Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 816484 DX EXPL 06-2845
Vonnis van: 3 september 2008
F.no.: 568
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier,
 
tegen
 
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen [X],
procederende in persoon,
 
Het (verdere) verloop van de procedure
 
De kantonrechter heeft in deze zaak op 5 maart 2008 een tussenvonnis gewezen.
Voor het verloop van de procedure tot en met 5 maart 2008 wordt naar dit vonnis verwezen.
 
Bij voormeld tussenvonnis is een comparitie bepaald, die heeft plaatsgevonden op 7 mei 2008. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan de comparitie zijn door [X] bij brief van 18 april 2008 en door Dexia bij faxbrief van 6 mei 2008 aanvullende stukken ingediend.
 
Ter comparitie is van de zijde van Dexia verschenen W.J.B. Kenemans, bijgestaan door mr. D. Beljon. [X] is in persoon verschenen. Voorts is aan de zijde van [X] verschenen P.G.M. Alberts. [X] heeft ter comparitie een nadere presentatie van haar stellingen gegeven aan de hand van stukken, die zij ter comparitie heeft overgelegd. De kantonrechter heeft Dexia in de gelegenheid gesteld bij akte nader op deze presentatie en stukken te reageren. Dexia heeft bij akte na comparitie van 25 juni 2008 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. [X] heeft hierop bij akte van 6 augustus 2008 gereageerd. De voormelde stukken behoren thans alle tot de gedingstukken.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.     Feiten
 
in conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
1.2.   [X] woonde ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten samen met [Y] (hierna: [Y]). Zij verkeerden destijds in de volgende omstandigheden:
 

                                            [X]                    [Y]
Geboortejaar:                          1950                  1944
Beroep:                                  Handelsagent       Geen
Opleiding:                               HBS-B,                Mulo-B
                                            verpleegkundige-A,
                                            kandidaats psychologie,
                                            doctoraal bedrijfskunde
Netto (gezins)inkomen per maand:         circa € 30.000
Relevante beleggings- of beroepservaring Ja
Vermogen (na aftrek van schulden):       niet relevant
 
1.3.   [X] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio-Lease:
 
Nr.  Contractnr.  Datum       Naam overeenkomst       Leasesom    Looptijd Termijnbedrag
I    74483241     22-3-2000  WinstVerDrie-dubbelaar  €  9.494,22  36 mnd  € 45,74
II   76080224     21-9-2000  Winst Ver10-dubbelaar   € 12.136,5   120 mnd € 45,38
 
De in de procedure betrokken leaseovereenkomsten zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als 'de leaseovereenkomsten'.
 
1.4.   Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr. Datum eindafrekening Resultaat       Nog openstaand:
I 21-3-2003                  - € 4.866,80   €4.762,53
II 14-7-2003                 - € 4.449,97   € 4.449,97
 
1.5.   Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
2.     Vorderingen Dexia in (voorwaardelijke) conventie
 
Vordering
 
2.1.   In conventie vordert Dexia veroordeling van [X] tot betaling van € 9.316,77 aan hoofdsom, vermeerderd met de rente en (buitengerechtelijke) kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomsten.
 
2.2.   In voorwaardelijke conventie, namelijk voor het geval de hierna te vermelden vordering in reconventie tot vernietiging of ontbinding van de leaseovereenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, vordert Dexia - na wijziging van haar eis - veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasede effecten en de waarde daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de leaseovereenkomsten.
Dexia doet hierbij een beroep op artikel 6:278 BW.
 
Verweer
 
2.3.   [X] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in conventie.
 
3.     Vordering in reconventie van [X]
 
Vordering
 
3.1.   In reconventie vordert [X] - zakelijk weergegeven - op gronden als vermeld in de processtukken, bij vonnis:
 
1.     te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [X], althans onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld;
 
2.     Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van het door haar in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia betaalde bedrag ad
€ 2.281,91, vermeerderd met wettelijke rente;
 
3.     Dexia te veroordelen tot vergoeding van de (verdere) schade die [X] als gevolg van het handelen danwei nalaten van Dexia heeft geleden.
 
Verweer
 
3.2.   Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [X].
 
4.     Beoordeling van de vorderingen in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
 
4.1.   Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
4.2.   In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
 
-  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
-  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling. Uit de inhoud van de leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had van [X] nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame. Maatstaf bij de vraag of sprake is van misleidende reclame is - kort gezegd - hetgeen kon worden begrepen door een gemiddeld geďnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument bij kennisneming van de betreffende reclame (HvJ EG 16 juli 1998, C-210/96, NJ 2000, 374). In het reclamemateriaal waarop [X] zich heeft beroepen, worden bij de oplettende lezing door een consument zoals hiervoor bedoeld, de wezenlijke kenmerken van het aangeboden product vermeld, zodat van misleidende reclame geen sprake is. Ook dit laat onverlet dat Dexia in het kader van haar zorgplicht de verplichtingen had zoals hierna omschreven.
 
4.3.   Tevens wordt geoordeeld dat geen plaats is voor toepassing van artikel 1:88 en 89 BW. Vaststaat dat [X] en [Y] ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten niet gehuwd waren. Evenmin is gebleken dat sprake was van een geregistreerd partnerschap.
 
4.4.   Dexia heeft in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomsten. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
4.5.   Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk, nu zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsyerhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X], de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring van [X].
 
4.6.   In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB 1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484), ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om ten aanzien van de door [X] betaalde rente anders te oordelen dan tot nu toe is gedaan. Voorop staat dat de leaseovereenkomsten worden gekenmerkt door het gegeven dat [X] een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering; het stond [X] niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de leaseovereenkomsten niet tot stand zouden zijn gekomen, zou [X] dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of [X] het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat [X] het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).
 
4.7.   Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld - en in het bijzonder gezien de omstandigheid dat [X] naar eigen zeggen over een redelijke beleggingservaring beschikte en zij een tweetal cursussen over dit onderwerp had gevolgd - is voor [X] de categorie (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing zoals in de bijlage vermeld. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient het percentage van het nadeel voor rekening van [X] te komen als vermeld in de bijlage, en het resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
 
4.8.   Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld (wat betreft leaseovereenkomst I 36 maanden en wat betreft leaseovereenkomst II de oorspronkelijke looptijd van de overeenkomst met een maximum van 60 maanden), vermeerderd met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde waarde van de geleasede effecten alsmede met het onder 'in eerste 3 danwei 5 j. ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst (althans, wat betreft leaseovereenkomst II, in de eerste 60 maanden) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
4.9.   Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.7 bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
4.10.  Door of ten behoeve van [X] is in het kader van de leaseovereenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vernielde bedrag. Wat betreft het ten aanzien van leaseovereenkomst II vermelde bedrag merkt de kantonrechter daarbij nog het volgende op. [X] heeft de juistheid van het door Dexia in haar specificatie genoemde bedrag aan met betrekking tot leaseovereenkomst II betaalde leasetermijnen betwist. Volgens [X] zou zij met betrekking tot deze leaseovereenkomst nog een extra termijn van € 45,38 hebben betaald. De kantonrechter volgt [X] niet in dit betoog. Anders dan [X] heeft aangevoerd, kan de onjuistheid van het voormelde saldo althans niet worden afgeleid uit de eindafrekening die Dexia met betrekking tot deze overeenkomst heeft opgesteld. [X] lijkt eraan voorbij te zien, dat de eerste aflossingstermijn door Dexia niet wordt geďncasseerd en als afzonderlijke post in de eindafrekening is opgenomen. Overigens heeft [X] haar betwisting onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Ook heeft zij geen bewijsstukken overgelegd (zoals een rekeningafschrift waaruit de bewuste betaling zou blijken) om haar stellingen in dit verband te staven. De kantonrechter gaat dan ook uit van het door Dexia in haar specificatie vermelde bedrag.
 
4.11.  Op de onder 'betaald' vermelde bedragen dienen in mindering te worden gebracht alle (wat betreft leaseovereenkomst II: ook na 60 maanden) ontvangen dividenden als vermeld onder 'totaal ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat [X] per saldo aan Dexia dient te voldoen het per overeenkomst onder 'te voldoen' vermelde bedrag.
 
in conventie
 
4.12.  Het voorgaande brengt mee dat de vordering van Dexia in conventie toewij sbaar is zoals hierna te vermelden. De door Dexia gevorderde contractuele rente is toewij sbaar vanaf het moment dat [X] met de betaling van de onderscheiden eindafrekeningen in verzuim was, derhalve vanaf 25 juli 2003 (leaseovereenkomst I) onderscheidenlijk 29 juli 2003 (leaseovereenkomst II).
 
4.13.  De in conventie gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan de gebruikelijke voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
 
4.14.  De door Dexia voorwaardelijk ingestelde conventionele vordering zal niet worden behandeld omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld niet is vervuld.
 
in reconventie
 
4.15.  De door [X] in reconventie gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen nu het voormelde schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt.
 
4.16.  Ook de overigens door [X] in reconventie ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
in conventie en in reconventie
 
4.17.  Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie en in reconventie dient [X] te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten van het geding in reconventie worden begroot op nihil, nu het debat in reconventie samenvalt met dat in conventie.
 
4.18.  Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in (voorwaardelijke) conventie
 
I.     veroordeelt [X] om aan Dexia te betalen
 
ter zake van leaseovereenkomst I
€ 4.247,47, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,96% per maand vanaf
25 juli 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
ter zake van leaseovereenkomst II
€ 2.517,32, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,96% per maand vanaf
29 juli 2003 betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.    veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht          € 190,00
voor het exploot van dagvaarding     €  86,28
voor salaris van gemachtigde           € 625,00
totaal                                          € 901,28
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
III.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
IV.    wijst af het meer of anders gevorderde; in reconventie
 
V.     wijst de vordering af;
 
VI.    veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 
Aldus gewezen door mr. R.H.C, van Harmelen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL