Schuldig? ….. Alle schuldigen wijzen weer naar elkaar!

Weer commotie rond beleggingspolissen!

De financiële wereld heeft de ‘argeloze burger’ weer eens laten schrikken. Deze keer gaat het om het beleggingselement in polissen, meestal levensverzekeringen, die voor een groot deel gekoppeld zijn aan een hypotheek, bedoeld om in de toekomst die hypotheek te kunnen aflossen. Andere beleggingspolissen zijn bedoeld om over een aantal jaren een aardig kapitaaltje opgebouwd te hebben voor de oude dag. En dan gaat het meestal niet om die wereldreis waar volgens de jonge garde de ouwetjes om staan te trappelen. Het gaat om serieuze zaken als de aanvulling op de AOW en het kunnen opvangen van een pensioen-tekort – bloedserieuze zaken dus.

Huiseigenaren en mensen die sparen voor hun pensioen hebben de schrik te pakken. De kranten staan er vol van: “Zalm waarschuwt om beleggingspolissen!”, AFM brandt beleggingsverzekering af!”, “Claims om poliskosten beleggers verwacht!”, “Kleine belegger de klos!”, “Zware straf geëist voor foute verzekeraars”, “Veel kritiek op financiële wereld!”, “Met beleggingspolis verzekeraars veel mis!”, “Miljardenclaims om levenpolissen!”, Beleggers in de kou!” Zelden waren in zoveel kranten, zoveel uitroeptekens tegelijk te bewonderen. Voldoende voor de consument om, zo kort na de Dexia-affaire, op z’n minst weer een klein begin van argwaan te koesteren omtrent het rendement van zijn beleggingen.

Geheim onderzoek
Een landelijk dagblad was erachter gekomen dat een paar verzekeraars op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten een geheim onderzoek hadden laten plaatsvinden naar de rentabiliteit en kostenstructuur van de beleggingspolis. Medewerkers hadden, ondanks uitdrukkelijk verzoek van hun baas dit niet te doen, toch alvast maar eventjes geklikt over een deel van de inhoud van het rapport. En, zoals gebruikelijk in ons steeds langer warm blijvende kikkerlandje, waren de boze geesten uit de fles. Met een minimum aan gegevens werden alvast harde conclusies getrokken.

“Bedroevend”
Politici, die ook het rapport niet had gezien, wisten meteen al zeker dat het bij die verzekeraars niet klopte. En ‘last but not least’ deden aan het eind van de rit natuurlijk ook de consumentenorganisaties, die nu juist zijn opgericht om dit soort calamiteiten voor te zijn c.q. al in de kiem te ontdekken, een forse duit in de zak. Helemaal achteraan in de rij begonnen ook zij te roepen dat het allemaal niet deugde. Terwijl eind september de deksel al van de beerput was gegaan, hekelde drie weken later de consumentenbond de beleggingspolis en vond de Vereniging Eigen Huis (VEH)  het ‘rendement van de beleggingspolis als aflossing van de hypotheek, bedroevend’.

Lachwekkend
Vooral het commentaar op de Beleggingshypotheek van laatstgenoemde organisatie is lachwekkend. De afdeling ‘hypotheekservice’ van de VEH is zelf een fervent verkoper van beleggingshypotheken, getuige een verslag over dit onderwerp in het Eigen Huis Magazine van de vereniging. In het magazine van juli/augustus wordt een praktijkgeval beschreven waarbij een cliënt, beschreven als Vincent Jansen, door de Eigen Huis Hypotheekservice van een “beter” advies wordt voorzien. De heer Jansen had zelf een hypotheek in gedachten waarvan hij slechts een klein deel wilde aflossen middels een beleggingshypotheek. De adviseur van Eigen Huis adviseerde echter dat het beter was om bij een andere hypotheekverstrekker juist meer via een beleggingshypotheek op levensverzekeringsbasis te lenen. Raar natuurlijk als je op het ene moment zegt dat je iets zeker moet doen, terwijl je op het andere moment uitspreekt dat diezelfde handeling wel het meest onverstandige is wat je kunt doen.

Op basis van dit soort tegenstrijdige uitspraken wekt de VEH de indruk met twee tongen te spreken. De ene tong spreekt namens de commercieel belanghebbende organisatie en de andere namens de vereniging. Men kan zich afvragen op welke wijze VEH-lid, Vincent Jansen, achteraf over het advies van Eigen Huis denkt als de directeur van de VEH deze wijze van aflossing binnen enkele weken keihard neersabelt. Maar hoe dan ook, als je maar meeroept met degenen die de pers halen, dan is de kans dat je de media haalt aanzienlijk.

Onrealistische aannames
De uitroepen van allerlei partijen over de inhoud en kosten van beleggingspolissen hadden in aanvang een weinig wetenschappelijk karakter. Het Verbond van Verzekeraars reageerde dan ook furieus op de suggesties van de VEH dat het rendement van beleggingsverzekeringen bedroevend is. Volgens het Verbond is de VEH uitgegaan van onrealistische aannames en trekt als gevolg daarvan de verkeerde conclusies. Volgens het Verbond is het onderzoek uitgegaan van een fictief rendement van 4%, terwijl het historisch rendement van verzekeraars aanzienlijk hoger ligt. Dat ligt minimaal op 7% tot 8%, waarbij de netto opbrengsten drie tot vier keer hoger liggen dan bij 4% rendement.

Banken ook verzekeraars
Bovendien zou de VEH hebben geadviseerd dat sparen bij een bank beter is dan beleggen bij een verzekeraar, maar over het hoofd zien dat de kosten bij de spaaralternatieven van banken vergelijkbaar zijn met die van de verzekeraars. Verzekeraars als Delta Lloyd, Fortis en Nationale Nederlanden, bankverzekeraars die binnen één concern zowel de bankfunctie als de verzekeraarsfunctie uitoefenen, wijzen juist op het feit dat aan beide zijden dezelfde kosten voor belegging worden gemaakt. Vaak gebruiken zowel de verzekeraar als de bank van deze paraplumaat- schappijen exact dezelfde beleggingsafdelingen. De commotie van media en consumentenorganisaties kan dus worden bijgeschreven onder de noemer “veel geschreeuw maar weinig wol”.

Autoriteit Financiële Markten
Beleggingspolissen worden al tientallen jaren verkocht. In die periode hebben verzekeraars en andere beleggingsinstituten de kosten al fors gereduceerd. Er is in de afgelopen jaren veel over dit onderwerp gepraat, vooral ook in de hele nasleep van de Dexia en Legiolease-affaire en het gedoe rond de, met Aegon samenwerkende, Spaarbeleg en Spaarselect-bedrijven. Al aan de vooravond van deze affaires heeft Wegwijs-magazine gewezen op de yuppenmentaliteit die ter zake van beleggingspolissen was ontstaan. Snelle verkopers hadden in een paar jaar tijd de, tot op dat moment uitstekende, naam van de bedrijfstak van financiële adviseurs te gronde gericht. Als gevolg daarvan is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) opgericht en hebben verzekeraars de zogenaamde ”Financiële Bijsluiter” moeten opstellen en uitgeven aan consumenten aan wie zij ‘zware’ financiële producten willen slijten.

Het is op z’n minst merkwaardig te noemen dat de Minister van Financiën pas na tientallen jaren komt met een onderzoek naar beleggingspolissen en het geeft te denken dat daar ‘toevallig’ vlak voor de verkiezingen tumult over ontstaat. Het lijkt erop dat bepaalde figuren er belang bij hebben om de gevestigde orde op dit moment even door elkaar te rammelen in de sfeer van: “Het is allemaal niet zo fantastisch als het wel schijnt”.

“Te lage rendementen”
Waarover is nu eigenlijk tumult ontstaan en wat is er nu eigenlijk vergeleken? Om een eerlijk oordeel te geven over het rendement van de verzekeraars, zal toch op z’n minst een fors aantal maatschappijen bekeken en vergeleken moeten worden. Geen enkele verzekeraar of beleggingsinstelling heeft dezelfde kostenpatronen.  Nederland telt momenteel ongeveer 75 levensverzekeraars, die beleggingspolissen aanbieden. De minister heeft via de AFM slechts de kostenpatronen van vier maatschappijen bekeken. Dat zijn Nationale Nederlanden, Fortis, Delta Lloyd en Legal & General. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat beleggingspolissen duur zijn en veel kosten vergen, waardoor de rendementen niet om over naar huis te schrijven zijn. Bovendien vond men de informatie ondoorzichtig. Ten opzichte van de ingelegde verzekeringspremie zou het rendement te laag zijn. Daarnaast leek het erop dat verzekeraars wel erg veel hun eigen belangen in de gaten hielden en passanten slechts zijdelings naar de rendementen van de consument keken.

Beleggingspolis versus Beleggingsfonds
Wat opvalt is dat de beleggingspolissen die vergeleken zijn, allemaal een overlijdensrisico-element omvatten. In het totale bedrag dat de cliënt afdroeg, was ook de premie voor deze overlijdensdekking meegenomen. Zo’n beleggingspolis van een verzekeraar vergelijken met een rechtstreeks beleggingsfonds van een bank, zoals consumentenorganisaties doen, is gelijk aan het vergelijken van appels met peren. Om een goede vergelijking te treffen zou de consument bij zo’n bankbeleggingsfonds dan nog een losse overlijdensrisicoverzekering moeten sluiten.

Zo’n losse overlijdensverzekering is meestal duurder dan de combinatie van beide polissen. Veel beleggingspolissen zijn afgesloten in verband met een schuld, die mensen aangingen voor de aankoop van een huis. In veel gevallen is bij het afsluiten van zo’n beleggingsverzekering dus rekening gehouden met het afdekken van die schuld bij tussentijds overlijden van de verzekerde persoon. In vaktermen wordt dat de risicopremie genoemd. De rest van de te betalen verzekeringspremie is bestemd voor belegging.

Risicopremie
De risicopremie is men uiteraard kwijt, tegenover de afdekking van dat risico door de verzekeraar. Overlijdt de verzekerde op een vroeg tijdstip, terwijl de hypotheekschuld nog overeind staat, dan dient de verzekeraar op de proppen te komen met wellicht honderdduizenden euro’s. Is de verzekerde niet overleden dan vervalt de premie over het betreffende jaar aan de verzekeraar, die de verzamelde premies nodig heeft om een overlijdensuitkering te kunnen verstrekken aan de erfgenamen van een andere verzekerde die wel overleden is. Het is dus niet reëel te verwachten dat de risicopremie uiteindelijk toch weer ten goede komt aan de polishouder zelf.

Het gekke is dat terwijl niemand een kik geeft over de premie van de brandverzekering, die men elk jaar kwijt is, dat wel gebeurt over de premie van de overlijdensrisicoverzekering. Erfgenamen van vroeg overleden huiseigenaren zullen daar uiteraard niet over klagen. Consumenten, kranten, verenigingen en politici die dat wel doen, hebben of boter op hun hoofd of hebben belang bij demagogie of missen enige vorm van logisch denken.

Absurde aannames
Zoals eerder gememoreerd is de rendementscontrole door de AFM gebaseerd op een rendement op beleggingspolissen van 4%. Een dergelijke aanname is absurd. Bij beleggingspolissen die gesloten zijn in verband met de toekomstige aflossing van een hypotheek geldt in 93% van de gevallen een looptijd van 30 jaar. Bij de meest risicovolle belegging, een belegging in aandelen, heeft het rendement over een periode van 30 jaar sinds 1900 zelfs nimmer in de buurt van 4% gelegen. Integendeel, het rendement vanaf 1 januari 1900 tot 23 oktober 2006 lag gemiddeld zelfs op 8,09%. Over de periode 1947 tot 1992 lag het rendement zelfs op 11,39%. In deze laatste periode is dus nog niet de vreemde luchtballon in de koersen opgenomen, die als gevolg van een aantal opgeblazen internetfondsen in het jaar 2000 met een enorme knal is geklapt. Nemen we die vreemde uitstulping in de koersen met de catastrofe daarna wel mee, dan komt het gemiddelde rendement altijd nog uit op 11, 27% per jaar. De koersen hebben namelijk bijna weer het normale naoorlogse niveau bereikt.

Beheerskosten
In deze rendementspercentages zijn nog niet de kosten meegenomen zoals die door fondsenbeheerders worden gemaakt. Die kosten liggen, afhankelijk van verzekeraar of beleggingsfonds, gemiddeld op zo’n 2,9%. Per saldo zou over de zeer lange termijn bezien, dus gemiddeld een netto rendement gemaakt worden van 8,37%  (11,27% - 2,9%). Uit de woorden van de Vereniging Eigen Huis moet worden verondersteld dat zij rekent met een kostendeel van 3,25%. Op die wijze zou het gemiddelde lange termijnrendement nog steeds uitkomen op 8,02%. Zet men deze kosten af tegen het fictieve rendement van 4% dat de VEH noemt, dan resteert slechts een rendement van 0,75% per jaar. Een dergelijk netto rendement is op de lange termijn echter nog nooit voorgekomen. Rendementen van 4% komen overigens wel voor bij het risicoloze sparen, dat de VEH lijkt te adviseren. Een dergelijk advies is echter alleen zinvol voor beleggingen voor de zeer korte termijn, maar is volstrekt onnozel bij beleggingen voor aflossing van een hypotheek die zelden korter duren dan 30 jaar. Alle statistieken wijzen uit dat je op een dergelijk lange termijn niet om aandelen heen kan.

Looptijd en rendement
Bovendien lijkt het ‘geheime’ onderzoek van de AFM uit te zijn gegaan van een looptijd van de beleggingspolis van slechts 20 jaar. Ook een dergelijke looptijd is niet reëel in combinatie met hypotheken, maar wordt wel veel gebruikt voor studieverzekeringen. De combinatie aandelenbelegging en een twintigjarige looptijd is qua rendement wel een groter risico dan de combinatie aandelen en een looptijd van dertig jaar. Over welke periode van 20 jaar dan ook, sinds de Tweede-Wereldoorlog zijn andere soorten beleggingen, zoals obligaties of normaal sparen, nooit rendabeler geweest dan aandelen.

Nu is het bij verzekeraars en beleggingsfondsen, die voor de lange termijn gesloten worden, gebruikelijk om de aanvangs-kosten, zoals advieskosten en eerste aankoopkosten, direct in het eerste jaar af te boeken. Wil iemand bij een lange termijnbelegging al na enkele jaren controleren hoe hoog het rendement is, dan kan dat om die reden tegenvallen. Daarom drukken de kosten ook harder op een termijn van 20 jaar, dan op een termijn van 30 jaar. Nog slechter wordt het rendement als men de betaalde verzekeringspremie die bestemd is voor het afdekken van het overlijdensrisico (volstrekt onterecht) ook meetelt als kosten die ten laste moeten komen van het rendement. In dat geval kan niet meer worden gesproken van objectief handelen of vergelijken.

Honorarium adviseurs
Geheimzinnig doen veel instanties ook over de inkomsten die hypotheek- en beleggingsadviseurs genereren bij het adviseren van beleggingspolissen. Zelden worden deze inkomsten door verzekeraars of beleggingsfondsen openbaar gemaakt. Een dergelijke geheimzinnigdoenerij is onbeholpen en onverstandig en roept nu juist onterechte insinuaties op. Uit de overeenkomsten tussen verzekeraars en adviseurs blijkt  dat voor de arbeidstijd die van adviseurs wordt gevraagd voor beleggingspolissen een honorarium geldt van 4%. Dat betekent dat van elke 100 euro verzekeringspremie 4 euro gaat naar de adviseur. In een enkel geval wordt 5 euro betaald.

Vermogensbelasting
Diverse partijen roepen nu dat het beter is om een hypotheek af te lossen middels een beleggingsrekening rechtstreeks bij de bank, dan middels een beleggingsverzekering. Er zouden minder kosten aan kleven. De praktijk wijst uit dat dit niet het geval is. De hoofdoorzaak daarvan ligt bij minister Zalm zelf. Die heeft in 2001 de zogenaamde vermogensrendementsheffing (VRH) ingevoerd, een belasting die wordt geheven op het rendement dat op vermogen wordt gemaakt. In feite komt deze VRH neer op een ordinaire vermogensbelasting van 1,2%. Slechts de eerste € 19.698,- aan vermogen is belastingvrij. Een beleggingsverzekering, ter aflossing van de hypotheek op een eigen woning, valt onder de regeling Kapitaalverzekering Eigen Woning, welke is vrijgesteld van deze belasting. Omdat in de loop der jaren een fors vermogen wordt opgebouwd  (ter grootte van de hypotheeksom) wordt dit vermogen (indien het niet in een Kapitaalverzekering is opgebouwd) door de overheid jaarlijks met 1,2% belast zodra het niveau boven het belastingvrije gedeelte uitkomt.

Voorbeeld
Als proef op de som is bij AXA, die voor beleggingsfondsen zowel als vermogensbeheerder en als verzekeraar fungeert, een offerte opgevraagd, waarbij als uitgangspunt is genomen om over 30 jaar een hypotheekkapitaal af te lossen van € 150.000,-. Hierbij is uitgegaan van een gezin met een 35-jarige vader en een 33-jarige moeder, die beiden ten opzichte van elkaar ook het overlijdensrisico voor dit bedrag afgedekt wilden hebben. Kiest het gezin voor een beleggingsfonds in plaats van een beleggingsverzekering dan zal het overlijdensrisico apart verzekerd moeten worden. De offerte is bij AXA aangevraagd omdat deze maatschappij, door het wereldwijde beoordelingsinstituut Morningstar, voor veel fondsen met vier of vijf sterren (absolute top) is beloond. Bovendien is AXA ook qua transparantie van kosten als de op één na beste vermogensbeheerder uit de bus gekomen. AXA behoort bovendien tot de top drie van grootste vermogensbeheerders in de wereld.

De vergelijking is getrokken op het AXA Actief Beheer fonds, een beleggingsfonds dat een mix heeft tussen aandelen en obligaties. Dit fonds heeft sinds 1982 een gemiddeld rendement gemaakt van 10,4%. Momenteel rekent dit fonds 0,99% aan kosten per jaar. Zou bij dit fonds echter met een rendement worden gerekend van slechts 4% per jaar, dan zou bovengenoemd gezin -  na verrekening van de vermogensbelasting - bij een beleggingsverzekering  een aflossingskapitaal overhouden van € 150.000,- en bij een beleggingsfonds, gecombineerd met een losse overlijdensrisicoverzekering, een bedrag van slechts € 118.843,-. Dit is het geval als het gezin geen beroep kan doen op de belastingvrijstelling, uitgaande van een gemiddeld vermogen per hoofd van de bevolking van ca. € 20.000,-.
Heeft het gezin echter in het geheel geen spaargeld op de bank en ook geen ander belastbaar vermogen, dan zou de netto opbrengst via een rechtstreeks beleggingsfonds € 149.137,- bedragen hebben. De vermogensbelasting slaat dan pas in de laatste tien jaar toe. Deze opbrengsten staan tegenover een beleggingspremie van circa € 3.000,- per jaar gedurende 30 jaar.

Minder premie nodig
Voor een opbrengst van € 150.000,- is bij een rendement van 4% over een periode van 30 jaar dus circa € 90.000,- nodig. Zoals hiervoor reeds vermeld, is een rendement van 4% echter niet reëel. Bij een netto rendement van 8% is voor een beleggingspolis over de totale looptijd slechts een beleggingspremie nodig van € 43.300,-, ofwel ruim € 120,- per maand. Wordt het bedrag dat voor aflossing bestemd is hoger dan € 150.000,- dan zal dat nog nadeliger uitpakken bij het rechtstreeks beleggen in beleggingsfondsen bij de bank.

De theorie dat voor de aflossing van een hypotheek een rechtstreeks beleggingsfonds bij een bank voordeliger zal uitpakken dan een beleggingsverzekering is dus volstrekt ongegrond en zelfs tegengesteld aan de realiteit. Die theorie gaat wel op bij zeer lage hypotheken met lagere aflossingseisen. Gaat men niet uit van een gelijkblijvende overlijdensrisicoverzekering, maar van een verzekering die gedurende de looptijd daalt, dan werkt dat weer in het voordeel van een beleggingsfonds bij de bank. Nadere informatie over de beste beleggingsfondsen en beleggingsverzekeringen kan worden aangevraagd middels het antwoordformulier op de site van Wegwijs.

Copyright © Wegwijs