Behandeling van het
geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil, binnen de door
het reglement van de Commissie
gestelde grenzen, bij wege van bindend advies
door de Commissiete laten beslechten.
De Commissie heeft kennis genomen van de overgelegde
stukken.
De Commissieheeft het geschil behandeld op haar zitting
van 6 oktober 2003 te Den Haag.
Zij heeft partijen tijdig en behoorlijk opgeroepen op
deze zitting te verschijnen teneinde
mondeling te worden
gehoord.
Beide partijen zijn op de zitting verschenen en hebben
aldaar hun standpunten nader toegelicht.
De bank werd ter zitting vertegenwoordigd door de
heer mr. J.R. Jongeneel en mevrouw M.B.M.
van der Laar.
Onderwerp van het
geschil
De consument heeft een SprintPlan afgesloten. Hij had
ten onrechte de indruk dat hij zijn
maandelijkse inleg altijd terug zou
ontvangen. De consument wil van de overeenkomst af.
Standpunt van de
consument
Het standpunt van de consument luidt in
hoofdzaak:
In maart 2000 heeft de consument een zogenaamd
Sprintplan afgesloten. Het betreft een
overeenkomst, waarbij de bank een
geleend bedrag investeert in aandelen. Maandelijks wordt
rente betaald. De
consument stelt dat hij niet heeft begrepen dat de maandelijkse inleg
rente
was. Hij had de indruk dat zijn maandbedrag telkens voor hem werd
belegd. Volgens de
consument is hij bij het aangaan van de overeenkomst
onjuist geinformeerd en geadviseerd. Hij
had alle vertrouwen in de
deskundigheid van zijn financiële adviseur en hij is dan ook geheel op
diens
aanprijzingen afgegaan. Achteraf blijkt de door de adviseur verstrekte
informatie onjuist en
onvolledig te zijn geweest.
De consument verwijt de bank dat zij tekort is geschoten
in haar zorgplicht en dat zij mitsdien
wanprestatie heeft gepleegd. Voorts is
de consument van mening dat de overeenkomst tot stand
is gekomen onder
invloed van dwaling en dat hij bij een juiste voorstelling van zaken
de
overeenkomst niet zou hebben gesloten.
De consument verwijt de bank voorts dat de overeenkomst
tot stand is gekomen door bedrog
doordat hij op grond van onjuiste
mededelingen en het verzwijgen van informatie is overgegaan
tot het afsluiten
van een Sprintplan.
Ter zitting heeft de consument benadrukt dat hij er van
is uitgegaan dat zijn spaargedrag bij de
bank bekend was en dat de bank een
risicoprofiel had vastgesteld. De consument had namelijk al
een
kapitaalverzekering (Koersplan) en een lijfrenteproduct (Toekomstplan) bij de
bank
afgesloten. In maart 2000 heeft de consument een koopsompolis en een
Sprintplan afgesloten.
Volgens de consument moet het voor de bank duidelijk
zijn geweest dat hij een zo hoog bedrag
(oorspronkelijk maandbedrag f 600,--)
helemaal niet op het spel wilde zetten.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de consument de
Commissie de bank te verplichten de
overeenkomst ongedaan te maken en hem de
betaalde bedragen, vermeerderd met rente te
restitueren.
Standpunt van de bank
Het
standpunt van de bank luidt in hoofdzaak:
Van onjuiste informatieverschaffing door de
tussenpersoon is de bank niets bekend. De bank wijst
er op dat de
tussenpersoon onafhankelijk is en niet bij haar in dienst Het gaat In dit
geval
derhalve niet om advisering en voorlichting door de bank maar om
advisering en voorlichting door
een onafhankelijke derde.
De bank ontkent dat zij in haar zorgplichtjegens de
consument tekort is geschoten. Een
beleggingsproduct als het onderhavige
heeft een duidelijk begrensd risico: de maandbedragen
(rente) moeten worden
terugverdiend met de winst op de belegde som. Met andere woorden:
de
consument loopt alleen risico over de rentebetalingen, zoals ook in de
brochure duidelijk is
weergegeven.
Deze brochure is meegezonden bij het Welkomstpakket Bij
de totstandkoming van een
Sprintplan wordt een Welkomstpakket gezonden. Dat
pakket bevat de Algemene Voorwaarden,
de Specifieke Bepalingen en de
brochure. Volgens de bank wordt daarin duidelijk uiteengezet dat
het gaat om
een lening. De bank schiet een bedrag voor, dat geheel wordt belegd in
het
Garantiefonds. De maandbetalingen vormen een vergoeding (rente) voor die
lening. De
consument stelt dat hij onjuiste informatie heeft gekregen, maar
volgens de bank had hem op
grond van het Welkomstpakket duidelijk moeten zijn
dat hij te maken had met een lening.
Ter zitting heeft de bank verklaard dat tussen de
ontvangst van het Welkomstpakket en de
ingangsdatum van de overeenkomst
minimaal twee weken zit Binnen deze termijn kan de klant
de overeenkomst nog
zonder kosten beëindigen. Als de consument dus verkeerd was voorgelicht
door
zijn adviseur, dan had de consument op grond van de door de bank verstrekte
schriftelijke
informatie nog van de overeenkomst af kunnen zien, aldus de
bank.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de bank de
Commissie de vordering van de consument
af te wijzen.
Beoordeling van het
geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen
gestelde overweegt de Commissie het
volgende.
Dat de consument door de tussenpersoon onjuist is
voorgelicht is niet aangetoond. Maar mocht
dat al het geval zijn, dan had de
consument uit de hem door de bank toegezonden schriftelijke
informatie kunnen
opmaken dat hij te maken had met een lening en niet met een
maandelijkse
inleg, die telkens voor hem belegd zou worden. Daarbij komt nog
dat de tussenpersoon niet in
dienst was van de bank.
In de in deze procedure overgelegde brochure is vermeld
dat de bank, op basis van het gekozen
maandbedrag, direct een groot bedrag
voorschiet. Het woord "voorschieten" is naar het oordeel
van de Commissie
niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Reeds op grond hiervan is naar het
oordeel
van de Commissie duidelijk dat het hier gaat om een
lening.
Voorts valt in de brochure te lezen: "Uw maandbedrag is
een vergoeding (rente) voor het bedrag
dat Spaarbeleg u voorschiet. Hoe lager
die rente is, hoe groter het bedrag dat we u kunnen
voorschieten. Door de
lage rente van dit moment (8%) gaat er direct een groot bedrag voor u
aan de
slag!" Ook uit de hiervoor geciteerde zinnen, die zijn ontleend aan de tweede
bladzijde
van de brochure, kan niet anders worden gecondudeerd dan dat hier
sprake is van een lening.
Blijkens mededelingen ter zitting is met betrekking tot
de consument geen risicoprofiel opgesteld.
Daar was de bank naar het oordeel
van de Commissie ook niet toe gehouden. Overigens duiden
de eerder door de
consument afgesloten beleggingsproducten niet op een laag
risicoprofiel.
Uit al het bovenoverwogene volgt dat de klacht niet
gegrond is en dat als volgt moet worden
beslist:
Beslissing
De Commissie
stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de consument moet
worden
afgewezen.
Aldus beslist op 28 november 2003 door de
Geschillencommissie Bankzaken bestaande uit de
heer mr. RJ. Paris,
voorzitter, de heer mr. N.A.Neyzenen mevrouw mr. A.M.T.Wigger, leden,
waarbij
mevrouw mr. E.M.Snijders-Koster als plaatsvervangend secretaris
fungeerde.
mr. R.J. Paris.