Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 817033 / DX EXPL
06-3394
Vonnis van 9 april 2008
F.no.: 632
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X]
eiser in
conventie,
verweerder in reconventie,
wonende te [woonplaats],
nader te
noemen [X],
gemachtigde: mr. P.A. Aan de Kerk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gedaagde in conventie,
eiseres in
reconventie,
gevestigd te Amsterdam,
nader te noemen
Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden
Gerechtsdeurwaarders.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 19 oktober 2005, met
producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolinededeling van 15 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het
gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd
van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek
(BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen
zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord in conventie
tevens conclusie van eis in reconventie, met producties.
Bij tussenvonnis van 10 oktober 2007 is een
comparitie bepaald, die heeft plaatsgevonden op 13 maart 2008. Voorafgaand aan
deze comparitie zijn door [X] per brief van 22 februari 2008 aanvullende stukken
en door Dexia per fax van 28 februari 2008 een akte met productie ingediend.
Deze stukken behoren alle tot de processtukken/
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N. V. (hierna: Labouchere). Waar hierna
sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede
begrepen.
1.2. Ten tijde van de totstandkoming van de
hieronder bedoelde overeenkomst was [X] (nog) gehuwd met [Y] (hierna:
[Y].
1.3. [X] en [Y] verkeerden ten tijde van
het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst in de volgende
omstandigheden:
Geboortedatum
Beroep [X] brigadier van
politie
[Y] winkelbediende
Opleiding [X] L.O., MULO, Primaire Politie
Opleiding. [Y]
L.O.
Netto gezinsinkomen in 2000: circa € 25.500,- per jaar en circa €
2.125,- per maand
Vermogen: circa € 13.700,- (eind 2000)
Schulden:
geen
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen.
1.4. [X] heeft de volgende
lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
Nr. Contractnr.
Datum Naam van de
overeenkomst
Leasesom
1. 39781177 27-03-2000
AllRound Effect met vooruitbetaling € 27.226,80
1.5. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke
toestemming heeft verleend voor het aangaan van de
lease-overeenkomst.
1.6. De lease-overeenkomst is door Dexia
vanwege betalingsachterstanden tussentijds beëindigd, waarna Dexia een
eindafrekening heeft opgesteld met het volgende resultaat:
Nr. Datum eindafrekening Negatief
resultaat
1. 08-11-2005
€ 2.752,09 Niet voldaan
1.7. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt
verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de
bijlage).
1.8. De vooruitbetaling aan Dexia ter zake
van de lease-overeenkomst vond plaats begin mei 2000 en is verricht ten laste
van een en/of rekening op naam van [X] en [Y].
1.9. Bij brief van 26 maart 2005 heeft [Y]
met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en
terugbetaling gevorderd binnen een termijn van veertien dagen.
1.10. [X] heeft fiscaal voordeel genoten in
verband met de lease-overeenkomst.
2. Vordering
[X]
2.1. [X] vordert - na wijziging van eis -
bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair voor recht te
verklaren dat [X] bij dagvaarding de nietigheid van de leaseovereenkomst heeft
ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van een
Wte-vergunninig aan de zijde van Spaar Select;
2. subsidiair voor recht te
verklaren dat [X] de lease-overeenkomst bij dagvaarding heeft vernietigd wegens
strijd met artikel 12 onder 1 Colportagewet;
3. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat door [X] bij dagvaarding de nietigheid van de
leaseovereenkomsten rechtsgeldig heeft ingeroepen op grond van 3:40 lid 2 BW
wegens het ontbreken van de WCK-vergunning aan de zijde van (de rechtsvoorganger
van) Dexia;
4. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat [X] de lease-overeenkomst bij brief van 30 maart 2005 heeft
vernietigd met een beroep op artikel 1:89 BW;
5. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat [X] de lease-overeenkomst bij brief van 30 maart 2005 heeft
vernietigd wegens dwaling respectievelijk misbruik van
omstandigheden;
6. meer subsidiair voor recht
te verklaren dat - indien Dexia de door [X] onder punt 10.2 van de dagvaarding
verzochte bescheiden niet overlegt - [X] de lease-overeenkomst op grond van
hetgeen hij heeft gesteld onder paragraaf 11 van de dagvaarding heeft ontbonden
wegens een tekortkoming in de nakoming;
7. op grond van sub 1, 2, 3, 4,
5, of 6, dan wel wegens onrechtmatig handelen van Dexia jegens [X] ter zake van
de schending van de zorgplicht, dan wel als gevolg van de ontbinding, dan wel
als gevolg van het niet tot stand komen van de lease-overeenkomst, Dexia te
veroordelen tot vergoeding van de door [X] geleden schade, totaal € 5.443,60,,
verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling tot aan de datum
der algehele voldoening;
8. Dexia te veroordelen tot
(medewerking aan de) ongedaanmaking van de (A-)registratie bij het BKR te
Tiel;
9. Dexia te veroordelen tot
betaling aan [X] van de kosten van juridische bijstand ten bedrage van €
1.500,-;
10. Dexia te veroordelen tot betaling
van de kosten van dit geding.
3. Standpunten
[X]
3.1. [X] stelt dat de lease-overeenkomst
moet worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: I576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de
toestemming behoefden van [Y] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y]
deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de
lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] legt voorts aan zijn
vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij de leaseovereenkomst
rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het aan
de zijde van Spaar Select ontbreken van een vergunning op grond van de Wet
toezicht effectenverkeer 1995. Spaar Select is immers opgetreden als
cliëntenremisier bij de totstandkoming van de lease-overeenkomst en had hiervoor
een vergunning nodig als bedoeld in deze wet. [X] stelt voorts dat hij door
toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de
nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast
beroept [X] zich er op dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere
door hem genoemde wetten en regelingen, onder meer de Wet op het
Consumentenkrediet (hierna: WCK) en/of met een aantal voor Dexia geldende normen
en criteria. De lease-overeenkomst zou als gevolg daarvan nietig, althans
vernietigbaar zijn, dan wel heeft Dexia daardoor onrechtmatig jegens [X]
gehandeld. [X] betwist voorts dat Dexia de effecten heeft gekocht. Dit is
volgens [X] met name van belang nu in de lease-overeenkomst is opgenomen dat -
kort samengevat - deze niet tot stand komt als er geen effecten zijn aangekocht.
[X] stelt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar
Select bij de totstandkoming van de lease-overeenkomsten.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] onder meer uit
het door hem aan Dexia uit hoofde van de leaseovereenkomst betaalde
bedrag.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over het betaalde bedrag vanaf de betaaldatum.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X]
en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt
als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake
is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op
vermogensrechten als de onderhavige, geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan
aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te
doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88
BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat
[Y] dit ook gedaan heeft. Dexia heeft in dit verband gewezen op het feit dat de
betaling heeft plaatsgevonden van een zogeheten en/of rekening. Ten slotte stelt
Dexia dat het recht om de lease-overeenkomst op deze grond te vernietigen is
verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de
lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn
geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) of dat zij onrechtmatig zou
hebben gehandeld. Indien en voor zover wordt aangenomen dat de
lease-overeenkomst nietig is, doet Dexia een beroep op het bepaalde in artikel
6:278 BW. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomst
over alle relevante informatie. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding
geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Indien wel een verplichting tot
bevoogding wordt aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door
[X] gestelde schade. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of
nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor
zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in
acht zou hebben genomen. Dexia stelt de effecten wel gekocht te hebben. Voor wat
betreft de vordering van [X] ter zake de BKR-codering, stelt Dexia dat zij niet
zelfstandig tot schrapping van die registratie kan overgaan. Ten slotte betwist
Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te
zijn.
5. Vordering Dexia in
reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [X] uit
hoofde van de lease-overeenkomst te veroordelen tot betaling van € 2.752,09,
zijnde het resterende saldo van de door Dexia ter zake van deze
lease-overeenkomst opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de
contractuele rente van 0,96 % althans de wettelijke rente vanaf 7 april 2005 -
zijnde de datum van de brief van [X] aan Dexia waarin hij de incassomachtiging
ter zake de maandbetalingen intrekt en aangeeft niet meer te zullen betalen -
tot de dag der algehele voldoening, stellende dat [X] in verzuim is met de
nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6. Verweer in
reconventie
6.1. Onder verwijzing naar zijn stellingen
in conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
artikel
1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen
(rov 8.3);
misleidende reclame (rov 8.4);
dwaling (rov 8.5);
aankoop
effecten (rov 8.6);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov
8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov
8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov
9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
BW
7.2. Een lease-overeenkomst als de
onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid I onder d BW is op
deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop
bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ972I, rov 2.12.3). Aangezien
deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te
doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep
is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het
moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt
met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN:
AY8771). Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast terzake het beroep op
verjaring. Dexia heeft daartoe gewezen op betaling van het op grond van de
leaseovereenkomst verschuldigde vanaf de en/of bankrekening, die op naam van [X]
en [Y] stond. Aangezien een zodanige (vooruit)betaling heeft plaatsgevonden moet
volgens Dexia ervan worden uitgegaan dat [Y] op de hoogte was van de
lease-overeenkomst, met ingang van de ontvangstdatum van het bankafschrift
waarop die betaling staat vermeld.
7.5. Het verweer van [X] dat [Y] zich niet
met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis had
van de betaling die ten behoeve van de leaseovereenkomst van de en/of rekening
is verricht, heeft [X] onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd,
zodat dit verweer wordt gepasseerd en om deze reden geen aanleiding bestaat om
[X] ter zake tot bewijs toe te laten. Daarmee heeft de door Dexia gestelde
feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als vaststaand te gelden.
Derhalve wordt aangenomen dat, nu de (vooruit)betaling uit hoofde van de
lease-overeenkomst begin mei 2000 plaatshad, [Y] hiervan op de hoogte was vanaf
de ontvangstdatum van het rekeningafschrift waarop deze betaling staat vermeld.
De kantonrechter gaat er van uit dat minimaal eens per maand een
rekeningafschrift werd ontvangen, waarmee vaststaat dat het bij brief van 26
maart 2005 gedane beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie
jaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende
vernietigingsrecht van [Y] is derhalve verjaard, zodat de vordering van [X]
wordt afgewezen.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
7.6. Een effecteninstelling (als Dexia) is
aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen een of
meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van
Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en
regelingen
7.7. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van
nietigheid van de lease-overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of
onrechtmatig handelen van Dexia en Spaar Select jegens [X] wegens strijd met
andere wetten en regelingen.
7.8. De toepasselijkheid van de WCK en de
andere door [X] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook
indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen
daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door ieder
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst,
dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Misleidende reclame
7.9. Voorzover [X] zich er op beroept dat
het door Dexia gebruikte reclamemateriaal misleidend is, is de kantonrechter van
oordeel dat [X] hiervoor onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld,
zodat aan deze stelling zal worden voorbij gegaan.
Dwaling
7.10. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en
de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten
afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de
financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting
tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De lease-overeenkomst geeft
bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom
is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden
verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken
een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot
vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht
van Dexia overigens onverlet.
Aankoop effecten
7.11. Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen
aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt van [X] dat
Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve verworpen. De op grond
van het voorgaande gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt dan ook
afgewezen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.12. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.13. [X] verwijt Dexia dat zij te zijnen
opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat
Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het onderhavige
product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en
onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers
op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en
folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in
en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze
informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich
tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij
naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan
de uit de leaseovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen.
Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten
opgetreden nadelige gevolgen.
7.14. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan
[X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van
[X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in
hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en
ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als
daarbuiten), een en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook
andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden
dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van
[X] om de lease-overeenkomst aan te gaan.
7.15. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.3 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 2 van toepassing en dient naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid 60 % van het nadeel voor rekening van
Dexia te komen en het resterende percentage voor rekening van [X]. Bij de
vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met het fiscaal
voordeel.
7.16. In het voetspoor van het vonnis van deze
rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke
behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van
een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat
termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet
tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel
van de leaseovereenkomst neer op het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de overeenkomst onder "in aanmerking te nemen termijnen'
staat vermeld, te vermeerderen met het onder 'restant hoofdsom' vermelde restant
van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder
'waarde' vermelde waarde van de geleasede effecten.
7.17. Het totale nadeel van de lease-overeenkomst
bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient,
gelet het in 7.15 genoemde percentage, een bedrag voor rekening van € 3.306,35
voor [X] te blijven gelijk aan het onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
7.18. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen
in mindering te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening
van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen het per
overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
Wettelijke rente
7.19. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter volgt Dexia hierin niet. Immers, Dexia
heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. De wettelijke rente zal dan ook worden
toegewezen als gevorderd, derhalve vanaf de datum van de vooruitbetaling door
[X]. Nu niet meer vastgesteld kan worden op welke datum die vooruitbetaling
precies heeft plaatsgevonden, maar partijen het er ter comparitie over eens zijn
dat de betaling in ieder geval begin mei 2000 heeft plaatsgevonden, zal de
kantonrechter de datum schattenderwďjs vaststellen op 1 mei 2000.
Juridische kosten
7.20. De gevorderde juridische kosten worden
afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht
anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de
zaak.
BKR-registratie
7.21. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de termijn
waarin Dexia aan haar verplichtingen dient te voldoen zal worden vastgesteld op
tien dagen na betekening van dit vonnis.
Overige stellingen in
conventie
7.22. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.23 Uit het voorgaande volgt dat de door
Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in
verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd
in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.24. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en in reconventie. Vanwege de samenhang van de
stellingen in conventie en in reconventie zullen de proceskosten in reconventie
worden begroot op nihil.
Tot slot
7.25. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
te betalen € 2.139,06, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over€
2.139,06 vanaf I mei 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, aan de zijde van gevallen en tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd
griffierecht
€ 103,00
voor het exploot van
dagvaarding €
85,60
voor salaris van
gemachtigde € 437,50
totaal
€ 626,10
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na
betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders
gevorderde af;
in reconventie
VI. wijst de vordering
af.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL