Rechtbank
Alkmaar
Sector kanton - locatie Hoorn
Vonnis
in de zaak
van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland
N.V., gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel
van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend
onder de handelsnaam Legio, en op
haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
eisende partij in
(voorwaardelijke)conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te
noemen: Dexia
gemachtigde: P. de Ruijter, gerechtsdeurwaarder te
Hoorn
-tegen-
[X], wonende te
[woonplaats]
gedaagde partij in (voorwaardelijke) conventie / eisende partij
in reconventie
verder ook te noemen: [X].
gemachtigde: mr. M.Bonefaas,
advocaat te Alkmaar
Het incidenteel vonnis
Bij incidenteel vonnis d.d. 23juni 2004 heeft de rechter
van de civiele sector, enkelvou-
dige kamer, van deze rechtbank zich
onbevoegd verklaard van het geschil kennis te ne-
men en de zaak, in de stand
waarin zij zich bevond, verwezen naar de sector kanton, lo-
catie Hoorn van
deze rechtbank, met veroordeling van Dexia in de in het incident
gevallen
proceskosten.
Het verdere procesverloop
in
(voorwaardelijke)conventie en in reconventie
- Bij exploot van 7 juli 2004 (met als bijlage het
incidenteel vonnis van 23 juni 2004) is
[X] opgeroepen voor deze
rechtbank, sectorkanton, locatie Hoorn, ter openbare
civiele
terechtzitting (rolzitting) van 26 juli 2004 om voort te procederen.
-
Ter rolle van 6 september 2004 heeft [X] (onder overlegging van producties)
in
conventie bij antwoord verweer gevoerd en in
reconventie een tegenvordenng
ingesteld.
-
Vervolgens heeft Dexia van repliek in conventie gediend, tevens akte
voorwaardelijke
wijziging van eis, en in reconventie bij
antwoord verweer gevoerd met producties.
- Daarna is onder overlegging
van producties gediend van dupliek in conventie/repliek:
in reconventie en van dupliek in reconventie.
- [X] heeft zich bij akte
nog uitgelaten over de door Dexia bij dupliek in
reconventie overgelegde producties, tevens houdende wijziging van eis
in
reconventie.
- Bij tussenvonnis d.d. 9 mei
2005 heeft de kantorechter een comparitie gelast doch
daartoe bij nader inzien geen datum bepaald.
- De inhoud van de
processtukken geldt als hier ingelast.
- Ten slotte is (nader)
uitspraak bepaald op heden.
Hoewel [X] bij akte uitlating producties tevens zijn
vordering in reconventie heeft
gewijzigd in die zin dat daaraan uiterst
subsidiair sub VII is toegevoegd, is er, gelet op
hetgeen hierna zal worden
overwogen en beslist, geen aanleiding Dexia in de
gelegenheid te stellen zich
daarover nog uit te laten.
De
vaststaande feiten
in (voorwaardelijke)conventie en in
reconventie
1. Ter zake wordt kortheidshalve verwezen naar de
feiten, zoals die onder 1.a. t/m c.in
het incidenteel
vonnis van 23 juni 2004 zijn vermeld.
In aanvulling op de
in het voormeld incidenteel vonnis vastgestelde feiten wordt
van
het volgende uitgegaan:
2. Door het verstrijken van.de looptijd zijn de hier
bedoelde twee overeenkomsten
geλindigd. Dexia heeft de
aandelen, die ten grondslag lagen aan de overeenkomsten,
verkocht. De opbrengst van de aandelen was echter niet voldoende om het
restant
c.a. ad in totaal 48.161,88(2x 24.080,94)aan
Dexia te voldoen, waardoor een to-
taalbedrag ad
26.396,76 (2x 13.168,38)resteerde. De ter zake aan
gezonden twee eindafrekeningen zijn onbetaald gebleven.
3. [X] is blijkens de bij akte na conclusie van dupliek
in reconventie, tevens
houdende wijziging van eis in
reconventie als productie 8 overgelegde huwelijksakte
op
25 april 1990 gehuwd met [X]-nnnn en (verder ook te noemen: de
echtgenote
van [X] ).
4. Bij aangetekend verzonden brief van 31 august
2004 heeft (mr. Bonefaas namens)
de echtgenote van [X]
onder verwijzing naar art. 1:89 BW buitengerechtelijk
een
beroep op de vernietigingbaarheid van de beide overeenkomsten
gedaan.
Tevens is Dexia bij die brief gesommeerd de door
[X] ingelegde bedragen
vermeerderd met de wettelijke rente
uiterlijk binnen 10 dagen terug te betalen.
De vordering en de grondslag
daarvan
in (voorwaardelijke) conventie
5. Dexia vordert [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, te veroordelen om aan
haar tegen behoorlijk
bewijs van kwijting te betalen de som van 28.956,48,
vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de
wettelijke
rente, over 26.336,76 vanaf 30 augustus 2005
tot de dag der algehele voldoening, met
veroordeling van
[X] in de kosten van dit geding.
6. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Dexia - kort
en zakelijk weergegeven - dat
[X] toerekenbaar tekort is
geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen
uit de
overeenkomsten door beide hem toegezonden eindafrekeningen van in totaal
26.336,76 ondanks sommaties onbetaald te laten. Daarom
maakt Dexia tevens
aanspraak op 1.429,72 aan vervallen
contractuele rente en op 1.190,00 inclusief
BTW aan
buitengerechtelijke incassokosten.
7. Onder de voorwaarde dat haar vordering in conventie
wordt afgewezen en het beroep
van [X] op de nietigheid of
vernietigbaarheid van de overeenkomst geheel of
deels
slaagt, beroept Dexia zich op het bepaalde in art. 6:278 BW. Op grond
daarvan
vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van
een bedrag gelijk aan het
verschil tussen de aankoopwaarde
van de in art. 1 van de overeenkomsten genoemde
effecten
minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van gehele
of
gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de
overeenkomsten, althans de datum
van verkoop van de
bedoelde effecten.
De vordering en de grondslag
daarvan
In reconventie
8. Kon gezegd, vordert [X] na wijziging van eis bij akte
na conclusie van dupliek:
primair:
I - voor recht te verklaren dat bedoelde overeenkomsten
rechtsgeldig
buitengerechtelijk zijn
vemietigd;
- terugbetaling
door Dexia van 9.095,04 met wettelijke rente;
II - betaling door Dexia
van een schadevergoeding ter grootte van al
hetgeen
[X] aan Dexia
verschuldigd is en kan worden als gevolg van de
vernietiging
als bedoeld
onder I;
subsidiair:
III - de
overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling en
derhalve:
- terugbetaling
door Dexia van 9.095,04 met wettelijke rente;
IV -
betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van al
hetgeen
[X] aan
Dexia.verschuldigd is en kan worden als gevolg van de
vernietiging
als bedoeld
onder III;
meer subsidiair:
V - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte
van het door haar bij
dagvaarding gevorderde;
VI - betaling door Dexia van
een schadevergoeding ter grootte van 9095,04
met
wettelijke
rente;
uiterst subsidiair:
VII - de
overeenkomsten nietig te verklaren op grond van het bepaalde in artikel
3:40
lid 2 BW en
derhalve:
- terugbetaling
door Dexia van 9.095,04 met wettelijke rente
(in conventie
en) in reconventie:
VIII - veroordeling van Dexia in de
kosten van de procedure;
IX - het vonnis in deze
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
9. Ter zake voert [X] - zakelijk weergegeven - in
de eerste plaats aan dat bedoelde
overeenkomsten zonder
toestemming van zijn echtgenote zijn aangegaan, op grond
waarvan zijn echtgenote bij aangetekende brief van 31 augustus 2004
onder
verwijzing naar art. 1:89 BW de vernietiging van de
overeenkomsten (buitengerechtelijk)
heeft ingeroepen. Met een verwijzing naar art. 1:88 BW, het ontbreken van
de
toestemming van zijn echtgenote, beroept [X] zich er
dan ook op dat de
overeenkomst op rechtsgeldige wijze door
zijn echtgenote is vernietigd.
Voorts doet [X] een beroep
op dwaling en stelt dat Dexia de op haar rustende
zorgplicht en gedragsregels heeft geschonden.
Ten slotte
beroept [X] zich ter zake de overeenkomsten op de
nietigheid
wegens strijd met het bepaalde in de Wet op het
Consumentenkrediet.
Het verweer
in (voorwaardelijke)
conventie en in reconventie
10. Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer
gemotiveerd bestreden. Daarop zal
- voor zover van
belang - bij de beoordeling van de geschillen nader
worden
ingegaan.
De beoordeling van de
geschillen
in (voorwaardelijke) conventie en in
reconventie
11. Vooreerst zij opgemerkt, dat in deze (in beginsel)
vonnis was bepaald op 4 april 2005.
Dexia heeft
vervolgens om aanhouding verzocht, welk verzoek [X] niet
heeft
geaccepteerd. De kantonrechter heeft
vervolgens comparitie bepaald. Voortschrijdend
inzicht heeft de kantonrechter echter doen besluiten af te zien van de
voorgenomen
comparitie en (nader) vonnis bepaald op
heden.
12. De vorderingen in (voorwaardelijke)conventie en in
reconventie lenen zich voor gezamenlljke
behandeling.
13. Als het meest verregaande verweer tegen de vordering
van Dexia heeft [X]
aangevoerd dat bedoelde
overeenkomsten door middel van een aangetekend
verzonden
brief van (mr.Bonefaas namens) zijn
echtgenote, [X]-nnnn, d.d. 31
augustus 2004
buitengerechtelijk zijn vernietigd onder verwijzing naar de
artikelen
1:88 en 1:89 BW, welk feit hij tevens aan
het primair in reconventie gevorderde ten
grondslag
heeft gelegd.
14. Met betrekking tot de vraag of de twee op 25
februari 2000 tussen partijen gesloten
leaseovereenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar'
onder
contractnummers 74...... en 74...... zijn aan
te merken als huurkoopovereenkomsten,
overweegt de
kantonrechter dat die overeenkomsten voldoen aan de
wettelijke definitie van huurkoop in art. 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de
motivering
van dit oordeel verwijst de kantonrechter
naar het vonnis van de sector civiel van
deze
rechtbank d.d. 23 juni 2004 in het in deze zaak door [X],
opgeworpen
bevoegdheidsincident en de daarin
genoemde processtukken, welke
rechtsoverwegingen de
kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt.
15. De vervolgens te beantwoorden vraag of art. 1:88 lid
1 onder d BW van toepassing is
op de onderhavige
aandelenleaseovereenkomsten is bevestigend beantwoord ro.
9
van het vonnis van 25 augustus 2004 van de
kantonrechter te Amsterdam, rolnummer
03-5323, op
www.rechtspraak.nl te vinden onder
LJN AQ7412. De overwegingen in
dat vonnis worden
hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in
de
onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen.
De beschermingsfunctie van het
toestemmingsvereiste
dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling
van
de koop op afbetaling, met inbegrip van de in
art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde
vermogensrechten,
zoals die van de onderhavige aandelen.
16. Het standpunt van Dexia dat [X] zich in deze
procedure niet op de
vernietiging zou kunnen
beroepen is onjuist. Uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3
BW
kan immers worden afgeleid dat bij wijze van
verweer in rechte door een ieder te
allen tijde een
beroep kan worden gedaan op het reeds vemietigd zijn van
de
overeenkomst waarop de rechtsvordering is
gebaseerd.
17. Aan het door Dexia aangeboden bewijs van haar
stelling dat de echtgenote van
[X] wθl haar toestemming ex
art. 1:88 BW heeft gegeven, door het horen van
[X]-nnnn,
de echtgenote van [X] en hun eventuele overige gezinsleden,
wordt
voorbijgegaan, op grond dat art. 1:88 lid 3 BW ten
enenmale vergt dat de toestemming
schriftelijk had moeten
zijn gegeven, hetgeen niet het geval is.
18. Als door Dexia niet weersproken staat vast dat de
echtgenote van [X] bij brief
d.d. 31 augustus 2004 een
beroep heeft gedaan op artikel 1:88 BW, in welk beroep
Dexia overigens niet berust. Dexia werpt op de verjaring van
de
vernietigingsbevoegdheid van de echtgenote van [X]. De
vraag of dit verweer
kan slagen wordt ontkennend
beantwoord in r.o. 2.10 van het vonnis van 9 december
2004
van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda, rolnummer
04-
945, op www.rechtspraak.nl te vinden onder
LJN AR8788, welke overwegingen de
kantonrechter hier
overneemt en bevestigt, met dien verstande dat daar waar
staat
"13 maart 2003" gelezen dient te worden "31 augustus
2004", en daar waar staat "14
maart 2000" gelezen dient te
worden "1 september 2001". Er is geen aanleiding om in
de
onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. Te meer omdat Dexia juist
blijft
volhouden dat de onderhavige overeenkomsten niet
zijn aan te merken als
huurkoopovereenkomsten kan van de
echtgenote van [X] (als ze al wist dat
de overeenkomsten
was aangegaan) niet verwacht worden dat zij het
bestaan
kende of behoorde te kennen van haar mede op artikel 1:89 BW
berustende
bevoegdheid tot vernietiging van de
overeenkomsten. Dit inzicht moet objectief
gesproken zijn
ontstaan kort voor de uitspraak van de kantonrechter te
Amsterdam
d.d. 25 augustus 2004 althans publiciteit
dienaangaande. Gelet op het vorenstaande is
de
kantonrechter van oordeel dat de buitengerechtelijke vemietiging bij brief d.d.
31
augustus 2004 tijdig is geschied. Een ander oordeel zou
niet leiden tot het redelijke
resultaat dat de wetgever
blijkens de parlementaire geschiedenis bij artikel 3:52 BW
voor ogen heeft gestaan.
19. Het vorenstaande resulteert erin dat in deze moet
worden uitgegaan van een op de
voet van de artikelen 1:88
en 1:89 BW rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging
door de echtgenoot van [X] van de tussen partijen gesloten
effectenlease-
overeenkomsten met betrekking tot het
product 'WinstVerDriedubbelaar' onder
contracmummers
74...... en 74......, welke vernietiging de
rechtsverhouding
tussen [X] en Dexia rechtstreeks treft en
tot gevolg heeft dat de vordering van
Dexia dient te
worden afgewezen.
20. Het vorenstaande heeft voorts tot gevolg dat de
rechtsverhouding tussen partijen
wordt hersteld in de
staat waarin deze vσσr het aangaan van de bewuste
overeenkomsten
was, zodat [X] dienaangaande derhalve
zonder rechtsgrond 9.095,04
heeft betaald en zij
ingevolge art. 6:203 leden 1 en 2 BW tegenover Dexia
aanspraak
heeft op teruggave van een gelijk bedrag en
voorts niet tot verdere betalingen te-
genover Dexia
gehouden is.
21. Het beroep van Dexia op toepassing van art. 6:278 BW
(voorwaardelijke conventie)
wordt verworpen. Daargelaten
of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als
genoemd in gemeld artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met
de
door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot
die geen partij was bij de
overeenkomst en daarvoor
evenmin toestemming heeft gegeven. Dat de echtgenoot
van
[X] eerst een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat
de
koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af,
daar die koersverliezen nu
juist behoren tot het soort
omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een
beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
22. Het vorenstaande leidt al met al tot de slotsom dat
de vorderingen van Dexia in con-
ventie en in
voorwaardelijke conventie zullen worden afgewezen en dat
de
vorderingen van [X] in reconventie - voor zover
hiervoor vermeld onder 8.
primair onder I - zullen
worden toegewezen, zodat de overige vorderingen en
verweren
in het midden kunnen worden
gelaten.
De door [X] medegevorderde wettelijke rente
(8. primair I) zal daarbij worden
toegewezen, doch
eerst vanaf twee weken na datum van vernietiging van
de
overeenkomst, zijnde 14 september
2004.
De vordering van [X] Dexia daarnaast te
veroordelen tot een
schadevergoeding - hiervoor
onder 8. primair onder II vermeld - ontbeert
een
deugdelijke onderbouwing en wordt derhalve
afgewezen.
23. Dexia zal zowel in (voorwaardelijke) conventie als
in reconventie als de in het ongelijk
te stellen
partij in de proceskosten worden veroordeeld (waarin begrepen is het aan
[X]
in rekening gebrachte vastrecht nu de zaak ten
onrechte is aangebracht bij
de sector civiel van
deze rechtbank), met dien verstande dat de proceskosten
in
reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak
in (voorwaardelijke)conventie
en die in reconventie
worden vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in voorwaardelijke
conventie
Wijst de vorderingen van Dexia af.
in reconventie
Verklaart voor recht dat de beide op of omstreeks 25
februari 2000 tussen partijen
gesloten effectenleaseovereenkomsten met
betrekking tot het product
'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummers
74...... en 74...... rechtsgeldig
zijn vernietigd.
Veroordeelt Dexia om aan [X] tegen kwijting te betalen
9.095,04, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 14 september 2004 tot
de dag van betaling.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt Dexia in de proceskosten, die tot heden voor
[X] worden vastgesteld
op een bedrag van 635,00 aan voorschotten zijnde aan
[X] in rekening gebracht
griffierecht sector civiel) en op 820,00 voor
salaris van de gemachtigde van
[waarover Dexia geen BTW verschuldigd
is].
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar
bij voorraad.
Dit
vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door
de
griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus
2005.
Nadat deze uitspraak op de site van PAL was geplaatst werd op 29 september 2005 deze uitspraak ook op rechtspaak.nl geplaatst onder "LJN: AU3500,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, 166157 CV EXPL 04-1838".
Om deze (gelijke) uitspraak via rechtspraak.nl te lezen, klik hier
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL