Rechters moeten in Dexia-zaak
één lijn trekken
Hendrik Kaptein
Vrees voor aantasting van rechterlijke onafhankelijkheid is niet
op zijn plaats
Er was eens een kantonrechter die een
ontslagen werknemer een aardige vergoeding meegaf. Dat is mooi, dacht een andere
werknemer die in hetzelfde bedrijf precies hetzelfde lot onderging. Toen hij dan
ook als vanzelfsprekend dezelfde vergoeding vroeg, zei de kantonrechter: ,,Kom
nou, ik blijf niet uitdelen, ik ben Sinterklaas niet!'' Waar gebeurd, nog niet
zo lang geleden in Nederland. De meeste echte Sinterklazen zijn eerlijker, de
meeste (kanton)rechters natuurlijk ook.
Dat maakt het
probleem van gelijke rechtsbedeling niet kleiner, integendeel. Burgers blijven
zich verbazen over rechters die in ogenschijnlijk volstrekt gelijke zaken tot
verschillende uitspraken komen. De rechter is geen automaat, maar niet alleen in
strafzaken lopen de uitslagen soms ver uiteen. Wat ligt dan meer voor de hand
dan onderlinge afstemming, zeker in standaardzaken zoals in de duizenden Dexia-
en verwante beleggingszaken die er aan komen? De Raad voor de Rechtspraak gaat
dat regelen, en terecht.
Kantonrechter Fruytier wil er niet aan,
want hij vreest aantasting van rechterlijke onafhankelijkheid (NRC Handelsblad,
27 september). Maar die onafhankelijkheid is iets anders dan rechterlijke
eigenmachtigheid (of zelfs willekeur). Wij moeten ervan uitgaan dat recht meer
is dan ,,wat de rechter maar zegt''. Al in de 18de eeuw maakte de Schotse jurist
James Boswell zich zorgen over de kwaliteit van de rechtspraak, waarop zijn
vriend, de Engelse dichter/
essayist Samuel Johnson antwoordde:
,,Meneer, wij weten helemaal niet wat een zaak waard is, zolang de rechter niet
heeft gesproken.'' Als dat zou kloppen, zijn wij er uit, want dan kan de
inderdaad onafhankelijke rechter als bron van alle recht doen wat hij wil. Zo
simpel kan het niet zijn, want de rechter maakt deel uit van een groter geheel,
waarin hij een eigen taak heeft.
Rechterlijke onafhankelijkheid is
een gevolg van de scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
De wetgevende macht dient het algemeen belang, volgens de wil van de
meerderheid, en ontwerpt daartoe wetten die voor iedereen gelden (natuurlijk in
ieder geval binnen de grenzen van grondrechten). De wetgever is dan ook in de
eerste plaats ,,de bron van het recht''. De uitvoerende macht zorgt er voor dat
die wetten door de overheid en door de burgers worden nageleefd. De
onafhankelijke rechter beslecht conflicten over uitleg en uitvoering van de wet.
Onafhankelijkheid betekent dus in ieder geval: onafhankelijkheid
van wetgevende en uitvoerende macht. De rechter mag zich niet door (algemene)
belangen laten beïnvloeden. Hij moet zich afvragen welke rechten partijen kunnen
ontlenen aan gegeven rechtsregels. Die regels zijn niet altijd duidelijk, zeker
niet als het gaat om beleggingsconstructies. Maar ook dan betekent
onafhankelijkheid: rechten van betrokken individuele partijen dienen, en niet:
doen wat het algemeen belang het beste uitkomt (bijvoorbeeld door particuliere
beleggers aan het kortste eind laten trekken, zodat potentiële klanten voortaan
wel oppassen).
Dat wil niet zeggen dat rechterlijke uitspraken in
concrete gevallen uniek zijn. Integendeel. Ook voor rechtspraak is wezenlijk dat
gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Ook de onafhankelijke rechter moet
uitgaan van algemene rechtsregels, anders is hij helemaal geen rechter. Al die
kleine beleggers die meer of minder roekeloos het schip zijn ingegaan, hebben er
recht op dat de rechter bepaalt wat zij hadden mogen verwachten, gegeven de
gemaakte afspraken en de geldende rechtsregels. Net zo goed als zij er recht op
hebben dat zij net zo worden behandeld als lotgenoten die bij een andere rechter
terechtkwamen. Stel dat vergelijkbare Dexia-slachtoffers in Utrecht hun geld
(meestal) terugkrijgen, en in Den Haag (vaak) niet.
Ja, maar er is
toch hoger beroep en cassatie, stellen Fruytier en anderen: uiteindelijk zal de
hoogste rechter eenheid scheppen. Maar voor de meeste slachtoffers is dat veel
te duur (zij waren hun geld al kwijt) en het duurt veel te lang. Zaken
selecteren en afwachten wat de Hoge Raad daarmee doet, zoals Fruytier voorstelt,
is ook geen oplossing. Dan duurt het nog steeds veel te lang. Bovendien is dat
in strijd met ieders vrije toegang tot de rechter.
Ook de
onafhankelijke rechter is aan rechtsregels gebonden. Uitleg en toepassing van
die regels in moeilijke gevallen moeten dus onderwerp bij uitstek zijn van
rechterlijke gedachtewisseling. Meer rechters weten meer dan één. Natuurlijk is
het niet de bedoeling dat de Raad voor de Rechtspraak aan (kanton)rechters gaat
opdragen welke uitspraken zij moeten doen. Maar goed overleg onder leiding van
diezelfde Raad is van het grootste belang, én voor recht en rechtvaardigheid in
het individuele geval én voor geloofwaardigheid van de rechter. Redelijke
rechters en de aan hun rechtspraak onderworpen rechtsgenoten kunnen van goed
overleg en goede afspraken alleen maar profijt hebben.
Eenheid van
rechterlijke uitspraken, hoe moeilijk soms ook, is van groot belang voor
rechtvaardigheid én geloofwaardigheid van die rechterlijke uitspraken en dus ook
van de rechterlijk macht. Overheidsgezag geldt in Nederland nog slechts met
mate. Nogal eens is dat maar goed ook. Toch doet iedereen nog steeds wat de
rechter zegt. Die belangrijke werkelijkheid van de rechtsstaat vooronderstelt
dat rechters hun gezag niet louter (gelijk Sinterklaas) aan hun klederdracht
ontlenen, maar één redelijke en billijke lijn trekken. Daartoe kan de omstreden
Raad voor de Rechtspraak in ieder geval dienen.
Info:
Dr. H.J.R. Kaptein is verbonden aan de faculteit rechtsgeleerdheid van de
Universiteit van Amsterdam.
Op dit artikel
rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke
auteur.