Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
rolnummer 987/06
1 maart 2007
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE
KAMER
ARREST
in de zaak van:
de vereniging met volledige
rechtsbevoegdheid
VERENIGING CONSUMENT & GELDZAKEN,
geveatigd te
Amsterdam,
APPELLANTE IN DE HOOFDZAAK, EISERES IN HET INCIDENT,
procureur:
mr. J. Wendelgelst,
tegen
de naamloze
vennootschap
AEGON Bank N.V., mede handelend onder de naam
SPAARBELEG,
gevestigd te utrecht,
GEÏNTIMEERDE IN DE HOOFDZAAK,
VERWEERDSTER IN HET INCIDENT
procureur: mr. W.H. van
Baren.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) De Vereniging en
Spaarbeleg genoemd.
Bij dagvaarding van 31 maart 2006 is De Vereniging op
nader aan te voeren gronden in hoger beroep gekomen van een vonnis van 4 januari
2006 van de rechtbank Utrecht, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 171572/ HA ZA
04-45 gewezen tussen haar als eiseres en Spaarbeleg als gedaagde, met conclusie
als in die dagvaarding vermeld.
De Vereniging heeft van grieven gediend en daarbij haar
eis aangevuld, bescheiden in het geding gebracht en bewijs aangeboden en
geconcludeerd als in die memorie vermeld.
Bij incidentele conclusie heeft De Vereniging vervolgens
voeging op de voet van artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
gevorderd van de onderhavige zaak met de zaak die tussen Spaarbeleg als
appellante en de Stichting Gedupeerden Spaarbeleg (hierna: GeSp) als
geintimeerde bij het hof aanhangig is onder rolnummer 718/05.
Voorts heeft De Vereniging bij aanvullende akte de
eerder aangevulde eis gewijzigd.
Spaarbeleg heeft bij conclusie van antwoord in het
incident tot voeging geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele
vordering.
Vervolgens is arrest gevraagd in het
incident.
2.
Beoordeling
2. 1 Het gaat in deze zaak - kort samengevat en voor
zover in dit incident van belang - om het volgende.
De vereniging heeft, bij
collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek
(BW), Spaarbeleg voor de rechtbank te Utrecht gedagvaard namens een groep
consumenten die het door Spaarbeleg aangeboden financiële product Sprintplan
hebben afgenomen.
2.2 Eenzelfde procedure wordt tegen Spaarbeleg gevoerd
door de GeSp, eveneens namens consumenten die het product Sprintplan hebben
afgenomen. In die zaak is Spaarbeleg in hoger beroep gekomen van een vonnis van
de rechtbank Utrecht. Deze zaak -hierna aan te duiden als "de GeSp procedure" -
is bij dit hof aanhangig onder rolnummer 718/05 en is thans in staat ^an
wijzen.
2.3 De Vereniging heeft voeging gevraagd van de
onderhavige zaak met de GeSp procedure, op grond van de stelling - kort en
zakelijk samengevat - dat het gaat om verknochte zaken als bedoeld in artikel
222 lid 1 Rv, aangezien zowel de feitelijke als de juridische geschilpunten
gelijk zijn, het in beide gevallen om collectieve acties als bedoeld in 3:305a
BW gaat en omdat zowel de juridische grondslagen als de vordering nagenoeg
identiek zijn. De Vereniging meent daarom dat voeging is geboden om redenen van
proceseconomie dan wel ter voorkoming van mogelijk tegenstrijdige
uitspraken.
2.4 Spaarbeleg heeft niet bestreden dat de zaken
verknocht zijn. Zij verzet zich niettemin tegen voeging van de onderhavige zaak
met de GeSp procedure, omdat voeging van de' zaken zal meebrengen dat de
uitspraak in de Gesp procedure moet worden aangehouden. Dat zal volgens
Spaarbeleg leiden tot onaanvaardbare vertraging van de GeSp procedure.
Spaarbeleg zal daardoor benadeeld worden, omdat zij dringend behoefte heeft aan
richtinggevende jurisprudentie over het product Sprintplan, zeker nu de
rechtbank Utrecht zich haars inziens niet eenduidig heeft uitgelaten over de
vraag of de Wet op het consumentenkrediet op het product van toepassing is.
Spaarbeleg acht het risico van tegenstrijdige uitspraken van het hof bovendien
gering, nu het gaat om procedures die worden gevoerd op basis van artikel 3:305a
BW en zowel De Vereniging als GeSp volgens Spaarbeleg de belangen van dezelfde
groep consumenten behartigt.
2.5 Het hof oordeelt hierover als volgt.
Het gaat in
dit incident om een vordering tot voeging van twee zaken, die zijn verknocht in
de zin van artikel 222 Rv. Beide zaken zijn echter in een zodanig verschillend
stadium van de
procedure - de GeSp zaak is reeds in staat van wijzen terwijl
in de onderhavige zaak nog van antwoord moet worden gediend -dat niet gezegd kan
worden dat de proceseconomie gediend is met voeging en (verdere) aanhouding van
de uitspraak in de GeSp procedure. Onder die omstandigheden is voeging van de
zaken niet zinvol.
2.6 Het door De Vereniging naar voren gebrachte bezwaar
dat aparte behandeling van de zaken mogelijk tegenstrijdige beslissingen van het
hof zou kunnen meebrengen, kan op een eenvoudige door De Vereniging worden
ondervangen. Het zal haar immers vrij staan om het te wijzen arrest in de GeSp
procedure bij akte in te brengen in de onderhavige procedure.
2.7 Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of
gebleken die tot een andere beslissing nopen, zal de vordering tot voeging op
grond van het voorgaande worden afgewezen* Een beslissing over de kosten zal
worden aangehouden tot het arrest in de hoofdzaak,
2.6 De hoofdzaak zal naar
de na te noemen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een memorie van
antwoord door Spaarbeleg.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident:
wijst de incidentele vordering van De Vereniging
af;
reserveert een uitspraak over de kosten totdat
eindarrest kan worden gewezen;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 12 april 2007 voor het
nemen van een memorie van antwoord door Spaarbeleg;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, P.G.
Wiewel en M.P. Van Achterberg en op 1 maart 2007 in het openbaar uitgesproken
door de rolraadsheer.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL