Bank- en effectenrecht
Leasing van
aandelen
Een nieuwe vorm van beleggen
Mr. W. A. K. Rank,
rubrieksredacteur
Inleiding
Hoewel spreiding van effectenbezit sedert jaar en
dag een stokpaardje van de Haagse politiek mag heten kan Nederland tot op heden
nog niet als een natie van aandeelhouders worden getypeerd. Verbazingwekkend is
dit niet. In de eerste plaats beschikken slechts weinigen over voldoende
financiële middelen om zich op eigen kracht op de effectenmarkt te kunnen
begeven. Bovendien zullen deze weinigen veelal niet bereid zijn om hun in de
loop van de tijd opgebouwde spaartegoeden in effecten om te zetten. Dit klemt te
meer nu de hoge rentestand het sparen steeds lucratiever maakt en de banken de
meest uiteenlopende spaarvormen aan hun cliënten aanbieden. Minder
draagkrachtigen zullen meestal niet in aanmerking komen voor een effectenlening.
Vaak zullen zij ook geen lening willen aangaan, hetzij om principiële redenen,
hetzij omdat een effectenlening het nadeel heeft dat moet worden bijgestort
wanneer de aandelen die het onderpand vormen, in waarde dalen. In de vijfde
plaats hebben veel kleine beleggers de laatste jaren teleurstellende ervaringen
met de aandelenhandel gehad. Zo bleek participatie in een beleggingsfonds niet
zelden minder rendement op te leveren dan de belegger bij het nemen van de
participatie in het vooruitzicht was gesteld. Last but not least vormt de
mogelijke afschaffing van de fiscale dividendvrijstelling een rem op de
verwerving van aandelen door particulieren.
Vanuit de financiële wereld is de afgelopen tijd
herhaaldelijk geprobeerd de kleine man bij de wereld van het grote geld te
betrekken, onder meer door de introductie van huisfondsen. Deze pogingen zijn
echter weinig succesvol geweest, niet in de laatste plaats omdat de belegger
steeds weer met een geldbedrag ter waarde van de gekochte effecten over de brug
moest komen. Om deze impasse te doorbreken heeft het Noordwijkse leasebedrijf
Legio-Lease nu een nieuw concept gelanceerd dat potentiële beleggers de
mogelijkheid biedt om zonder eigen vermogen een aandelenportefeuille op te
bouwen: het leasen van aandelen. Het zal niemand verbazen dat aan dit initiatief
de nodige juridische haken en ogen zitten. De voornaamste daarvan worden
hieronder besproken. De financiële kant van het leaseplan, dat overigens al in
de dagbladpers aan de orde is geweest, blijft in dit verband buiten beschouwing.
Contractuele aspecten
Een belegger die in het project wenst te stappen
sluit daartoe ecn leasecontract met Legio-Lease. Volgens dit contract least een
belegger van Legio-Lease gelijk deze aan de belegger verleast honderd aandelen
in één of meer van de negen ondernemingen terzake waarvan op de Optiebeurs
langlopende PUL-opties worden verhandeld.
Het gaat daarbij om ABN-AMRO.
Aegon. Akzo, DSM. ING. KLM, Koninklijke Olie, Philips en Unilever. De
lease-overeenkomst wordt aangegaan voor zestig maanden en de leasesom wordt in
zestig gelijke maandelijkse termijnen betaald. Het risico van een mogelijke
koersdaling wordt voor de duur van het contract afgedekt door het leasen en
verleasen van een langlopende put-optie. Zodra de belegger al datgene aan
Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens de overeenkomst is
verschuldigd, wordt hij automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden.
Uitlevering wordt gegarandeerd door Bank Van Haften Labouchère, die ook zorg
draagt voor bewaring van de stukken. Met het oog op deze garantie worden de
waarden gedurende de looptijd van de overeenkomst aan de Bank in pand gegeven.
Legio-Lease behoudt de eigendom totdat de laatste termijn is voldaan. Alle
baten en waardeveranderingen komen aan de belegger toe. De dividenden worden
door Legio-Lease zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling aan de belegger
doorgesluisd. Het stemrecht op de aandelen wordt uitgeoefend door de Vereniging
van Effectenbezitters (VEB), die daartoe door de belegger wordt
gemachtigd.
Een eerste vraag die in dit verband rijst is die naar
het rechtskarakter van de lease overeenkomst Aannemelijk is dat sprake is van
huurkoop. De overeenkomst beoogt immers de eigendom van de aandelen na afloop
van de contractsperiode op de belegger te doen overgaan. Zij heeft dus de
strekking van huurkoop en moet derhalve op grond van art. 1576h lid 2 BW als
huurkoop worden aangemerkt. Dat de overeenkomst geen betrekking heeft op
stoffelijke objecten levert in dit verband geen problemen op. Art. 1576h spreekt
van zaak. Zaken zijn volgens art. 555 BW alle goederen en rechten die het
voorwerp van eigendom kunnen zijn. Aandelen en opties behoren lot de laatste
categorie. Vergelijk HR 26 juni 1942, NJ 1942, 579. Zij leveren daarmee zaken op
in de zin van art. 555 BW en zijn dus valbaar voor huurkoop. Vergelijk P.
Stoffels, Huurkoop en krediet aan de consument, tweede druk, Deventer 1974, p.
29. Ook overigens lijkt niets aan het aannemen van een geldige
huurkoopovereenkomst in de weg te staan. De wet bevat terzake van huurkoop nogal
wat vormvoorschriften, maar deze worden, als ik het goed zie, over de gehele
linie in acht genomen: er is sprake van een schriftelijk en in tweevoud
opgemaakt contract, waarin de essentialia van de desbetreffende overeenkomst in
extenso zijn vermeld.
Een tweede vraag betreft de in het contract
voorziene wijze van eigendomsovergang. Uitgegaan wordt, althans naar het lijkt,
van een levering bij voorbaat onder de opschortende voorwaarde van algehele
betaling.
Aangenomen nu dat de aandelen in kwestie deel uitmaken van een
verzameldepot in de zin van de Wet giraal effectenverkeer (Wge), kan men zich
afvragen of de beoogde verkrijgingswijze wel tot de mogelijkheden behoort. Art.
17 Wge bepaalt dat de levering van effecten die tot een verzameldepot behoren
geschiedt door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde
deel van de administratie van de aangesloten instelling. In de opzet van
partijen zou deze bijschrijving worden gereduceerd tot een louter
administratieve handeling zonder juridische consequenties, nu de daadwerkelijke
levering reeds eerder zou plaatsvinden. Voor de houdbaarheid van deze
constructie pleit Rechtbank Amsterdam 20 februari 1985, NJ 1986, 113. De
rechtbank overweegt in dit vonnis dat art 17 Wge er niet aan in de weg staat dat
degene die een aandeel in een verzameldepot geleverd krijgt, dat aandeel kan
doorleveren aan een ander, zodat die ander deelgenoot wordt en dat een
dergelijke doorlevering kan plaatsvinden door enkele wilsovereenstemming. In een
andere richting wijst evenwel de wetsgeschiedenis. Blijkens de MvT betreft de in
art. 17 Wge bedoelde bijschrijving de enig mogelijke wijze van levering en moeten
andere leveringsvormen, in het bijzonder die welke neerkomen op
bezitsverschaffing door een tweezijdige verklaring zonder feitelijke
handelingen, uitgesloten worden geacht. Zie MvT, TK 1975-1976, 13780, nr. 3, p. 36.
Aldus resteert een levering ad hoc door Legio-Lease aan de belegger na betaling
van de laatste termijn.
Toepasselijke
wetgeving
Een volgende vraag is of Legio-Lease zou moeten
beschikken over een vergunning als vereist door de Wet op het
afbetalingsstelsel. Het antwoord daarop moet ontkennend luiden. Art. 1 van deze
wet bestempelt tot afbetalingstransactie in de zin der wet, voor zover hier van
belang, iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de
strekking dat één der partijen ervoor heeft te zorgen dat aan een tweede partij
het genot van een roerende lichamelijke zaak of een bij AMvB aangewezen roerende
onlichamelijke zaak wordt verschaft, en dat deze tweede partij aan de eerste
betalingen heeft te doen waarvan ten minste twee na het tijdstip waarop met het
verschaffen van het genot een aanvang is gemaakt, en van deze laatste tenminste
één later dan drie maanden na dat tijdstip. Aandelen en opties zijn
vermogensrechten, roerende onlichamelijke zaken. De Wet op het
afbetalingsstelsel is derhalve slechts van toepassing, voorzover het waarden
betreft die bij AMvB zijn aangewezen. Een dergelijke aanwijzingsmaatregel is
nooit uitgevaardigd, zodat van toepasselijkheid van de Wet op het
afbetalingsstelsel in casu geen sprake is.
In het verlengde hiervan ligt de
vraag of Legio- Lease wellicht als kredietgever kredietovereenkomsten sluit in
de zin van de Wet consumptief geldkrediet (Wcgk). Art. 1 lid I sub b van deze
wet definieert het verlenen van krediet als het onmiddellijk of middellijk in
handen of ter beschikking stellen van geldsommen of geldswaarden aan personen
die zich verplichten geldsommen of geldswaarden terug te geven. Legio- Lease
stelt middellijk aandelen en opties in handen van particulieren. Cruciaal is dan
ook of deze effecten geldswaarden in de hier bedoelde zin opleveren. Naar het
lijkt is dat niet het geval. Het begrip geldswaarden is overgenomen uit art. 2
lid I Geldschieterswet 1932. Uit de jurisprudentie terzake blijkt dat het begrip
met name ziet op papieren met een betaalmiddelfunctie (betaalzegels). Vergelijk
HR 28 oktober 1947, AB 1948, 371, volgens welke uitspraak onder geldswaarden
moeten worden verstaan zegels, bonnen en geschriften of bewijzen van welke aard
ook, die in één of meer winkels (...) ten aanzien van het kopen van zaken met
geld worden gelijkgesteld. Aandelen en opties missen dit karakter ten enenmale,
met alle consequenties vandien. De laatste maar niet de minste vraag, is die
naar de toepasselijkheid van de Wet effectenhandel (Weh). Waar het in dit
verband om gaat is of sprake is van het aanbieden door Legio-Lease buiten een
besloten kring van bemiddeling bij effectentransacties aan non-professionals in
de zin van art. 6 van deze wet. Aangenomen moet worden dat dit zich inderdaad
voordoet. Op het eerste gezicht is dit anders: Legio-Lease bemiddelt niet tussen
verkopers en kopers, maar treedt zelf als verkoper op. Bij nader inzien is
echter wel degelijk sprake van bemiddeling nu Legio-Lease op enigerlei wijze
cliënten bij een commissionair aanbrengt c.q. de belegger uiteindelijk toch via
het intermediair van Legio-Lease verkrijgt. Men zou hier kunnen spreken van
uitgestelde bemiddeling. Dit betekent dat Legio-Lease moet beschikken over een
vergunning danwel over een vrijstelling in de zin van de Weh. Uit navraag bij
het Ministerie van Financiën blijkt, dat van het laatste sprake is. Legio-Lease
heeft een remisier-overeenkomst gesloten met Bank Van Haften Labouchère.
Laatstgenoemde beschikt over een vergunning als bedoeld in art. 6 van de wet en
is lid van de Vereniging voor de Effectenhandel en de Vereniging European
Options Exchange.
Conform het bepaalde in art. 7 van de ministeriële
regeling van 22januari 1987, Stcrt., 24, tot uitvoering van de art. 8 en 11Weh,
is daarom aan Legio-Lease vrijstelling verleend van het door art. 6 Weh gestelde
vergunning- vereiste.
Conclusie
Uit juridisch oogpunt is op het concept weinig tot
niets aan te merken. De constructie geeft blijk van origineel juridisch
denkwerk.en dwingt alleen al daarom respect af. Kwestieus is eigenlijk alleen de
door partijen beoogde wijze van eigendomsovergang. Overigens lijkt de positie
van de belegger goed genoeg beschermd. Legio- Lease staat niet alleen onder
toezicht van de Vereniging voor de Effectenhandel en Bank Van Haften Labouchère,
maar wordt ook gecontroleerd door de VEB. Hoe het concept uit financieel oogpunt
moet worden gewaardeerd, is een andere kwestie en een die buiten het bestek van
deze bijdrage valt. Opgemerkt wordt slechts dat vanuit de gevestigde financiële
wereld de nodige kritische geluiden zijn gehoord.
Bb 8 augustus 1991 /
nr16