Hoe denken de rechters over de aan- en verkoop van de aandelen door Dexia?
Regelmatig is er overleg tussen de rechtbanken om te komen tot eensluidende uitspraken.
Er zijn werkgroepen samengesteld en een aantal standaard-overwegingen geformuleerd.
Over de aan- en verkoop van de aandelen hebben zij het volgende geschreven:
Soms wordt als verweer aangevoerd dat volgens Dexia in vele gevallen niet de contractueel met de klant overeengekomen aandelen voor de klant heeft gekocht, maar deze positie slechts met over de counter opties heeft afgedekt, al dan niet in combinatie met de stelling dat Dexia niet heeft voldaan aan de verplichting ex artikel 35, althans artikel 34 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 om aan de afnemer tenminste eenmaal per kwartaal een effectennota uit ter reiken. Dit verweer komt er op neer dat Dexia haar verbintenis jegens de afnemer tot aankoop van de in de overeenkomst gemelde effecten niet is nagekomen en dat de afnemer niet behoeft op te draaien voor een feitelijk niet door Dexia geleden verlies, althans dat er geen sprake is (geweest) van een door Dexia betaald bedrag ter financiering van voor de afnemer gekochte effecten dat door de afnemer aan Dexia dient te worden (terug)betaald. Nu de gegevens omtrent de aankoop van de betreffende effecten zich uitsluitend in het domein van Dexia bevinden ligt het op de weg van Dexia om haar stellingen, inhoudende dat zij de effecten ten behoeve van de afnemer daadwerkelijk heeft gekocht en betaald, met concrete (administratieve) bescheiden te onderbouwen. Voor zover dit in de procedure nog niet is gebeurd ligt het voor de hand om Dexia in de gelegenheid te stellen dit alsnog te doen. De overweging zou kunnen zijn (vgl. Rechtbank Zwolle Sector kanton d.d. 23 februari 2005, LJN: AS9415):
Dexia zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte schriftelijke – geadstrueerd met objectief verifieerbare (dus niet louter interne) stukken – inlichtingen te verstrekken omtrent de wijze en de data waarop de overeengekomen aandelen ten behoeve van de afnemer door Dexia zijn verworven en betaald. X zal daarop bij akte kunnen reageren.
Tot op heden heeft Dexia niet kunnen aantonen dat er iets gekocht is.
Ze komen met allerlei wazige verhalen en ingewikkelde constructies maar bewijs leveren van aankoop NIET!
Op 7 november om 10.30 uur is de eerste openbare zitting waar dit wordt behandeld, samen met o.a. de Wck.
Dit gebeurt in het gerechtsgebouw in Arnhem en het is zeker interessant om er bij te zijn!
Er zijn dus redenen genoeg om een onderzoek te starten of de aandelen wel daadwerkelijk gekocht zijn, zeker als Dexia de bewijzen niet kan overleggen.
Daarnaast heeft Dexia en Aegon honderdduizenden aandelenlease contracten verkocht zonder de vereiste (Wck) vergunning.
De meeste rechtbanken vinden dat Wck van toepassing is en dat Dexia zich niet aan de Wck heeft gehouden.
Het volgende wordt hierover geschreven door de Dexia werkgroep van de rechtbank:
D. Wet op het Consumentenkrediet (Wck)
De Amsterdamse Dexia-werkgroep schaart zich achter het vonnis van 14 juli 2004 van de Rb. Arnhem, NJF 2004, 418, JOR 2004, 240, waarin bij wijze van voorlopig oordeel is beslist dat aandelenlease aan particulieren is aan te merken als kredietverlening in de zin van de Wck. Dat oordeel strookt met de door de wetgever gewenste bescherming van de consument. De wettelijke definitie van een krediettransactie is, rekening houdende met de Europese richtlijn 87/102/EEG, voldoende ruim geformuleerd. Het andersluidende standpunt van de minister in de Tweede Kamer doet daaraan niet af, evenmin als het feit dat krachtens de Wck het belenen van ter beurze genoteerde effecten buiten de werking van de wet valt, nu dat belenen niet de kern van de overeenkomst is. Veel gepubliceerde jurisprudentie is er
echter nog niet. De verschillende visies op de materie zijn verwoord in de uitgebreide noot van mr. C.W.M. Lieverse onder het voormelde vonnis (waarvan beroep is ingesteld) in JOR 2004, 240. Volgens Lieverse beschikten Legio Lease en Bank Labouchere destijds niet over een Wck-vergunning.
Indien de lease-overeenkomsten niet voldoen aan de voorwaarden van de Wck (waaronder: heeft de aanbieder een vergunning; blijven de rentevergoedingen binnen de wettelijke maxima, is het leenbedrag exclusief rente onder € 40.000,00 gebleven?), zijn zij nietig (of mogelijk vernietigbaar o.g.v. art. 3:40 lid 2 BW), voorzover zij de rentebetalingen betreffen. Over de omvang van de ongedaanmakingsverplichting kan verschillend worden gedacht. In het geval dat art. 6:248 BW buiten beschouwing blijft, kan de standaardoverweging zijn:
Het beroep van X op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van strijd met de Wck slaagt, nu ten aanzien van (...het product..) niet wordt voldaan aan de eisen van de Wck.
Ook nu weer redenen genoeg voor het O.M. om een onderzoek te starten naar de verkoop van aandelenlease contracten door Dexia/Aegon zonder vergunning.
Geen vergunning, geen aandelen gekocht dus een gerechtelijk onderzoek door het O.M.
We leven toch in een rechtstaat met waarden en normen?
We zijn toch een democratie waar recht hoog in het vaandel staat?
Of misschien toch niet...........
Groeten,
Piet