Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: DX 06-3299
Vonnis van: 3 oktober 2007
F.no.: 583
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X]
nader te noemen [X]
en
[Y]
nader te noemen [Y]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden.
 

Procedure
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
-  de dagvaarding van 19 september 2005, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben [X] en [Y] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijke Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
 
-  de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 18 april 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 24
mei 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Voorafgaand aan deze comparitie is door [X] en [Y] een conclusie van
antwoord in reconventie houdende producties ingediend.
 
Vervolgens hebben [X] en [Y] op 20 juni 2007 een akte na comparitie houdende producties ingediend, waarop Dexia op 29 augustus 2007 bij antwoordakte heeft gereageerd.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
Indeling van het vonnis
 
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1.        Feiten
2.        Vorderingen [X] en [Y] in conventie
3.        Standpunten [X] en [Y]
4.        Standpunten Dexia
5.        Vorderingen Dexia in reconventie
6.        Verweer in reconventie
7.        Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
l. 1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y].
 
1.3.  Op of omstreeks 9 mei 2000 heeft [X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74486807 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 7.753,68 aandelen least en dat [X] maandelijkse termijnen van telkens €45,19 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 9.380,52 waarin begrepen € 1.626,84 rente. Per 26 februari 2003 is deze overeenkomst door Dexia be๋indigd. Dexia heeft een eindafrekening gemaakt met daarop vermeld een restschuld ad € 4.839,52. Dit bedrag is door [X] aan Dexia voldaan.
 
1.4.  [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 34 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 1.536,46;
- omstreeks 26 februari 2003 een bedrag van € 4.839,52 ter zake van de eindafrekening; derhalve in totaal € 6.375,98.
 
1.5.  Op of omstreeks 7 februari 2002 heeft [X] opnieuw een lease-overeenkomst ondertekend, ditmaal met de naam Extra Bonus, waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 28940551 voor een periode van 72 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 6.552,24 aandelen least en dat [X] maandelijkse termijnen van telkens € 51,20 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 10.238,64 waarin begrepen € 3.686,40 rente. Per 8 november 2005 is deze overeenkomst wegens betalingsachterstanden door Dexia be๋indigd. Dexia heeft een eindafrekening gemaakt met daarop vermeld een restschuld ad € 2.055,28. Dit bedrag is door [X] onbetaald gelaten.
 
1.6.  [X] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 38 maandelijkse termijnen tot een totaalbedrag van € 1.945,60.
1.7.  [X] heeft uit hoofde van de hiervoor genoemde lease-overeenkomsten van Dexia geen dividenden ontvangen.
 
1.8.  [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de hiervoor genoemde lease-overeenkomsten.
 
1.9.  Bij brief van 5 januari 2005 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de hiervoor genoemde lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd op een termijn van 14 dagen.
 
2.    Vorderingen [X] en [Y] in conventie
 
[X] en [Y] vorderen, na vermindering van eis, bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1.    te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten door de onder 1.9 bedoelde brief buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze te vernietigen, althans te ontbinden; althans om te verklaren voor recht dat Dexia jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld op grond waarvan hun schade vergoed dient te worden;
2.    Dexia te veroordelen tot terugbetaling van € 8.322,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve contractvervaldata;
3.    Te verklaren voor recht dat Dexia in de toekomende tijd niets meer te vorderen heeft, noch in de verleden tijd iets te vorderen heeft gehad uit hoofde van de hiervoor genoemde overeenkomsten; althans te verklaren voor recht dat Dexia niets meer te vorderen heeft uit hoofde van de hiervoor genoemde overeenkomsten;
4.    Dexia te gebieden om per aangetekende brief aan het Bureau Krediet Registratie te Tiel met afschrift aan [X] en [Y] binnen tien dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te meldden dat de inschrijving en achterstandscodering op het onderhavige contract ten onrechte zijn geschied en ongedaan dienen te worden gemaakt, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag, gemaximeerd tot € 15.000,00, voor zover niet aan het gebod wordt voldaan;
5.    Met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
 
3.    Standpunten [X] en [Y]
 
3.1.  [X] en [Y] stellen dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en [X] dus de toestemming behoefde van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [Y] de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] legt voorts nog aan zijn vorderingen ten grondslag dat dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
 
3.2.  Volgens [X] en [Y] is Dexia aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [X] en [Y] uit alle financi๋le gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomsten, althans uit de reeds betaalde bedragen.
 
3.3.  Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
 
3.4.  Volgens [X] en [Y] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de - naar de kantonrechter het petitum van de dagvaarding begrijpt - de betaaldata van de respectieve termijnen dan wel van het bedrag van de eindafrekening.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en [Y] en voert - kort gezegd -aan dat de lease-overeenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de [X] de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de lease-overeenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia wat betreft de lease-overeenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar verjaard.
 
4.3.  Dexia betwist dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en)
of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over alle relevante informatie.
 
4.4.  Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
5.1.  In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 2.055,28, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening van de leaseovereenkomst met de naam Extra Bonus, vermeerderd met de contractuele althans de wettelijke rente, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit die lease-overeenkomst.
 
6.    Verweer in reconventie
 
Onder verwijzing naar het debat in conventie voeren eisers naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim zijn nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
- huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
- artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2).

De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dan neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89.
 
7.2.  De lease-overeenkomsten als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
7.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
7.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Voor wat betreft de lease-overeenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar is dit beroep derhalve tijdig gedaan.
 
7.5.  Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW wat betreft de lease-overeenkost met de naam Extra Bonus is verjaard. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting hebben [X] en [Y] voldaan. Bij dagvaarding is gesteld dat [X] gewoonlijk de geldzaken doet en dat hij de contracten heeft afgesloten zonder [Y] daarin te kennen. Ter comparitie zijn zij bij dit standpunt gebleven. Hun bij die gelegenheid afgelegde verklaringen houden in, dat [X], zelfstandig ondermener, de termijnen heeft betaald via een rekening bij de ING-bank die alleen op zijn naam staat. [Y] heeft een eigen girorekening die alleen op haar naam staat, en waarop zij de heffingskorting ontvangt. Daarnaast ontvangt zij van [X] huishoudgeld. Het is [Y] pas in december 2001 gebleken dat [X] in 1996 een lease-overeenkomst had gesloten door een opmerking van hem over 'een mooie winst' die hij had gehaald, en pas in december 2002 heeft zij, doordat [X] haar een brief inzake een restschuld liet zien, vernomen dat hij nog twee van die overeenkomsten had gesloten.
 
7.6.  Tegenover deze voldoende gemotiveerde betwisting dat [Y] eerder dan in december 2002 met de in mei 2000 en in februari 2002 door [X] gesloten overeenkomsten bekend is geworden, heeft Dexia haar stelling dat [Y] de overeenkomst na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. De door Dexia genoemde omstandigheid dat [X] eerder een lease-overeenkomst met Dexia heeft gesloten welke heeft geresulteerd in een uitbetaling maakt dit niet anders, nu hieruit geen gevolgtrekkingen voor andere overeenkomsten kunnen worden gemaakt. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] ook de overeenkomst met de naam Extra Bonus tijdig heeft vernietigd. Dientengevolge dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de leaseovereenkomst te worden gerestitueerd. Nu er sprake is van een nietige overeenkomst kan van verrekening met de uitbetaling uit hoofde van een eerdere lease-overeenkomst, zoals door Dexia bepleit, geen sprake zijn.
 
7.7.  Ter zake de beide hier van belang zijnde lease-overeenkomsten is door [X], zoals hiervoor in rechtsoverweging 1.4. en 1.6 overwogen, aan Dexia in totaal betaald een bedrag van €8.321,58.
 
Wettelijke rente
 
7.8.  De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 7.7 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [Y] in haar onder 1.9 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 19 januari 2005.
 
7.9.  Alle betalingen uit hoofde van de lease-overeenkomst met de naam WinstVerDriedubbelaar zijn voor 19 januari verricht. Dit geldt eveneens voor 35 termijnbetalingen in het kader van de lease-overeenkomst met de nam Extra Bonus, zodat over het bedrag van € 8.167,98 (€ 6.375,98 + 35 * 51,20) de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 19 januari 2005. De wettelijke rente over de overige drie termijnen die zijn betaald in het kader van de overeenkomst met de naam Extra Bonus is verschuldigd vanaf de betreffende betaaldata.
 
BKR registratie
 
7.10. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
 
7.11. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
7.12. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
 
Proceskosten
 
7.13. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
7.14. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
7.15. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
In conventie
 
I.    verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is
en dat de lease-overeenkomst derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
 
II.   veroordeelt Dexia aan eisers te voldoen:
6 8.321,58 als hoofdsom;
de wettelijke rente over € 8.167,98 vanaf 19 januari 2005 tot 1 februari 2005; over € 8.219,18 vanaf 1 februari 2005 tot 1 maart 2005; over 8.270,38 vanaf 1 maart 2005 tot 1 april 2005 en over € 8.321,58 vanaf 1 april 2005 tot aan de dag der voldoening;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht              €     192,00
- voor het exploot van dagvaarding        €       85,60
- voor salaris van gemachtigde              €      500,00
In totaal:                                           €      777,60
้้n en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [X] en [Y] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer hebben, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 10.000,-;
 
V.    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.   wijst het meer of anders gevorderde af;
 
In reconventie
 
VII.  wijst de vordering af;
 
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot op € 250,00;
 
IX.   verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
 

Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL