Profiel
Kleine zakenbank scoort met saaiheid en consistentie

Douwe Douwes, Nico Goebert
 
Als kleine bank tracht Kempen klanten te laten meetellen. De succesformule van de zakenbank is gebouwd op personeel en rechtlijnigheid. ‘Het is 20 procent strategie en 80 procent uitvoering.

‘Het regent hier cv’s. We kunnen kiezen uit een groot aantal mensen, die hier graag willen werken.’ Wiet Pot (48), sinds vorig jaar de nieuwe directievoorzitter van Kempen  & Co, ziet het als een bewijs van de herwonnen levenskracht van de in het verleden zo roemruchte zakenbank. ‘Want’, haalt Pot een oude bankierswijsheid aan, ‘elke avond loopt hier het kapitaal de deur uit en je moet maar afwachten of ze de volgende dag terugkomen.’  
Amsterdamse bank Kempen Co spoelt de nare herinnering weg van de moeizame periode onder Dexia
 
Het succes van een kleine speler als Kempen die moet opboksen tegen de grootbanken, bedoelt Pot, wordt bepaald door de kwaliteit en de betrokkenheid van de medewerkers. Het maakt een enorm verschil dat de werknemers van Kempen samen 35 procent van de aandelen bezitten, met de optie om dat tot 45 procent uit te breiden. Pot: ‘Het is algemeen bekend dat mensen beter voor de zaak zorgen als ze zelf eigenaar zijn. Ga maar kijken bij elk willekeurig autoverhuurbedrijf.’
 
Wiet Pot speelde zelf een belangrijke rol bij de nieuwe eigendomsverhoudingen. Kempen – in de jaren negentig de beursgenoteerde luis in de pels van de grote banken – werd in 2001 voor 2,3 miljard gulden (ruim 1 miljard euro) gekocht door het Belgische Dexia. Het verlies van de onafhankelijkheid viel ongelukkigerwijs precies samen met de malaise op de financiële markten. De winstgevendheid van de bank viel scherp terug en een aantal belangrijke mensen bij Kempen zocht elders een goed heenkomen.
 
Twee jaar later al kwam Dexia tot de conclusie dat een kleine zakenbank het meest gebaat is bij onafhankelijkheid. In 2003 werd Kempen verzelfstandigd en een jaar later verkocht Dexia zijn Nederlandse dochter, waaraan het zo weinig plezier heeft beleefd, voor de spotprijs van 85 miljoen euro. Die overnamesom, nog geen tiende van de prijs uit 2001, is officieel nooit bekendgemaakt.
 
De nieuwe aandeelhouders van Kempen werden de Friesland Bank, de investeerders HAL Investments en NPM Capital – samen goed voor een belang van 60 procent – enkele ‘bevriende partijen’ (5 procent) en het personeel en het management, onder wie Pot zelf. Hij begeleidde de verkoop als commissaris van Kempen, maar werd na het vertrek van de toenmalige bestuursvoorzitter de nieuwe baas. ‘Van het een kwam het ander’, zegt Pot.
 
Daarmee begint Kempen zijn tweede leven als zelfstandige zakenbank – dit keer onder leiding van een internationaal gelouterde zakenbankier. Wiet Pot werkte twintig jaar in de VS, maar vooral in Londen bij investeringsbank Goldman Sachs. De beursgang van zijn toenmalige werkgever in 1999, waar hij was opgeklommen tot partner, maakte van Pot een vermogend man.
 
De nieuwe bestuursvoorzitter nam zelf een belang van iets minder dan 10 procent in het nieuwe Kempen, maar de kans om te participeren was niet doorslaggevend voor het besluit om in Nederland opnieuw te beginnen als bankier. ‘Laat ik het zo zeggen: als er geen mogelijkheid was geweest voor de overige medewerkers om ook deel te nemen, was het voor mij geen aantrekkelijke propositie geweest.’ Want Pot heeft de stellige overtuiging dat de belangen van aandeelhouders en werknemers in deze branche moeten samenvallen. ‘Als de factor arbeid en de factor kapitaal hier met elkaar in conflict komen, heb je een probleem.’
 
Pot omschrijft zich zelf als een bankier ‘die van huis uit niet bedreven is in herstructureren en reorganiseren’. Dat was bij Kempen ook niet nodig. ‘Het fundament was heel goed, er was alleen een nieuw elan nodig.’ De roemruchte reputatie van Kempen in de jaren tachtig en negentig, maar vooral de neergang daarna zijn volgens Pot sterk overdreven. ‘De perceptie was sterker dan de feiten rechtvaardigden.’
 
In de jaren negentig had Kempen veel succes, maar dat werd volgens Pot mede veroorzaakt door de onstuimige martktomstandigheden. ‘Kleine schepen hebben bovenmatig voordeel van een sterke wind in de rug in vergelijking met supertankers. Die vergelijking geldt ook voor onze sector.’
 
Ook voor de neergang van Kempen in de afgelopen jaren geldt, volgens Pot, dat die in de beeldvorming ernstiger vormen aannam dan in de realiteit het geval was. ‘Wel vormde het eigendom van de bank een probleem, en dan vooral vooral de vervlechting van de bank met Labouchere. Er was onzekerheid over de toekomst. Dat deed mensen aarzelen naar Kempen toe te komen, en alles begint in deze business met het vermogen om goede mensen aan je te binden.’
 
Pot zag dan ook geen reden de strategie van Kempen te wijzigen. De bank blijft rusten op drie pijlers: vermogensbeheer, effectenbemiddeling en corporate finance, het adviseren van bedrijven bij fusies, overnames en het aantrekken van financiering. ‘Ik ben eigenlijk een saai mannetje. Alle dingen die we vandaag doen, deden we twintig jaar geleden ook al, maar het is de uitdaging om het net wat sneller en beter te doen dan de concurrentie. Net iets alerter te zijn. Strategie is maar 20 procent van het werk; 80 procent is uitvoering.’
 
Kempen moet in de visie van Pot door een ‘cultuur van kwaliteit en persoonlijke dienstverlening’ voor de klant een goed alternatief zijn voor de grootbanken. Ditmaal niet vanuit het historische grachtenpand zoals in de jaren negentig, maar vanuit een moderne glazen toren aan de Amsterdamse Zuidas. ‘Omvang gaat niet per se samen met kwaliteit. Ik ben ervan overtuigd dat als wij erin blijven slagen goede mensen binnen te halen en te behouden, wij meer business weg kunnen plukken bij de grootbanken. Want de groten hebben moeite de klant het gevoel te geven dat hij meetelt’, zegt Pot .
 
De eerste resultaten komen eraan, voorspelt Pot. Over de eerste helft van dit jaar kwam de winst uit op 9 miljoen euro, bijna net zo veel als over heel 2004. Voor het hele jaar verwacht Pot een winst tussen de 15 en 20 miljoen. ‘Waarbij 15 miljoen een uitermate conservatieve schatting is.’ Het rendement op het eigen vermogen van Kempen zou daarmee dit jaar uitkomen op rond 25 procent. ‘Dat maakt ons een van de meest winstgevende financiële instellingen van Nederland’, zegt de directeur.
 
‘En we lopen op nog maar 60 procent van ons potentieel’, durft Pot te zeggen, terwijl hij niet overdreven optimistisch is over de economie. ‘Maar ik ben wel positief over onze kansen onder normale omstandigheden. Hier staat een heel solide fabriek.’
 
© de Volkskrant