Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
 
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolummer: 167594 \ CV EXPL 05-1475

vonnis van de kantonrechter d.d. 3 april 2007
inzake
 
de eisers:
 
1a en b [X1] en [X1-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
2a [X2],
wonende te [woonplaats],
 
3a en b [X3] en [X3-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
4a en b [X4] en [X4-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
5a [X5],
wonende te [woonplaats],
 
6a [X6],
wonende te [woonplaats],
 
8a [X8],
wonende te [woonplaats],
 
9a en b [X9] en [X9-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
11a [X11],
wonende te [woonplaats],
 
14a [X14],
wonende te [woonplaats],
 
16a en b [X16] en [X16-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
17a en b [X17] en [X17-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
18a en b [X18] en [X18-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
21a [X21],
wonende te [woonplaats],
 
25a [X25],
wonende te [woonplaats],
 
26a [X26],
wonende te [woonplaats],
 
27a [X27],
wonende te [woonplaats],
 
28a en b [X28] en [X28-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
29a en b [X29] en [X29-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
30a [X30],
wonende te [woonplaats],
 
31a en b [X31] en [X31-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
32a [X32],
wonende te [woonplaats],
 
33a [X33],
wonende te [woonplaats],
 
35a [X35],
wonende te [woonplaats],
 
36a [X36],
wonende te [woonplaats],
 
37a [X37],
wonende te [woonplaats],
 
38a [X38],
wonende te [woonplaats],
 
39a en b [X39] en [X39]-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
40a en b [X40] en [X40-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
 
gemachtigde: mr. K.V.A.J.M.M. Schobben,
 
en
 
15a en b [X15] en [X15-NNNNN],
beiden wonende te [woonplaats],
gemachtigde: aanvankelijk mr, K.V.A.J.M.M. Schobben, thans mr. R.H.J.M. Silvertand,
 
tegen
 
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigden: mr. B.W.G van der Velden en mr. D.M.A. Gerdes.
 

Procesverloop
1.     Op de bij dagvaarding vermelde gronden hebben eisers gevorderd:
Primair
te verklaren voor recht dat Aegon wegens vernietiging van de onderliggende overeenkomsten aan eisers verschuldigd is alle door eisers in het kader van de overeenkomsten aan Aegon, althans diens rechtsvoorgangster(s), althans diens ingeschakelde hulppersonen, zoals incassobureaus en/of gerechtsdeurwaarders, betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de respectievelijke data van betaling, althans heden, tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
te verklaren voor recht dat Aegon wegens ontbinding van de onderliggende overeenkomsten aan eisers in het kader van ongedaanmakingsverplichtingen en/of aanvullende schadevergoeding verschuldigd is alle door eisers in het kader van de overeenkomsten aan Aegon, althans diens rechtsvoorgangster(s), althans diens ingeschakelde hulppersonen, zoals incassobureaus en/of gerechtsdeurwaarders, betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de respectievelijke data van betaling, althans heden, tot de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair:
te verklaren voor recht dat Aegon wegens misleidende reclame en/of onrechtmatig handelen van haar zijde aan eisers verschuldigd is alle door eisers hierdoor geleden schade, die primair gelijk is aan de door eisers in het kader van de overeenkomsten aan Aegon, althans diens rechtsvoorgangster(s), althans diens ingeschakelde hulppersonen, zoals incassobureaus en/of gerechtsdeurwaarders, betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de respectievelijke data van betaling, althans heden, tot de dag der algehele voldoening, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding; met veroordeling van Aegon in de proceskosten.
 
Aegon heeft bij antwoord de vordering betwist.
 
Eisers hebben gerepliceerd.
[X15] (eiser 15) heeft daarbij zijn eis als volgt gewijzigd;
1.     Primair:
te verklaren voor recht:
a. dat de ten processe bedoelde aandelenlease-overeenkotnst Koopsom Vliegwiel rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, althans rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden;
b. dat Aegon jegens [X15] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onder 1 sub a genoemde aandelenleaseovereenkomst;
c. dat Aegon jegens [X15] een toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd;
d. dat Aegon jegens [X15] aansprakelijk is voor de daardoor verschenen en nog te verschijnen schade;
e. dat [X15] aan Aegon niet gehouden is de zogenaamde uit de onder 1 sub a genoemde aandelenlease-overeenkomst voortvloeiende restschuld aan Dexia (bedoeld zal zijn Aegon) te betalen;
Subsidiair:
de onder 1 sub a genoemde aandelenlease-overeenkomst te vernietigen, dan wel te ontbinden;
2.     Aegon te veroordelen om aan [X15] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te betalen:
Primair:
a. de door [X15] uit hoofde van de onder 1 sub a genoemde overeenkomst aan Aegon betaalde en ingelegde gelden ad € 22.689,-- althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
te vermeerderen met
b. de door [X15] aan de verstrekker van de hypothecaire geldlening betaalde rente over de lening waarmee de inleg van de onder 1 sub a bedoelde effectenlease-overeenkomst is gefinancierd, tot op heden: € 3.963,60;
c. vergoeding van de wettelijke rente over de onder punt 2a en 2b bedoelde bedragen, met ingang van de datum van betaling van de respectievelijke bedragen aan de bank/hypotheekverstrekker tot aan de dag der algehele voldoening, althans met ingang van enige ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
Subsidiair:
a. schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
b. € 20.000,- ten titel van voorschot op de nader bij staat op te maken schadevergoeding;
3.     Aegon te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis schriftelijk en onvoorwaardelijk aan de stichting Buro Kredietregistratie (BKR) te Tiel te berichten, dat de registratie van de onder 1 sub a genoemde overeenkomst en alle eventueel daarop gebaseerde andere inschrijvingen achterwege dienen te blijven, althans dat deze registratie ten laste van [X15] blijvend dient te worden verwijderd, en/of gestaakt en/of gewijzigd ten gunst van [X15], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-per (gedeelte van een) dag dat Aegon met de bedoelde berichtgeving aan BKR in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,--;
 
Aegon heeft in beide zaken (de zaak [X15] en de zaak van de overige eisers) afzonderlijk gedupliceerd.
 
[X15] heeft een akte uitlating producties genomen en de overige eisers hebben een akte uitlating producties tevens akte overlegging producties genomen.
 
Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
 
Door eisers en Aegon zijn producties in het geding gebracht.
 

Motivering
 
De feiten
 
2.     Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op
grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

Voor alle overeenkomsten geldt dat er aan het einde van de overeenkomst sprake kan zijn
van een restschuld.
Aan eisers is dividend uitgekeerd.
 
De standpunten
 
3.     De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang, kort worden
weergegeven. Voor de uitvoerige standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
 
De beoordeling
 
Wet op het consumentenkrediet
 
4.1.   Volgens eisers voldoen de overeenkomsten aan de strekking van de Wck en dienen zij te worden beschouwd als een geldkrediet in de zin van artikel 1 aanhef en onder a, 1 en d Wck en zijn de bepalingen van de Wck van toepassing. Eisers betwisten dat de overeenkomsten onder de uitzondering voor effectenbelening als bedoeld in artikel 4 lid 1 aanhef en onder h Wck vallen.
Eisers hebben gesteld dat het handelen van Aegon in strijd met art. 9 Wck leidt tot nietigheid van de tussen partijen gesloten overeenkomsten. Zij hebben in dat verband aangevoerd dat het bepaalde in art. 3:40 lid 2 BW van toepassing is. De Wck beoogt enerzijds een algemeen belang te beschermen en dient anderzijds tot de bescherming van beleggers tegen ondermaatse dienstverlening.
 
4.2.   Aegon heeft met betrekking tot de eisers [X1] (eiser 1), [X2] (eiser 2), [X3] (eiser 3), [X6] (eiser 6), [X11] (eiser 11), [X16] (eiser 16) (voor wat betreft de overeenkomst met contractnummers [nummer] en [nummer]), [X18] (eiser 18), [X25] (eiser 25), [X26] (eiser 26), [X27] (eiser 27), [X28] (eiser 28), [X30] (eiser 30) (voor wat betreft de overeenkomsten met nummer [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer],[nummer] en [nummer]), [X35] (eiser 35) en [X38] (eiser 38) aangevoerd dat de Wck niet van toepassing is op de onderhavige overeenkomsten omdat de verstrekte leningen het limietbedrag van artikel 3 lid 1 Wck overschrijden.
 
4.3.   Voorts heeft Aegon gemotiveerd aangevoerd dat de Vliegwielovereenkomsten niet onder de definitie van krediettransactie in de zin van artikel 1 onder a Wck vallen. Er is geen sprake van het ter beschikking stellen van een geldsom, het verschaffen van het genot over een roerende zaak of het verlenen van een dienst. Aegon heeft ter toelichting van haar stelling voorts verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Wet financiële dienstverlening (Wfd).
Voor het geval dit anders zou zijn, vallen de Vliegwielovereenkomsten onder de uitzondering voor effectenbelening in artikel 4 lid 1 onder h Wck.
 
4.4.   Wanneer de Wck wel van toepassing wordt geacht, dan heeft Aegon de Wck niet overtreden, aangezien zij voldoet aan de door artikel 9 Wck gestelde inhoudelijke eisen. Aegon beschikt over een vergunning uit hoofde van de Wet toezicht effectenverkeer (Wte). Hierdoor is de bescherming en het toezicht geregeld. Een Wck-vergunning zou geen toegevoegde waarde hebben. Bovendien is op overtreding van artikel 9 Wck geen civielrechtelijke sanctie gesteld, zodat de vermeende overtreding ook niet tot nietigheid over vernietigbaarheid kan leiden.
 
4.5.   De kantonrechter met Aegon van oordeel is dat in ieder geval door overschrijding van de kredietlimiet de Wck niet van toepassing is op de (vermelde) overeenkomsten gesloten met bovengenoemde personen.
 
4.6.   In navolging van de rechtbank te Arnhem in haar uitspraak van 16 februari 2005 (LJN: AT4050) overweegt de kantonrechter over de toepasselijkheid van de Wck als volgt.
 
4.7.   De Vliegwielovereenkomsten vallen naar het oordeel van de kantonrechter binnen de reikwijdte van de definitie van "geldkrediet": "iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet". Aegon stelt immers een geldsom aan de consument ter beschikking, waarmee hij aandelen "least", wat wil zeggen dat hij met de aandelen voor zijn risico belegt op de beurs. De Vliegwielovereenkomsten vallen daarmee ook binnen de reikwijdte van het overkoepelende begrip "krediettransactie".
 
4.8.   Kwalificatie van het Vliegwiel als "geldkrediet" sluit ook goed aan bij de navolgende passage uit dezelfde Memorie van Toelichting:
"Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan bestaan. Bij een formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren " (Bijl. TK 19 785 (1986-1987) nr. 3 p. 68).
Het gaat om de economische werkelijkheid en ook om de strekking van het Vliegwiel, Beide gezichtspunten leiden naar het oordeel van de kantonrechter tot de slotsom dat het Vliegwiel als geldkrediet een krediettransactie in de zin van de Wck is. Dat is onmiskenbaar ook het niet uitgesproken oordeel van de Minister van Financiën in zijn brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 1998 en in zijn toelichting van 16 juli 2001 op de wet tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en Wck, waaruit de volgende passage wordt geciteerd: "Het tweede lid van artikel 4 is op twee punten aangepast. In de eerste plaats zijn door de toevoeging van de verwijzing naar onderdeel h van het eerste lid ook de transacties waarbij kredietverlening gecombineerd wordt met belening van ter beurze genoteerde effecten, bijvoorbeeld aandelenlease-constructies, onder de reikwijdte van de informatieplicht gebracht. (...)" (Bijl. TK 27 869 (2000-2001) nr. 3 p. 3).
In de opvatting van de Minister van Financiën is de Wck niet op het Vliegwiel van toepassing, omdat de aandelenlease-overeenkomst valt onder de uitzondering van art. 4 lid 1 sub h Wck. Dat impliceert dat hij Vliegwiel wel beschouwt als een krediettransactie in de zin van art. 1 aanhef en onder a Wck.
 
4.9.   De Memorie van Toelichting bij de Wet financiële dienstverlening (Wfd) (TK 29 507 (2003-2004), nr. 3, p 71) leidt niet tot een ander oordeel. Blijkens de MvT zijn de effectenleaseproducten voor wat het kredietelement betreft expliciet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit dat de effectenleaseproducten daarvoor al impliciet onder de definitie van het krediet vielen. Dat de wetgever met die toevoeging een verandering in de reikwijdte van de definitie in de Wfd heeft willen brengen ten opzichte van de definitie van de Wck, volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit de MvT. Volgens de MvT is niet bedoeld om een verschil aan te brengen in de reikwijdte. Er is slechts iets expliciet toegevoegd.
 
4.10.  Naar het oordeel van de kantonrechter vallen de Vliegwielovereenkomsten niet onder de uitzondering van artikel 4 lid 1 onder h Wck. In het onderhavige geval was immers
geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van belening van effecten van Aegon, reeds omdat volgens de voorwaarden de onderhavige participaties niet eerder dan aan het einde van de looptijd eigendom zouden worden van eisers. Ook uit de memorie van toelichting op de Wck (kamerstukken II 1986-1987, 19785, nr. 3, blz. 40/41), waarin - kort samengevat - wordt gesteld dat de regering wat betreft de effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de Wck te brengen, omdat de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie als de onderhavige waarin van belening geen sprake is.
 
4.11.  Nu vast is komen te staan dat de Wck op de onderhavige overeenkomsten van toepassing is, staat tevens vast dat Aegon over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck diende te beschikken.
Anders dan eisers stellen brengt schending van de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 9 Wck geen nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst met zich mee. Het toepassingsgebied van artikel 3: 40 lid 2 BW is beperkt. Voor de toepasselijkheid van artikel 3: 40 lid 2 BW is namelijk vereist dat de wetsbepaling in een wet in formele zin staat, van dwingend recht is en het verrichten (de totstandkoming) van de rechtshandeling verbiedt. De Wck verbiedt echter het sluiten van een overeenkomst als de onderhavige niet en heeft ook niet de strekking de geldigheid van de zonder vergunning gesloten overeenkomsten aan te tasten. Het niet naleven van de daarin opgenomen regels, levert naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen grond op voor nietigheid of vernietigbaarheid. In het onderhavige geval is op grond van art. 3:40 lid 3 BW het bepaalde in art. 3:40 lid 2 BW niet van toepassing.
 
artikel 3: 33 BW
 
5.     Eisers beroepen zich voorts op wilsontbreken.
De kantonrechter acht echter niet aannemelijk dat er sprake is van wilsontbreken. Artikel 3: 33 BW geldt voor situaties als vergissingen, simulatie, scherts, dubbelzinnig woordgebruik en onjuiste overbrenging. Dat hiervan sprake was, is niet gebleken.

misleiding
 
6.1.   Eisers hebben gesteld dat er sprake was van misleidende reclame. Eisers hebben daarbij aangevoerd dat de brochures onvoldoende de hoedanigheid en de aard van het product vermelden. Gesuggereerd werd dat het aangeboden product een spaarbelegproduct is en niet duidelijk blijkt dat er sprake is van een hoog debetrente dragend leenbelegproduct, Eveneens zijn de brochures misleidend voor wat betreft de statistische gegevens. Het feit dat er in de brochures van Aegon in algemene termen een waarschuwing was opgenomen dat in het verleden behaalde rendementen geen garantie bieden voor de toekomst doet hier volgens eisers niet aan af.
 
6.2    Aegon heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van misleiding.
 
6.3    Vooropgesteld dient te worden dat een aantal eisers heeft gesteld dat zij geen brochure hebben ontvangen. Voor deze eisers gaat voormeld verweer in het geheel niet op. De door eisers in het geding gebrachte brochures betreffen het Koopsom Vliegwiel en het Rendementsvliegwiel. De kantonrechter is van oordeel dat eisers onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd waarom deze brochures misleidend zijn. In de brochures van het
Rendementsvliegwiel staat onder meer vermeld: " U kunt uw aandelenpakket zonder kosten tegen de dan geldende koers laten verkopen. Van de verkoopopbrengst wordt alleen het aankoopbedrag van uw pakket afgetrokken. (...) De kracht van Aegon Rendements Vliegwiel is dat u zonder startkapitaal toch direct prof teert van de kracht van een groot aandelenpakket. Met uw maandbedrag, dat bestaat uit rente, financiert u een groot kapitaal dat de Aegon-specialisten voor u uitgekiend beleggen op de beurs. (...) Hierin zijn alle kosten begrepen van de aan- en verkoop van aandelen, het bewaarloon en de dividendprovisie. (...) Aegon Rendements Vliegwiel werkt als volgt. U kiest een maandbedrag dat u de komende jaren kun missen. Aegon financiert hiermee voor u een aandelenpakket (...).
En in de brochure van het Koopsom Vliegwiel staat onder ander: "Bij Aegon Koopsom Vliegwiel koopt u zelf geen aandelen, ze worden voor u gefinancierd. (...) Met de storting betaalt u vooruit de rentekosten voor de financiering voor een periode van vijfjaar. Omdat u de rente vooruitbetaalt, krijgt u een flinke korting. (...) Als u na tien jaar onverhoopt met een verliespositie wordt geconfronteerd, kunt u de overeenkomst tegen de dan geldende condities verlengen en een beter tijdstip afwachten voor de verkoop van uw aandelen.".
Weliswaar krijgt de mogelijkheid dat met het product winst wordt gemaakt in de brochure aanzienlijk meer nadruk dan de mogelijkheid dat verlies wordt geleden, maar voor een reclame-uiting, waarin overdrijving binnen zekere grenzen niet onrechtmatig is, gebeurt dit -gemeten naar de maatstaf van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument - niet in misleidende zin.
 
6.4.   Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de brochures niet zijn aan te merken als misleidend in de zin van art. 6:194 BW.
 
dwaling
 
7.1.   Eisers hebben gesteld dat zij hebben gedwaald met betrekking tot met name de constructie van de aandelenlease.
Een deel van de eisers betwist dat zij een brochure heeft ontvangen.
Volgens eisers zijn zij op geen enkele wijze gewezen op de mogelijkheid dat hun inleg volledig
verloren zou kunnen gaan en dat zij er zelfs een schuld aan zou kunnen overhouden. Het had op
de weg van Aegon gelegen om eisers uitvoerig omtrent de aan de overeenkomst verbonden
risico's voor te lichten. Door de tussenpersonen zijn uitlatingen gedaan waaruit eisers mochten
opmaken een spaarproduct te kopen.
Bij een juiste voorstelling van zaken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst zouden
eisers de onderhavige overeenkomsten niet gesloten hebben.
 
7.2.   Aegon stelt dat eisers bij het aangaan van de overeenkomst beschikten over de (concept)overeenkomst, de bijzondere voorwaarden en de brochure.
Aegon heeft uitvoerig betoogd dat de kenmerken en de risico's van de Vliegwielproducten voldoende blijken uit dit informatiemateriaal.
Van een onjuiste voorstelling van zaken is volgens Aegon dan ook geen sprake. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat aandelenkoersen dalen en stijgen.
 
7.3.   Nu het informatiemateriaal niet als misleidend kan worden aangemerkt, kan het daarop gebaseerde beroep op dwaling evenmin slagen. De kantonrechter is van oordeel dat de door Aegon verstrekte brochures voor de gemiddelde oplettende lezer voldoende informatie bevatten omtrent de aard van de overeenkomst en de eventuele daaraan verbonden financiële gevolgen.
Echter, ook indien eisers, zoals een deel van hen stelt, de brochure niet zouden hebben ontvangen, dan kan het beroep op dwaling niet slagen. De kantonrechter overweegt daartoe dat niet is gesteld of gebleken dat de door de tussenpersoon verstrekte informatie op essentiële punten afweek van de inhoud van de brochure.
Bovendien hebben eisers niet gemotiveerd gesteld en vervolgens aannemelijk gemaakt dat zij de overeenkomst met Aegon niet zouden zijn aangegaan indien zij een juiste voorstelling van zaken zouden hebben gehad. Velen vertrouwden destijds blind op een verdere stijging van de beurs, die zich feitelijk gedurende enkele jaren voordeed.
Ten aanzien van [X25] overweegt de kantonrechter nog dat [X25] in het verleden aandelenleaseovereenkomsten is aangegaan en na tussentijdse beëindiging met winst heeft beëindigd, zodat hij zich wel bewust kan of moet zijn geweest van de strekking van de overeenkomst.
 
7.4.   Voorts overweegt de kantonrechter dat voor zover eisers wel hebben gedwaald, deze dwaling voor hun rekening behoort te blijven. Indien eisers twijfelden over de strekking van de overeenkomst, had dit voor hen aanleiding moeten zijn daarover nadere vragen te stellen, met name nu zij - zo zij stellen - geen ervaring hadden met beleggen. Naar het oordeel van de kantonrechter hadden eisers in ieder geval moeten begrijpen dat Aegon niet van de eenmalige inleg of de maandelijkse betalingen voor een hoger bedrag aandelen zou kunnen kopen.
 
7.5.   Het beroep van eisers op vernietigbaarheid van de overeenkomsten wegens dwaling faalt dan ook.
 
toestemming echtgenoot
 
8. 1.  Voorts heeft een aantal eisers een beroep gedaan op het ontbreken van de toestemming van de echtgenoot als bedoeld in artikel 1: 88 BW. Het betreft hier de eisers [X17] (eiser 17a), [X15] (eiser 15a), [X18] (eiser 18a), [X28] (eiser 28a), [X29] (eiser 29a), [X33] (eiser 33a) en [X40] (eiser 40a). Het onderstaande heeft derhalve betrekking op deze eisers en hun echtgenoten.
 
8.2    De vraag of bovengenoemde eisers terecht een beroep hebben gedaan op het ontbreken van de toestemming van hun echtgenoot is mede afhankelijk van de vraag of de in het geding zijnde Vliegwiel overeenkomsten zijn aan te merken als een huurkoopovereenkomsten.
 
8.3.1. Aegon stelt dat de in het geding zijnde overeenkomsten niet zijn aan te merken als huurkoopovereenkomsten. Daarbij heeft zij met betrekking tot het Optimum Koopsom Vliegwiel betoogd dat de overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een overeenkomst van koop op afbetaling/huurkoop omdat de cliënt-belegger noch bij het aangaan van de Optimum Koopsom Vliegwielovereenkomst, noch bij het einde van de overeenkomst de beschikking krijgt over de participaties.
 
8.3.2. De kantonrechter is van oordeel dat er ook bij het Optimum Koopsom Vliegwiel sprake is van een huurkoopovereenkomst.
In essentie komt het er bij het Optimum Koopsom Vliegwiel op neer dat de cliënt-belegger nimmer houder, bezitter of eigenaar van de onderliggende aandelen of participaties wordt, maar "slechts" een geldvordering op Aegon krijgt waarvan de hoogte bepaald wordt door de opbrengst van onderliggende participaties gedurende de looptijd van de overeenkomst en waarde van die participaties bij toekomstige verkoop. Op de keper beschouwd heeft de overeenkomst dus betrekking op lease van een vorderingsrecht van de cliënt-belegger op Aegon tot betaling van een geldsom waarvan de hoogte (mede) afhankelijk is van de waarde van de onderliggende participaties, waarvan de waarde klaarblijkelijk weer afhankelijk is van die van de onderliggende aandelen.
Uit de bepalingen van de overeenkomst en de Bijzondere Voorwaarden blijkt dat de constructie is opgezet als gericht op en resulterende in de uiteindelijke ei gendoms verkrijging door de cliënt-belegger van het aan hem in lease uitgegeven vorderingsrecht (de deelnemingsrechten) op Aegon tot betaling van een geldsom. Voorts blijkt uit die bepalingen alsook uit de door Aegon gegeven toelichting op de constructie dat de overeenkomst beoogt de cliënt-belegger, mits aan de contractuele betalingsverplichting geheel is voldaan, aan het einde van de overeenkomst eigenaar te doen worden van dat vorderingsrecht (de deelnemingsrechten). Dit vorderingsrecht is aan te merken als een vermogensrecht.
 
8.3.3. Ook overigens voldoet het Optimum Koopsom Vliegwiel, evenals de overige in het geding zijnde Vliegwielovereenkomsten aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A: 1576h juncto 1576 BW.
Anders dan Aegon betoogt, voldoen deze overeenkomsten aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans hebben de overeenkomsten dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW -als huurkoop dienen te worden aangemerkt. Aegon heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt met name uit de overeenkomsten, waarin vermeld is dat zodra de klant al datgene aan Aegon heeft betaald wat hij/zij haar krachtens de Vliegwielovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden (...) verschuldigd is of zal worden, de klant van rechtswege eigenaar wordt van de aandelen c.q. de deelnamerechten. Aegon heeft zich verder verbonden de aandelen aan de klant af te leveren. Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A: 15761 lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW. Dat Aegon zich heeft verbonden aan de cliënt het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden, dat bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van de aandelen aan cliënt toekomen en dat Aegon de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling aan cliënt zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Niet gebleken is dat Aegon tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden. Het feit dat de aandelen niet geregistreerd staan op naam van de klant maar op naam van Aegon, doet naar het oordeel van de kantonrechter aan aard en de strekking van de overeenkomst niet af. Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde, Eisers ten slotte hebben zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem/haar zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomsten, waarin is bepaald dat de leasesom in termijnen wordt terugbetaald. Anders dan Aegon meent dienen ook de rentebetalingen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die de klant is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen.
 
8.4.   Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van
toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de
reikwijdte van artikel 7A: 1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van bet Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling, die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten, beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Aegon zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A: 1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A: 1576 lid 5 BW. Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
 
8.5.   In het onderhavige geval draait het om de toestemming van de echtgenoot.
De kantonrechter overweegt dat artikel 1: 88 lid 3 BW vergt dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. In casu is er sprake van een huurkoopovereenkomst die ingevolge artikel 7A: 1576i lid 1 BW bij akte moet worden aangegaan. Nu de wet voor huurkoop een vorm voorschrijft, dient ingevolge artikel 1: 88 lid 3 BW de toestemming van de echtgenoot schriftelijk te worden verleend.
Het ontbreken van die toestemming - die ingevolge het bepaalde in artikel 1: 88 lid 3 BW schriftelijk had moeten worden gegeven - maakt de overeenkomst op grond van artikel 1: 89 BW vernietigbaar.
 
8.6.   Aegon heeft (bij gebrek aan wetenschap) betwist dat de hiervoor bedoelde eisers sub a ten tijde van het aangaan van de overeenkomst waren gehuwd met de in de dagvaarding als sub b aangeduide eisers.
Honorering van de stelling van voornoemde eisers dat zij gehuwd waren ten tijde van het aangaan van de overeenkomst kan verstrekkende gevolgen hebben. De kantonrechter acht het daarom gewenst dat eisers relevante bewijsstukken van het huwelijk in het geding brengen. Bij akte hebben [X17]/[X17-NNNN], [X18]/[X18-NNNNN], [X15]/[X15-NNNNN] en [X28]/[X28-NNNNN] ten bewijze van hun huwelijk stukken in het geding gebracht. Alleen de afschriften van de door [X18] c.s. en [X15] c.s. overgelegde huwelijksakten leveren, gelet op het bepaalde in artikel 1: 78 BW, bewijs op. De afschriften van de trouwboekjes en dergelijke, zoals die door de anderen zijn overgelegd, niet.
[X29] en [X40] hebben in het geheel geen bewijsstuk overgelegd.
De kantonrechter zal [X28] c.s., [X29] c.s. en [X40] c.s. derhalve in de gelegenheid stellen alsnog een afschrift van de huwelijksakte als bedoeld in artikel 1:78 BW in het geding te brengen.
[X17] en [X17-NNNNN] zijn, zo begrijpt de kantonrechter uit het overgelegde stuk,
niet in Nederland gehuwd. Zij zullen derhalve het bestaan van hun huwelijk ten tijde van het
aangaan van de overeenkomst niet kunnen bewijzen door middel van de huwelijksakte ex
artikel 1: 78 BW. De kantonrechter zal [X17] c.s. derhalve in de gelegenheid stellen om
door overlegging van andere bescheiden het bestaan van hun huwelijk ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst aannemelijk te maken.
 
8.7.   Ten aanzien van [X33] (eiser 33a) overweegt de kantonrechter als volgt. [X33] beroept zich er op dat wijlen zijn echtgenote de overeenkomst niet mede heeft ondertekend.
Op grond van artikel 1: 89 lid 1 BW kan de echtgenoot, zonder wiens toestemming de rechtshandeling is verricht, deze rechtshandeling vernietigen. De echtgenote van [X33] is overleden. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat de bevoegdheid van echtgenoot om beroep te doen op nietigheid wel op de erfgenamen over, maar dit betekent niet dat echtgenoot die zelfde rechtshandeling heeft verricht via vererving een beroep zou kunnen doen op de vernietigbaarheid van zijn eigen rechtshandeling. Dit is niet alleen in strijd met de ratio van de bepaling, namelijk bescherming van de ene echtgenoot tegen financiële risico's aangegaan door de andere echtgenoot, maar zou bovendien neerkomen op misbruik van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 BW. Immers, de vernietigingsbevoegdheid is niet gegeven om de handelende echtgenoot de gelegenheid te geven van door hemzelf aangegane verplichtingen af te komen.
Het beroep van [X33] op vernietiging van de overeenkomst kan dan ook slechts slagen indien wijlen zijn echtgenote voor haar overlijden door middel van een buitengerechtelijke verklaring de vernietiging heeft ingeroepen.
 
8.8.   Eisers hebben aangevoerd dat een aantal van hen de overeenkomsten heeft vernietigd door middel van een buitengerechtelijke verklaring.
Niet duidelijk is of en zo ja wanneer de bedoelde buitengerechtelijke verklaringen zijn uitgebracht. De kantonrechter zal [X17-NNNNN] (eiseres 17b), [X28-NNNNN] (eiseres 28b), [X29-NNNNN] (eiseres 29b), [X39-NNNNN] (eiseres 39b) en [X40-NNNNN] alsmede [X33] (eiser 33a) derhalve in de gelegenheid stellen de kantonrechter hierover nader te informeren. Een en ander is mede van belang in verband met het door Aegon gedane beroep op verjaring.
 
8.9.   Iedere verder beslissing over de vernietigbaarheid van de overeenkomsten wegens het ontbreken van de toestemming van de echtgeno(o)t(e) zal - behoudens ten aanzien van [X15] - worden aangehouden.
 
[X15]
 
9.1.   Zoals hiervoor reeds is overwogen hebben [X15] en zijn echtgenote, door overlegging van de huwelijksakte, het bewijs van hun huwelijk ten tijde van het aangaan van de overeenkomst - 4 april 2001 - bewezen.
Tevens is gebleken dat [X15-NNNNN] bij brief van 28 januari 2004 van haar raadsman, de overeenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd. Nu [X15-NNNNN] de overeenkomst niet mede heeft ondertekend - hetgeen op grond van artikel 1: 88 BW wel had gemoeten - heeft zij terecht een beroep op artikel 1:89 BW gedaan en de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd.
 
9.2.   De stelling van Aegon dat de verjaring van de vordering tot vernietiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig is gestuit zal daarbij als ongegrond worden verworpen. Een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak. In het onderhavige geval heeft de vernietiging plaatsgevonden door een buitengerechtelijke verklaring. Daarmee is de overeenkomst vernietigd. Een rechtsvordering tot vernietiging is dan niet meer nodig. Voor de vordering sub la betekent dit dat de gevorderde verklaring voor recht dat de aandelenleaseovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd zal worden toegewezen.
 
9.3.   De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Door deze terugwerkende kracht kan er geen sprake meer zijn van ontbinding van de overeenkomst. Bovendien heeft [X15] alsdan geen belang meer bij een oordeel over de vraag of Aegon bij het aangaan van de overeenkomst haar zorgplicht heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
De vorderingen sub lb tot en met Ie alsmede de onder 1 vermelde subsidiaire vordering zullen derhalve worden afgewezen.
 
9.4.   Voor de vordering sub 2 van [X15] betekent de vernietiging dat Aegon aan [X15] dient terug te betalen hetgeen [X15] aan Aegon heeft voldaan, te weten een bedrag van € 22.689,—. Daarbij dient - zoals Aegon terecht heeft aangevoerd - verrekend te worden hetgeen [X15] aan dividend heeft ontvangen, zijnde een bedrag van € 2.415,89, Aegon dient derhalve aan [X15] te voldoen een bedrag van 6 20.273,11, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het tijdstip waarop [X15] de inleg aan Aegon heeft voldaan.
De vordering van [X15] om Aegon te veroordelen tot betaling van de door [X15] aan de verstrekker van de hypothecaire geldlening betaalde rente over de lening waarmee de inleg van de aandelenleaseovereenkomst is gefinancierd, zal daarbij worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat dit voor [X15] een schadepost oplevert die niet wordt gedekt door de rentevordering over het bedrag van € 20.273,11, Behoudens hetgeen hiervoor is overwogen zullen de vorderingen sub 2 (zowel primair als subsidiair) derhalve worden afgewezen.
 
9.6.   De vordering van [X15] om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten niet door Aegon bij het BKR zijn aangemeld.
 
9.7.   Aegon zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van [X15]. De beslissing hierover zal worden aangehouden tot het eindvonnis.

zorgplicht
 
10.    Bij de verdere beoordeling gaat de kantonrechter er vooralsnog van uit dat het beroep op vernietiging van de overeenkomst (behalve voor [X15]) wegens het ontbreken van de toestemming van de echtgenoot niet slaagt. Mocht dit wel het geval blijken te zijn, dan hebben navolgende overwegingen voor zover ze betrekking hebben op de personen genoemd onder rechtsoverweging 8.1. geen effect.
 
10.1.  Bij de beantwoording van de vraag of en in welke omvang in de precontractuele fase op Aegon een zorgplicht rustte jegens eisers, stelt de kantonrechter het volgende voorop. Doordat Aegon, al dan niet via de brochure, aan eisers het aanbod heeft gedaan om een aandelenlease-overeenkomst te sluiten en eisers al dan niet via een aanmeldingsformulier aan Aegon te kennen hebben gegeven hierop te willen ingaan en daarbij hebben verzocht om toezending van een lease-overeenkomst ter ondertekening, is tussen Aegon en eisers een rechtsverhouding ontstaan. Ook als partijen anders dan door "onderhandelingen" betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst, zijn zij tot elkaar komen te staan in een rechtsverhouding die wordt beheerst door hetgeen uit de wet (in ruime zin) en de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, beslist "dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt." Derhalve dient tot uitgangspunt te worden genomen dat Aegon - als professionele en op het terrein van aandelenlease bij uitstek deskundig te achten dienstverlener - jegens particuliere, niet professionele, cliënten tot een bijzondere zorgplicht is gehouden.
 
10.2.  De kantonrechter is van oordeel dat op Aegon in elk geval de verplichting rustte om bij eisers informatie in te winnen over hun financiële positie, zodat Aegon kon beoordelen of eisers het maximale verlies, bestaande uit het bij afloop van de overeenkomst te betalen restant van de overeengekomen leasesom, zouden kunnen dragen, teneinde te kunnen vaststellen of het aangaan van de aandelenlease-overeenkomst in dit geval financieel verantwoord was of niet. De kantonrechter voegt daaraan toe dat deze verplichting voortvloeit uit de bijzondere zorgplicht waartoe Aegon jegens eisers was gehouden. Het verweer van Aegon dat bij een kant-en-klaar product als de in het geding zijnde Vliegwielovereenkomsten geen informatie behoeft te worden ingewonnen over de financiële positie van de cliënt, snijdt naar het oordeel van de kantonrechter geen hout.
 
10.3.  De enkele omstandigheid dat Aegon heeft verzuimd om (voldoende) informatie in te winnen over de financiële positie van eisers, brengt nog niet mee dat op Aegon een verplichting tot het vergoeden van schade rust. Daarvoor is in ieder geval vereist dat eisers voldoende stellen en zonodig bewijzen dat causaal verband bestaat tussen de nalatigheid van Aegon om een cliëntenprofiel van eisers op te maken en de door hen geleden schade, met andere woorden dat de schade voorkomen zou zijn indien Aegon wel een cliëntenprofiel zou hebben opgemaakt. De kantonrechter constateert echter dat eisers hebben nagelaten om, zonodig door overlegging van financiële bescheiden, gemotiveerd te stellen dat hun inkomen en vermogen ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten zodanig waren dat het naar algemene maatstaven van verstandig financieel handelen onverantwoord was om de overeenkomst aan te gaan, zodat Aegon hen zulks had behoren te ontraden.
 
10.4.  Eisers hebben voorts gesteld dat Aegon niet heeft voldaan aan haar verplichting informatie te verstrekken over de in het geding zijnde Vliegwielproducten en de daaraan
verbonden risico's. Aegon heeft zulks betwist.
 
10.5.  Vooropgesteld dient te worden dat de verplichting tot het verstrekken van informatie over het product en de daaraan verbonden risico's, reeds voortvloeit uit de bijzondere zorgplicht waartoe Aegon jegens eisers was gehouden-Bij de bepaling van de omvang van de verplichting van Aegon tot het verstrekken van informatie over Vliegwielproducten en de risico's daarvan, speelt onder meer een rol dat als onvoldoende betwist vaststaat dat eisers over het algemeen geen of weinig kermis hadden van, noch ervaring hadden met beleggen. Verder is van belang de Vliegwielproducten complexe financiële producten zijn, die zeker voor een leek op beleggingsterrein, niet eenvoudig zijn te doorgronden. Ten slotte is van belang dat aan de Vliegwielproducten voor de belegger grote financiële risico's zijn verbonden, omdat belegd wordt in aandelen met geleend geld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de bijzondere zorgplicht van Aegon in ieder geval meebracht dat Aegon eisers op ondubbelzinnige wijze had moeten waarschuwen voor het specifieke risico verbonden aan beleggen in aandelen met geleend geld, te weten het risico dat na afloop van de overeenkomst een schuld uit hoofde van geldlening aan Aegon resteert indien de aandelen dan minder waard zijn dan het geleende aankoopbedrag. Verder had Aegon zich ervan moeten vergewissen dat eisers zich van dit gevaar bewust waren.
 
10.6.  Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Aegon op dit punt niet aan haar bijzondere zorgplicht voldaan.
De kantonrechter overweegt daartoe dat Aegon in haar informatiemateriaal rekening had moeten houden met iemand die geen kennis van en ervaring met beleggen had. Bovendien richtte Aegon zich met Vliegwielproducten ook op personen die geen ervaring hadden met beleggen in aandelen, omdat zij daartoe eerst via een lening van Aegon in staat werden gesteld.
De kantonrechter is van oordeel dat Aegon niet in niet mis te verstane bewoordingen heeft gewaarschuwd tegen het specifieke risico van Vliegwielproducten dat na afloop van de overeenkomst een schuld uit hoofde van geldlening aan Aegon resteert indien de aandelen dan minder waard zijn dan het geleende aankoopbedrag. Weliswaar zijn in de brochure waarschuwingsteksten opgenomen, maar hiermee wordt slechts gewaarschuwd tegen het algemene risico van beleggen in aandelen, te weten dat de waarde van aandelen kan fluctueren. In de brochure staat voorts weliswaar dat de cliënt na afloop van de overeenkomst onverhoopt met een verliespositie kan worden geconfronteerd, maar deze mededeling wordt vervolgens direct gerelativeerd door de geruststellende opmerking dat de belegger in dat geval de overeenkomst tegen de dan geldende condities kan verlengen en een beter tijdstip voor de verkoop van de aandelen kan afwachten. Ook de vermelding in de overeenkomst zelf dat het restant van de leasesom verrekend kan worden met de verkoopopbrengst van de aandelen, kan gemakkelijk tot het misverstand leiden dat niet hoeft te worden gevreesd dat een schuld aan Aegon zal resteren. Bovendien wordt in het rekenvoorbeeld ook niet duidelijk gemaakt dat bij een beperkte koersstijging een negatieve uitbetaling resteert. In het rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van oplopende koersstijgingen en rendementen, terwijl ook overigens in het informatiemateriaal zeer sterk de nadruk wordt gelegd op een verwachting van aanhoudende gunstige rendementen. Van een professionele en bij uitstek deskundig te achten dienstverlener als Aegon had echter verwacht mogen worden dat zij zich ook rekenschap had gegeven van en haar cliënt had geïnformeerd omtrent de niet denkbeeldige kans dat de koersen (ingrijpend) zouden dalen.
 
10.7.  Nu Aegon niet (voldoende) heeft gewaarschuwd tegen het aan Vliegwielproducten verbonden specifieke risico, en voorts gesteld noch gebleken is dat Aegon zich ervan heeft vergewist dat eisers zich van dit risico bewust waren, moet het oordeel luiden dat Aegon jegens eisers niet de bijzondere zorg heeft betracht waartoe zij als professionele en op het terrein van aandelenlease als bij uitstek deskundige was gehouden. In aanmerking genomen dat de schending van de zorgplicht door Aegon heeft plaatsgevonden in de precontractuele fase, moet voorts geoordeeld worden dat Aegon aldus onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld. Op grond van artikel 6: 162 BW is Aegon in beginsel aansprakelijk voor de schade die eisers hierdoor heeft geleden.

schade
 
11.1.  De door eisers geleden schade is echter mede het gevolg van een omstandigheid die henzelf kan worden toegerekend. Eisers hebben immers positief gereageerd door het insturen van het aanmeldingsformulier. Aegon heeft daarop een overeenkomst ter tekening aan eisers toegestuurd. Die toezending verplichtte eisers nog tot niets en in ieder geval hadden zij nog tijd om de documentatie te bestuderen en om Aegon eventueel om opheldering te vragen in geval van onduidelijkheden. Eisers hebben vervolgens zelfde overeenkomst, die hen onder meer verplichtte om ineens of in maandelijkse termijnen de rente aan Aegon te voldoen, getekend aan Aegon geretourneerd. Dit terwijl zij, zoals ze stellen, geen ervaring hadden met beleggen. Niet is gesteld of gebleken wat de financiële draagkracht van eisers was ten tijde van de ondertekening van het contract. Eisers waren in ieder geval wel in staat om ineens danwei om maandelijks het door hen aangegeven bedrag te voldoen.
 
11.2   Een beslissing over de schadeverdeling zal de kantonrechter aanhouden totdat geoordeeld kan worden over de vernietigbaarheid van een deel van de overeenkomsten wegens het ontbreken van de toestemming van de echtgeno(o)t(e),
 
12.    Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
 
Beslissing
De kantonrechter:
 
verwijst de zaak naar de rolzitting van 24 april 2007 voor akte uitlating aan de zijde van eisers inzake hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverwegingen 8.6 en S.8.;
 
verklaart voor recht dat de tussen Aegon en [X15] gesloten aandelenlease-overeenkomst
Koopsom Vliegwiel nummer [nummer] rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
 
veroordeelt Aegon tot betaling aan [X15] van een bedrag groot € 20.273,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip waarom [X15] de inleg aan Aegon heeft voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
 
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
verstaat dat Aegon zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [X15];
 
wijst de overige vorderingen van [X15] af;
 
houdt iedere verdere beslissing aan.
 

Aldus gewezen door mr, J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 3 april 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL