Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk: CV05-19719
Datum   : 14 augustus 2006
438
 
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
 

[X]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te noemen [X]
gemachtigde: mr. M. Jongeneelen
 
t e g e n:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde: F.R.H. van der Leeuw
 

VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
In deze zaak is op 22 mei 2006 een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is
een comparitie van partijen bepaald. welke is gehouden op 28 juni 2006. [X] is
verschenen, vergezeld door mr. R.H. Kroes als zijn gemachtigde. Dexla Is verschenen bij P.
Walenkamp, vergezeld door mr. F.R.H. van der leeuw en mr H.C. Dyserinck als haar
gemachtigden. Tevens was aanwezig [Y], schoonzoon van [X]. De grifier
heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
 
De zaak staat thans weer voor vonnis.
 

GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
In conventie en in reconventie
 

1.  De kantonrechter blijft bij hetgeen in bovenvermeld tussenvonnis werd overwogen. Tijdens de
     comparitie zijn onder meer de volgende feiten en omstandigheden gebleken:
 
     Aanvullende feiten en omstandigheden
 
2.   [X], in 2000 bij het aangaan van de overeenkomst(en) 57 jaar, heeft als opleiding
      uitsluitend twee jaar LTS (welke opleiding derhalve niet werd afgemaakt).
 
3.   [X] heeft de laatste circa 20 jaar gewerkt als medewerker van een
      tuinbouwvereniging en als zodanig werkzaamheden verricht op de groenteveiling, onder meer
      bestaande uit (het dragen van de verantwoordelijkheid voor) het sorteren en groeperen van
      (kratten met) aangeleverde tuinbouwproducten. Voordien was [X] onder meer werkzaam in de
      wegenbouw en de metaalindustrie.
 
4.   Blijkens de overgelegde aanslag IB bedroeg zijn belastbaar inkomen in 2000 NLG 53.488,00
      bruto. Zijn inkomen is sindsdien op (ongeveer) dit niveau gebleven, tot hij in april 2005 met de
      VUT is gegaan en zijn inkomen aanmerkelijk is gedaald.
 
5.   [X] beschikt thans (en beschikte in 2000) niet over een eigen woning, maar
     bewoont een huurwoning.
 
6.   [X] heeft geen ervaring met beleggen. [X] heeft buiten de gebruikelijke
     verzekeringen, zoals WA-, inboedel- en ziektekostenverzekeringen, geen ervaring met
     financiële producten.
 
7.   In 2000 beschikte [X] over een spaargeld van circa NLG 50.000,00 (€ 22.689,01),
     en hij beschikte daarbuiten niet over enig noemenswaardig vermogen.
 
8.   Er zijn twee bezoeken geweest van de vertegenwoordîger van (de tussenpersoon van) Dexia
     aan (de woning van) [X], één waarbij de overeenkomst(en) werd(en) aangeboden
     en één waarbij het aanvraagformulier Depot Aandelanlease door [X] werd
     ondertekend.
 

     Informatieplicht en onderzoeksplicht
 
9.   Bij de beoordeling vann de vraag of Dexia heeft voldaan aan de op haar rustende
     informatieverplichting dient het complex van samenhangende overeenkomsten in zijn geheel
     in de beoordeling te worden betrokken. Mede gelet op de inhoud van het in bovenbedoeld
     tussenvonnis onder 1.5 bedoelde aanvraagformulier hebben partijen het depot en de lease-
     overeenkomst beschouwd als elkaar aanvullende onderdelen van een samenhangend geheel.
     De aard en de omvang van de informatieverplichting volgt uit de bijzondere risico's die dit
     geheel van samenhangende overeenkomsten met zich meebrengt.
 
10. Volgens Dexia is aan [X] voldoende informatie gegeven doordat vóór de
     totstandkoming van de overeenkomst, behalve de tekst van de lease-overeenkomst en de
     Bijzondere Voorwaarden, door Spaar Select ook de op die overeenkomst betrekking
     hebbende brochure aan [X] is verstrekt.
 
11. Of die brochure aan [X] is verstrekt - [X] betwist de brochure te
     hebben ontvangen - wordt hier in het midden gelaten. De brochure betreft reclamemateriaal
     waarin de desbetreffende effectenlease-overeenkomst wordt aangeprezen. In het midden kan
     blijven of dit reclamemateriaal, naar Dexia stelt, niet misleidend is in de zin van hetgeen
     omtrent reclamemateriaal is overwogen door het Hof van Justitie EG, onder meer in zijn arrest
     van 16 juli 1998. NJ 2000.374, te weten dat bij de beoordeling of een reclame-uiting de
     consument al dan niet kon misleiden, moet worden uitgegaan van de vermoedelijke
     verwachting van een gemiddeld geinformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument.
     In het onderhavige geding is immers niet ter beoordeling de vraag of de inhoud van de
     brochure voldeed aan de eisen die in het licht van de zojuist vermelde uitspraak aan
     reclamemateriaal dienen te worden gesteld. Aan de orde is daarentegen de vraag of de in de
     brochure vermelde gegevens van dien aard waren dat Dexia in het kader van de naleving van
     de door haar jegens belanghebbenden in acht te nemen zorgplicht, ermee kon volstaan te
     verwijzen naar die brochure en de inhoud van de te sluiten schriftelijke overeenkomst en de
     daarbij behorende algemene voorwaarden. Er van uitgaande dat de brochure wel aan [X]
     is verstrekt gaat het dus om de vraag of [X] in deze geschriften, gelet op
     zijn persoon en zijn omstandigheden, op niet voor misverstand vatbare wijze werd
     gewaarschuwd voor aan deelname aan de effectenlease-overeenkomsten verbonden gevaren.
 
12. De brochure bevat onder het kopje 'Let op' de volgende tekst:
     'Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico's met zich mee. Dat geldt
     ook voor Overwaarde Effect zonder Herbelegging. Beleggen geeft u kans op een hoger, maar
     ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u. De waarde van uw belegging
     kan fluctueren. Naarmate in meer risicovoIle beleggingsvormen wordt belegd, zullen de te
     behalen rendementen onderhevig zijn aan grotere schommelingen en kan dus ook de
     eindopbrengst meer afwijken van de in het rekenvoorbeeld gehanteerde bedragen. Wij wijzen
     u erop dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op rendementen in het verleden. In
     het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst
.'
 
13. In het geheel van de wervende tekst van de brochure is deze enkele waarschuwing echter niet
     voldoende. Noch in de brochure, noch in enig ander geschrift, werd gewaarschuwd dat de
     betrokken afnemer bij een samenhangend complex van overeenkomsten als het onderhavige
     het risico liep om én het in het depot gestorte kapitaal geheel te verliezen, én (daardoor) het
     risico liep geconfromeerd te worden met maandelijkse betalingsverplichtingen uit de
     effectenlease-overeenkomst waarmee vooraf geen rekening werd gehouden, én het risico liep
     geconfronteerd te worden met een aanzienlijke schuld veroorzaakt door de waardedaling van
     de met geleend geld gekochte effecten bij een - noodgedwongen indien de termijnen niet
     konden worden opgebracht - tussentijdse beëindiging. Dexia had rekening dienen te houden
     met het ervaringsfeit dat een waarschuwing als hier bedoeld van onvoldoende gewicht is om
     personen, zonder beleggingservaring, die overwegen een effectenlease-overeenkomst als de
     onderhavige aan te gaan, in staat te stellen de aan zodanige overeenkomst verbonden
     gevaren te kunnen beoordelen. De op Dexia rustende verplichting tot het betrachten van zorg
     als hiervoor is bedoeld, bracht mee dat Dexia belanghebbende die in omstandigheden
     verkeren zoals [X] op niet voor misverstand vatbare wijze voor alle hier bedoelde
     risico's had dienen te waarschuwen.
 
14. Door Dexia zijn geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [X]
     op enige andere wijze uitdrukkelijk is gewezen op de hiervoor bedoelde risico's van
     de overeenkomsten.
 
15. Geoordeeld wordt dat Dexia niet heeft voldaan aan bovenbedoelde informatieverplichting om
     [X] voldoende en op niet mis te verstane wijze te informeren over (en te
     waarschuwen voor) de bijzondere risico's die verbonden zijn aan de onderhavige
     overeenkomsten.
 

     Toerekenbaar tekortgeschoten
 
16. Uit het voorgaande volgt dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de
     op haar rustende verplichtingen jegens [X]. Of die verplichtingen berusten op een
     overeenkomst dan wel op de wet (artikel 6:162 BW) kan in het midden worden gelaten nu
     beide grondslagen bij de beoordeling van van de gevolgen van het tekortschieten niet tot
     verschillende resultaten zullen leiden.
 

     Dwaling
 
17. In de onderhavige zaak is sprake van een ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten
     57 jarige man met een netto inkomen van € 1.400,- per maand. Het had voor Dexia duidelijk
     behoren te zijn dat [X] niet in staat zou zijn om uit dit inkomen een maandtermijn
     van € 363,72 te voldoen. Gelet op de leeftijd van [X], de inhoud van het onder 15
     bedoelde aanvraagformulier en zijn financiële omstandigheden ligt het voor de hand dat [X]
     heeft beoogd met de storting (uit zijn spaargeld) in het depot aan zijn verplichtingen
     te voldoen voor een beoogde looptijd van vijfjaar. Daarbij is nog van belang dat - zoals Dexia
     heeft verklaard - de toevoeging 'zonder herbelegglng' betekent dat tijdens de looptijd
     beschikbaar komende dividenden zouden worden uitgekeerd aan [X], zodat [X]
     er bij het aangaan van de overeenkomst op mocht vertrouwen dat ook deze
     dividenden (al dan niet via het depot) zouden worden aangewend ter voldoening van de
     maandtermijnen, waardoor hij des te minder reden had om te twijfelen aan de juistheid van de
     gedachte dat hij met een éénmalige storting in het depot aan zijn verplichtingen had voldaan.
 
18. In werkelijkheid is [X] geconfronteerd met het a!gehele verlies van
     € 18 151,21 aan in het depot gestort spaargeld.
 
19. Daarnaast is [X] geconfronteerd met een onvoorziene verplichting tot het doen van
     maandbetalingen waarvoor zijn inkomsten niet toereikend zijn te achten, dit als gevolg van het
     feit dat het depot (door de koersdaling van het effectenfonds van Dexia waarin dat was
     belegd) niet toereikend bleek voor het voldoen van de verplichtingen over de beoogde
     minimale looptijd van de overeenkomst. Volgens Dexia betreft de daaruit volgende schuld van
     [X] € 12.396,75.
 
20. En daarboven is [X] geconfronteerd met een schuld aan Dexia wegens het verschil
     in aankoop- en verkoopprijzen van de met geleend geld gekochte effecten van (€ 34.107.,
     minus € 26.517,- is) € 7.590,00. Na aftrek van ten behoeve van [X] ontvangen
     dividenden c.a. bestaat er volgens de eindafrekening van Dexia d.d. 8 februari 2006 een
     schuld van [X] aan Dexia van in totaal (inclusief achterstallige termijnen)
     € 16.197,46.
 
21. De hiervoor bedoelde nadelige gevolgen, in totaal bedragende € 34.348,67, zijn opgetreden
     door het verwezenlijken van risico's die inherent zijn aan de door Dexla aangeboden
     samenhangende overeenkomsten.
 
22. Geconcludeerd kan worden dat, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van [X],
     voldoende vast staat dat [X] de overeenkomsten niet zou zijn aangegaan indien hij een
     juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad, en dat hij die juiste voorstelling van
     zaken niet had als gevolg van het (aan Dexia toe te rekenen) feit dat hem essentiële
     informatie omtrent de risico's van de overeenkomsten is onthouden.
 
23. Daaruit volgt dat [X] bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gedwaald
     en dat hij op goede gronden de overeenkomst heeft vernietigd bij brief van 14 april 2005.
 

     Schade en ongedaanmaking
 
24. Tijdens de comparitie van partijen heeft [X] bevestigd dat de in bovenvermeld
     tussenvonnis onder 22. gegeven uitleg juist is en dat zijn vordering mede strekt tot het
     ongedaan maken van de door hem geleverde prestaties, al dan niet op grond van
     onverschuldigde betaling.
 
25. De financiële gevolgen van de overeenkomst(en) tussen partijen kunnen thans worden
     vastgesteld, zodat verwijzing naar een andere procedure achterwege kan blijven. Conform
     bovenbedoelde overweging zijn partijen tijdens de comparitie in de gelegenheid gesteld de
     omvang van het geleden nadeel en de overige vorderingen nader toe te lichten en te
     onderbouwen. Daarbij is het volgende komen vast te staan.
 
26. Het door [X] gestelde nadeel waarvan hij betaling vordert bestaat uit het door hem
     in het depot gestorte bedrag van € 18.151,21, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
     en de buitengerechtelijke kosten. Zoals in eerder vermeld tussenvonnis onder 21. reeds is
     overwogen zullen de buitengerechtelijke kosten niet worden toegewezen.
 
27. Als gevolg van de waardedaling van de effecten (participaties in het Labouchere Global
     Aandelen Fonds) waarin de storting in het depot was belegd, heeft Dexia slechts € 10.184,-
     aan termijnbetalingen voor de lease-overeenkomst ontvangen.
 
28. Voorts heeft [X] in totaal aan dividenden c.a. ontvangen € 2.160,00.
 
29. De vernietiging van de overeenkomst heeft mede betrekking op de met de leaseovereenkomst
     onlosmakelijk verbonden rechtsverhouding betreffende het beleggingsdepot,
     welke slechts ten behoeve van die leaseovereenkomst is aangegaan. Daartoe strekt ook de
     brief waarmee [X] de nietigheid wegens dwaling heeft ingeroepen en uit niets blijkt
     dat Dexia dit anders heeft begrepen. Daaruit volgt dat [X] het door hem in depot
     gestorte bedrag van € 18.151,21 onverschuldigd heeft betaald en dat hij in beginsel
     aanspraak heeft op terugbetaling daarvan. Daar staat tegenover dat op dezelfde grond door
     Dexia onwerschuldigd dividenden c.a. zijn betaald tot een bedrag van € 2.160,00, zodat [X]
     per saldo in beginsel aanspraak heeft op het verschil tussen deze bedragen, zijnde
     € 15.991,21, vermeerderd met de daarover berekende wettelijke rente.
 
30. [X] zal pas aanspraak hebben op schadevergoeding indien het door hem geleden
     nadeel groter is dan zijn aanspraken krachtens de hiervoor bedoelde
     ongedaanmakingsverbintenis van Dexia. Het beroep van Dexia op artikel 6:101 BW zal pas
     aan de orde kunnen komen indien er sprake is van dergeliike (meer)schade. Nu gesteld noch
     gebleken is dat [X] dergelijke schade heeft geleden is een vordering tot
     schadevergoeding - voorzover [X] heeft bedoeld deze in te stellen - niet
     toewijsbaar en kan ook het beroep van Dexia op artikel 6:101 BW buiten behandeling blijven,
     evenals hetgeen Dexia ten grondslag heeft gelegd aan haar stelling dat [X] (thans)
     geen schade heeft geleden.
 

     Onvoorwaardelijke reconventie: vordering nakoming betalingsverplichtingen
 
31. Nu de overeenkomst waarvan Dexia nakoming vordert vernietigd is zal de onvoorwaardelijk
     ingestelde tegenvordering van Dexia worden afgewezen.
 

     Voorwaardelijke reconventie: toepassing artikel 6:278 BW
 
32. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW wordt verworpen. Uit hetgeen in de Toelichting
     Meijers is opgemerkt volgd dat art. 6:278 BW niet van toepassing is in een geval wanneer van
     uit moet worden gegaan dat de stoot tot ongedaanmaking erop is gegrond dat de partij die
     daartoe overgaat zijn wederpartij, terecht, verwijt dat deze is tekortgeschoten, in de hem
     betamende zorg door eerstbedoelde niet voldoende te waarschuwen voor het risico dat de
     waarde van de prestatie na uitvoering van de overeenkomst kan dalen als gevolg van
     koersdaling. Deze situatie doet zich hier voor; niet de situatie waarin de daling van de waarde
     van de prestatie na de uitvoering van de overeenkomst is gedaald als gevolg van een
     omstandigheid die niet in verband staat met het in zorg tekortschieten als zo-even bedoeld.
 

     Toepasing maatstaven van redelijkheid en billijkheid
 
33. Uit het voorgaande volgt dat [X] in beginsel aanspraak heeft op betaling door
     Dexia van € 15.991.21, vermeerderd met de daarover berekende wettelijke rente. Omdat uit
     de stukken niet blijkt op welke datum het depot is gestort zal worden uitgegaan van rente
     berekend over genoemd bedrag ingaande 10 oktober 2000. de datum waarop Dexia de lease-
     overeenkomst ondertekend retour ontving.
 
34. Thans moet worden onderzocht of de omstandigheden van het geval naar maatstaven van
     redelijkheid en billijkheid met zich mee behoren te brengen dat een deel van de negatieve
     gevolgen van de overeenkomst(en) voor rekening van [X] moeten worden gelaten.
     Dit omdat ook [X] een verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn
     keuze om de overeenkomst(en) aan te gaan op de manier waarop dit is gebeurd. Daarbij zijn
     met name van belang de mate waarin Dexia tekort is geschoten in haar zorgverplichtingen, de
     persoonlijke en financiële omstandigheden van [X], de kennis en ervaring die bij
     [X] op beleggingsgebied verondersteld mogen worden op het moment dat hij de
     overeenkomst(en) aanging en de door Dexia gebruikte verkoopmethode.
 
35. Geoordeeld wordt dat op grond van de omstandigheden van dit geval 10% van het totale
     nadeel voor rekening van [X] dient te blijven, zijnde (afgerond) € 3.400,-.
 
36. Dit betekent dat het door [X] primair gevorderde wordt toegewezen zoals hieronder
     wordt bepaald, en dat de vorderingen van Dexia worden afgewezen. De overige stellingen van
     partijen behoeven daarom geen behandeling meer
 
37. Dit betekent voorts dat de vordering van Dexia in reconventie wordt afgewezen.
 
38. Bij deze uitkomst van de procedure wordt Dexia veroordeeld in de proceskosten in zowel
     conventie als reconventie gevallen aan de zijde van [X].
 

BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
I.   verklaart voor recht dat de aandelenlease-overeenkomst met contractnummer 220..... bij
     brief van 14 april 2005 is vernietigd;
 
II.  verklaart voor recht dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen
     jegens [X];
 
III. veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen:
     - € 12.591,21 wegens hoofdsom;
     - de wettelijke rente over € 15.991,21 vanaf 10 oktober 2000 tot aan de dag der voldoening.
 
IV.  veroordeelt Dexia in de Kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot
      op heden begroot op:
 
        - voor verschuldigd griffierecht      €   103,00
        - voor hel exploot vandagvaarding  €    85,60
        - voorsalaris van gemachtigde       € 1.050,00
 
        In totaal                                    € 1 238,60
      één en ander voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
 
V.    wijst af het meer of anders gevorderde;
 

In reconventie
 
VI.   wijst de vordering af:
 

VII.  veroordeelt Dexia in de kosten gevallen in de reconventie aan de zijde van [X] tot
       op heden begroot op € 450,00, voorzover verschuldigd inclusief BTW. aan salaris van zijn
       gemachtigde:
 

In conventie en reconventie
 
VIII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
 
 
 
Aldus gewezen door mr C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 14 auguslus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL