Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
zaaknummer/rolnummer: 817203/DX 06-3564
Vonnis van: 4 juni 2008
F.no.: 568
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1. [X],
2. [Y],

beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
nader gezamenlijk te noemen [X] c.s. en individueel [X] onderscheidenlijk [Y],
gemachtigde: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. G.P. Roth.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-     de dagvaarding van 16 december 2005, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 maart 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam hebben [X] c.s, een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaren niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-     de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, van Dexia, van 14 november 2007.
 
Bij tussenvonnis van 28 november 2007 is een comparitie bepaald, die heeft plaatsgevonden op 24 april 2008, Voorafgaand aan deze comparitie zijn ingediend:
de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering van eis, met
producties, van [X] van 7 april 2008;
-     de akte. met producties, van Dexia van 15 april 200S.
 
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter comparitie is besproken. De kantonrechter heeft [X] c.s. nog in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over het bestaan van een zogenoemde (A-)registratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel. [X] c.s. hebben bij brief van 25 april 2008 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze brief maakt, evenals de voorafgaand aan de comparitie ingediende stukken, deel uit van het procesdossier.
 
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.WLegio-Lease B.V. (hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] en [Y] waren bij het aangaan van de hieronder bedoelde leaseovereenkomsten met elkaar gehuwd. Zij verkeerden ten tijde van het aangaan van deze overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
 
Leeftijd [X]:             31 jaar
Leeftijd [Y]:             27 jaar
 
Beroep [X]:               medewerker bediening horeca
Beroep [Y]:               kok
 
Opleiding [X]:            Havo, Heao
[Y]:                         Lbo-Roc
 
Netto (gezins)inkomen per jaar: circa € 29,000
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen: geen
 
1.3.  [X] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio-Lease (hierna gezamenlijk te noemen de leaseovereenkomsten en individueel aan te duiden met het volgnummer uit de linker kolom van onderstaande tabel):
 
Nr.   Contractnr.  Datum         Naam van de overeenkomst   Leasesom
I      56184218    24-01-2001  Profit Effect Vooruitbetaling   € 19.652,90
II     561S4220    24-01-2001  Profit Effect Vooruitbetaling   € 19.652,90
III    56184221    24-01-2001  Profit Effect Vooruitbetaling   €  9.977,94
IV    29380162    24-01-2001  Maximaal Rendement             € 32.336,22
V     293801Ó3    24-01-2001  Maximaal Rendement             € 32.336,22
 
1.4.  [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
 
1.5.  De leaseovereenkomsten zijn alle tot stand gekomen via Verzekerd Spaarplan Nederland. De leaseovereenkomsten I, II en III zijn aangegaan voor een periode van 120 maanden en de leaseovereenkomsten IV en V voor 180 maanden.
 
1.6.  De overeenkomsten zijn (tussentijds) beëindigd, waarna Dexia eindafrekeningen heeft opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr.   Datum eindafrekening   Resultaat:    Nog te voldoen:
I      13-04-2005                € 9.582,69   € 9.582,69
II     18-04-2005                € 9.618,43   € 9.618,43
III    18-04-2005                € 4.965,43   € 4.364,86
IV    11-07-2006                € 4.326,84   € 4.326,84
V     11-07-2006                € 4.326,84   € 4.326,84
 
1.7.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.8.  Bij briefvan 16 september 2004 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. Bij separate brief van 16 september 2004 heeft [X] een beroep gedaan op de (ver)nietig(baar)heid van de leaseovereenkomsten, althans aan Dexia laten weten deze overeenkomsten buitengerechtelijk te ontbinden.
 
2.    Vorderingen [X] c.s, in conventie
 
[X] c.s. vorderen - na vermindering van hun eis - bij vonnis;
 
Primair:
I.    de leaseovereenkomsten te ontbinden, althans voor recht te verklaren dat deze
buitengerechtelijk zijn ontbonden;
II.   Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma
vanaf €16.239,41;
III.  het sub II bedoelde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bctaaldata, althans vanaf 1 oktober 2004. althans vanaf 16 december 2005;
IV.   voor recht te verklaren dat de restschulden van [X] vervallen verklaard zijn, althans die schulden vervallen te verklaren;
V.    Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500,00 per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
Alternatief:
VI.   voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten nietig zijn;
VII.  Dexia te veroordelen om aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma van € 16.239,41:
VIII. het sub VII bedoelde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata, althans vanaf 1 oktober 2004, althans vanaf 16 december 2005;
IX.   Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500,00 per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
Alternatief:
X.    de leaseovereenkomsten te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat deze buitengerechtelijk zijn vernietigd;
XI.   Dexia te veroordelen om aan [Y] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma van € 16.239,41;
XII.  het sub XI bedoelde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata, althans vanaf 1 oktober 2004, althans vanaf 16 december 2005;
XIII. Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500.00 per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
Subsidiair:
XIV.  te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en dat Dexia deswege schadeplichtig is;
XV.   Dexia te veroordelen aan [X] te voldoen tegen bewijs van kwijting de somma van € 10.136,76, althans de somma van € 1.999,91;
XVI.  het sub XV bedoelde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata, althans vanaf 1 oktober 2004, althans vanaf 16 december 2005;
XVII. voor recht te verklaren dat de restschulden van [X] vervallen verklaard zijn, althans die schulden vervallen te verklaren;
XVIII.Dexia te bevelen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom groot € 500,00 per dag te verbeuren voor iedere dag dat Dexia na 3 dagen na betekening van het vonnis nalaat aan dit bevel te voldoen, het BKR op te dragen de A-notering op naam van [X] ongedaan te maken;
Primair, alternatief en subsidiair:
XIX.  Dexia te veroordelen in de kosten van dit geding aan de zijde van [X] c.s. gevallen;
XX.   Het vonnis, voor zoverre toelaatbaar bij wet, tot zover uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
3.    Standpunten [X] c.s.
 
3.1.  [X] c.s. stellen dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefden van [Y] ingevolge artikel 1 :SS lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft hij de leaseovereenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen, aldus [X] c.s.
 
3.2.  [X] c,s. leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat [X] door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten, en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast beroepen [X] c.s. zich erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar zijn, danwei dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. [X] c.s. stellen tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Verzeker Spaarplan Nederland bij de totstandkoming van de leaseovereenkomsten. Volgens [X] c.s. is Dexia gehouden tot (terug)betaling van de door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de betaaldata.
 
3.3.  Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] c.s. Zij voert - kort gezegd ¦ aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW, omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW niet van toepassing is, nu dit artikel geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de leaseovereenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard,
 
4.2.  Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie
 
5.1.  In reconventie vordert Dexia veroordeling van [X] tot betaling van € 32.453,98 aan resterend saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomsten.
 
6.    Verweer in reconventie
 
6.1   Onder verwijzing naar hun stellingen in conventie bestrijden [X] c.s. nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN: BA 3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN; BC 2837, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1 vonnis + rov 4.2 arrest);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2 vonnis en rov 4.1-4.10 arrest);
strijd met WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3 vonnis)
dwaling (rov 8.5 vonnis);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov 8.8 vonnis);
nakoming zorgplicht (rov 8.9 vonnis);
verdeling van het nadeel (rov 9 vonnis).
 
7.2.  De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 en het arrest van 28 maart 2008 op deze onderdelen over. voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. ïn het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/l:89 BW
 
7.3.  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
7.4.  Artikel 1 :88 lid 1 onder d BW is op deze leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:l576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de leaseovercenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van 28 maart 2008, rov 4.8). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
7.5.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgL HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN; AY8771). Nu [Y] ter comparitie heeft verklaard dat hij in juli 2001 (toen een aanvraag van [X] c.s. voor een verhoging van hun hypotheek ten behoeve van een verbouwing werd geweigerd in verband met de registratie bij het BKR van (de verplichtingen uit hoofde van) de leaseovereenkomsten op de hoogte kwam van het bestaan van de onderhavige overeenkomsten, staat vast dat het bij brief van 16 september 2004 gedane beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen driejaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is derhalve verjaard, zodat de vordering van [X] c.s. in zoverre wordt afgewezen.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
7.6.  Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Strijd met WCK. en andere wetten en regelingen
 
7.7.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK. op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de leaseovereenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de leaseovereenkomsten, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
7.8.  De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [X] c.s. genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [X] c.s, zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Dwaling
 
7.9.  Uit de inhoud van de leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
7.10. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
 
7.11. [X] c.s. verwijten Dexia dat Dexia jegens [X] de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden, Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.12. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092), Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten.
 
7.13. Voorts heeft Dexia niet. althans niet in voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het "know-your-customer"-beginsel. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de leaseovereenkomsten nimmer tot stand hadden behoren te komen, waardoor er een direct causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden schade. De omstandigheden van het geval brengen (ook hier) met zich mee dat een deel van die schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [X] behoort te blijven. Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van de leaseovereenkomsten zullen worden toegepast. De schending van de hier bedoelde zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen nadeelsverdel ing.
 
7.14. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1,2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 60% van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en het resterend percentage voor rekening van [X], Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met het fiscaal voordeel en de te verrekenen dividendbelasting.
 
7.15. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. Fn het onderhavige geval komt het nadeel per leaseovereenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasede effecten alsmede met het onder 'ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst gedurende de eerste 60 maanden ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden en (eventuele) andere ontvangen en/of verrekende voordelen.
 
7.16. Het totale nadeel per leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet het in 7.14 genoemde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
7.17. Door [X] is in het kader van de leaseovereenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag, met dien verstande dat indien daar een negatief bedrag staat vermeld dit door [X] aan Dexia dient te worden betaald. Nu dit laatste ten aanzien van leaseovereenkomst I, II en III het geval is, wordt de vordering in conventie in zoverre afgewezen. De vordering in conventie ten aanzien van leaseovereenkomst IV en V wordt toegewezen zoals hierna te vermelden.
 
Wettelijke rente
 
7.18. Met betrekking tot de in conventie gevorderde wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684),
 
7.19. Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen^ maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente1 vermelde percentage van de termijnen, telkens vanaf de betaaldatum van deze termijnen.
 
Ontbinding
 
7.20. De door [X] c.s. gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de pre-contractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] c.s. hebben derhalve bij deze vordering geen belang.
 
BKR-registratie
 
7.21. [X] c.s. hebben verklaard dat van een A-codering op naam van [X] bij het BKR geen sprake (meer) is, zodat zij geen belang heeft bij haar vordering om Dexia op te dragen deze A-codering ongedaan te maken.
 
Overige stellingen in conventie
 
7.22. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
7.23. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering ten aanzien van de leaseovereenkomsten I, II en III wordt toegewezen, en wel in die zin dat [X] ten aanzien van ieder van de leaseovereenkomsten I en II een bedrag van € 624,65 en ten aanzien van leaseovereenkomst III een bedrag van € 316,98 aan Dexia dient te betalen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
7.24. Dexia heeft uit de onder 1.8 genoemde brief van [X] van 16 september 2004 mogen afleiden dat [X] haar verplichtingen uit de leaseovereenkomsten niet langer zou nakomen. De in reconventie gevorderde contractuele rente is derhalve vanaf deze datum toewijs baar.
 
Proceskosten
 
7.25. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie zullen de kosten van het geding in conventie en in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen in conventie én in reconventie de eigen kosten draagt.
 
Tot slot
 
7.26. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen:
-     ten aanzien van leaseovereenkomst IV;
€ 1.261,03, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 23,1 % van de door [X] uit hoofde van deze overeenkomst aan Dexia betaalde bedragen;
-     ten aanzien van leaseovereenkomst V:
€ 1.261.03, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 23,1% van de door [X] uit hoofde van deze overeenkomst aan Dexia betaalde bedragen;
 
IL    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
III.  compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
 
IV.   wijst af het meer en anders gevorderde;
 
in reconventie
 
V.    veroordeelt [X] om aan Dexia te betalen:
-     ten aanzien van leaseovereenkomst I:
€ 624,65, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,69% per maand vanaf
16 september 2004;
-     ten aanzien van leaseovereenkomst II:
€ 624,65, te vermeerderen mei de contractuele rente ad 0,69% per maand vanaf
16 september 2004;
-     ten aanzien van leascovereenkomst III:
€ 316,98, te vermeerderen met de contractuele rente ad 0,69% per maand vanaf
16 september 2004;
 
VI.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VIL   compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
 
VIII. wijst af het meer of anders gevorderde;
 

Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL