Het gebruik maken van deze uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

Rolnummer: 166157 CV EXPL 04-1838       Uitspraakdatum: 8 augustus 2005
 

Rechtbank Alkmaar
 
Sector kanton - locatie Hoorn
 

Vonnis
in de zaak van:
 
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam,
rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend
onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
eisende partij in (voorwaardelijke)conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: Dexia
gemachtigde: P. de Ruijter, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
 
-tegen-
 
[X], wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in (voorwaardelijke) conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [X].
gemachtigde: mr. M.Bonefaas, advocaat te Alkmaar
 
Het incidenteel vonnis
 
Bij incidenteel vonnis d.d. 23juni 2004 heeft de rechter van de civiele sector, enkelvou-
dige kamer, van deze rechtbank zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te ne-
men en de zaak, in de stand waarin zij zich bevond, verwezen naar de sector kanton, lo-
catie Hoorn van deze rechtbank, met veroordeling van Dexia in de in het incident
gevallen proceskosten.
 
Het verdere procesverloop
in (voorwaardelijke)conventie en in reconventie
 
-  Bij exploot van 7 juli 2004 (met als bijlage het incidenteel vonnis van 23 juni 2004) is
   [X] opgeroepen voor deze rechtbank, sectorkanton, locatie Hoorn, ter openbare
   civiele terechtzitting (rolzitting) van 26 juli 2004 om voort te procederen.
-  Ter rolle van 6 september 2004 heeft [X] (onder overlegging van producties) in
    conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordenng
    ingesteld.
-  Vervolgens heeft Dexia van repliek in conventie gediend, tevens akte voorwaardelijke
    wijziging van eis, en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd met producties.
-  Daarna is onder overlegging van producties gediend van dupliek in conventie/repliek:
    in reconventie en van dupliek in reconventie.
-  [X] heeft zich bij akte nog uitgelaten over de door Dexia bij dupliek in
    reconventie overgelegde producties, tevens houdende wijziging van eis in
    reconventie.
-  Bij tussenvonnis d.d. 9 mei 2005 heeft de kantorechter een comparitie gelast doch
    daartoe bij nader inzien geen datum bepaald.
-  De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
-  Ten slotte is (nader) uitspraak bepaald op heden.
 
Hoewel [X] bij akte uitlating producties tevens zijn vordering in reconventie heeft
gewijzigd in die zin dat daaraan uiterst subsidiair sub VII is toegevoegd, is er, gelet op
hetgeen hierna zal worden overwogen en beslist, geen aanleiding Dexia in de
gelegenheid te stellen zich daarover nog uit te laten.
 

De vaststaande feiten
in (voorwaardelijke)conventie en in reconventie
 
1. Ter zake wordt kortheidshalve verwezen naar de feiten, zoals die onder 1.a. t/m c.in
    het incidenteel vonnis van 23 juni 2004 zijn vermeld.
    In aanvulling op de in het voormeld incidenteel vonnis vastgestelde feiten wordt van
    het volgende uitgegaan:
 
2. Door het verstrijken van.de looptijd zijn de hier bedoelde twee overeenkomsten
    geλindigd. Dexia heeft de aandelen, die ten grondslag lagen aan de overeenkomsten,
    verkocht. De opbrengst van de aandelen was echter niet voldoende om het restant
    c.a. ad in totaal € 48.161,88(2x € 24.080,94)aan Dexia te voldoen, waardoor een to-
    taalbedrag ad € 26.396,76 (2x € 13.168,38)resteerde. De ter zake aan
    gezonden twee eindafrekeningen zijn onbetaald gebleven.
 
3. [X] is blijkens de bij akte na conclusie van dupliek in reconventie, tevens
    houdende wijziging van eis in reconventie als productie 8 overgelegde huwelijksakte
    op 25 april 1990 gehuwd met [X]-nnnn en (verder ook te noemen: de echtgenote
    van [X] ).
 
4. Bij aangetekend verzonden brief van 31 august 2004 heeft (mr. Bonefaas namens)
    de echtgenote van [X] onder verwijzing naar art. 1:89 BW buitengerechtelijk
    een beroep op de vernietigingbaarheid van de beide overeenkomsten gedaan.
    Tevens is Dexia bij die brief gesommeerd de door [X] ingelegde bedragen
    vermeerderd met de wettelijke rente uiterlijk binnen 10 dagen terug te betalen.
 
De vordering en de grondslag daarvan
in (voorwaardelijke) conventie
 
5. Dexia vordert [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan
    haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 28.956,48,
    vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke
    rente, over € 26.336,76 vanaf 30 augustus 2005 tot de dag der algehele voldoening, met
    veroordeling van [X] in de kosten van dit geding.
 
6. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Dexia - kort en zakelijk weergegeven - dat
    [X] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen
    uit de overeenkomsten door beide hem toegezonden eindafrekeningen van in totaal €
    26.336,76 ondanks sommaties onbetaald te laten. Daarom maakt Dexia tevens
    aanspraak op € 1.429,72 aan vervallen contractuele rente en op € 1.190,00 inclusief
    BTW aan buitengerechtelijke incassokosten.
 
7. Onder de voorwaarde dat haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep
    van [X] op de nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst geheel of
    deels slaagt, beroept Dexia zich op het bepaalde in art. 6:278 BW. Op grond daarvan
    vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het
    verschil tussen de aankoopwaarde van de in art. 1 van de overeenkomsten genoemde
    effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van gehele of
    gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomsten, althans de datum
    van verkoop van de bedoelde effecten.
 

De vordering en de grondslag daarvan
In reconventie
 
8. Kon gezegd, vordert [X] na wijziging van eis bij akte na conclusie van dupliek:
   primair:
   I     - voor recht te verklaren dat bedoelde overeenkomsten rechtsgeldig
         buitengerechtelijk zijn vemietigd;
         - terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente;
 
   II    - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van al hetgeen
         [X] aan Dexia verschuldigd is en kan worden als gevolg van de vernietiging
         als bedoeld onder I;
   subsidiair:
   III   - de overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling en derhalve:
         - terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente;
   IV   - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van al hetgeen
         [X] aan Dexia.verschuldigd is en kan worden als gevolg van de vernietiging
         als bedoeld onder III;
   meer subsidiair:
   V    - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van het door haar bij
         dagvaarding gevorderde;
   VI   - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van € 9095,04 met
         wettelijke rente;
   uiterst subsidiair:
   VII  - de overeenkomsten nietig te verklaren op grond van het bepaalde in artikel 3:40
         lid 2 BW en derhalve:
         - terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente
   (in conventie en) in reconventie:
   VIII - veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure;
   IX   - het vonnis in deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
9.  Ter zake voert [X] - zakelijk weergegeven - in de eerste plaats aan dat bedoelde
    overeenkomsten zonder toestemming van zijn echtgenote zijn aangegaan, op grond
    waarvan zijn echtgenote bij aangetekende brief van 31 augustus 2004 onder
    verwijzing naar art. 1:89 BW de vernietiging van de overeenkomsten (buitengerechtelijk)
    heeft ingeroepen. Met een verwijzing naar art. 1:88 BW, het ontbreken van de
    toestemming van zijn echtgenote, beroept [X] zich er dan ook op dat de
    overeenkomst op rechtsgeldige wijze door zijn echtgenote is vernietigd.
    Voorts doet [X] een beroep op dwaling en stelt dat Dexia de op haar rustende
    zorgplicht en gedragsregels heeft geschonden.
    Ten slotte beroept [X] zich ter zake de overeenkomsten op de nietigheid
    wegens strijd met het bepaalde in de Wet op het Consumentenkrediet.
 
Het verweer
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
 
10. Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer gemotiveerd bestreden. Daarop zal
     - voor zover van belang - bij de beoordeling van de geschillen nader worden
     ingegaan.
 
De beoordeling van de geschillen
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
 
11. Vooreerst zij opgemerkt, dat in deze (in beginsel) vonnis was bepaald op 4 april 2005.
     Dexia heeft vervolgens om aanhouding verzocht, welk verzoek [X] niet heeft
     geaccepteerd. De kantonrechter heeft vervolgens comparitie bepaald. Voortschrijdend
     inzicht heeft de kantonrechter echter doen besluiten af te zien van de voorgenomen
     comparitie en (nader) vonnis bepaald op heden.
 
12. De vorderingen in (voorwaardelijke)conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlljke
     behandeling.
 
13. Als het meest verregaande verweer tegen de vordering van Dexia heeft [X]
     aangevoerd dat bedoelde overeenkomsten door middel van een aangetekend verzonden
     brief van (mr.Bonefaas namens) zijn echtgenote, [X]-nnnn, d.d. 31
     augustus 2004 buitengerechtelijk zijn vernietigd onder verwijzing naar de artikelen
     1:88 en 1:89 BW, welk feit hij tevens aan het primair in reconventie gevorderde ten
     grondslag heeft gelegd.
 
14. Met betrekking tot de vraag of de twee op 25 februari 2000 tussen partijen gesloten
     leaseovereenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder
     contractnummers 74...... en 74...... zijn aan te merken als huurkoopovereenkomsten,
     overweegt de kantonrechter dat die overeenkomsten voldoen aan de
     wettelijke definitie van huurkoop in art. 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering
     van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar het vonnis van de sector civiel van
     deze rechtbank d.d. 23 juni 2004 in het in deze zaak door [X], opgeworpen
     bevoegdheidsincident en de daarin genoemde processtukken, welke
     rechtsoverwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt.
 
15. De vervolgens te beantwoorden vraag of art. 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is
     op de onderhavige aandelenleaseovereenkomsten is bevestigend beantwoord ro. 9
     van het vonnis van 25 augustus 2004 van de kantonrechter te Amsterdam, rolnummer
     03-5323, op
www.rechtspraak.nl te vinden onder LJN AQ7412. De overwegingen in
     dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in de
     onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. De beschermingsfunctie van het
     toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van
     de koop op afbetaling, met inbegrip van de in art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde
     vermogensrechten, zoals die van de onderhavige aandelen.
 
16. Het standpunt van Dexia dat [X] zich in deze procedure niet op de
     vernietiging zou kunnen beroepen is onjuist. Uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3 BW
     kan immers worden afgeleid dat bij wijze van verweer in rechte door een ieder te
     allen tijde een beroep kan worden gedaan op het reeds vemietigd zijn van de
     overeenkomst waarop de rechtsvordering is gebaseerd.
 
17. Aan het door Dexia aangeboden bewijs van haar stelling dat de echtgenote van
     [X] wθl haar toestemming ex art. 1:88 BW heeft gegeven, door het horen van
     [X]-nnnn, de echtgenote van [X] en hun eventuele overige gezinsleden, wordt
     voorbijgegaan, op grond dat art. 1:88 lid 3 BW ten enenmale vergt dat de toestemming
     schriftelijk had moeten zijn gegeven, hetgeen niet het geval is.
 
18. Als door Dexia niet weersproken staat vast dat de echtgenote van [X] bij brief
     d.d. 31 augustus 2004 een beroep heeft gedaan op artikel 1:88 BW, in welk beroep
     Dexia overigens niet berust. Dexia werpt op de verjaring van de
     vernietigingsbevoegdheid van de echtgenote van [X]. De vraag of dit verweer
     kan slagen wordt ontkennend beantwoord in r.o. 2.10 van het vonnis van 9 december
     2004 van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda, rolnummer 04-
     945, op
www.rechtspraak.nl te vinden onder LJN AR8788, welke overwegingen de
     kantonrechter hier overneemt en bevestigt, met dien verstande dat daar waar staat
     "13 maart 2003" gelezen dient te worden "31 augustus 2004", en daar waar staat "14
     maart 2000" gelezen dient te worden "1 september 2001". Er is geen aanleiding om in
     de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. Te meer omdat Dexia juist blijft
     volhouden dat de onderhavige overeenkomsten niet zijn aan te merken als
     huurkoopovereenkomsten kan van de echtgenote van [X] (als ze al wist dat
     de overeenkomsten was aangegaan) niet verwacht worden dat zij het
     bestaan kende of behoorde te kennen van haar mede op artikel 1:89 BW berustende
     bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomsten. Dit inzicht moet objectief
     gesproken zijn ontstaan kort voor de uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam
     d.d. 25 augustus 2004 althans publiciteit dienaangaande. Gelet op het vorenstaande is
     de kantonrechter van oordeel dat de buitengerechtelijke vemietiging bij brief d.d. 31
     augustus 2004 tijdig is geschied. Een ander oordeel zou niet leiden tot het redelijke
     resultaat dat de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis bij artikel 3:52 BW
     voor ogen heeft gestaan.
 
19. Het vorenstaande resulteert erin dat in deze moet worden uitgegaan van een op de
     voet van de artikelen 1:88 en 1:89 BW rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging
     door de echtgenoot van [X] van de tussen partijen gesloten effectenlease-
     overeenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder
     contracmummers 74...... en 74......, welke vernietiging de rechtsverhouding
     tussen [X] en Dexia rechtstreeks treft en tot gevolg heeft dat de vordering van
     Dexia dient te worden afgewezen.
 
20. Het vorenstaande heeft voorts tot gevolg dat de rechtsverhouding tussen partijen
     wordt hersteld in de staat waarin deze vσσr het aangaan van de bewuste overeenkomsten
     was, zodat [X] dienaangaande derhalve zonder rechtsgrond € 9.095,04
     heeft betaald en zij ingevolge art. 6:203 leden 1 en 2 BW tegenover Dexia aanspraak
     heeft op teruggave van een gelijk bedrag en voorts niet tot verdere betalingen te-
     genover Dexia gehouden is.
 
21. Het beroep van Dexia op toepassing van art. 6:278 BW (voorwaardelijke conventie)
     wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als
     genoemd in gemeld artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de
     door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de
     overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat de echtgenoot
     van [X] eerst een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de
     koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, daar die koersverliezen nu
     juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een
     beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
 
22. Het vorenstaande leidt al met al tot de slotsom dat de vorderingen van Dexia in con-
     ventie en in voorwaardelijke conventie zullen worden afgewezen en dat de
     vorderingen van [X] in reconventie - voor zover hiervoor vermeld onder 8.
     primair onder I - zullen worden toegewezen, zodat de overige vorderingen en verweren
     in het midden kunnen worden gelaten.
     De door [X] medegevorderde wettelijke rente (8. primair I) zal daarbij worden
     toegewezen, doch eerst vanaf twee weken na datum van vernietiging van de
     overeenkomst, zijnde 14 september 2004.
     De vordering van [X] Dexia daarnaast te veroordelen tot een
     schadevergoeding - hiervoor onder 8.  primair onder II vermeld - ontbeert een
     deugdelijke onderbouwing en wordt derhalve afgewezen.
 
23. Dexia zal zowel in (voorwaardelijke) conventie als in reconventie als de in het ongelijk
     te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld (waarin begrepen is het aan [X]
     in rekening gebrachte vastrecht nu de zaak ten onrechte is aangebracht bij
     de sector civiel van deze rechtbank), met dien verstande dat de proceskosten in
     reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak in (voorwaardelijke)conventie
     en die in reconventie worden vastgesteld op nihil.
 
 
 
De beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie en in voorwaardelijke conventie
 
Wijst de vorderingen van Dexia af.
 
in reconventie
 
Verklaart voor recht dat de beide op of omstreeks 25 februari 2000 tussen partijen
gesloten effectenleaseovereenkomsten met betrekking tot het product
'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummers 74...... en 74...... rechtsgeldig
zijn vernietigd.
 
Veroordeelt Dexia om aan [X] tegen kwijting te betalen € 9.095,04, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 14 september 2004 tot de dag van betaling.
 
in conventie en in reconventie
 
Veroordeelt Dexia in de proceskosten, die tot heden voor [X] worden vastgesteld
op een bedrag van € 635,00 aan voorschotten zijnde aan [X] in rekening gebracht
griffierecht sector civiel) en op € 820,00 voor salaris van de gemachtigde van
[waarover Dexia geen BTW verschuldigd is].
 
Wijst af het meer of anders gevorderde.
 
Verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de
griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2005.



Nadat deze uitspraak op de site van PAL was geplaatst werd op 29 september 2005 deze uitspraak ook op rechtspaak.nl geplaatst onder "LJN: AU3500,Sector kanton Rechtbank Alkmaar, 166157 CV EXPL 04-1838".
Om deze (gelijke) uitspraak via rechtspraak.nl te lezen, klik hier

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL