Het procesverloop
1. [X] heeft gevorderd conform
de inleidende dagvaarding, Dexia heeft een conclusie van antwoord genomen. [X]
heeft vervolgens een. conclusie van repliek en Dexia een conclusie van dupliek
genomen en hebben partijen vervolgens vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de motivering
van de beslissing
De vordering (kort samengevat)
2. Nadat [X] begin 1999 een aantal keren
telefonisch was benaderd door Spaar Select, een cliëntenremisier van Bank
Labouchere (rechtsvoorgangster van Dexia), heeft [X] bewilligd in een afspraak
met een medewerkster Schröder van SpaarSelect, "teneinde de overwaarde van zijn
eigen woning aan het werk te zetten.".
Dit resulteerde in het d.d.22 juli
1999 door [X] afsluiten van een Overwaarde Effect onder nummer 21500625
(dagvaarding productie 5).
3. Het aankoopbedrag van de (achterliggende)
aandelen bedroeg € 42.408,00, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van
de overeenkomsten € 66.12960, zodat hei totaal van de overeengekomen leasesom
bedroeg € 108.537,60.
Op het Overwaarde Effect diende [X] gedurende de
looptijd maandelijks een bedrag van £ 452,24 bij vooruitbetaling te voldoen; de
eerste 60 temiijnen (minus 20% korting) voldeed [X] in één keer middels betaling
van € 21.707,52 afkomstig uit een daartoe afgesloten tweede
hypotheek.
4. Verdere voorwaarden (voorzover van
belang):
2. Deze leaseovereenkomsl wordt
aangegaan voor een ononderbroken periode van 240 maanden, te rekenen vanaf de
aankoopdag van de waarden.
3. Lessee kan deze leaseovereenkomst
na 60 maanden dagelijks met onmiddelijke ingang en zónder annuleringskosten
beëindigen, onder betaling of verrekening van de resiant-hoofdsom op dat
moment.
4. De leasesom bedraagt het totaal van 240 gelijke termijnen
van € 452,24:
7. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald
wat hij haar krachtens deze leaseovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch
en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
5. In juli 2004 ontving [X] bericht
(productie 6) dat ingaande 21 juli 2004 de maandelijkse verplichtingen op de
Overwaarde Effect zou herleven (na het verstrijken van de eerste 60 maanden).
Naar aanleiding daarvan heeft [X] per brief van 6 augustus 2004 de overeenkomst
Overwaarde Effect beëindigd.
6. Vervolgens heeft hij -onder
protest- op of omstreeks 23 augustus 2004 de inmiddels door Dexia aan hem
opgegeven restschuld ad € 15.050,41 voldaan,
7. Bij brief van 16 mei 2006
(productie 9) heeft [X] Dexia aansprakelijk gesteld omdat de Overwaarde Effect
hiermede niet voldeden aan zijn verwachtingen, de overeenkomsten
buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van
zijn ingelegde gelden, zulks met inachtname van een
billïjkheidscorrectie.
Het voorgaande baseert [X] onder meer de schending
door Dexia van de te zijnen aanzien in acht te nemen zorgplicht bij het aangaan
van die overeenkomsten respectievelijk het onrechtmatig optreden van (de
medewerker van) Spaar Select.
8. [X] vordert:
I. Voor recht te verklaren dat Dexia
onrechtmatig heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is althans de Overwaarde
effect overeenkomst nietig is althans deze buitengerechtelijk vernietigd is c.q.
deze te vernietigen.
II. Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen
bewijs van kwijting tot een gedeelte van het door hem betaalde ad € 36.757,93
oftewel een bedrag van € 29.232,72.
III. Voornoemd bedrag vermeerderd met
wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden betalingen zijn verricht
althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (1 juni 2006) tot aan de dag der
betaling althans vanaf datum dagvaarding.
IV. Dexia te veroordelen in
de proceskosten.
V. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren.
Het verweer (kort samengevat)
9. Dexia stelt dat de
aandelenleaseovereenkomst Overwaarde Effect is afgesloten via de
assurantietussenpersoon Spaar Select BV. die [X] terzake heeft geïnformeerd en
geadviseerd. Na getoonde interesse van [X] heeft Spaar Select hem een
aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft die door [X] ondertekend retour
ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomst aan Spaar Select
verstuurd.
Dexia stelt aan haar zorgplicht ten opzichte van [X] te hebben
voldaan,
10. Voor deze overeenkomst wordt voorzien in
aflossing van de aankoopsom en diende [X] uit hoofde van deze overeenkomsten
gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing
over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te
voldoen.
Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken
van de looptijd van deze
overeenkomsten geen zogenaamde restschuld kan
ontstaan, ook niet in geval van te zeer
gedaalde aandelenkoersen. Slechts in
het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in
casu het geval is
geweest, bestaat de mogelijkheid dat [X] nog een bedrag
verschuldigd
is.
Voorts heeft [X] uit hoofde van de overeenkomsten een
bedrag van € 6.037,41 aan
dividend uitgekeerd gekregen, dat hij nalaat in
zijn vordering te betrekken.
11. Dexia doet voor alles een beroep op het niet
inachtnemen door [X] in de dagvaarding van de substantïëringsplicht ex artikel
111 lid 3 Rv.
12. Ten aanzien van het optreden van Spaar Select
als effecten bemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de
vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht
effectenverkeer 1995 zulks vanwege de omstandigheid dat Spaar Seleet niet enkel
[X] als klant bij de Bank heeft aangebracht maar zich ook heeft beziggehouden
met advisering en /of aanbevelen van specifieke effcectentransacties, stelt
Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de
overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling,
hoogstens het handelen van de tussenpersoon.
13. Naar aanleiding van de door [X] gestelde
grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia alleen al de tekst van de
overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over
een geldlening, de door [X] ingeroepen bepalingen van NU 99 omtrent zorgplicht
en schriftelijke informatie verschaffing op (het afsluiten van) deze
overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar
diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft
plaatsgevonden.
14. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat [X]
niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn
vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het
onrechtmatig handelen ontbreekt.
De
beoordeling
15. De overeenkomst Overwaarde Effect staat tussen
partijen vast evenals het feit dat [X] daarop £ 21.707,52 heeft voldaan zomede
een bedrag van
€ 6.037,41 aan dividend heeft ontvangen, die overeenkomst
inmiddels (tussentijds) is beëindigd en [X] de restschuld ad € 15,050,41 aan
Dexia heeft voldaan.
Zorgplicht/onrechtmatige daad/Spaar Select
16.
Ten aanzien van de overeenkomsten is de gestelde onrechtmatige daad als
grondslag voor de vordering van [X] te bezien.
17. Met betrekking tot de gedragingen van Spaar
Select en de aansprakelijkheid van Spaar Select voor de schade van [X] overweegt
de rechtbank het volgende:
a. Spaar Select is een zogenaamde
clïëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een
effectenbemïddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van
artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld
van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar
activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel
genoemde instellingen.
b. Dat Dexia een instelling als bedoeld in
artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan
moet derhalve slechts worden of Spaar Select zich beperkt heeft tot het
aanbrengen van [X] als klant bij Dexia of dat Spaar Select verdere, voor een
cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is
het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt
verstaan.
c. Een wettelijke definitie van het begrip
aanbrengen in. het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat
niet. Wel wordt er op haar website (www-afrn.-iil) een uiteenzetting van het
begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is voor zover
hier van belang, te lezen: Cïiëntenremisiers mogen alleen cliënten
aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM.
Cïiëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van
cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich honden. Daarnaast mogen zij
geen cliënten aanbrengen bij andere ctiëhienremisiers. Cliëntenremisiers mogen
wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen
niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc, beroeps- of
bedrijfsmatig adviseren.
d. Uitgaande van deze uitleg -en de
rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg,
die zij ook onderschrijft, uit- was het aan Spaar Select toegestaan om [X] te
informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van
beleggingscategorieën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om [X]
te adviseren.
e. Een andere voorwaarde is dat de
clïëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien
uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit
geval de NR 991. Dat zijn, voor zover in deze
specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de
adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt
kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling
voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van
zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor
de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die
diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde "cold calling" i.e.
een verbod om hen die nog geen cliënt zijn telefonisch of persoonlijk te
benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan
wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt
aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te
verschaffen.
f. Op grond van de op dit punt ongenoegzaam
weersproken gebleven stellingen van [X] moet worden aangenomen dat Spaar Select
het cold calling verbod heeft overtreden en zich niet, althans volstrekt
onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van [X], diens
financiële positie, beleggingsdoeisteiling(en) en beleggings ervaring en aldus
ook niet in diens belang gehandeld heeft.
____________
1 Het gaat
hier om de NR 1999 en derhalve de tekst van. vóór de wijziging van september
2001
g. Met betrekking tot het tot stand
komen van het contact met Spaar Select is door [X] immers onweersproken gesteld,
dat hij door Spaar Select ongevraagd telefonisch is benaderd en hem vervolgens
een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede het vermogen
snel kon worden vergroot.
Dat is een ander eerste contact dan op grond van
een schriftelijke of elektronische uitnodiging, dan wel een contact naar
aanleiding van het verschaffen van schriftelijke of elektronische informatie aan
[X].
h. Met betrekking tot hetgeen verricht is
door Spaar Select om zich een beeld te vormen van [X], diens financiële positie,
beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door [X], naast hetgeen reeds
onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, [X], aan de
medewerker van Spaar Select naar aanleiding van diens vragen verteld heeft dat
hij wilde sparen en de studie van zijn Kinderen bekostigen. Schriftelijke
productinformatie van Spaar Select, zegt hij niet gekregen te hebben en naar
aanleiding van vragen voor het tekenen van de overeenkomst werd verwezen naar de
looptijd van 60 maanden, dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening
heeft aangegaan, dat hij daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van
de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat over een maandbedrag, leasen,
koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde
is geweest dat hij alles kon kwijtraken.
i. Deze onder h weergegeven stellingen van
[X] zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name het
aanvraagformulier effectenlease (productie 3) en de overeenkomst Overwaarde
Effect moet worden afgeleid, niet allemaal juist maar niettemin kan er de
conclusie uit getrokken worden dat [X], ook na aanvankelijke aarzeling, niet
begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting
tekortgeschoten is.
Onjuist is immers dat er niet over leasen gesproken is
want de door [X] ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals
dat [X] niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening
was, want er is immers sprake van rente in de overeenkomst, dat over een
maandbedrag niet gesproken is, want dat maandbedrag is in de overeenkomst
vermeld.
Dat de voorlichting tekortgeschoten is blijkt genoegzaam
uit het feit dat Spaar Select, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf
mondelinge aan [X] verstrekte informatie er kennelijk geen aandacht aan het
break-evenrendement geschonken is en de omstandigheid dat [X] die geen/
onvoldoende belcggingservaring hads van de hele opzet kennelijk niets begrepen
heeft zoals uit zijn persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd
blijkt. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen
is op de mogelijkheid van verlies is gesteld noch gebleken. In ieder geval
blijkt daarvan niets uit het door Dexia overgelegde Aanvraag Formulier
Effectenlease.
j. Dit een overgelegde productie, het
aanvraagformulier effectenlease van 14 juli 1999 van Spaar Select dat
voorafgegaan is aan de overeenkomst Overwaarde Effect van 22 juli 1999 blijkt
dat er toen al een keuze is gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op dat
formulier afkomstig van Spaar Select met de naam van haar adviseur Schröder,
dier adviseursnummer en de handtekening van [X], is namelijk vermeld dat [X] uit
de acht daarop genoemde constructies gekozen heeft voor Overwaarde Effect met
onder meer een maandbedrag van f 1.000,-- en hoofdsom f 48.000,—. De rechtbank
leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande
correspondentie tussen [X] en Labouchère is overgelegd, af dat Spaar Select
degene is die geadviseerd heeft over de wijze vaa beleggen en tot welk bedrag.
Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is
meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te
merken.
k. De conclusie tot zover is dat Spaar
Select in haar relatie tot [X] niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te
handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee
in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed
opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet
gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen,
hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen
is aan te merken. Spaar Select is daarmee aansprakelijk voor de door [X] als
gevolg van haar onrechtmatig handelen opgekomen schade,
18. Daarmee komt de rechtbank toe aan de
aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen
gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW vöör gedragingen
van Spaar Select. Dienaangaande WOrdt het volgende overwogen:
a. De rechtbank stelt voorop dat
tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor
financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten.
Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenremïsïer gebruik
maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op
dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van
provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie
van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert.
b. Een en ander blijkt ook uit het bepaalde
in artikel 41 NR 99 dat de effecteninstelling Onder andere gebiedt om zich met
betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecten in
stellingen Ce onthouden van een aantal zaken waaronder het verrichten van
effecientransacties voor deze instellingen. Spaar Select zou, indien zij zich
aan de voor haar geldende regels had gehouden weliswaar niet tot één van die
categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft,
behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een
effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel
7, eerste lid Wte (categorie i).
c. De vraag is nu of Dexia voldoende
zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van [X] als klant, c.q. het
contracteren met [X] op basis van wat door Spaar Select aan haar omtrent [X] en
hetgeen de inhoud van de door [X] gewenste overeenkomsten) met haar geweest zou
zijn, is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het
aanvraagfonnulier d.d. 19 mei 1999, waarop Dexia zich beroept, geeft geen
informatie omtrent de financiële positie van [X], noch omtrent diens
beleggingservarmg of beleggings doelstelling.
Op dit van Spaar Select
afkomstige aanvraagformulier effectenlease, in de tijd voorafgaand aan de
overeenkomst Overwaarde Effect is keuze gemaakt voor hoofdsom en een
maandbetaling. Daaraan kan alleen verboden advisering door de medewerker van
Spaar Select, die dat formulier heeft ingevuld en van haar naam en
adviseursnummer (0594) voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had
dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met [X] op basis van
die adviezen moeten ontliouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in
strijd met artikel 41 KR. 99 is de overeenkomst tussen [X] en Dexia nietig,
immers ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel
7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van
de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is
zij daardoor ook aansprakelijk voor de door [X] ais gevolg van het complex van
onrechtmatige handelingen geleden schade.
d. Los van bovenstaande kan tevens
geconcludeerd worden dat Dexia door aldus te handelen -en naar mag worden
aangenomen aan Spaar Select provisie te betalen- gebruik; heeft gemaakt van de
hulp van Spaar Select bij het tot stand brengen van de overeenkomst met [X] en
daarmee tevens voor de gedragingen van Spaar Select aansprakelijk is. De
vordering, voor zover toewijsbaar, is dienvolgens ook tegen Dexia
toewïjsbaar.
19, Gelet op de conclusies dat de overeenkomst
Overwaarde effect op deze gronden nietig is, is het gevolg daarvan dat de
rechtsgrond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte prestaties
met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen dienen
financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van .het
sluiten van de overeenkomst bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening
van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van [X] en
hetgeen door [X] aan haar betaald is in beginsel als onverschuldigd aan hem
terug moet betalen. Het onderdeel T van de vordering van [X] is derhalve in
principe toewïjsbaar.
20. Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij
overwogen dat het zoals door [X] zelf reeds in zijn dagvaarding onder ogen
gezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de
overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt
gedaan omdat aannemelijk is dat de nietigheid van die overeenkomst niet door hem
zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank
vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW
te bepalen dat de helft van het door [X] aan Dexia betaalde (inleg en
restschuld) onder aftrek van door hem ontvangen dividend door Dexia aan [X] moet
worden terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze (vorm van)
overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het
moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht
De rechtbank ziet geen aanleiding de door [X] voorgestelde verdeelsleutel toe te
passen. Toegcwezen wordt derhalve e 36-757,93 ; 2 = € 18,378,97 - € 6,037,41 = €
12.341,56.
21. Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld
van [X] gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade
mede aan [X] moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige
beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder
voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan in een voor hem
duister avontuur gestort.
22. Toch verbindt de rechtbank daar niet de door
Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de
jegens [X] betamende zorg dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade
met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW
over de partijen te verdelen als onder 25 hierboven overwogen2.
_________
2 Commissie van
Beroep DS127-01-2005
23. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt
behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking.
24. Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk
gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding te
dragen.
RECHTDOENDE
I. Verklaart voor recht dat de tussen
partijen gesloten overeenkomst Capital Effect met het nummer 21401268 zomede de
overeenkomsten Overwaarde Effect met nummers 22602846 en 22602847 nietig
zijn.
II. Veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen een
bedrag van € 12.341,56 (twaalfduizenddriehonderd één en veertig euro en
zesenvijftig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 1 juni
2006 tot de dag van betaling.
III. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere
partij haar eigen kosten draagt.
IV. Verklaart het onderdeel II van het dictum van
dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders
gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der
Veer en op 26 september 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid
van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL