Hof vraagt Dexia meer
duidelijkheid over leaseschikking
VASCO VAN DER BOON
AMSTERDAM - Het Gerechtshof Amsterdam
verlangt van Dexia verduidelijking van de consequenties van de zogeheten
Duisenberg-schikking. Het hof wil vandaag antwoord. De aanvullende informatie
heeft het hof nodig voor een beslissing over het verzoek van Dexia om de
Duisenberg-schikking algemeen verbindend te verklaren.
De schikking houdt in dat Dexia twee derde van een
restschuld op een aandelenleasecontract kwijtscheldt. Dexia heeft 400.000 van
deze contracten verkocht. De bank claimt dat inmiddels 55.000 van zijn
leaseklanten met de schikking akkoord zijn. Dexia hoopt dat het algemeen
verbindend verklaren van de schikking voor al zijn leaseklanten dit slepende
conflict beëindigt. Er lopen nu zesduizend juridische procedures tussen Dexia en
ontevreden leaseklanten.
Het hof vraagt van Dexia onder meer welk deel van
de markt voor effectenleaseproducten nu precies wordt geraakt door het bindend
verklaren van de Duisenberg-schikking. Het hof wil ook weten of het klopt dat
125.000 Dexia-klanten geen tegemoetkoming krijgen via de schikking, maar wel
gebonden worden door het algemeen verbindend verklaren daarvan. Die binding
betekent dat deze groep in de toekomst niet meer kan procederen tegen Dexia,
tenzij die toegang tot de rechter schriftelijk wordt veiliggesteld met een
opt-out-verklaring.
Het hof vraagt Dexia voor te rekenen hoeveel van de
klanten die geen vergoeding krijgen en wel gebonden raken aan een schikking,
geen schade hebben geleden van hun aandelenleasecontract doordat het
eindresultaat positief is. Het hof sluit zich aan bij advocaat Jeroen
Wendelgelst, die stelt dat een positief eindresultaat betekent dat de opbrengst
van een leasecontract hoger moet zijn dan de inleg.
Wendelgelst, die optreedt namens tegenstanders van
de Duisenberg-schikking, houdt het hof voor dat de recente uitbreiding van de
reikwijdte van de schikking tot voortijdig beëindigde contracten minder royaal
is dan op het eerste gezicht lijkt. De klant blijft namelijk wel een hoge
boeterente verschuldigd voor het afbreken van het contract.
Advocaat Harm Jan Tulp stelt, ook namens
tegenstanders van de Duisenberg-regeling, dat het hof niet kan overgaan tot het
algemeen verbindend verklaren via de Wet collectieve afwikkeling massaschade
(Wcam), omdat nog niet duidelijk is wat de schade precies is. Dit komt doordat,
wegens vertragingsacties van Dexia volgens Tulp, 'er nog geen
uitgekristalliseerde jurisprudentie is' over de belangrijkste problemen met de
leaseproducten.
Heeft Dexia ten onrechte zonder
kredietverleningsvergunning deze contracten verkocht? Heeft Dexia de zorgplicht
tegenover zijn klanten geschonden? Zijn de contracten nietig wegens dwaling van
de klanten, veroorzaakt door misleiding door Dexia? Van de vele duizenden
procedures waar deze en andere vragen spelen, is slechts een enkele beslecht
door een hogere rechter. Daardoor is onduidelijk hoe verwijtbaar fout Dexia
wellicht was. En dus ook onduidelijk hoe groot de schade is die Dexia
toegerekend kan worden, betoogt Tulp. Bovendien is onduidelijk hoeveel Dexia
heeft verdiend en nog verdient met de leasecontracten, waardoor het hof niet zou
kunnen vaststellen hoe redelijk de Duisenberg-regeling is.
Advocaat Marius Hupkes betoogt namens tegenstanders
van de Duisenberg-regeling dat het verbindend verklaren toekomstige schade,
bijvoorbeeld in de vorm van restschuld, oplegt aan Dexia-klanten. Dat toebrengen
van schade kan volgens Hupkes nooit de bedoeling zijn van de nieuwe
schadevergoedingswet Wcam.
Dexia zegt het hof toe bereid te zijn deskundigen
te laten onderzoeken of de bank wel echt de aandelen heeft gekocht die de
leasecontracten beloven. Sommige klanten betwijfelen dat.
Copyright (c) 2006 Het Financieele
Dagblad