Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

Vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: DX 06-3332
Vonnis van: 5 maart 2008 (bij vervroeging)
F.no.: 580
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
nader te noemen [X].
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. E.H. Hoeksma,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-    de dagvaarding van 5 oktober 2005, met producties.
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 19 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend;
-    de conclusie van antwoord in conventie, tevens zijnde conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 17 oktober 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 18 februari 2008. Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] per brief van 3 januari 2008 de conclusie van antwoord in reconventie tevens zijnde akte vermindering van eis meer subsidiair ingediend en zijn door Dexia per fax van 13 februari 2008 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V, (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst 19 jaar; zij had de MAVO afgerond en studeerde. [X] woonde bij haar ouders en had een studiebeurs van circa € 50.00 per maand. Zij had geen noemenswaardig vermogen en geen beleggingservaring. De hieronder genoemde vooruitbetaling van de eerste 60 maandtermijnen is door haar vader gefinancierd.
 
1.3.  [X] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vernield, met als wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomst):
 
Contractnr. Datum Naam van de overeenkomst Leasesom
21780233 25-11-1999 Overwaarde Effect €10.996,80
 
Op of omstreeks 25 november 1999 heeft [X] de eerste 60 maandtermijnen van in totaal € 2.199,60 bij vooruitbetaling voldaan.
 
1.4.  Op 9 juni 2005 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de leaseovereenkomst nog verschuldigd was € 1.019,38, welk bedrag [X] niet heeft voldaan.
 
1.5.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens wordt verwezen naarde aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
2.    Vorderingen [X] in conventie
 
[X] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
Primair; de leaseovereenkomst te ontbinden althans te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden; en voor recht te verklaren dat de restschuld van [X] vervallen is verklaard althans deze vervallen te verklaren, met veroordeling van Dexia tot betaling van € 1,848,95 wegens hoofdsom.
 
Alternatief; te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomst nietig is, met veroordeling van Dexia tot betaling van € 1.848,95 wegens hoofdsom.
 
Subsidiair; te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is en dat de restschuld van [X] vervallen is verklaard althans deze vervallen te verklaren. Dexia te veroordelen tot betaling van € 1.848,95, met dien verstande dat Dexia daarop in mindering kan brengen het bedrag dat overeenkomt met het percentage van € 1.848,95 waarmee de AEX-index is gedaald in de periode van 25 november 1999 tot 27 oktober 2004.
 
Primair, alternatief en subsidiair; het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de tekortkoming althans vanaf datum dagvaarding tot de algehele voldoening met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
 
Ten slotte vordert [X] dat Dexia haar registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] voert aan dat de leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop en legt aan haar vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. Daarnaast beroept zij zich erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door haar genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomst als gevolg daarvan nietig is. [X] stelt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van de leaseovereenkomst.
 
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door haar geleden schade. De schade beslaat volgens [X] uit de door haar gevorderde bedragen.
 
3.3.  Voorts bestrijdt [X] dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4,1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. Om proces-economische redenen vordert Dexia geen verwijzing van de zaak naar de sector civiel van deze rechtbank.
 
4.2.  Dexia betwist dat zij tekorl zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia beroept zich op artikel 6:101 BW. Dexia voert voorts aan dat zij niet zelf tot schrapping van een BKR-registratie kan overgaan en dat [X] haar vordering tot on gedaan making van haar BKR-regïstratie op geen enkele wijze onderbouwt. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn en voert aan dat eventuele door [X] betreffende de leaseovereenkomst genoten voordelen in de schade berekening moeten worden meegenomen.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie

In onvoorwaardelijke reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 992,28, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening minus een bedrag aan verrekend dividend, vermeerderd met rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst.
 
6.    Verweer in reconventie
Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
 
7.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914r zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8,1);
strijd met de WCK (rov 8.3);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR) (rov S.S);
nakoming zorgplicht (rov 8,9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
 
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop: bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
 
7.2.  Een leaseovereenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
7.3.  Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen
 
Strijd met WCK
 
7.4.  Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK., op welke grond de nietigheid van de leaseovereenkomst is bepleit.
 
7.5.  De toepasselijkheid van de WCK kan in het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op die regeling zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door ieder van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
7.6.  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
 
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
 
7.7.  [X] verwijt Dexia dat zij de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.8.  Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of zij financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggïngsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de leaseovereenkomst aan te gaan.
 
7.9.  Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 1 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 80 % van het nadeel voor rekening van Dexia te komen en het resterend percentage voor rekening van [X].
 
7.10. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel van de leaseovereenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
7.11. Het totale nadeel van de leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage onder 'totaal nadeel1 staat vermeld. Hiervan dient, gelet het in 7.9 genoemde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer* genoemde bedrag.
 
7.12. Door [X] is in het kader van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vernield onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
 
Wettelijke rente
 
7.13. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeftkunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat
Dexia in gebreke is gesteld. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de betaaldatum, aldus vanaf 25 november 1999,
 
Ontbinding
 
7.14. De door [X] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zai de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist, [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
BKR-registratie
 
7.15. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van dit vonnis,
 
7.16. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer. De door [X] gevorderde verklaringen voor recht worden afgewezen nu zij hierbij geen belang meer heeft.
 
Vordering in reconventie
 
7.17. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
Proceskosten
 
7.18. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
Uitvoerbaar bij voorraad
 
7.19. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Tot slot
 
7.20. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meerjegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen €1.177,21, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 november 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht          €       192,00
voor het exploot van dagvaarding     €        71,93
voor salaris van gemachtigde           €      250,00
totaal                                          €      513,93
 
III.  veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tïel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst af het meer en anders gevorderde;
 
in reconventie
 
VI.   wijst de vordering af;
 
VII   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr. M.E.A. Nijssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2008 (bij vervroeging) in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL