rekestnummer: 04.851
zaaknummer:
232230
datum beschikking: 19 mei 2005
RECHTBANK
's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige
kamer
Beschikking in de zaak
van:
1. [X]
2. [X] -
______ ,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
-
gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat en procureur te Alphen aan den
Rijn,
tegen: de naamloze vennootschap DEXIA
BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te
Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. W.A.K. Rank te
Amsterdam,
procureur: mr. W. Taekema.
Partijen worden hierna aangeduid met "[X] cs" en
"Dexia".
1. de procedure:
1.1 [X] cs hebben op 19 november 2004 een
verzoekschrift op grond van artikel 46 van de Wet bescherming persoonsgegevens
(Wbp) ingediend.
1.2 Dexia heeft op 30 december 2004 een
verweerschrift ingediend, waarin zij verzoekt het door [X] cs
verzochte af te wijzen.
1.3 De mondelinge behandeling van het
verzoekschrift en het verweerschrift heeft plaats
gevonden op 7 april 2005. [X] cs zijn verschenen, vergezeld van mr. C.J.R. van
Binsbergen. Namens Dexia is mw. mr. J.M. Tijssen verschenen.
2 de beoordeling:
2.1 [X] cs voeren het volgende aan. In het
jaar 2000 hebben zij met Dexia een effectenlease overeenkomst onder de naam
Overwaarde Effect gesloten. Bij brief van 14 september 2004 hebben zij zich
onder verwijzing naar artikel 35 Wbp tot Dexia gewend met het verzoek
binnen een termijn van vier weken te laten weten of zij
persoonsgegevens van hen heeft verwerkt. In het bevestigende geval hebben zij
verzocht om daarvan een volledig overzicht aan hen te verstrekken. Zij
bedoelen hiermee:
a) een kopie van de
overeenkomst,
b) het beleggingsprofiel,
c) de
aankoopbewijzen van de in de effectenlease overeenkomst genoemde
aandelen,
d) de afschriften van
dividenduitkeringen,
e) de inventarisatie van de
kredietwaardigheid,
f) een schriftelijke uitwerking van gevoerde
telefoongesprekken en
g) alle overige documenten die op hen van
toepassing zijn. Voorts hebben zij verzocht inlichtingen te verstrekken
over het doel van de verwerking(en), de ontvangers van de gegevens en over de
herkomst van de gegevens.
2.2 Aangezien Dexia niet binnen de in
artikel 35 lid l van de Wbp voorgeschreven termijn van vier
weken op het schriftelijk verzoek van [X] cs van 14 september 2004 heeft
gereageerd, hebben [X] cs op 19 november 2004 het onderhavige verzoekschrift
ingediend. Zij verzoeken daarin Dexia te bevelen alsnog te voldoen aan het in de
brief van 14 september 2004 gedane verzoek, zulks op straffe van een
dwangsom van 500 euro per dag dat Dexia in gebreke blijft.
2.3 Bij brief van 7 december 2004 heeft
Dexia alsnog gereageerd op het verzoek van [X] cs. Zij deelt in die brief mede
dat zij het verzoek om inzage beschouwt als misbruik van recht. Dexia is
gebleken dat [X] cs een procedure tegen haar aanhangig hebben gemaakt. Zij heeft
het vermoeden dat [X] cs met het inzageverzoek informatie trachten te
achterhalen waarmee zij op oneigenlijke wijze hun procespositie ten nadele van
Dexia proberen te versterken. Dexia beroept zich daarom op artikel 43 sub e Wbp
dat haar de mogelijkheid geeft artikel 35 Wbp buiten toepassing te laten voor
zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of
van de rechten en vrijheden van anderen.
Subsidiair, voor het geval een
beroep op artikel 43 sub e Wbp niet slaagt, voert Dexia in haar brief van 7
december 2004 het volgende aan. Met betrekking tot het risicoprofiel
(beleggersprofiel) meent zij niet verplicht te zijn om bij het afsluiten van een
effectenlease overeenkomst naar de ervaring van betrokkene met beleggen, de
beleggingsdoelstellingen en financiële positie te informeren. De aankoopbewijzen
van de in de overeenkomst genoemde aandelen en de afschriften van
dividenduitkeringen zijn volgens Dexia geen persoonsgegevens als bedoeld in de
Wbp. Voor wat betreft de kredietwaardigheid verwijst zij naar het Bureau Krediet
Registratie, alwaar iedere klant van Dexia vóór de totstandkoming van een
overeenkomst wordt getoetst. Tenslotte meent zij dat eventuele bandopnamen geen
gestructureerd geheel vormen en daardoor niet gemakkelijk toegankelijk zijn. De
bandopnamen voldoen daarom niet aan de definitie van bestand als bedoeld in de
Wbp.
2.4 De rechtbank zal eerst ingaan op het
primaire, op artikel 43 sub e Wbp gegronde verweer van Dexia.
Op grond van
het bepaalde in artikel 3 5 Wbp heeft een leder het recht zich vrijelijk en met
redelijke tussenpozen tot een instelling te wenden met het verzoek hem mede te
delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Indien zodanige
gegevens worden verwerkt bevat de mededeling van de instelling een volledig
overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of
doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking
betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de
beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. Welk doel een
betrokkene heeft met zijn verzoek om inzage in de persoonsgegevens speelt
hierbij in beginsel geen rol. Indien van een persoon persoonsgegevens worden
verwerkt komt de persoon het recht op inzage toe, tenzij één van de
uitzonderingsgronden als genoemd in de wet zich voordoet. Uitgangspunt hierbij
is dat iedereen in de gelegenheid moet zijn om na te gaan waar gegevens over hem
zijn vastgelegd en verwerkt; de betrokkene die de wijze waarop zijn gegevens
worden verwerkt onrechtmatig vindt, moet in staat zijn dit zelf in rechte aan te
vechten (art 13 EVRM).
2.5 De verplichting tot het verschaffen van
inzage in de verwerkte persoonsgegevens geldt niet indien zich één van
uitzonderingsgronden als genoemd in artikel 43 Wbp voordoet. Dexia beroept zich
op de uitzonderingssituatie als genoemd in onderdeel e van artikel 43 Wbp: "de
beschemmrg van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen".
Volgens Dexia dient zijzelf hierbij onder 'anderen' te worden
begrepen.
2.6 Dexia voert ter motivering van haar
stelling het volgende aan. De administratieve lasten zijn disproportioneel.
Dexia wordt geconfronteerd met meer dan 3000 verzoeken om inzage. De
bedrijfsvoering van Dexia zal ernstig worden gefrustreerd door het verlenen van
inzage en door het versturen van overzichten van de verwerkte gegevens. Indien
zij gehouden zou zijn een integrale kopie over te leggen van de persoonsgegevens
zou dit haar bedrijfsvoering volledig lam leggen. Voorts verkeren [X] cs met
Dexia in een conflictsituatie. Volgens Dexia proberen zij via het inzagerecht
hun processuele positie te versterken ten nadele van Dexia. Het inzageverzoek
betreft dan een "fishing expedition".
2.7 Het enkele feit dat de indiening van
verzoeken als het onderhavige voor Dexia administratieve lasten creëert, levert
naar het oordeel van de rechtbank nog geen misbruik op aan de zijde van [X] cs.
Het feit dat ook anderen een verzoek met betrekking tot hun gegevens bij Dexia
hebben ingediend mag als zodanig voor [X] cs geen beperking zijn van hun recht
op inzage. Indien Dexia persoonsgegevens verwerkt, is zij immers gebonden aan de
verplichtingen die hiervoor gelden op grond van de Wbp. Deze verplichtingen
gelden voor iedere zaak afzonderlijk. Indien Dexia in verband met de grote
hoeveelheid klanten niet aan deze verplichting kan voldoen, dient dit voor haar
rekening te komen. Dexia had hier bij het aangaan van de overeenkomsten rekening
mee dienen te houden en haar bedrijfsvoering daar tijdig op dienen in te
stellen. Een massaal verkocht product kan nu eenmaal tot een grote massa
verzoeken leiden. Een gelijktijdige stroom aan inzageverzoeken kan echter ook
Dexia niet vooraf voorzien. Dit geeft dan reden om de termijn voor het afgeven
van het volledig overzicht te verlengen, maar niet om definitief alle
inzageverzoeken in persoonsgegevens te weigeren.
2.8 Ook de vraag of de omstandigheid dat
partijen in een conflictsituatie verkeren, aanleiding kan geven om te weigeren
de betreffende inlichtingen gegevens te verstrekken, beantwoordt de rechtbank
ontkennend. Het doel waarvoor de inlichtingen c.q. gegevens worden gevraagd
speelt - als gezegd - in beginsel geen rol: ieder heeft het recht zich daartoe
"vrijelijk" tot de betreffende instelling te wenden. Bovendien geldt tijdens een
procedure voor beide partijen een waarheidsplicht (artikel 21 Rv). Beide
partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig
en naar waarheid aan te voeren. De van belang zijnde gegevens die alleen in het
bezit zijn van Dexia. dienen in een procedure boven tafel te komen. De
regelgeving met betrekking tot het burgerlijk proces strekt er juist toe om
vooraf de feiten duidelijk te krijgen. De rechtbank ziet niet in welk recht
en/of belang van Dexia wordt geschaad door [X] cs inzage te geven in zijn
persoonlijk dossier. Het beroep van Dexia op artikel 843a lid 4, van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering faalt.
2.9 Gelet op het vorenstaande is de
rechtbank van oordeel dat Dexia geen beroep toekomt op het bepaalde in artikel
43 onder e Wbp of een andere uitzonderingsgrond genoemd in dat artikel. Dexia
dient derhalve [X] cs inzage te geven in hun persoonsgegevens.
2.10 Vervolgens is aan de orde om welke gegevens
het gaat. Het betreft de onder 2.1 vermelde gegevens: a) een kopie van de
overeenkomst, b) het beleggingsprofiel, c) de aankoopbewijzen van de
onderliggende aandelen van de effectenlease-overeenkomst, d) afschriften van de
dividendbewijzen, e) de toetsing van de kredietwaardigheid en f) de
bandopnames van de gevoerde telefoongesprekken.
a) kopie van de overeenkomst:
[X] cs hebben op
grond van artikel 35 Wbp recht op een overzicht van verwerkte persoonsgegevens,
niet op kopieën van contracten. Verwezen wordt naar hetgeen hieronder sub g)
wordt overwogen.
b) het beleggersprofiel:
Dexia stelt dat zij
bij het afsluiten van een effectenlease-overeenkomst niet verplicht is te
informeren naar beleggingservaring, beleggingsdoelstelling en de financiële
positie van de cliënt en dat zij op basis van de geldende wet- en regelgeving
niet verplicht is een beleggersprofiel op te stellen. De vraag of deze stelling
van Dexia juist is, is een vraag die niet in het kader van de onderhavige
verzoekschriftprocedure beantwoord dient te worden. Indien echter door Dexia
dergelijke gegevens zijn verwerkt, wat niet onaannemelijk voorkomt, vallen deze
onder het begrip persoonsgegevens in de zin van de Wbp, en dient Dexia deze
gegevens op te nemen in het aan [X] cs te verstrekken overzicht.
c) en d) de aankoopbewijzen van de aandelen en de
dividendbewijzen:
Wat betreft de aankoopbewijzen van de onderliggende
aandelen is de rechtbank met Dexia van oordeel dat dit inderdaad objectgegevens
zijn en geen persoonsgegevens in de zin van de Wbp, voor zover althans deze
aankoopbewijzen geen geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon
betreffen. Het zijn zaakgegevens in het geval de aandelen gebundeld werden
aangekocht of verkocht, waarbij het aankoop- c.q. verkoopbewijs betrekking heeft
op aandelen voor meerdere contractspartners van Dexia.
Voor zover de
aangekochte of verkochte aandelen uitsluitend betrekking hebben op het contract
van [X] cs zijn deze aan- en verkoopbewijzen wel herleidbaar tot de personen van
[X] cs en derhalve wel als persoonsgegevens aan te merken. Alleen dan behoeft
Dexia bedoelde informatie te verstrekken. Met betrekking tot dividendbewijzen
geldt mutatis mutandis hetzelfde.
e) de toetsing van de kredietwaardigheid:
De
rechtbank is van oordeel dat Dexia [X] cs voor de gegevens omtrent hun
kredietwaardigheid niet kan verwijzen naar het BKR. Indien Dexia dergelijke
gegevens, die als persoonsgegevens zijn aan te merken, heeft verwerkt, dient zij
deze gegevens in het overzicht op te nemen. Hetzelfde geldt voor de melding en
de inhoud van die melding aan het BKR. Dat [X] cs ook zelf bij het BKR de door
Dexia verstrekte gegevens kunnen opvragen, ontslaat Dexia niet van haar plichten
jegens [X] cs op grond van de Wbp.
f) de bandopnames:
Dexia stelt dat op haar
niet de verplichting rust om telefoongesprekken op te nemen en bandopnames op te
slaan. De vraag of deze verplichting al dan niet bestaat is een vraag die zich
niet leent voor beantwoording in de onderhavige verzoekschriftprocedure. Thans
is enkel van belang of er door Dexia (persoons)gegevens zijn verwerkt en of [X]
cs recht hebben op inzage in die gegevens
Het staat vast dat Dexia na
augustus 2002 een groot aantal telefoongesprekken is gaan opnemen en dat deze
opnames ook zijn bewaard. Naar het oordeel van de rechtbank worden die opnames
bewaard opdat Dexia daarop in voorkomend geval een beroep kan doen. Het moet er
dan ook voor worden gehouden dat deze opnames - voor zover het om cliënten gaat
- naar dezen herleidbaar zijn, en aldus toegankelijk zijn en per cliënt
onderdeel zijn van een bestand als bedoeld in artikel l sub c Wbp. Dexia dient
derhalve mede te delen of, en zo ja, wanneer er met [X] cs telefoongesprekken
zijn gevoerd.
g) overige documenten:
Voor zover Dexia
overigens nog persoonsgegevens van [X] cs heeft verwerkt, bijvoorbeeld
contractgegevens, dient zij deze eveneens in het te verstrekken overzicht op te
nemen.
2.11 De door [X] cs gevraagde en door Dexia
niet weersproken dwangsom zal
de rechtbank toewijzen tot een bedrag van 250
euro per dag en tot een maximum van 5000 euro. De termijn na welke de
dwangsommen verbeurd worden zal gesteld worden op zes weken na betekening van
deze beschikking. Een kortere termijn is onredelijk gezien het aantal
soortgelijke verzoeken dat Dexia heeft bereikt en mogelijk nog zal
bereiken.
2.12 Daar partijen over en weer deels in het ongelijk
gesteld zijn, zal bepaald worden dat elke partij haar eigen kosten draagt. De
rechtbank zal deze beschikking op de voet van artikel 288 BRv uitvoerbaar bij
voorraad verklaren.
BESLISSING:
De rechtbank:
beveelt Dexia om, binnen zes weken na betekening
van deze beschikking aan haar, een schriftelijk overzicht als bedoeld in artikel
35 tweede lid Wbp aan [X] cs te verstrekken met betrekking tot de onder 2.10 sub
a) tot en met g) bedoelde gegevens, dit met inachtneming van hetgeen
dienaangaande aldaar nader is overwogen en met bepaling dat Dexia een dwangsom
van 250 euro verbeurt voor elke dag dat zij in gebreke blijft om aan dit bevel
te voldoen, tot een maximum van 5000 euro;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij
voorraad;
bepaalt dat elke partij de eigen kosten
draagt;
wijst het meer of anders verzocht
af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Punt en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2005 in tegenwoordigheid van
de griffier.