekken, acht de kantonrechter die stellingen niet ongeloofwaardig.
Wat Aegon verder daartegen aangevoerd heeft, berust op veronderstellingen en is onvoldoende concreet en onderbouwd om tot een ander oordeel te komen.
 
92.  Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW nog niet verstreken was toen de vernietigingsgrond door [X-4-nnnn] werd ingeroepen. Mitsdien faalt het beroep van Aegon op verjaring.
De conclusie is derhalve dat de overeenkomst door [X-4-nnnn] bij brief van 11 juli 2005 buitengerechtelijk is vernietigd wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot het aangaan van de overeenkomst door [X-4].

Omvang van de restitutieverplichting
 
93.  De vernietiging van de overeenkomst brengt mee dat partijen gehouden zijn ongedaan te maken wat zij ter uitvoering van de overeenkomst hebben verricht. Dit betekent dat Aegon gehouden is om de van [X-4] ontvangen bedragen aan hem terug te betalen en dat [X-4] gehouden is om de ontvangen dividenden aan Aegon terug te betalen. Per saldo dient Aegon dus een bedrag ad (€ 7.270,76 -/- € 1.344,38 =) € 5.926,38 aan [X-4] terug te betalen.
 
94.  Het beroep van Aegon op de artikelen 6:2 en 6:248 BW, artikel 6:101 BW alsmede haar beroep op toepassing van artikel 6:278 BW faalt om de redenen als hiervoor uiteengezet in de alinea's 48 en 49 die als hier mutatis mutandis herhaald en ingelast zijn te beschouwen.
 
95.  De wettelijke rente over het per saldo door Aegon aan [X-4] terug te betalen bedrag is toewij sbaar vanaf het verstrijken van de in de brief van zijn gemachtigde d.d. 11 juli 2005 genoemde termijn van 14 dagen, derhalve vanaf 25 juli 2005.

BKR-registratie
 
96.  Door Aegon is gesteld dat zij [X-4] niet heeft aangemeld bij het BKR. De juistheid van die stelling is door [X-4] niet weersproken. De hierop betrekkinghebbende vordering van [X-4] zal derhalve worden afgewezen.
 
Conclusie
 
97.  Het voorgaande leidt ertoe dat voor recht verklaard zal worden dat de door [X-4] met Aegon gesloten Vermogens Vliegwiel-extra overeenkomst door [X-4-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming en dat Aegon zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [X-2] van een bedrag ad € 5.926,38 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2005 tot de dag der voldoening.
 
Slotsom en kosten
 
98.   Op grond van het voren overwogene zal beslist worden zoals in de alinea's 34, 51, 67, 82 en 97 is vermeld. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een andere uitkomst en kan daarom onbesproken blijven.
 
99.   Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Aegon worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [X] c.s., zoals hierna vermeld. De kantonrechter ziet geen grond om, zoals [X] c.s. hebben gevorderd, Aegon te veroordelen tot vergoeding van hun volledige proceskosten. Bovendien ontbreekt een behoorlijke opgave van die kosten. Daarom zal volstaan worden met een kostenveroordeling volgens het gebruikelijke liquidatietarief.
 
Beslissing
 
De kantonrechter,
 
1.     ten aanzien van [X]:
- verklaart voor recht Aegon in de precontractuele fase van de door haar met [X] gesloten koopsom Vliegwiel-overeenkomst onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld,
- veroordeelt Aegon om als schadevergoeding aan [X] te betalen de somma van € 6.058,31 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2006 tot de dag der voldoening,
- bepaalt dat Aegon jegens [X] geen aanspraak zal kunnen maken betaling van de restschuld ter zake die overeenkomst;
 
2.    ten aanzien van [X-1]:
- verklaart voor recht dat de door [X-1] met Aegon gesloten Rendements Vliegwiel-overeenkomst door [X-1-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-1] van een bedrag ad € 6.266,27 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2005 tot de dag der voldoening;
 
3.    ten aanzien van [X-2]:
- verklaart voor recht dat de door [X-2] met Aegon gesloten Rente-Retour Vliegwiel-overeenkomst door [X-2-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-2] van een bedrag ad € 4.338,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2005 tot de dag der voldoening;
 
4.     ten aanzien van [X-3]:
- verklaart voor recht dat de door [X-3 met Aegon gesloten Koopsom Vliegwiel-overeenkomst door [X-3] buitengerechtelijk vernietigd is
wegens het ontbreken van zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste
toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-3 van een bedrag
ad € 5.951,21 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2005 tot de
dag der voldoening;
 
5.     ten aanzien van [X-4]:
- verklaart voor recht dat de door [X-4] met Aegon gesloten Vermogens Vliegwielextra overeenkomst door [X-4-nnnn] buitengerechtelijk vernietigd is wegens het ontbreken van haar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW vereiste toestemming,
- veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [X-2] van een bedrag ad € 5.926,38 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2005 tot de dag der voldoening;
 
6.     veroordeelt Aegon in de proceskosten aan de zijde van [X] c.s., tot op heden vastgesteld op € 198,87 wegens verschotten en € 800,-- wegens salaris van hun gemachtigde;
 
7.     verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af wat meer of anders gevorderd is.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. H.S. Wiarda, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2007.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL