Hartelijk dank aan mr. Folkert van der Hoef die in samenwerking met Concept Vermogensadvies deze uitspraak ter beschikking stelde.
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton -
Locatie
Amsterdam
Kenmerk :
688700 CV EXPL
05-12079
Datum
: 14 februari 2007
034 Wes-CV-Ckad
Vonnis in de zaak
van:
[X]
te [woonplaats], gemeente
[gemeente]
nader te noemen [X]
eiser in conventie
gedaagde in
(voorwaardelijke) reconventie
gemachtigde mr. F. van der Hoef
tegen
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
te
Amsterdam
nader te noemen Dexia
gedaagde in conventie
eiseres in
(voorwaardelijke) reconventie
gemachtigde mr. G.P. Roth
De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt
uit:
- het vonnis van 13 april 2005, waarin de
rechtbank Amsterdam, sector civiel, de zaak verwijst naar de sector kanton van
de rechtbank Amsterdam, locatie Amsterdam, met de in dat vonnis genoemde
gedingstukken;
- de rolmededeling van 11 mei 2005;
- het instructievonnis
van 19 december 2005;
- de conclusie van repliek in conventie tevens
conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
- de conclusie van
dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke)
reconventie, tevens akte van wijziging van eis;
- de akte houdende uitlating
productie in conventie tevens conclusie van dupliek in (voorwaardelijke)
reconventie.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Dexia is de rechtsopvolgster van de Bank
Labouchere NV (hierna: Labouchere).
2.2 [X], van beroep monteur/loodgieter, verdiende in het
jaar 2000 ƒ 44.689,00 bruto. Spaar Select BV (hierna: Spaar Select) heeft [X]
geadviseerd de overwaarde van zijn woning te benutten om een storting op een
beleggingsrekening te kunnen doen. Op een 'Aanvraagformulier Depot
Aandelenlease', ingevuld en ondertekend door [X] op 19 mei 2000 en op 6 oktober
2000 door Spaar Select aan Bank Labouchère NV gefaxt, is bij 'Gewenste storting'
ingevuld een bedrag van ƒ 60.000,- (€ 27.226,81), te storten in het Global
Aandelenfonds. Voorts wordt vermeld: 'De maandelijkse storting vanuit het
Depot Aandelenlease wil ik graag plaats laten vinden in het: Capital
Effect.' Als 'Gewenst maandbedrag' is ingevuld: ƒ 1.000,- en ƒ 200,-. Met
betrekking tot de storting vermeldt het aanvraagformulier: 'Deze storting
moet gelijk zijn aan 75% van de totaal te betalen termijnen tot en met de
termijn waarna u kosteloos kunt stoppen'. Voorts vermeldt de clausule
onderaan het formulier: '(...) indien met deze aanvraag (inclusief reeds
lopende effectenleaseproducten) de totale hoofdsom groter is dan f 100.000 dient
u uw inkomensgegevens via het acceptatieformulier te overleggen aan Bank
Labouchère. (,..)'.
2.3 De aanvraag voor het depot aandelenlease (de
beleggingsrekening) is door Bank Labouchère NV bij brief aan [X] bevestigd,
waarbij het volgende wordt meegedeeld:
'(...)
U heeft op het
aanvraagformulier aangegeven een storting van (...) te willen doen.
Vriendelijk
verzoeken wij u dit bedrag (....) over te maken naar Bank
Labouchère.
(...)
Na ontvangst van uw betaling koopt Bank Labouchère de
door u gekozen fondsen aan. Zodra de door u ondertekende leaseovereenkomst en uw
betaling door de bank zijn ontvangen, vindt betaling van de maandtermijnen
plaats via uw beleggingsrekening. Mocht uitsluitend uw leaseovereenkomst door
ons ontvangen zijn, dan vindt het incasso plaats ten laste van uw bank- of
girorekening totdat uw storting door ons ontvangen is (...)'.
2.4 Op 17 oktober 2000 heeft [X] twee
effectenlease-overeenkomsten met Bank Labouchère NV gesloten. Deze
overeenkomsten, genaamd "Capital Effect Maandbetaling" (hierna: de
overeenkomsten) en genummerd [nummer] en [nummer] hebben een looptijd van 240
maanden. Na 60 maanden kunnen de overeenkomsten dagelijks met onmiddellijke
ingang en zonder annuleringskosten worden beëindigd onder betaling of
verrekening van de restanthoofdsom. De overeengekomen
2.5 [X] heeft op 20 oktober 2000 een bedrag
van € 27.226,81 gestort in het Labouchere Global Aandelenfonds. Daartoe is bij
Dexia een beleggingsrekening geopend, waarop [X] voornoemd bedrag heeft gestort.
Omstreeks de 25ste van iedere maand werd een gedeelte van deze
aandelenportefeuille geliquideerd om de maandelijkse termijnen te voldoen. [X]
heeft de storting in het Labouchere Global Aandelenfonds gefinancierd door het
afsluiten van een tweede hypothecaire geld lening bij de Postbank N .V. , ten
bedrage van € 33.125, 96. De maandelijkse te betalen hypotheekrente bedraagt €
157,35.
2.6 Sinds december 2002 is het saldo op de
beleggingsrekening niet meer toereikend om de maandtermijnen te
voldoen.
2.7 Dexia heeft de incasso van de na het
leegraken van het depot verschuldigde maandtermijnen opgeschort. [X] heeft geen
gebruik gemaakt van de door Dexia aangeboden betalingsregeling met betrekking
tot de maandelijkse termijnen. [X] heeft, behoudens de termijnen april, mei en
juni 2004, de maandtermijnen niet voldaan. Op 8 februari 2006 heeft Dexia de
overeenkomsten beëindigd.
3. Het
geschil
in conventie
3.1. [X] vordert in conventie - na wijziging van
eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te vernietigen de
effectenlease-overeenkomsten tussen partijen afgesloten op 17 oktober 2000 onder
de naam "Capital Effect Maandbetaling"en wel onder effectenlease-overeenkomst
nummer 21692892 en 21692893;
II. Dexia te veroordelen tot betaling van €
27.226,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20
oktober 2000 tot aan de dag der algehele voldoening en wel uit hoofde van
onverschuldigde betaling dan wel ten titel van schadevergoeding welke schade [X]
heeft geleden ten gevolge van toerekenbaar tekortschieten dan wel onrechtmatig
handelen van Dexia;
III. Dexia te veroordelen om binnen één week na
betekening van het ten dezen te wijzen vonnis zorg te dragen voor doorhaling van
de registratie ten name van [X] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel, één
en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag
waarmee Dexia hiermee in gebreke blijft, waarbij het totaal aan verbeurde
dwangsommen zal worden vastgesteld op € 50.000,00;
IV. Dexia te veroordelen in de kosten
van deze procedure.
3.2. Dexia voert verweer.
in onvoorwaardelijke reconventie
3.3. Dexia vordert -na wijziging van eis
-dat de kantonrechter bij vonnis:
1 [X] zal veroordelen tot
betaling van een bedrag van € 22.142,33 onder de overeenkomst Capital Effect
maandbetaling met nummer 21692892, te vermeerderen met de contractuele rente van
0,96 %, althans de wettelijke rente, vanaf 8 februari 2006 tot aan de dag der
algehele voldoening;
2 [X] zal veroordelen tot
betaling van een bedrag van € 3.897, 11 onder de overeenkomst Capital Effect
maandbetaling met nummer 21692893, te vermeerderen met de contractuele rente van
0,96 %, althans de wettelijke rente, vanaf 8 februari 2006 tot aan de dag der
algehele voldoening;
in voorwaardelijke reconventie
onder de
voorwaarde dat enig deel van de in conventie ingestelde op vernietiging van de
Overeenkomsten gebaseerde vorderingen wordt toegewezen:
3. [X] te veroordelen tot
restitutie van de door hem ontvangen dividenden onder de Overeenkomsten, zijnde
een totaalbedrag van € 3.188,52;
4. [X] te veroordelen tot
betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de
onder de Overeenkomsten geleaste effecten en de waarde daarvan op de datum van
vernietiging van de Overeenkomsten;
5. voor recht te verklaren dat
de hiervoor genoemde voorwaardelijke vorderingen van Dexia verrekenbaar zijn met
enige schuld van Dexia uit hoofde van een in conventie uitgesproken
veroordeling;
in zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke
reconventie: [X] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4. [X] voert verweer tegen de vordering
in (voorwaardelijke) reconventie.
4. De beoordeling in
conventie en in (on)voorwaardelijke reconventie
in conventie
4.1 [X] legt aan zijn vordering de
volgende stellingen ten grondslag. [X] heeft gedwaald bij het aangaan van
effectenlease-constructie. Hij is de overeenkomsten met Dexia aangegaan, terwijl
een juiste voorstelling van zaken heeft ontbroken. Dexia heeft hem niet
voldoende ingelicht ten aanzien van de risico's van de onderhavige constructie.
Als gevolg van deze dwaling dienen de overeenkomsten te worden
vernietigd.
4.2 Voorts stelt [X] dat Dexia niet
heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de bepalingen van de Nadere
Regeling gedragstoezicht effectenverkeer
4.3 Dexia betwist de vordering en
stelt daartoe allereerst dat zij niet aansprakelijk is voor onjuiste advisering
door Spaar Select, nu een effecteninstelling in zijn algemeenheid niet
aansprakelijk is voor de gedragingen van een tussenpersoon jegens een cliënt.
Voorts voert Dexia aan dat de tekst van de effectenlease-overeenkomst voldoende
duidelijk is. Als [X] al niet zou weten wat de overeenkomsten inhielden dient
dat voor zijn eigen rekening te komen, nu hij kennelijk heeft nagelaten kennis
te nemen van de geleverde schriftelijke informatie. Zo er al onduidelijkheid zou
hebben bestaan, had het op zijn weg gelegen daaromtrent navraag te
doen.
4.4 Daarnaast voert Dexia aan dat de
zorgvuldigheidseisen die gelden bij het aanbieden of verrichten van
effectendienstverlening niet van toepassing zijn op de onderhavige producten.
Een effecteninstelling is niet verplicht tot het inwinnen van informatie,
wanneer de door die effecteninstelling aangeboden effectendiensten geen nadere
invulling behoeven. De uitvoering van de opdracht van [X] aan Dexia behoefde
geen nadere invulling. Het bevoogden van beleggers is bovendien in strijd met
het Nederlandse recht. De Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 2002 was ten
tijde van het aangaan van de overeenkomsten nog niet van kracht, en de Nadere
Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (hierna: NR) is slechts van toepassing op
effectendiensten, en niet op kredietverlening. Mocht de NR al van toepassing
zijn op effectenlease, dan geldt dat de zorgverplichting op grond van die
regeling niet op Dexia rust, maar op Spaar Select.
4.5 Indien Dexia haar zorgplicht zou
hebben geschonden, dan geldt volgens Dexia dat de schade mede het gevolg is van
de omstandigheid dat [X] heeft nagelaten de overeenkomsten zorgvuldig te
bestuderen. Op grond van artikel 6:101 BW dient het schadebedrag gematigd
worden.
Aansprakelijkheid voor
tussenpersonen
4.6 Met betrekking tot de
beantwoording van de vraag of Dexia aansprakelijk is voor gedragingen van Spaar
Select, zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij het bepaalde in art. 6:76
BW. Wanneer een effecteninstelling zich bij het aangaan van overeenkomsten van
de bemiddeling van een tussenpersoon bedient, komen de gevolgen van gedragingen
van deze tussenpersoon, tekortkomingen daaronder begrepen, op gelijke wijze voor
rekening van de opdrachtgever als de gevolgen van zijn eigen gedragingen en
tekortkomingen. Hierbij is niet van belang of de tussenpersoon al dan niet kan
worden beschouwd als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Het gaat erom dat
de bemiddeling geschiedt ten voordele van de opdrachtgever; nadelige gevolgen
van gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op
de wederpartij, maar dienen voor risico te komen van de opdrachtgever. Dexia is
derhalve aansprakelijk voor het handelen en nalaten van Spaar Select bij de
totstandkoming van het onderhavige samenstel van overeenkomsten.
Toepasselijkheid NRI zorgplicht
4.7 Het standpunt van Dexia dat het
inwinnen van informatie omtrent de financiële positie van mogelijke cliënten bij
producten als de onderhavige niet aan de orde is, deelt de kantonrechter niet.
Artikel 28 NR beoogt potentiële beleggers te beschermen tegen beleggingsrisico's
welke zij zelf niet goed kunnen inschatten. Als effecteninstelling was Dexia bij
het aanbieden van dergelijke overeenkomsten gehouden aan de in de NR
gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een kant en klaar
effectenproduct aan een breed publiek aanbood. Die zorgplicht is overigens reeds
door de Hoge Raad in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998,
116, aangenomen. In dit arrest is bepaald "dat de maatschappelijke functie van
de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit
hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van
derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."
4.8 Uit de bepalingen van de NR volgt
dat een effecteninstelling in het algemeen de belangen van haar cliënt in het
oog dient te houden. Niet valt in te zien waarom dit bij het aanbieden van het
onderhavige product anders zou zijn.
4.9 Dexia had zich op de voet van
artikel 28 NR tenminste rekenschap behoren te geven van de vraag of haar
potentiële wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende
bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit het contract voortvloeiende
verplichtingen te voldoen. Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar
wederpartijen personen zouden behoren die niet over voldoende inzicht in
beleggen beschikken om zich zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds
gelet op die omstandigheid mocht van Dexia worden verwacht dat potentiële
afnemers van het effectenleaseproduct indringend werden gewezen op de daaraan
verbonden risico's.
4.10 Dexia was weliswaar op de hoogte van
het inkomen van [X] - ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten ƒ
44.589,00 (€20.233,61) bruto perjaar-maar heeft daar kennelijk niet uit afgeleid
dat de beleggingsconstructie [X] diende te worden ontraden. Voorts is niet
gebleken dat Dexia zich op de hoogte heeft gesteld van de overige financiële
omstandigheden van [X] (vaste lasten en andere financiële verplichtingen), of
dat zij heeft geïnformeerd naar diens beleggingservaringen doelstelling.
Door dit na te laten heeft Dexia in strijd gehandeld met artikel 28
NR.
Dwaling/ informatieplicht en
onderzoeksplicht
4.11 Van dwaling in de zin van artikel
6:228 lid 1 is sprake, 'indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de
wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze
inlichting zou worden gesloten' en 'indien de wederpartij in verband met hetgeen
zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te
lichten'. In de onderhavige zaak gaat het er dus om of Dexia in verband met
hetgeen zij omtrent de dwaling van [X] wist of behoorde te weten, hem had
behoren in te lichten en dat nagelaten heeft.[X] dient aannemelijk te maken dat
hij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomsten niet, althans niet
onder dezelfde voorwaarden, zou hebben afgesloten.
4.12 Bij de beantwoording van de vraag of
in dit geval sprake is van dwaling is enerzijds bepalend welke inlichtingen
Dexia in de fase vóór het sluiten van de overeenkomsten aan [X] had moeten geven
en anderzijds welke informatie [X] in die fase zelf bij Dexia had moeten
inwinnen. Voor wat partijen dienaangaande over en weer van elkaar mochten
verwachten, is van doorslaggevend belang wie partijen zijn en welke
hoedanigheden aan hen toegekend moeten worden.
4.13 Aan Dexia kunnen, in haar hoedanigheid
van effectenbemiddelaar in de zin van
artikel 1b van de Wte, hoge eisen
worden gesteld ten aanzien van de hiervoor genoemde informatieplicht. Dit geldt
te meer als in acht wordt genomen dat [X] - hetgeen als onbetwist vast staat -
op het moment van aangaan van de effectenlease-constructie geen enkele
beleggingservaring had. Van [X] anderzijds mocht, als niet ter zake deskundige,
in ieder geval worden verwacht dat hij het verstrekte informatiemateriaal met de
nodige nauwlettendheid zou bestuderen.
4.14 Bij de beoordeling van de vraag of
Dexia heeft voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting dient tevens
te worden betrokken de complexiteit van het onderhavige samenstel van
overeenkomsten. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat het depot en de
effectenlease-overeenkomsten één samenhangende constructie vormen. Deze
constructie brengt naar haar aard bijzondere risico's met zich mee. Van Dexia
mocht worden verwacht dat zij haar (toekomstige) cliënt expliciet op deze
specifieke risico's zou wijzen.
4.15 Dexia stelt [X] voldoende te hebben
geïnformeerd omtrent de aard en strekking van de effectenlease-constructie. Zij
wijst daarbij op de tekst van de overeenkomsten alsook op de volgens haar aan
[X] verstrekte brochure betreffende de overeenkomsten. Of [X] deze brochure
heeft ontvangen -hetgeen ten stelligste door hem wordt ontkend - kan verder in
het midden worden gelaten, nu hier slechts aan de orde is of de in de brochure
vermelde gegevens van dien aard waren dat Dexia, in het kader van de naleving
van de jegens (toekomstige) cliënten in acht te nemen zorgplicht, ermee kon
volstaan te verwijzen naar die brochures en de inhoud van de te sluiten
overeenkomst. Het gaat er derhalve om of in dit informatiemateriaal voldoende en
op niet mis te verstane wijze wordt gewaarschuwd voor de aan de onderhavige
constructie verbonden risico's.
4.16 Tegen de achtergrond van het
voorgaande overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de tekst van de
effectenlease-overeenkomsten kan worden opgemaakt dat sprake was van het
'leasen' van aandelen. De in de overeenkomsten en de brochure gebruikte
terminologie (lessee, least) is weliswaar versluierend, maar een oplettende
niet-deskundige moet in staat kunnen zijn te begrijpen dat sprake is van
beleggen met geleend geld. Omtrent het gegeven dat het in de onderhavige
overeenkomsten ging om beleggen met geleend geld heeft Dexia in beginsel
voldoende informatie verstrekt.
4.17 In de volgens Dexia bij het product
behorende brochure 'Capital Effect' wordt met betrekking tot de risico's van
koersfluctuaties slechts in summiere bewoordingen gewezen op het risico dat de
waarde van het aandelenpakket aan het einde van de looptijd Jager is dan het
ingelegde bedrag. In de brochure wordt vooral de nadruk gelegd op een
aanhoudende koersstijging van de aandelen. Zo wordt een rekenvoorbeeld gegeven
van de mogelijke rendementen na 7,5 en 20 jaar. In een tabel worden de
rendementvariaties weergegeven, waarbij wordt uitgegaan van een koersstijging
van O % tot 20 % per jaar, met een gemiddelde koersstijging van 10 %. De
mogelijkheid van een koersdaling wordt in het geheel niet genoemd.
4.18 Voorts is gesteld noch gebleken dat
[X] op enigerlei wijze is gewaarschuwd voor de specifieke risico's die kleven
aan een depotconstructie als de onderhavige. In de brochure noch in enig ander
geschrift wordt er in voldoende duidelijke mate op gewezen dat afnemers het
risico liepen om het in het depot gestorte bedrag geheel te verliezen, met als
gevolg dat zij geconfronteerd zouden worden met maandelijkse
betalingsverplichtingen waarmee vooraf geen rekening behoefde te worden
gehouden. Het betoog van Dexia dat de overeenkomsten los zouden staan van de
beleggingsrekening is feitelijk onjuist. Uit de tekst van het in 2.2 genoemde
Aanvraagformulier Depot Aandelenlease en de bewoordingen in de brief van
Labouchère (r.o. 2.3) blijkt immers dat de effectenlease-overeenkomsten en de
beleggingsrekening onderdeel uitmaakten van één beleggingsconstructie, nu de
betaling van de maandelijkse termijnen plaatsvond via de
beleggingsrekening.
4.19 Dexia heeft nog betoogd dat het bij de
betreffende overeenkomsten gaat om een aflossingsproduct met een looptijd van 20
jaar, zodat er geen kans is op een restschuld. De kantonrechter deelt dit
standpunt niet. Allereerst geldt dat de overeenkomst, als gevolg van de bepaling
dat deze na vijfjaar (en na die datum dagelijks) kan worden opgezegd, is aan te
merken als een overeenkomst voor de duur van vijfjaar met de mogelijkheid van
verlenging tot 20 jaar. Daarnaast wist Dexia, althans zou zij moeten weten dat
[X] na het leeg raken van het depot financieel niet in staat zou zijn tot het
einde van de reguliere looptijd (20 jaar) de maandelijkse termijnen te voldoen,
zodat de overeenkomsten hoe dan ook voor het verstrijken van die looptijd zouden
worden beëindigd.
4.20 Uit het hiervoor overwogene
concludeert de kantonrechter dat Dexia niet heeft voldaan aan haar verplichting
om [X] voldoende en op niet mis te verstane wijze te informeren over de
bijzondere risico's die verbonden zijn aan de onderhavige
effectenlease-constructie. De in de informatiebrochure onder het kopje "Let op"
gegeven algemene waarschuwing voor de financiële risico's die beleggen met zich
meebrengen (waarbij er overigens slechts op wordt gewezen dat de kans bestaat op
een lager dan gemiddeld rendement) voldoet daartoe niet. Daarbij komt dat, gelet
op de ingewikkeldheid van het product, van een gemiddelde onervaren belegger als
[X] niet kan worden verwacht dat hij - zelfs bij zorgvuldige bestudering van het
documentatiemateriaal - dergelijke risico's goed in zou kunnen schatten. Dexia
was gehouden deze reële risico's expliciet te vermelden, hetgeen zij echter
heeft nagelaten.
4.21 Voldoende aannemelijk is dat [X] bij
een juiste voorstelling van zaken de overeenkomsten niet, althans niet op
dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan. Dit ontbreken van een juiste
voorstelling van zaken is een gevolg van het tekortschieten van Dexia in de
nakoming van haar informatieverplichting.
4.22 Uit het voorgaande volgt dat [X] bij
de totstandkoming van de overeenkomsten heeft gedwaald en dat de
effectenlease-overeenkomsten op die grond zullen worden vernietigd. De vordering
in conventie zal op dit punt worden toegewezen.
Onverschuldigde betaling (artikel 6:203
BW)
4.23 De vernietiging van de
effectenlease-overeenkomsten brengt in beginsel met zich mee dat de door
partijen geleverde prestaties ongedaan worden gemaakt. Het uitgangspunt hierbij
is dat beide partijen (financieel) hersteld dienen te worden in de situatie
waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van het samenstel van
overeenkomsten. Dit houdt in dat Dexia het door [X] in het depot gestorte bedrag
als onverschuldigd aan hem terug dient te betalen, minus de ontvangen
dividenden.
4.24 Het beroep van Dexia op artikel 3:53
lid 2 BW en artikel 6:210 lid 2 BW, noch het beroep op artikel 6:206 BW juncto
artikel 3:120 BW geeft de kantonrechter aanleiding aan de vernietiging haar
werking (deels) te ontnemen, nu de gevolgen wel degelijk ongedaan kunnen worden
gemaakt, ledere partij kan immers terugontvangen hetgeen zij de ander ter
beschikking heeft gesteld: Dexia de aandelen, [X] het geld. Dat daarbij enig
"genot" van die aandelen verrekend dient te worden is niet juist. Het tijdelijk
bezitten van een potentiële bron van waardestijging leidt immers niet uit dien
hoofde tot op geld waardeerbaar genot. Met de aandelen krijgt Dexia voorts de
economische waarde daarvan retour zodat voor verrekening van die waarde tot het
moment van ontbinden al evenmin plaats is.
4.25 Als onbetwist staat vast dat [X] ter
voldoening van de maandelijkse termijnen van de effectenlease-overeenkomsten een
bedrag van € 27.226,81 in het depot heeft gestort. [X] heeft erkend van Dexia
een bedrag van € 3.188,22 aan dividenden te hebben ontvangen.
4.26 Het vorenstaande leidt ertoe dat Dexia
een bedrag van € 24.038,59 (€ 27.226,81 minus € 3.188,22) aan [X] dient te
betalen.
4.27 De wettelijke rente zal worden
toegewezen vanaf de datum van storting in het depot, zijnde 20 oktober
2000
BKR - registratie
4.28 Uit het voorgaande blijkt dat er geen
sprake is geweest van een betalingsachterstand van [X] jegens Dexia. Dit brengt
mee dat Dexia die vermeende betalingsachterstand ten onrechte heeft gemeld bij
het BKR en dat zij gehouden is ervoor zorg te dragen dat die BKR-melding
ongedaan wordt gemaakt. De hiertoe strekkende vordering van [X] is derhalve
toewijsbaar. De kantonrechter zal echter de termijn waarbinnen die BKR-melding
ongedaan gemaakt moet worden stellen op twee weken na de betekening van dit
vonnis en voorts de dwangsom stellen op € 250,- per dag en maximeren op een
bedrag van ten hoogste € 10.000,-.
in onvoorwaardelijke
reconventie
4.29 Nu de effectenlease-overeenkomsten
waarvan Dexia nakoming vordert vernietigd zijn, zal de onvoorwaardelijk
ingestelde reconventionele vordering van Dexia
worden
afgewezen.
in voorwaardelijke
reconventie
Betaalde dividenden
4.30 Zoals in rechtsoverweging 4.25 en 4.26
is beslist, zullen in het kader van de ongedaanmaking op grond van de
vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten de door Dexia aan [X]
uitbetaalde dividenden in conventie worden verrekend met hetgeen Dexia aan [X]
dient terug te betalen.
toepasselijkheid artikel 6:278
BW
4.31 Dexia vordert op grond van artikel
6:278 BW het verschil in de waarde van de geleaste effecten op de datum van
aankoop van de effecten en de datum van de vernietiging van de
effectenlease-overeenkomsten.
4.32 De kantonrechter is van oordeel dat
artikel 6:278 BW in het onderhavige geval niet van toepassing is. Hiervoor is
immers vastgesteld dat [X] terecht een beroep op dwaling heeft gedaan, nu hij de
effectenlease-overeenkomsten niet zou zijn aangegaan als hij volledig zou zijn
geïnformeerd omtrent de werking van de constructie en in staat zou zijn de
risico's die de hefboomwerking van deze constructie met zich meebrengt goed in
te schatten. Het betoog van Dexia dat [X] simpelweg de ontwikkeling van de
beurskoersen af hoefde te wachten bij de afweging al dan niet een beroep op
dwaling te zullen doen, zodat hij risicoloos zou kunnen speculeren op kosten van
Dexia, gaat in een situatie als deze derhalve niet op. Het gaat er in de
onderhavige zaak nu juist om dat [X] er zich niet van bewust was dat hij
aanzienlijke financiële risico's liep. Van bewust speculeren is derhalve in het
geheel geen sprake. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW gaat daarom niet op
De voorwaardelijke vordering in reconventie faalt
proceskosten
4.33 Dexia zal als de in het ongelijk
gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter begroot
de proceskosten aan de zijde van [X] op:
in conventie:
-
dagvaarding
€ 83,78
- vast
recht
600,00
- salaris gemachtigde 820,00 (2 x
€
410)
€ 1.503,78
in reconventie:
- salaris
gemachtigde €
410,00
6. De
beslissing
De kantonrechter
in conventie:
I. vernietigt de
effectenlease-overeenkomsten tussen partijen afgesloten op 17 oktober 2000 onder
de naam 'Capital Effect Maanbetaling' onder effectenlease-overeenkomstnummer
[nummer] en [nummer];
II. veroordeelt Dexia aan [X] te
betalen een bedrag van € 24.038,59 (€ 27.226,81 minus € 3.188,22), te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 oktober 2000 tot de dag
der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia om binnen twee weken
na de betekening van dit vonnis zorg te dragen voor doorhaling van de
registratie ten name van [X] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel, een en
ander onder verbeurte van een dwangsom van
€ 250,- per dag voor iedere dag
waarmee Dexia hiermee in gebreke mocht blijven, waarbij het totaal aan verbeurde
dwangsommen zal worden vastgesteld op €10.000,00;
IV. veroordeelt Dexia in de
proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op
€1.503,78;
V. verklaart dit vonnis
uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft hetgeen in II, III en IV is
beslist;
VI. wijst het meer of anders
gevorderde af;
in reconventie
VII. wijst de vorderingen af;
VIII. veroordeelt Dexia in de proceskosten, aan
de zijde van [X] tot op heden begroot op € 410,-.
Dit vonnis is gewezen door
kantonrechter mr. J.W. Westenberg en, in tegenwoordigheid van de griffier,
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari
2007.