Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 836330 DX EXPL 07-15
Vonnis van: 11
juni 2008
F.no.: 592
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
1. [X],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
hierna ook te noemen [X],
gemachtigde: mr. G. van
Dijk,
en
2. [Y],
wonende te
[woonplaats],
eiser,
hierna ook te noemen [Y],
gemachtigde: mr. G. van
Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te
noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H, van der Leeuw.
Procedure
In deze zaak is op 20 juni 2007 een vonnis in het
incident gewezen. Verwezen wordt naar de daarin genoemde processtukken en
-handelingen. Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van
antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 14 november 2007 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 14 mei 2008. Voorafgaand aan deze
comparitie heeft Dexia per fax van 17 april 2008 aanvullende stukken ingediend.
[X] heeft nog ingediend een akte uitlating na tussenvonnis en een akte
vermindering van eis. Deze stukken en akten zijn aan het procesdossier
toegevoegd. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier
aantekeningen bijgehouden. Bij voornoemde akte vermindering eis zijn alle door
[Y] ingestelde vorderingen ingetrokken. Dexia heeft zich ter comparitie met deze
intrekking akkoord verklaard nu met [Y] overeenstemming is bereikt omtrent een
minnelijke regeling van het geschil, in welke regeling ook zijn begrepen de
proceskosten. In het navolgende zullen uitsluitend de vorderingen van [X]
(hierna: [X]) aan de orde komen.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
Als gesteld en onvoldoende
weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster
onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna
sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. De
hierna te noemen overeenkomsten zijn tot stand gekomen door bemiddeling van
Spaar Select B.V. (hierna: Spaar Select)
1.2. Eisende partij verkeerde ten
tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst in de volgende
omstandigheden:
eisende
partij
echtgenoot
Leeftijd:
54
49
Beroep:
veehouder
veehoudster
Opleiding:
LBO
LBO
Netto (gezins)inkomen per jaar: circa € 46.500,00
Relevante
beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen: circa €
635.300,00.
1.3. [X] heeft met schriftelijke
toestemming van zijn echtgenote de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop
hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de
lease-overeenkomst):
Nr Contractnr.
Datum Naam
overeenkomst
Leasesom Looptijd
Termijnbedrag
1 39786329 21.08.00
Allround Effect Maandbetaling € 98.016,48 240
mnd € 408,40
1.4. Dexia heeft een eindafrekening
opgesteld met het volgende resultaat:
Nr. Datum eindafrekening
Resultaat Aan Dexia voldaan
op:
1
09.05.06
-€ 5.908,70 09-08-06
1.5. Voor wat betreft het in totaal
aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens inzake de lease-overeenkomst wordt verwezen naar
de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. Met het oog op de voldoening van
de maandtermijnen van de lease-overeenkomst heeft [X] op 21 december 2000 (via
Spaar Select) een beleggingsrekening geopend bij Dexia met nummer 16264509
(hierna: de depotovereenkomst). Hierop heeft [X] € 45.378,02 in depot
gestort.
1.7. De inleg in dit depot is door
[X] voldaan vanaf een bankrekening die staat ten name van een vennootschap,
waarvan [X] vennoot is.
1.8. Van het in depot gestorte bedrag
zijn op 11 oktober 2000 participaties gekocht in Labouchere Global
Aandelenfonds. De maandtermijnen uit de lease-overeenkomst konden tot en met de
60ste maand worden voldaan. [X] heeft gebruik gemaakt van de optie
"coulance/volstorting", waarbij hij op 6 maart 2003 met een laatste betaling de
resterende termijnen tot de minimale looptijd van de lease-overeenkomst van 60
maanden vooruitbetaalde, waarbij hem een korting werd verleend van 20% over de
eerste 60 maandtermijnen. [X] heeft derhalve uit het depot aan leasetermijnen in
totaal voldaan
€ 19.603,20. Het nog resterend bedrag van € 1.203,94 heeft [X]
naar zijn privérekening laten overboeken, waarna het depot uitgeput
was.
2. Stellingen van
partijen
Vordering
2.1. Eisende partij vordert op
gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of
worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft
gehandeld, en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in
het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met
de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan
de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij
Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen
vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te
Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan
wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat
Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,-. Tenslotte
vordert eisende partij Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke
proceskosten.
Verweer
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer
tegen de vorderingen van eisende partij.
3. Beoordeling
van de vorderingen
3.1. Waar nodig zal hierna nader
worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als
volgt.
3.2. In het vonnis van deze rechtbank
van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, en het arrest van de Hoge Raad van 28
maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen
beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In
essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-
Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
- Een effecteninstelling (als Dexia)
is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
- Er wordt
niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
- Er wordt niet
voldaan aan de maatstaf voor dwaling.
- Dexia was bij het aanbieden van
het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde
zorgplichten.
Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van
omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat
de eisende partij door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan
van de lease-overeenkomst, het tot stand
komen daarvan heeft bevorderd,
ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te
weerhouden.
3.3. Dexia heeft niet in voldoende
mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het'know your
customer '-principe. Dat brengt met zich mee dat de lease-overeenkomst en
de depotovereenkomst niet tot stand hadden behoren te komen en dat een causaal
verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door de eisende partij geleden
schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet
tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende
nadeelsverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten behandeling zal
blijven.
3.4. Dexia heeft in onvoldoende mate
voldaan aan haar zorgplicht om de eisende partij op niet mis te verstane wijze
te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst en
depotovereenkomst. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit
tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
Omvang en toerekening van het
nadeel
3.5. Het nadeel dat [X] ter zake van
het samenstel van de lease- en depotovereenkomst heeft ondervonden bestaat in
beginsel uit de volgende posten:
I. de inleg in het
depot (dat deels is opgegaan aan de uit het depot betaalde termijnen van de
lease-overeenkomsten en deels aan waardeverlies van het fonds waarin het depot
belegd is);
II. de financieringskosten van het depot (in
casu rentederving);
III. de maandtermijnen die nog betaald zijn
in de periode tussen het moment dat het depot op was en het moment dat de
lease-overeenkomst werd beëindigd;
IV. de restant hoofdsom,
te verminderen met de verkoopwaarde van de effecten en met de aan de afnemer
uitgekeerde of nog uit te keren dividenden.
3.6. Alle door [X] geleden nadeel
wordt in aanmerking genomen, maar voor de hoogte van de vergoeding wordt
onderscheid gemaakt tussen die onderdelen van het nadeel die bij een toerekening
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van [X]
dienen te blijven, respectievelijk voor 100% voor rekening van Dexia, of die in
een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze
verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van
partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding
per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende
vergoeding.
3.7. De verschillende componenten van
het door [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden
toegerekend:
A. het waardeverlies van de
depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde
leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia;
B. de aan
Dexia verschuldigde maandtermijnen uit hoofde van de lease-overeenkomsten,
vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de uitgekeerde of nog uit
te keren dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten, komen voor
80% voor rekening van Dexia en voor 20% voor rekening van [X];
C.
de financieringskosten van het depot blijven geheel voor rekening van
[X].
3.8. Het in rechtsoverweging 3.7
onder A genoemde waardeverlies uit het depot bedraagt het bedrag dat in depot is
gestort, zijnde € 45.378,02, waarop in mindering moet worden gebracht het bedrag
aan termijnen dat uit het depot is betaald € 19.603,20 en het resterende saldo
dat [X] naar zijn privérekening heeft overgeboekt van € 1.203,94 zodat als
waardeverlies resteert een bedrag van € 24.570,88.
3.9. In het onderhavige geval komt
het hiervoor onder 3.7 sub B bedoelde nadeel uit op het bedrag dat in de bijlage
achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking
te nemen termijnen' (de lease-overeenkomst heeft 68 maanden gelopen, derhalve
waren verschuldigd 68 termijnen minus de korting over de eerste 60 termijnen)
staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom'
vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de
vervolgens onder 'opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten
alsmede met het onder 'dividenden' vermelde bedrag wegens eventueel in verband
met die overeenkomst ontvangen en verrekende dividenden. Het nadeel bedraagt
derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet op
het in 3.7 onder B vermelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te
blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde
bedrag.
3.10. Door [X] is in het kader van de
lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer
van de lease-overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht de eventueel ontvangen dividenden als vermeld onder
'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van
[X] dient te blijven, zodat Dexia inzake de lease-overeenkomst per saldo aan [X]
dient te voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
3.11. Het voorgaande brengt met zich dat
Dexia aan [X] dient te voldoen € 24.570,88 + € 20.963,55 = €
45.534,43.
Wettelijke rente
3.12. Met betrekking tot de wettelijke
rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken
na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen.
Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
3.13. De wettelijke rente over het in 3.7
onder A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege
het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop uit het depot
de laatste betaling werd verricht, derhalve vanaf 8 januari 2002. Bij de
bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te
stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depotbedrag en de
uit het depot verrichte betalingen het waardeverlies is ontstaan. Met
inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk
is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben
ondervonden.
3.14. Met betrekking tot de wettelijke
rente over het in 3.7 onder B bedoelde nadeel wordt overwogen dat dit als gevolg
van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia
gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
dient telkens te worden uitgegaan van de data waarop afnemer zijn betalingen aan
Dexia heeft verricht (zie in deze zin het arrest van het gerechtshof te
Amsterdam van 24 mei 2007, LJN BA5684). Hetgeen de eisende partij terug zal
ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia toegerekend. Dit brengt mee dat de
betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel,
maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel
is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat de eisende
partij dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat ter zake van de
lease-overeenkomst aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt toegekend over
een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het percentage als
vermeld in de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente',
telkens vanaf de betaaldatum.
Verklaring voor recht
3.15. De door [X] gevorderde verklaring
voor recht ten aanzien van ontbinding van de lease-overeenkomst en de
depotovereenkomst wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia
in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden
aangemerkt.
BKR registratie
3.16. De vordering met betrekking tot de
BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de
dwangsom.
Overige
stellingen/vorderingen
3.17. De overige stellingen van partijen
behoeven geen behandeling meer.
3.18. De overigens door [X] ingestelde
vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en
omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor de eisende partij
daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen
die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben
te gelden.
Buitengerechtelijke kosten
3.19. De gevorderde buitengerechtelijke
kosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden
zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van
de zaak.
Proceskosten
3.20. Gelet op de uitslag van de procedure
dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.21. Er is bij afweging van de belangen
van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het
vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tot slot
3.22. Nadat aan dit vonnis is voldaan
zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia aan
[X] te betalen:
- € 24.570,88 inzake de depotovereenkomst, te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 januari 2002 tot aan de
dag van algehele voldoening,
- € 20.963,55 inzake de lease-overeenkomst, te
vermeerderen met de wettelijke rente over 79,6% van de door [X] in het kader van
de lease-overeenkomst gedane betalingen, steeds vanaf de datum van betaling tot
aan de dag van voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen
tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel
te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
III. veroordeelt Dexia in de kosten
van het geding, tot deze uitspraak begroot op:
voor verschuldigd
griffierecht €
196,00
voor het exploot van
dagvaarding €
84,87
voor salaris van
gemachtigde €
1.500,00
totaal
€ 1.780,87
een en ander voor zover verschuldigd inclusief BTW;
IV. verklaart deze
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of
anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.E.B. Terwee,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL