Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Afdeling privaatrecht
 
zaak- en rolnummer: 909498 DX EXPL 07-1574
vonnis van: 9 januari 2013
f.no.: 776
 
Vonnis van de kantonrechter
 
i n z a k e
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen: [X],
gemachtigde: J. Westmeijer,
 
t e g e n
 
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: D. Joustra.
 
1.   De procedure
 
Op 11 juli 2012 is in deze zaak tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) gewezen. Voor het verloop van de procedure tot dan toe, verwijst de kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het tussenvonnis is overwogen.
 
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
 
-    aanvullende informatie van [X] naar aanleiding van de rolmededeling 25 juli 2012, met producties;
-    het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 december 2012.
 
Partijen hebben afgezien van het nemen van een conclusie na enquête.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
2.   De verdere beoordeling
 
2.1. De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. In dit tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de aangevoerde bewijsmiddelen het (bewijs)vermoeden rechtvaardigen dat de echtgenote van [X], [Y] (hierna: [Y]), door kennisname van een of meer bankafschriften ten aanzien van de lease-overeenkomst eerder dan driejaar voor de vernietigingsbrief d.d. 9 juli 2007 kennis heeft gekregen van het bestaan van de leaseovereenkomst en dat Dexia voorshands is geslaagd in haar bewijslevering dat het vernietigingsrecht is verjaard. [X] is in de gelegenheid gesteld aan te geven of en zo ja hoe hij tegen dit vermoeden tegenbewijs wil leveren.
 
2.2. [X] heeft in het kader van het door hem te leveren tegenbewijs zichzelf en zijn dochter, [Z] (hierna: [Z]), als getuigen doen horen.
 
2.3. Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [Z], zakelijk weergegeven en voor zover van belang, het volgende verklaard:
 
Vanaf medio 2003 weet ik dat mijn vader een lease-overeenkomst gesloten heeft waarmee hij dacht op korte termijn geld te verdienen. Dat zeg ik zo omdat hij dacht dat hij een contract had gesloten waarmee hij na vijfjaar zou kunnen stoppen.
Mijn vader heeft de overeenkomst gesloten om eerder te kunnen stoppen met werken. Ik weet niet of mijn ouders spraken over eerder stoppen met werken. Daar ben ik niet bij geweest.
Ik weet het moment waarop mijn vader mijn moeder over de overeenkomst ging vertellen. Dat was in het najaar van 2004, rond september, oktober. Ik weet dat het toen was, omdat mijn vader mij vertelde dat hij het ging communiceren.
Op basis van de manier waarop mijn vader mij geïnformeerd heeft weet ik dat mijn moeder niet eerder dan toen van de overeenkomst wist. Mijn vader vertelde mij dat hij mijn moeder daar, toen zij ziek was, niet mee wilde vermoeien. Mijn moeder is in 1997 ziek geworden. Mijn vader deed altijd de financiële zaken. Mijn moeder was ziek en maakte vaak ook geen deel uit van het normale gezinsleven. Heel veel dingen gingen aan haar voorbij. Mijn moeder had geen benul en geen verstand van financiële zaken.
Dit soort zaken werd thuis niet besproken. Dat weet ik omdat ik in 1999 ook thuis woonde. Mijn moeder bemoeide zich in het huishouden niet met geld. Mijn moeder kreeg contant geld van mijn vader. Ze had een bankpas van de en/of rekening. Die gebruikte ze zelden. Mijn moeder kon niet pinnen.
Mijn moeder maakte geen bankpost open. Mijn vader maakte de bankpost open. Mijn vader borg de bankafschriften op. Mijn moeder heeft daar niet ingekeken, althans niet dat ik weet. Mijn vader deed de belastingaangiften. Ik heb geen idee of mijn moeder daarvoor moest tekenen. Ik weet niet of ze wel eens een ingevulde aangifte gezien heeft, maar dat lijkt mij niet.
Mijn ouders spraken niet over sparen, niet dat ik weet. Mijn ouders spraken ook niet over geld in zijn algemeenheid of de financiële positie.
Ze hebben een tweede hypotheek afgesloten. Daarvoor heeft mijn moeder getekend. Dat zal ergens augustus, september 1999 zijn geweest. Het ging om 150.000,- gulden. Voor een deel is dit geld ook naar Labouchere gegaan. Dat wist mijn moeder niet. Medio 2003 heb ik de bescheiden van de notaris gezien en ik weet dus dat daarover niets in die stukken stond. Mijn moeder dacht dat al het geld naar de zaak van mijn broer ging. Dat weet omdat mijn vader mij verteld heeft dat hij haar dat verteld heeft. Mijn vader heeft mijn moeder niet verteld over de inleg voor de overeenkomst en daarom ook niet dat een deel van de hypotheek in de overeenkomst ging.
U noemt het telefoongesprek van oktober 2003 en houdt mij voor dat ik daarbij aangeef dat ik namens mijn ouders belde. Ik heb niet bewust gezegd dat ik namens mijn ouders belde. Waar ik verder in dat gesprek in de wij-vorm spreek, bedoelde ik mijn vader en ik. Ook al zei de persoon van Dexia dat het hele vervelend was voor mijn ouders, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat Dexia dacht dat de overeenkomst van mijn ouders was, ik heb ook duidelijk aangegeven in dat gesprek dat het de overeenkomst was van [X].
Ik weet van de betrokkenheid van de tussenpersoon op basis waarvan mijn vader mij dat verteld heb. Ik was daar niet bij. U vraagt mij of mijn moeder bij dat gesprek aanwezig was. Ja, mijn moeder was thuis maar niet bij het gesprek. Mijn vader heeft mij verteld dat dat gesprek niet tussen hem en mijn moeder besproken is.
Ik denk niet dat mijn moeder begrepen heeft dat er sprake was van een effectenlease-overeenkomst met Dexia toen zij in oktober 2003 het telefoontje van Dexia aannam.
Ik weet dat zeker. Ze had daar helemaal geen notie van.
 
2.4. Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [X], zakelijk weergegeven en voor zover van belang, het volgende verklaard:
 
Eind 2004 heeft mijn vrouw voor het eerst iets van mij over de lease-overeenkomst gehoord.
Dat weet ik omdat toen de vooruitbetaling van de vijfjaar afliep. Ik heb haar toen verteld dat ik een lease-overeenkomst afgesloten had.
Het was als aanvulling op mijn pensioen of misschien korter werken.
Ik heb het niet mijn vrouw besproken, want zij was ziek, erg depressief Ik kon haar in die situatie niet met zo iets vermoeien. Ze had er totaal geen bemoeienis mee. Ze had geen kennis van financiële zaken. Ik was altijd degene die zulke beslissingen nam. Mijn vrouw is altijd buiten de financiële zaken gehouden vanwege haar ziekte.
Het klopt dat ik bij mijn dochter aangekondigd heb dat ik het mijn vrouw ging vertellen. Ik heb het mijn dochter eenjaar eerder verteld.
Ik maakte de bankpost open. Ik deed de bankafschriften in een verzamelmap. Mijn vrouw keek daar niet in. Die had ik in mijn bureau zitten en daar kon ze eigenlijk niet bij. Pinnen, dat deed ze bijna nooit, want ik zorgde er wel voor dat er contant geld in huis was. Ik deed de belastingaangiften met een belastingadviseur. Ik verzamelde uiteraard alle gegevens. Mijn vrouw hoefde niet mee te tekenen. Mijn vrouw had vanaf 1999 wel een inkomen. Mijn vrouw heeft nooit een ingevulde belastingaangifte gezien.
Mijn vrouw legde post voor mij apart neer. Ze heeft nooit vragen gesteld over de post van Dexia.
Mijn vrouw en ik spraken niet over sparen. Ook niet over aanvulling op het pensioen of sparen om eerder te stoppen met werken. Bij grote uitgaven nam ik de financiële beslissing. Ik heb een tweede hypothecaire lening afgesloten voor 150.000,- gulden. Daar heeft mijn vrouw voor getekend. Mijn vrouw is er van uit gegaan dat het geld naar mijn zoon zou gaan voor de overname van een winkel. Er is 50.000, - gulden naar mijn zoon gegaan. Mijn vrouw wist niet dat er maar 50.000,- gulden naar mijn zoon is gegaan. Ik heb mijn vrouw daarover niet de waarheid verteld. Ik heb mijn zoon geïnformeerd dat hij er niet met mijn vrouw over moest praten.
Ik ben op een gegeven moment door Spaar Select gebeld. Die zijn bij mij thuis gekomen.
Mijn vrouw was thuis toen die man de eerste keer kwam. Mijn vrouw was niet bij het gesprek. Ik heb haar inhoudelijk niet over het gesprek verteld. Ze heeft niet gevraagd waar het over ging.
Ik weet dat mijn dochter in oktober 2003 met Dexia gebeld heeft. Mijn dochter zegt daarin dat ze namens haar ouders belt, maar ze belde namens mij. Ik denk dat je dat gewoon zo zegt.
Ik wist niet dat mijn vrouw in oktober 2003 een telefoontje van Dexia heeft aangenomen. Daar heeft ze mij niets over verteld. Niet dat ik mij kan herinneren.
 
2.5. Gelet op hetgeen de getuigen hebben verklaard is [X] er naar het oordeel van de kantonrechter in geslaagd tegenbewijs te leveren en het bewijsvermoeden te ontzenuwen. De getuigen hebben op hoofdlijnen gelijkluidend en consistent verklaard. Dat geldt zowel ten aanzien van het moment waarop [Y] op de hoogte is geraakt van de leaseovereenkomst, en de aanleiding daartoe, als ten aanzien van de rolverdeling binnen het huishouden. Met de door de getuigen geschetste omstandigheden is aannemelijk geworden dat [Y] geen kennis heeft gekregen van de lease-overeenkomst door kennisname van een of meer bankafschriften aangezien beide getuigen verklaren dat [X] alle financiële zaken van het huishouden regelde en dat hij het afsluiten van de lease-overeenkomst niet met zijn echtgenote heeft besproken omdat hij haar vanwege haar ziekte daarmee niet wilde vermoeien en haar bewust buiten de financiële zaken hield. [Z] heeft in dat verband nog verklaard dat haar moeder vaak ook geen deel uitmaakte van het normale gezinsleven, dat veel dingen aan haar voorbijgingen en dat zij van financiële zaken geen verstand had. Voorts valt uit de verklaringen op te maken dat [X] de bankpost opende, [Y] nooit een ingevulde belastingaangifte van [X] heeft gezien, de echtelieden onderling niet spraken over sparen en dat [Y] weliswaar thuis was toen de tussenpersoon kwam, maar niet bij het gesprek aanwezig was en dat het gesprek ook niet tussen [X] en [Y] is besproken. Het gegeven dat [Y] in oktober 2003 een telefoontje van Dexia heeft aangenomen kan, anders dan Dexia stelt, niet tot een andere conclusie leiden, nu [Z] verklaart dat haar moeder niet heeft begrepen dat sprake was van een overeenkomst met Dexia, en haar moeder daar helemaal geen notie van had, en [X] verklaart dat [Y] hem niet over het telefoongesprek heeft verteld. Uit het feit dat [Z] in een telefoongesprek met Dexia, eveneens in oktober 2003, zegt dat ze namens haar ouders belt en in de wij-vorm spreekt kan evenmin wetenschap van de overeenkomst door [Y] worden afgeleid, nu [Z] verklaart dat zij niet bewust heeft gezegd dat ze namens haar ouders belde en in dat gesprek ook duidelijk heeft aangegeven dat het om de overeenkomst van [X] ging en voorts dat zij, waar zij verder in het gesprek de wij-vorm gebruikte, haar vader en zichzelf bedoelde. [Y] heeft getekend voor een tweede hypothecaire lening ad NLG 150.000,-. Het grootste deel van die lening is als vooruitbetaling naar Dexia gegaan. Gelet op de verklaringen van beide getuigen is niettemin aannemelijk dat [Y] hiervan niet op de hoogte was, nu [Y] volgens [X] dacht dat het hele leningsbedrag naar de zoon zou gaan voor de overname van een winkel en zij niet wist er maar NLG 50.000,- naar de zoon is gegaan. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [Z], die bovendien verklaart dat zij in de stukken van de notaris heeft gezien dat daarin niet stond dat een deel van het geld naar Dexia is gegaan. [X] verklaart voorts in dit kader dat hij zijn zoon heeft geïnformeerd dat deze er niet met [Y] over moest praten. Voor zover in de verklaringen van de getuigen al tegenstrijdigheden voorkomen, tasten die de algemene geloofwaardigheid van deze verklaringen niet aan. Het beroep van Dexia op verjaring kan derhalve niet slagen. Hierdoor kan worden vastgesteld dat [Y] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
 
2.6. Nu de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd, dienen alle betalingen van [X] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
 
2.7. Op grond van de lease-overeenkomst heeft [X] in totaal € 43.655,71 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 9.770,72 voor ontvangen dividenden in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een bedrag van € 33.884,99 dient te worden gerestitueerd.
 
Wettelijke rente
 
2.8. Dexia is in verzuim geraakt vanaf de afloop van de termijn als genoemd in de vernietigingsbrief, dan wel (bij gebreke daarvan) vanaf het moment waarop de echtgenote uit een reactie van Dexia mocht afleiden dat Dexia tekort zou schieten in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen, dan wel (indien van het een noch het ander sprake is geweest) vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte. Nu zich in dit geval de eerste situatie voordoet, is Dexia met de terugbetaling in verzuim geraakt vanaf 6 augustus 2007. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf dat moment.
 
Proceskosten
 
2.9. Gelet op de uitkomst van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
DE BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.   verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst 215007.. van toepassing is en dat deze lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd;
 
II.  veroordeelt Dexia aan [X] te betalen een bedrag van € 33.884,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 6 augustus 2007 aan Dexia gedane betalingen, verminderd met de wettelijke rente over het totaal van de voor die datum van Dexia ontvangen uitkeringen, een en ander vanaf die datum tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 6 augustus 2007 aan Dexia verrichte betaling, steeds gerekend vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening, en verminderd met de wettelijke rente over elke na die datum van Dexia ontvangen uitkering, steeds gerekend vanaf het moment van ontvangst tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] tot aan deze uitspraak begroot op € 1.400,00 aan salaris gemachtigde;
 
IV.  verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.   wijst het meer of anders gevorderde af.
 

Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL