Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 764366 DX EXPL 06-8
Vonnis van 11
juni 2008
F.no.: 580
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
eisende partij,
nader te
noemen eisende partij,
wonende te [woonplaats],
eiseres in
conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van
Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde:
mr. G.P. Roth.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 8 maart 2006,
met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te
Amsterdam heeft eisende partij een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring
als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart
niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding
daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord in
conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met
producties.
Bij tussenvonnis van 2 april 2008 is een comparitie bepaald
die heeft plaatsgevonden op 9 mei 2008. Van hetgeen besproken is ter comparitie
heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn
door eisende partij de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte
uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van 22 april 2008
aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren tot de
gedingstukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Eisende partij verkeerde ten
tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde
overeenkomst in de volgende
omstandigheden:
Leeftijd:
45 echtgenoot:
46
Beroep: Melkertbaan in de
verpleegkunde echtgenoot:
werkloos
Opleiding: VMBO/opleiding assistent-docent
echtgenoot: MBO/theologie
Netto (gezins)inkomen: zie hierna onder
4.8.
Vermogen (na aftrek van schulden): circa € 1.000,-
Relevante
beleggings- of beroepservaring: geen
1.2. Eisende partij heeft de volgende
leaseovereenkomst ondertekend waarop zij als lessee staat vermeld, met als
wederpartij Dexia (hierna: de leaseovereenkomst):
Contractnr.
Datum Naam van de
overeenkomst Leasesom
Looptijd
Termijnbedrag
54300073 25-02-2002
Triple Effect Maandbetaling € 10.483,02 3
jaar € 50,50
De eerste betaling vond plaats op 26 maart
2002.
1.3. De leaseovereenkomst is tot
stand gekomen via Adviesbureau H. Boer.
1.4. Dexia heeft een eindafrekening
opgesteld met het volgende resultaten:
Datum eindafrekening
Resultaat Aan Dexia voldaan
op:
22-02-2005
-€3.100,85 Niet voldaan
1.5. Voor wat betreft het in totaal
aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens van de leaseovereenkomst wordt verwezen naar de
aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. Bij het aangaan van de
leaseovereenkomst was eisende partij gehuwd met echtgenoot (hierna en hiervoor:
echtgenoot). Bij brief van 10 mei 2005 heeft de echtgenoot met een beroep op
artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomst, althans
vernietiging in rechte aangekondigd.
2.
Conventie
Vordering
2.1. Eisende partij vordert op
gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomst wordt
vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld,
en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader
van de onderhavige overeenkomst aan Dexia is betaald vermeerderd met de
wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de
dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij Dexia
te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis
te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te Tiel,
althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt
gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert eisende partij
Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
Verweer
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer
tegen de vorderingen van eisende partij.
3.
Reconventie
Vordering
In reconventie vordert Dexia eisende partij te
veroordelen tot betaling van € 2.927,23, zijnde het resterende saldo van de door
Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8
maart 2005 tot de dag der algehele voldoening, en kosten, stellende dat eisende
partij in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de
leaseovereenkomst.
Verweer
3.3. De eisende partij in conventie
voert gemotiveerd verweer tegen de vordering in reconventie.
4. Beoordeling
van de vorderingen in conventie en in reconventie
4.1. Waar nodig zal hierna nader
worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als
volgt.
4.2. In het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28
maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen
beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In
essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-
Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
- Een effecteninstelling (als Dexia)
is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
- De
toepasselijkheid van de WCK en de andere door de eisende partij genoemde wetten
en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou
hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst, dan
zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
- Er wordt niet voldaan
aan de maatstaf voor misleidende reclame.
- Er wordt niet voldaan aan
de maatstaf voor dwaling en/of misbruik van omstandigheden.
- Er is
onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten
door Dexia.
- Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product
gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
4.3. De echtgenoot had de bevoegdheid
om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de leaseovereenkomst wegens
het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming
daarvoor. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring van het
vernietigingsberoep. De verjaringstermijn voor dit beroep is driejaar en vangt
aan op het moment dat de echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de
overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN:
AY8771). Een financieel adviseur is bij eisende partij thuis geweest voor een
gesprek over het sluiten van de leaseovereenkomst. Echtgenoot heeft ter
comparitie verklaard dat hij op dat moment thuis was en dat hij ervan op de
hoogte was dat het onderwerp van gesprek een door eisende partij af te sluiten
'spaarproduct' was. Dexia heeft er ook op gewezen dat de betalingen uit hoofde
van de leaseovereenkomst hebben plaatsgevonden vanaf de bankrekening die op naam
van de echtgenoot stond. Uit het voorgaande volgt dat de echtgenoot op de hoogte
was van het bestaan van de leaseovereenkomst, in ieder geval met ingang van de
(oudste) ontvangstdatum van het bankafschrift waarop de eerste betaling staat
vermeld. De leaseovereenkomst is gesloten op 25 februari 2002, terwijl
echtgenoot de leaseovereenkomst heeft vernietigd bij brief van 10 mei 2005. De
eerste betaling vanaf de bankrekening van de echtgenoot vond plaats op 26 maart
2002, en is derhalve meer dan driejaar voor het vernietigingsberoep gedaan.
Aldus staat vast dat echtgenoot de leaseovereenkomst niet tijdig heeft
vernietigd. Daarmee heeft de door Dexia gestelde feitelijke grondslag van haar
beroep op verjaring als vaststaand te gelden. Het desbetreffende
vernietigingsrecht van de echtgenoot is derhalve verjaard, zodat de daarop
gebaseerde vordering wordt afgewezen.
4.4. Nu het beroep op 1:88 in
combinatie met artikel 1:89 BW ten aanzien van deze leaseovereenkomst wordt
afgewezen, zal thans aan de orde komen en beoordeeld worden de vraag of Dexia
haar zorgplichten jegens eisende partij heeft geschonden.
4.5. Dexia heeft niet in voldoende
mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know vour
customer'-principe. Dat brengt met zich dat de leaseovereenkomst niet tot
stand had behoren te komen, mede in het licht van de financiële omstandigheden
en de taalbarrière in dit specifieke geval, zoals hierna onder 4.8. nader
besproken, en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de
door de eisende partij geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel
6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn
van de hierna volgende nadeelverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten
beschouwing zal blijven.
4.6. Dexia heeft in onvoldoende mate
voldaan aan haar zorgplicht om de eisende partij op niet mis te verstane wijze
te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst. Dexia is
derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden
nadelige gevolgen.
4.7. Het voor rekening van Dexia
komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een
gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan de eisende partij toe te
rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig
hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006,
328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door
toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke
omstandigheden van de eisende partij die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van de
eisende partij, de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring van de
eisende partij.
4.8. Dexia heeft ter comparitie
aangevoerd dat het gezinsinkomen hoger is dan door eisende partij bij akte
uitlating na tussenvonnis is opgegeven, hetgeen door eisende partij en de
echtgenoot wordt betwist. De kantonrechter gaat uit van de bij genoemde akte
gevoegde gegevens van de Nederlandse fiscus, waaruit - conform opgave van
eisende partij - blijkt van een netto gezinsinkomen van € 1.221,- per maand en €
14.656,- per jaar.
Op basis hiervan en van de omstandigheden zoals die
hiervoor onder 1.2. bij de feiten zijn vermeld, is voor eisende partij
categorie 1 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing.
Het is de kantonrechter ter comparitie gebleken dat eisende partij de
Nederlandse taal matig beheerst. Zij heeft hiertegen, naar haar zeggen,
voorzorgsmaatregelen getroffen door ervoor te zorgen dat haar dochter, die wel
de Nederlandse taal beheerst, bij het gesprek met de financieel adviseur
aanwezig was. Ter comparitie bleek dat bepaalde essentialia van de
leaseovereenkomst voor eisende partij niettemin niet (geheel) duidelijk waren.
Van eisende partij mag verwacht worden dat zij geen overeenkomst sluit waarvan
de inhoud, aard en werking haar, met name als gevolg van een taalbarrière,
onvoldoende duidelijk zijn. Daartegenover weegt naar het oordeel van de
kantonrechter echter zwaarder dat van Dexia, als professionele partij, mag
worden verwacht dat zij, althans haar tussenpersoon, zich er voldoende van
vergewist of de afnemer van een product de inhoud, aard en werking daarvan
voldoende begrijpt. Uit het voorgaande volgt dat de schriftelijke en mondelinge
informatievoorziening naar eisende partij toe in dit geval ontoereikend is
geweest. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 15 %
van het nadeel voor rekening van de eisende partij dient te komen, en het
resterende percentage voor rekening van Dexia. In dit oordeel is tevens
betrokken dat eisende partij reeds voor het aangaan van de leaseovereenkomst een
saneringskrediet bij de Stadsbank te Vlaardingen was aangegaan.
4.9. Als nadeel wordt in
aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het resultaat van de
volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van
de overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld,
vermeerderd met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de
hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder
'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst van de geleasede effecten alsmede met het
onder 'ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met
die overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
4.10. Van dit nadeel dient, gelet op het in
4.8. genoemde percentage, een bedrag voor rekening van de eisende partij te
blijven gelijk aan het onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
4.11. Door of ten behoeve van de eisende
partij is in het kader van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan
het achter de overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht alle ontvangen dividenden als vermeld onder 'totaal
ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van de
eisende partij dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan de eisende partij
dient te voldoen het per overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde
bedrag.
4.12. Hetgeen de eisende partij terug zal
ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia toegerekend. Dit brengt mee dat de
betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet
geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te
nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat de
eisende partij dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat ter
zake van de leaseovereenkomst aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt
toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het
percentage als vermeld in de bijlage achter de overeenkomst onder'% rente',
telkens vanaf de betaaldatum.
4.13. De vordering met betrekking tot de
BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de
dwangsom. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen
behandeling meer.
4.14. De gevorderde buitengerechtelijke
kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat
werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en
instructie van de zaak.
4.15. De door de eisende partij gevorderde
ontbinding van de leaseovereenkomst wordt afgewezen nu het schenden van
de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in
de nakoming kan worden aangemerkt.
4.16. De vorderingen van eisende partij
gericht op verklaring(en) voor recht worden afgewezen, omdat zij daarbij,
gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.
4.17. Ook de overigens door de eisende
partij ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde
feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor de eisende
partij daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen
partijen hebben te gelden.
4.18. Uit het voorgaande volgt dat de door
Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De
in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn
verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
In conventie en in
reconventie
4.19. Gelet op de uitslag van de procedure
in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten
van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie
zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel)
geheel samenvalt met dat in conventie.
4.20. Er is bij afweging van de belangen
van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het
vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan
zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding.
Beslissing
De kantonrechter
in conventie
I. veroordeelt Dexia om
aan eisende partij te betalen € 1.042,70, te vermeerderen met de wettelijke
rente berekend over 59 % van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot
aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de
kosten van de procedure, aan de zijde van eisende partij gevallen, tot op heden
begroot op:
voor verschuldigd
griffierecht
€ 196,00
voor salaris van
gemachtigde
€
350,00
totaal
€ 546,00
een en ander, voor zover verschuldigd,
inclusief BTW;
III. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat eisende partij geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer
heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan
deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
IV. verklaart deze
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of
anders gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vordering
af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, aan de zijde van eisende partij gevallen, tot op heden begroot
op nihil.
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL