Vonnis van de
kantonrechter
Inzake
1. [X]
wonende te
[woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in
reconventie
2. [X-NNNNN]
wonende te
[woonplaats]
eiseres in conventie
hierna afzonderlijk te noemen [X] en
[X-NNNNN] en tezamen [X c.s.]
gemachtigde: mr. K. Maathuis
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND
N.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in
reconventie
hierna te noemen Dexia
gemachtigde: Swier & Van der
Weijden.
VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van 22 november 2006 met producties;
- de conclusie van
antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie,
met
producties.
Daarna is bij tussenvonnis van 28 maart 2007 een
comparitie van partijen bepaald, die op 15 mei 2007 is gehouden. Verschenen zijn
[X c.s.] met hun gemachtigde en Dexia, vertegenwoordigd door R. Takke, met als
haar gemachtigde mr. M. Ris, advocaat te Amsterdam. Voor de comparitie zijn van
de zijde van [X c.s.] stukken ingekomen, die zij ook aan de wederpartij hebben
gezonden. Partijen hebben inlichtingen verstrekt en hun standpunten toegelicht.
[X c.s.] hebben een opt-outverklaring overgelegd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE
BESLISSING
1. De
feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
Legio-Lease B.V. was een dochteronderneming van Labouchere.
1.2. Op of omstreeks 27 maart 1998 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar (hierna:
lease-overkomst 1), waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer [nummer] voor een
periode van driejaren. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor
een aankoopsom van fl. 14.468,40 (€ 6.565,47) aandelen leaset (AEGON, KON. OLIE,
KPN, UNILEVER) en dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens fl 96,46 (€
43,77) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 17.940,96 (€ 8.141,25),
waaronder begrepen fl. 3.472,56 (€ 1.575,77) rente over drie jaren. De
overeenkomst vermeldt als aankoop-valutadatum 26 maart 1998. Deze overeenkomst
is op 26 maart 2001 geëindigd, waarna [X] van Dexia een bedrag van € 133,62
heeft ontvangen. Op de aandelen waarop deze overeenkomst ziet is in totaal €
27,46 aan dividend en vergoeding wegens de zogenoemde 'Unileverclaim'
uitgekeerd.
1.3. Op of omstreeks 30 november 1998 heeft [X]
een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Winst VerDriedubbelaar (hierna:
lease-overkomst 2), waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst in aangegaan onder nummer [nummer]. De
overeenkomst is aangegaan voor een periode van driejaren. De overeenkomst
bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom van fl. 13.896,45 (€
6.305,93) aandelen leaset (ABN AMRO, AHOLD, ING) en dat [X] na ondertekening van
de overeenkomst een rentetermijn van fl. 3.000,-(€ 1.361,34) verschuldigd was.
De totale leasesom beliep fl 16.896,45 (€ 7.667,27). Deze overeenkomst is op 30
november 2001 geëindigd, waarna [X] van Dexia een bedrag van € 590,52 heeft
ontvangen.
1.4. Op of omstreeks 18 juni 1999 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar (hierna:
lease-overkomst 3), waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst in aangegaan onder nummer [nummer] voor een
periode van driejaren. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor
een aankoopsom van fl. 43.223,43 (€ 19.613,94) aandelen leaset (ABN AMRO, AHOLD,
ING) en dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens fl. 251,92 (€ 114,32)
verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl 52.292,60 (€ 23.729,35),
waaronder begrepen fl. 9.069,17 (€ 4.115,41) rente over driejaren. Deze
overeenkomst werd op of omstreeks 19 juni 2002 verlengd op (nagenoeg)
gelijkblijvende voorwaarden. Op de aandelen waarop deze overeenkomst ziet is in
totaal € 1.447,66 aan dividend en vergoeding wegens de zogenoemde 'Aholdclaim'
uitgekeerd.
1.5. Per 17 juni 2005 heeft Dexia ten aanzien van
de (verlengde) lease-overeenkomst 3 een eindafrekening opgesteld, volgens welke
[X] nog een bedrag van € 6.384,-verschuldigd is.
1.6. Op of omstreeks 30 september 1999 heeft [X]
een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Korting Kado (hierna:
lease-overkomst 4), waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Legio-Lease B.V. Deze overeenkomst in aangegaan onder nummer [nummer]. De
overeenkomst is aangegaan voor een periode van tien jaren, met het recht van [X]
om de overeenkomst na drie jaren te beëindigen. In geval van vervroegde
beëindiging na driejaren wordt blijkens de overeenkomst een korting van 50%
verleend op de resterende maandbedragen. De overeenkomst bepaalt verder onder
meer dat [X] in totaal voor een aankoopsom van fl. 48.561,39 (€ 22.036,20)
aandelen leaset (AHOLD, ING, KON. OLIE, UNILEVER), dat [X] eerst 36 maandelijkse
termijnen van telkens fl 501,78 (€ 227,70) verschuldigd was en dat hij hierna 84
maandelijkse termijnen verschuldigd was, waarvan de hoogte zou worden bepaald
aan de hand van de gemiddelde procentuele stijging van het aandelenpakket over
de eerste driejaren. De totale leasesom beliep fl. 108.775,57 (€49.360,20),
waaronder begrepen fl. 60.214,17
(€ 27.324,00) rente over tien jaren,
exclusief voormelde korting. Deze overeenkomst is per 12 januari 2006 door Dexia
beëindigd. Op de aandelen waarop deze overeenkomst ziet is in totaal € 2.885,-
aan dividend uitgekeerd.
1.7. Per 12 januari 2006 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van lease-overeenkomst 4, volgens welke [X] nog een
bedrag van € 11.359,69 verschuldigd is.
1.8. Op of omstreeks 27 maart 2001 heeft [X] een
lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar (hierna:
lease-overkomst 5), waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij
Bank Labouchere N.V. Deze overeenkomst in aangegaan onder nummer [nummer] voor
een periode van driejaren. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal
voor een aankoopsom van fl. 16.765,43 (€ 7.607,82) aandelen leaset (AEGON, KON.
OLIE, KPN, TPG, UNILEVER) en dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens fl
97,71 (€ 44,34) verschuldigd was. De totale leasesom beliep fl. 20.283,08 (€
9.204,06), waaronder begrepen fl. 3.517,65 (€ 1.596,24) rente over drie jaren.
Op de aandelen waarop deze overeenkomst ziet is in totaal € 54,93 aan dividend
uitgekeerd.
1.9. Laatstgenoemde overeenkomst werd op of
omstreeks 30 maart 2004 voor de duur van driejaren verlengd. De
verlengingsovereenkomst bepaalt dat [X] deze na 12 maanden dagelijks met
onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten kan beëindigen onder betaling
of verrekening van de hoofdsom. Verder bepaalt de overeenkomst onder meer dat
[X] in totaal voor een aankoopsom van € 7.607,82 aandelen leaset (AEGON, KON.
OLIE, KPN, TPG, UNILEVER) en dat [X] 36 maandelijkse termijnen van telkens €
45,99 verschuldigd is. De totale leasesom beliep € 9.263,46, waaronder begrepen
€ 1.655,64 aan rente over drie jaren. Deze overeenkomst is per 6 januari 2006
door Dexia beëindigd.
1.10. Per 6 januari 2006 heeft Dexia ten aanzien van de
(verlengde) lease-overeenkomst 5 een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X]
nog een bedrag van € 1.221,73 verschuldigd is.
1.11. Op de lease-overeenkomsten 1, 2, 3, 4 en 5
(hierna: de lease-overeenkomsten) zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
van toepassing.
1.12. [X] is geboren op 29 maart 1950. Hij was ten tijde
van de totstandkoming van de lease-overeenkomsten van beroep timmerman, eerst in
loondienst en later als zelfstandige zonder personeel. Zijn fiscaal loon bedroeg
in 1998 fl. 53.250,45 en in 1999 fl. 51.018,-. Hij had ten tijde van de
totstandkoming van de lease-overeenkomsten geen relevante
beleggingservaring.
1.13. [X-NNNNN] is geboren op 8 september 1955. Zij was
ten tijde van de totstandkoming van de lease-overeenkomsten niet werkzaam in
loondienst.
1.14. Het vrij besteedbaar vermogen van [X c.s.] bedroeg
eind 1998 € 4.294,89, eind 1999 € 1.721,68 en eind 2000 € 1.769,19.
1.15. Bij brief van 9 mei 2005 heeft [X-NNNNN] met een
beroep op artikel
1:89 Burgerlijk Wetboek (BW) de lease-overeenkomsten
vernietigt en terugbetaling van de door [X] gedane betalingen
gevorderd.
1.16. Bij brief van 5 juli 2005 hebben [X c.s.] middels
mr. P.A. Aan de Kerk, advocaat te Groesbeek, een beroep gedaan op de nietigheid
dan wel de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomsten, mede op grond van
dwaling, misbruik van omstandigheden en aanspraak gemaakt op vergoeding van
schade op grond van onrechtmatig handelen van Dexia.
2. De vordering in
conventie
[X c.s.] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad:
1. Primair: voor recht te verklaren
dat zij bij brief van 5 juli 2005 buitengerechtelijk de nietigheid hebben
ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans dat zij bij die gelegenheid deze
overeenkomsten hebben vernietigd, althans voor recht te verklaren dat bedoelde
overeenkomsten wegens strijdigheid met de bepalingen van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995 en de Wet op het consumentenkrediet nietig zijn, althans
deze overeenkomsten op die grond te vernietigen;
2.
Subsidiair: voor recht te verklaren dat eisers bij brief van 5 juli 2005
buitengerechtelijk de lease-overeenkomsten hebben vernietigd wegens misbruik van
omstandigheden of dwaling, althans deze overeenkomsten wegens misbruik van
omstandigheden of dwaling te vernietigen;
3. Meer
subsidiair: voor recht te verklaren dat [X-NNNNN] de leaseovereenkomsten door
middel van haar brief van 9 mei 2005 buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens
strijdigheid met het bepaalde in artikel 1:89 BW, althans deze overeenkomsten op
die grond te vernietigen;
4. Meer subsidiair: te verklaren
voor recht dat, ten gevolge van de vervulling van de ontbindende voorwaarde de
lease-overeenkomsten niet tot stand zijn gekomen;
5. Meer
subsidiair: te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten door [X c.s.]
zijn ontbonden op grond van tekortkoming in de nakoming;
6.
Op grond van de nietigheid, althans de vernietiging, althans de niet
totstandkoming, althans de ontbinding van de lease-overeenkomsten Dexia te
veroordelen om aan [X c.s.] tegen kwijting te betalen al hetgeen [X] aan Dexia
uit hoofde van genoemde overeenkomsten onverschuldigd hebben betaald, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2005, althans vanaf de dag der
dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
7. Op
grond van onrechtmatig handelen van Dexia jegens [X c.s.] Dexia te veroordelen
tot vergoeding van de hierdoor door [X c.s.] geleden schade, nader op te maken
bij staat, onder meer betreffende de door hen betaalde inleg en maandtermijnen,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2005, althans vanaf de dag
der dagvaarding, tot aan de datum der algehele
voldoening;
8. Dexia te veroordelen tot betaling aan [X
c.s.] van de kosten van hun juridische bijstand;
9. Dexia
te veroordelen tot ongedaanmaking van de (A-)notering van [X c.s.] bij het BKR
te Tiel, althans Dexia te veroordelen aan het BKR mede te delen dat voor wat
haar betreft deze notering niet behoeft te worden
gehandhaafd;
10. Dexia te veroordelen tot betaling van de kosten
van dit geding.
3. De vordering in
reconventie
Dexia vordert [X] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.965,42, te vermeerderen met
de contractuele rente, althans de wettelijke rente en [X] te veroordelen in de
kosten van het geding.
4. Standpunten [X
c.s.]
In conventie en in reconventie
4.1. [X c.s.] stellen zich op het standpunt dat
zij bij brief van 5 juli 2005 rechtsgeldig buitengerechtelijk de nietigheid van
de lease-overeenkomsten hebben ingeroepen, dan wel de lease-overeenkomsten
hebben vernietigd. Zij voeren daartoe aan dat Dexia zonder de op grond van
artikel 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) vereiste vergunning is
opgetreden als orderremissier dan wel cliëntenremissier en dat Dexia zich ten
tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten voordeed als kredietgever,
terwijl zij niet beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wet op
het consumentenkrediet (WCK). Omdat Dexia hiermee in strijd handelde met
dwingendrechtelijke voorschriften, zijn de leaseovereenkomsten nietig, aldus [X
c.s.]
4.2. Verder voeren [X c.s.] aan dat de
rechtshandelingen die hebben geleid tot het sluiten van de lease-overeenkomsten
tot stand zijn gekomen door misbruik van omstandigheden door Dexia. [X] was
destijds immers onervaren, terwijl de door Dexia verstrekte informatie verre van
objectief was. Daarnaast zijn de leaseovereenkomsten tot stand zijn gekomen
onder invloed van dwaling. Dexia heeft een compleet verkeerd beeld geschetst van
de financiële producten die ze aanbood en zij heeft [X] niet duidelijk gemaakt
dat de lease-overeenkomsten telkens langlopende geldleningen betroffen, waarop
een forse rente verschuldigd was, gecombineerd met de
aankoop van een pakket
aandelen of certificaten dat, voor wat betreft de risico's en koersfluctuaties,
geheel voor risico van [X] kwam.
4.3. [X c.s.] stellen zich subsidiair op het
standpunt dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop en
derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW, reden waarom
de lease-overeenkomsten nietig zijn wegens het ontbreken van de toestemming van
[X-NNNNN]. Volgens [X c.s.] heeft [X-NNNNN] de lease-overeenkomsten bij brief
van 9 mei 2005 rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd. [X-NNNNN] was
weliswaar door de eerste afschrijving van de termijnbetalingen van de
gezamenlijke rekening bekend met de leaseovereenkomsten, doch zij werd pas begin
2003 bekend met de aard van de leaseovereenkomsten, zodat de verjaringstermijn
van haar beroep op vernietiging eerst dan inging.
4.4. [X c.s.] stellen zich meer subsidiair op het
standpunt dat Dexia als professionele en op het terrein van aandelenlease bij
uitstek deskundige dienstverlener in de precontractuele fase van de
lease-overeenkomsten een (bijzondere) zorgplicht jegens [X] heeft geschonden.
Deze schending is gelegen in het feit dat Dexia heeft gehandeld in strijd met
het in artikel 21 Nadere regeling toezicht effectenverkeer 1995 (NR '95) en
artikel 26 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR '99) neergelegde
verbod op cold calling. Voorts heeft Dexia, anders dan in artikel 28 lid 1 NR
'99 is voorgeschreven, nagelaten om informatie in te winnen over de financiële
positie van [X c.s.], hun ervaring met het beleggen in effecten en hun
beleggingsdoelstelling. Dexia heeft verder, in strijd met artikel 20 NR '95 en
33 NR'99, geen gegevens en bescheiden verstrekt, afgestemd op de ervaringen en
het kennisniveau van [X c.s.], die nodig waren voor een goede beoordeling van de
aandelenlease-overeenkomsten. Met name heeft Dexia nagelaten [X c.s.] te
informeren dat belegd zou gaan worden met geleend geld en dat er risico's
verbonden waren aan de beleggingen, terwijl de aandelenlease-overeenkomsten zeer
complexe producten zijn, die zeer moeilijk te doorgronden zijn.
4.5. [X c.s.] stellen verder dat niet is gebleken
dat de aandelen die in de leaseovereenkomsten worden genoemd werkelijk zijn
aangekocht en dat daardoor wegens het niet vervullen van de opschortende
voorwaarden de lease-overeenkomsten nimmer tot stand zijn gekomen dan wel dat
Dexia daardoor tekort is gekomen in de nakoming van de
overeenkomsten.
4.6. Het doel van de lease-overeenkomsten was
volgens [X c.s.] het treffen van een pensioenvoorziening, omdat [X] slecht een
minimaal pensioen heeft opgebouwd en een AOW-gat heeft laten
ontstaan.
5. Standpunten
Dexia
In conventie en in reconventie
5.1. Dexia betwist de vordering van [X c.s.] en
voert - kort gezegd - aan dat de stellingen van [X c.s.] ten aanzien van het
ontbreken van een vergunning in de zin van artikel 7 Wte 1995 reeds moet worden
gepasseerd op de grond dat niet Bank Labouchere, maar haar dochteronderneming
Legio Lease B.V. de producten WinstVerDriedubbelaar en Korting Kado aanbood. De
lease-overeenkomsten vallen volgens Dexia voorts niet onder het bereik van de
WCK.
5.2. Dexia voert verder aan dat [X-NNNNN] geen
beroep op artikel 1: 88 juncto
1:89 BW toekomt, omdat niet vaststaat dat [X]
en [X-NNNNN] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten gehuwd waren
en de lease-overeenkomsten bovendien niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
Subsidiair voert Dexia aan dat het onderhavige beroep op vernietigbaarheid
inmiddels is verjaard.
5.3. Dexia betwist dat de lease-overeenkomsten
door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de
nakoming van haar zorgplicht of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld.
Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle
relevante informatie en had [X] op basis van de tekst van de leaseovereenkomst,
de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease, de brochure en de fiscale opinies
kunnen weten wat de lease-overeenkomsten inhielden, welke verplichtingen hij
aanging en welke risico's daarbij hoorden, zodat [X] geen beroep op dwaling
toekomt. Voorts betwist Dexia dat zij zich bediend zou hebben van misleidende
reclame, dat zij misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en dat zij de
aandelen die in de leaseovereenkomsten zijn genoemd niet zijn
aangekocht.
5.4. [X] komt volgens Dexia geen beroep op de NR
'95 en '99 toe, omdat Dexia [X] eerst nadat hij een door hem ondertekend
aanvraagformulier aan de bank heeft teruggestuurd telefonisch heeft benaderd en
de lease-overeenkomsten niet telefonisch zijn gesloten, reden waarom Dexia niet
in strijd heeft gehandeld met het verbod op 'cold calling'. Verder stelt Dexia
dat zij [X] voldoende heeft gewaarschuwd voor de risico's van de
lease-overeenkomsten en dat de Nadere regelingen niet meebrengen dat meer
informatie had moeten worden ingewonnen dan zij feitelijk heeft
gedaan.
5.5. Dexia betwist de door [X c.s.] gestelde
schade, althans dat zij daarvoor aansprakelijk is. Zij meent voorts dat door [X]
genoten voordelen uit de leaseovereenkomst in aanmerking dienen te worden
genomen, zoals het fiscale voordeel, ontvangen dividenden en het voordeel dat
[X] heeft genoten vanwege het feit dat hij een lening in het kader van de
lease-overeenkomst heeft gesloten en niet een gewone lening van de hoofdsom
tegen marktconforme tarieven.
5.6. Ten slotte stelt Dexia - in reconventie - dat
zij een vordering op [X] heeft, bestaande uit de restschuld voortvloeiende uit
de overeenkomsten 3, 4 en 5 en dat [X] zijn verplichtingen uit deze
overeenkomsten niet nakomt.
6. De
beoordeling
6.1. De vorderingen in conventie en reconventie
lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, tot anders wordt
aangegeven.
Huurkoop: bevoegdheid
6.2. In het onderhavige geval is sprake van
producten waarbij aandelen geleased worden. Naar het oordeel van de
kantonrechter dienen de lease-overeenkomsten te worden aangemerkt als huurkoop
(en derhalve als koop op afbetaling). De overeenkomsten voldoen aan de definitie
van huurkoop in artikel 7A: 1576h BW, hebben althans deze strekking. Voor de
motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar de overwegingen in het
arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LN: AZ9721), welke
overwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de hare maakt. Kort
samengevat is de kantonrechter van oordeel dat huurkoop op de voet van de
artikelen 7:47 en 7A: 1576 lid 5 BW betrekking kan hebben op vermogensrechten
(als de onderhavige). [X] heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen,
waarvan twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd.
Hierbij is het niet relevant of de termijnen aflossing en/of rente betreffen en
evenmin welke omvang ze hebben. Voorts is van belang dat Dexia zich heeft
verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende
voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Dexia heeft zich verder verbonden
de aandelen af te leveren. Zij heeft zich immers verbonden de aandelen
voorwaardelijk ten name van afnemer bij te schrijven in haar administratie
overeenkomstig artikel 17 Wet giraal effectenverkeer (Wge), en aan [X] kwamen,
telkens dadelijk nadat hij de overeenkomsten was aangegaan, alle (dividend)baten
en alle waardeveranderingen van de aandelen toe.
6.3. Nu de lease-overeenkomsten kwalificeren als
huurkoop, is de kantonrechter bevoegd.
Artikel 1:88 en 1:89 BW
6.4. [X-NNNNN] heeft een beroep gedaan op de in
artikel 1:89 BW bedoelde vernietigbaarheid. De verjaringstermijn voor dit beroep
is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaren. Ter terechtzitting heeft
[X-NNNNN] naar voren gebracht dat de (ternüjn)betalingen voor de
lease-overeenkomsten van de gezamenlijke (en/of-)bankrekening werden verricht en
dat zij hierdoor (telkens) bij de eerste betaling op de hoogte is geraakt van
het feit dat [X] lease-overeenkomsten met Dexia is aangegaan. Gelet op de in de
afzonderlijke lease-overeenkomsten genoemde data van eerste betaling was de
bevoegdheid tot vernietiging van [X-NNNNN] ten laatste op 1 april 2004 verjaard.
Het beroep van [X-NNNNN] op de artikelen 1:88 en 1:89 BW faalt
derhalve.
Strijd met de Wte 1995 en de WCK
6.5. [X c.s.] voeren aan dat er sprake is van
nietigheid wegens strijd met de Wte 1995 en de WCK. Indien de overeenkomsten op
een van deze gronden zouden worden vernietigd, ontstaan daaruit voor beide
partijen verplichtingen. Enerzijds zal Dexia de reeds geleverde prestaties
ongedaan dienen te maken (er is dan sprake van onverschuldigde betaling).
Anderzijds zal in dat geval, op grond van artikel 6:278 BW, de waardedaling van
de geleasede effecten voor rekening van [X] komen. Beide verplichtingen dienen
te worden beoordeeld en (zonodig) beperkt (eventueel tot nihil) met toepassing
van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW). Die
maatstaven van redelijkheid en billijkheid en de daarbij in aanmerking te nemen
feiten en omstandigheden van het individuele geval zijn dezelfde als welke
dienen te gelden zonder toepasselijkheid van de betreffende wet, waardoor het
eindresultaat in beide gevallen hetzelfde zal zijn. Voorts dient Dexia in de
onderhavige gevallen ook buiten hetgeen is bepaald in de Wte 1995 en de WCK
reeds aan een zorgplicht te voldoen waaraan hoge eisen worden gesteld. Niet valt
in te zien dat er een verschil bestaat tussen laatstbedoelde algemene
zorgplichten - waaraan hierna zal worden getoetst - en de zorgplichten die de
hier bedoelde wetten in het algemeen beogen te waarborgen.
6.6. De slotsom is dat het beroep op de Wte 1995
en de WCK niet tot een ander oordeel kan leiden omtrent de (door elk van
partijen te dragen) gevolgen van het aangaan van de betreffende
lease-overeenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Uit
het voorgaande volgt dat er voldoende gronden bestaan om de toepasselijkheid van
de Wte 1995 en de WCK in het midden te laten.
Misleidende reclame
6.7. [X c.s.] hebben hun stelling dat Dexia zich
bediend zou hebben van misleidende reclame onvoldoende feitelijk onderbouwd,
reden waarom hieraan voorbij wordt gegaan.
Misbruik van omstandigheden
6.8. De kantonrechter verwerpt het beroep van [X
c.s.] op misbruik van omstandigheden. Uit de stukken en het verhandelde ter
terechtzitting is gebleken dat de lease-overeenkomsten alle tot stand zijn
gekomen doordat [X] de aanvraagformulieren die zich in het aan hem gezonden
informatiemateriaal bevonden aan Dexia zond en dat verder met betrekking tot het
aangaan van de lease-overeenkomsten geen persoonlijk contact heeft
plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat Dexia, wetende of
moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden (zoals noodtoestand,
afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid)
bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het tot stand komen
daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest begrijpen haar
daarvan had behoren te weerhouden (art. 3:44 lid 4 BW).
Dwaling
6.9. Een persoon die overweegt een overeenkomst
aan te gaan, is tegenover de wederpartij gehouden om, binnen redelijke grenzen,
maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een
onjuiste voorstelling van zaken met die overeenkomst instemt. Uit die
verplichting volgt dat van een potentiële afnemer van een lease-overeenkomst mag
worden verwacht dat hij deze overeenkomst zorgvuldig leest alvorens ermee in te
stemmen en zich naar vermogen inspant om de reikwijdte van zijn daaruit volgende
verplichtingen en risico's te begrijpen. Als hij nalaat zich op de hier bedoelde
wijze te informeren en vervolgens onder invloed van een onjuiste voorstelling
van zaken een overeenkomst aangaat, komt die onjuiste voorstelling voor zijn
eigen risico. In dat geval kan zij krachtens art. 6:228 lid 2 BW niet tot
vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden.
6.10. Uit de inhoud van de lease-overeenkomsten en de
bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [X] kunnen en moeten
afleiden dat er sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de
financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting
tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten
geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale
lease-som is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek
mogen worden verwacht. Er dient in zijn algemeenheid van te worden uitgegaan dat
ieder die in effecten belegt, en ook [X], zich ervan bewust dient te zijn dat
koersen van effecten ook kunnen dalen.
6.11. Een en ander laat onverlet dat Dexia tekort kan
zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht als zij de daaruit
voortvloeiende waarschuwingsplicht heeft geschonden. Dat is een ander criterium
dan dat geldt ten aanzien van dwaling. Op die tekortkoming kan aansprakelijkheid
van Dexia berusten.
Aankoop effecten
6.12. [X c.s.] stellen dat Dexia de in de
lease-overeenkomst genoemde effecten niet daadwerkelijk heeft gekocht, althans
dat zulks niet is gebleken. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in zijn
zogenoemde WC AM-beschikking van 25 januari 2007
(LJN AZ7033) op basis van
een rapportage van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) geoordeeld dat er
onvoldoende reden is te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten
door Dexia. Door [X c.s.] is onvoldoende gesteld om daarover thans anders te
oordelen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
6.13. Er bestaat debat over de toepasselijkheid van de
NR zoals deze van kracht was ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomst(en). In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van
30 juni 2004, NJF 2004, 410 (LJN: AP4933), van de daaromtrent gedane uitspraken
van de Klachtencommissie van het DSI van 5 februari 2004, NJF 2004, 446 en het
arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN: AZ9722) is de
kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van het onderhavige
product gehouden was aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet
afdoet dat zij een kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood.
Voor zover Dexia heeft gesteld dat de NR onverbindend is treft dit geen doel,
omdat de NR haar wettelijke basis vindt in art. 11 van de Wte 1995 (HR 24
november 2006, NJ 2006, 644 (LJN: AY9222)). Voorts volgen de daarin neergelegde
regels ook uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari
1998, NJ 1999,285, JOR 1998, 116 (LJN: ZC2536), heeft beslist "dat de
maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt,
zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele
verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren
te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt."
Nakoming zorgplicht
6.14. De risico's van de lease-overeenkomsten zijn
aanzienlijk, met name in verband met de kosten die op de afnemer van het product
zijn gelegd. Daarom is een beduidende koersstijging van de geleasede effecten
vereist, bemeten over de volle looptijd van de overeenkomst, om een positief
rendement te behalen.
6.15. Dexia behoorde zich als professionele
dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersstijging
van de desbetreffende effecten ontoereikend zou zijn om [X] ten minste zijn
inleg terug te bezorgen en eventueel zijn (resterende) schuld uit hoofde van de
lease-overeenkomst (de restant hoofdsom) aan Dexia af te lossen. Dexia had zich
tenminste rekenschap behoren te geven van de vraag of haar potentiële
wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou
beschikken om aan de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen
voldoen. Tenslotte behoorde Dexia de (potentiële) afnemer op niet mis te
verstane wijze omtrent deze risico's te informeren en daarvoor te
waarschuwen.
6.16. Dat klemt temeer omdat Dexia het product voor een
breed publiek beschikbaar heeft gesteld. Dexia had er op bedacht dienen te zijn
dat tot haar wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende
inzicht in beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te
begeven. Dexia diende het door haarzelf verspreide voorlichtingsmateriaal -
brochures, formulieren voor het aanvragen c.q. aangaan van de overeenkomsten,
(concept)overeenkomsten en bijbehorende (algemene) voorwaarden - zodanig in te
richten dat degene die overwoog de onderhavige overeenkomst aan te gaan daarin
nadrukkelijk de hiervoor bedoelde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor
de betreffende ondeskundige afnemer duidelijk zijn.
In het bijzonder is ten
aanzien van een beleggingsproduct met een complexiteit die de risico's voor een
niet-deskundige consument verhult, een zo compleet mogelijke en niet voor
misverstand vatbare voorlichting dringend geboden. Die voorlichting diende in
elk geval te waarschuwen voor de niet te verwaarlozen kans dat, afhankelijk van
de ontwikkelingen op de effectenmarkten, de investering - het totaal van de
contractueel voorziene termijnbetalingen - verloren zou gaan en dat in een
voorkomend geval bovendien een schuld aan Dexia kon resteren.
6.17. Gesteld noch gebleken is dat Dexia [X] de hiervoor
bedoelde informatie en waarschuwing heeft gegeven en al evenmin dat Dexia anders
dan bij het BKR informatie over [X] heeft ingewonnen, zodat vaststaat dat Dexia
haar zorgplicht heeft geschonden.
Verdeling van het nadeel
6.18. Op 27 april 2007 heeft de rechtbank Amsterdam,
sector kanton, locatie Amsterdam in de zaak met LJN-nummer BA3914 uiteen gezet
hoe, in het algemeen, het nadeel verdeeld dient te worden dat een afnemer in
zaken als de onderhavige heeft gehad. In dit vonnis overwoog de rechtbank, dat
onderzocht moet worden of het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht met
zich brengt dat Dexia aansprakelijk is voor de daarvan door de afnemer
ondervonden negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Het in art.
6:98 BW vereiste causaal verband tussen die tekortkoming en dat nadeel laat zich
niet, althans bezwaarlijk, vaststellen omdat achteraf niet met zekerheid kan
worden vastgesteld of de lease-overeenkomsten tot stand zou zijn gekomen indien
Dexia wel aan haar zorgplicht had voldaan. Gelet op de aard van de geschonden
norm en de ernst van de schending zal derhalve moeten worden geschat wat de kans
is dat de onderhavige lease-overeenkomsten ook bij afdoende nakoming van de
zorgplicht door Dexia tot stand zou zijn gekomen en [X] die zich wel bewust was
van de risico's, de kwade kansen van een koersdaling dus wenste te accepteren in
het vertrouwen dat die daling zich niet zou voordoen. Indien die kans als zeer
groot moet worden aangemerkt, zal Dexia niet aansprakelijk zijn voor het door [X
c.s.] geleden nadeel. Indien die kans als zeer klein moet worden aangemerkt, zal
Dexia het door [X c.s.] geleden nadeel dienen te vergoeden. Ten aanzien van
tussen beide uitersten gelegen gevallen is het, mede gelet op de aan de art.
6:99, 6:101 en 6:248 BW ten grondslag liggende uitgangspunten, naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te
laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden
verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende,
mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot diens nadeel hebben
bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn
arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot
uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven
van redelijkheid en billijkheid.
6.19. Onder het in aanmerking te nemen nadeel zoals
hierboven bedoeld, wordt verstaan het totaalbedrag van alle volgens de
overeenkomsten verschuldigde maandelijkse termijnen gedurende de looptijd van de
onderscheidenlijke lease-overeenkomsten, althans tot het moment dat de
overeenkomsten met betrekking tot de renteverplichtingen boetevrij beëindigd
konden worden, te vermeerderen met het nog niet afgeloste deel van de hoofdsom
van de geldleningen en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten
en met de aan [X] uitgekeerde dividenden.
6.20. De onder 6.18 bedoelde schatting en de toerekening
van het nadeel aan ieder van partijen dienen plaats te vinden op basis van de
specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn met name van belang de
persoonlijke en financiële situatie van [X] en de kennis en ervaring die bij
[X], mede gelet op zijn opleidingsniveau, op beleggingsgebied verondersteld
mogen worden op het moment dat hij de leaseovereenkomst aanging. Ook andere
omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die
omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om
de overeenkomst aan te gaan. Een van die omstandigheden is dat een afnemer in
het algemeen ook een eigen verantwoordelijkheid draagt voor de gevolgen van zijn
keuze tot het aangaan van de lease-overeenkomsten.
6.21. De kantonrechter zoekt in de haar voorgelegde
effectenlease-geschillen bij de toerekening van het nadeel aansluiting bij het
hierna te bespreken categoraal model.
6.22. In het model zijn beleggingservaring,
opleidingsniveau, vermogen (eigen huis en de daarop drukkende hypotheekschuld
tellen hiervoor niet mee) en inkomen van de afnemer als indicatieve factoren
verwerkt. Het model werkt met bandbreedtes per categorie, die ingevuld kunnen
worden al naar gelang het model in meer of mindere mate van toepassing is op de
afnemer. Daarnaast laat het model ruimte voor afwijking naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid op grond van bijzondere omstandigheden in
individuele gevallen, zowel van financiële aard als van persoonlijke aard, of
bijvoorbeeld op grond van de wijze waarop de overeenkomst tot stand is
gekomen.
6.23. Het model kent vier categorieën, waarbij Dexia de
daarbij aangegeven percentages van het door de afnemer geleden nadeel dient te
dragen. Voor zover de afnemer door hem verschuldigde termijnen of een restant
hoofdsom nog niet heeft betaald, wordt hij gekweten voor die verplichtingen,
behoudens tot het aan hem toe te rekenen percentage van het nadeel. Hierbij
wordt opgemerkt dat de per categorie genoemde omstandigheden telkens cumulatief
gelden, tenzij anders aangegeven. Voorts wordt vermeld dat onder netto
gezinsinkomen mede wordt verstaan het inkomen van de echtgenoot dan wel de
partner met wie de huishouding duurzaam wordt gedeeld.
Categorie-indeling
6.24. De hierna genoemde gegevens hebben betrekking op
de situatie ten tijde van de totstandkoming van de
lease-overeenkomsten.
Categorie 1: 75% tot 85% van het nadeel
voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de
afnemer. Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden
voldoen:
geen enkele beleggingservaring
en geen of nagenoeg geen
vermogen
en netto gezinsinkomen minder dan € 15.000,00 per jaar (€ 1.250,00
per maand)
en laag opleidingsniveau en geen voor beleggen relevante
beroepservaring.
Categorie 2: 55% tot 65% van het nadeel
voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de
afnemer.
Dit is de categorie voor een ieder die niet onder één van de andere
categorieën valt.
Categorie 3: 30% tot 40% van het nadeel
voor rekening van Dexia, en het resterend
percentage voor rekening van de
afnemer.
Deze categorie geldt voor afnemers die aan de volgende voorwaarden
voldoen: geen
relevante beleggingservaring
en vermogen minimaal 1 x de
lease-som
en/of een jaarlijks netto gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00
als meer dan 2/3 deel
van de lease-som.
Categorie 4: 5% tot 15% van het nadeel
voor rekening van Dexia en het resterend
percentage voor rekening van de
afnemer. Deze categorie geldt voor afnemers die aan de
volgende voorwaarden
voldoen:
,
redelijke beleggingservaring (open norm)
en vermogen
minimaal 1x de lease-som
en/of een jaarlijks netto
gezinsinkomen zowel meer dan € 15.000,00 als meer dan 2/3 deel
van de
lease-som.
Vorderingen ter zake van de WinstVerDriedubbelaars en
Korting Kado
6.25. Ten aanzien van de lease-overeenkomsten 1 en 2
gaat de kantonrechter uit van de situatie die is ontstaan aan het einde van het
contract (na driejaren). Ter terechtzitting is gebleken dat de door Dexia
overgelegde eindafrekeningen juist zijn, reden waarom de kantonrechter bij de
berekening en verdeling van het nadeel uitgaat van de hierin vermelde gegevens.
Ten aanzien van lease-overeenkomst 3, 4 en 5 gaat de kantonrechter uit van de
situatie die zou zijn ontstaan bij beëindiging van de lease-overeenkomsten na
driejaren. De overeenkomsten konden op dat moment immers (boetevrij) worden
beëindigd. Ter terechtzitting is gebleken dat [X c.s.] destijds niet voornemens
waren de leaseovereenkomsten te verlengen c.q. voort te zetten, doch dat zij
daartoe slechts hebben besloten vanwege het gegeven dat zij niet in staat waren
de financiële verplichtingen die bij beëindiging van de lease-overeenkomsten
zouden ontstaan, te voldoen. Deze verplichte voortzetting c.q. verlenging van de
lease-overeenkomsten, in onderlinge samenhang bezien met de hiervoor genoemde
schending van de zorgplicht van Dexia, valt Dexia aldus aan te rekenen, dat zij
het nadeel van de betreffende lease-overeenkomsten dat na de eerste drie jaren
is ontstaan geheel voor haar rekening dient te nemen. Dexia heeft ter
terechtzitting naar voren gebracht dat het verlies na driejaren op
lease-overeenkomst 3 € 1.950,-, op lease-overeenkomst 4 € 7.524,- en op
lease-overeenkomst 5 € 2.764,06 bedroeg.
6.26. Voor zover de vorderingen van partijen betrekking
hebben op financieringskosten van de afnemer of administratie- of
beëindigingskosten van Dexia, brengen de maatstaven van redelijkheid en
billijkheid mee dat, gegeven het resultaat van de toepassing van de in
voorgaande overwegingen bedoelde uitgangspunten, die kosten voor rekening en
risico blijven van degene die de betreffende kosten heeft gemaakt,
respectievelijk van degene die deze kosten reeds draagt.
6.27. Uit hetgeen onder de feiten is opgenomen blijkt
dat het jaarlijks netto gezinsinkomen van [X c.s.] ten tijde van het aangaan van
de lease-overeenkomsten meer dan
€ 15.000,- bedroeg, dat het vermogen van
[X c.s.] minder dan de lease-sommen bedroeg en dat [X] ten tijde van de
totstandkoming van de lease-overeenkomsten geen relevante beleggingservaring
had. Dit leidt ertoe dat op [X] categorie 2 van het model van toepassing is.
Gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval, waaronder het ontbreken
van beleggingservaring bij [X], de financiële situatie van [X c.s.] ten tijde
van de totstandkoming van de lease-overeenkomsten en het doel van de
leaseovereenkomsten, is de kantonrechter van oordeel dat Dexia 65% van het
overige nadeel berekend over de looptijd van de lease-overeenkomsten zonder
verlenging, voor haar rekening dient te nemen.
6.28. Toepassing van de hiervoor vermelde feiten en
omstandigheden aan de zijde van [X c.s.], met inachtneming van de onder de
feiten vermelde uitgekeerde bedragen en door [X] reeds ontvangen dividenden, en
de hiervoor vermelde maatstaven leidt in het onderhavige geval tot het resultaat
dat Dexia aan [X] dient te betalen:
- uit hoofde van lease-overeenkomst
1 € 1.113,70
- uit hoofde van lease-overeenkomst 2
€ 1.136,93
- uit hoofde van lease-overeenkomst 3
€ 4.530,25
- uit hoofde van lease-overeenkomst 4
€ 8.090,05
- uit hoofde van lease-overeenkomst 5
€ 746,99
in
totaal
€ 15.617,92
6.29. De wettelijke rente over dit bedrag zal, als niet
weersproken, worden toegewezen vanaf 5 juli 2005.
6.30. Nu het nadeel van [X c.s.] dat voor rekening van
Dexia komt, is vastgesteld, wordt de door [X c.s.] gevorderde verwijzing naar de
schadestaatprocedure afgewezen.
Vordering ter zake van de registratie
BKR
6.31. Naar aanleiding van de vordering gericht op
ongedaanmaking van de (A-)notering van [X c.s.] bij het BKR, dan wel een
mededeling aan het BKR dat voor wat haar betreft deze notering niet behoeft te
worden gehandhaafd, overweegt de kantonrechter dat deze, nu uit het voorgaande
blijkt dat de overeenkomsten niet in stand blijven, toewijsbaar is, voor zover
hiermee bedoeld wordt dat Dexia BKR Tiel een bericht dient te zenden, inhoudende
dat de registratie van de lease-overeenkomsten en daarmee verband houdende
inschrijvingen van [X] dienen te worden gestaakt c.q. verwijderd.
De overige vorderingen
6.32. De vorderingen van [X c.s.] gericht op
verklaringen voor recht worden afgewezen, omdat zij daarbij, gelet op het
voorgaande, geen belang meer hebben.
6.33. Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen
van Dexia in reconventie worden afgewezen.
6.34. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen.
6.35. Gelet op de uitkomst van de procedure zal Dexia
worden veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van [X
c.s.]
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
I. veroordeelt Dexia tot betaling aan
[X] van € 15.617,92 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5
juli 2005 tot aan de voldoening;
II. veroordeelt Dexia aan de stichting
Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel schriftelijk te berichten dat de
registratie van de in dit vonnis bedoelde leaseovereenkomsten en daarmee verband
houdende inschrijvingen van [X] dienen te worden gestaakt c.q.
verwijderd;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding
gevallen aan de zijde van [X c.s.], tot op heden begroot op:
-griffierecht:
€ 196,00
-kosten
dagvaarding: €
84,87
-salaris
gemachtigde: €
600,00
Totaal:
€ 880,87
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief
BTW,
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar
bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders
gevorderde.
In reconventie
VI. wijst de vordering
af;
VII veroordeelt Dexia in de kosten van het geding gevallen
aan de zijde van [X c.s.], tot op heden begroot op € 150,-.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2007 in tegenwoordigheid
van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL