Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
zaak- en rolnummer: 974286 DX EXPL 08-2431
vonnis van: 14 april 2010
f.no.: 640
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
1.     [X],
2.     [Y],
beide wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
nader te noemen: [X] en [Y],
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
 
tegen
 
1.     de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: voorheen mr. G.P. Roth, thans Swier & Van der Weijden
Gerechtsdeurwaarders,
 
2.     de vennootschap naar Iers recht
VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Dublin, Ierland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen Varde,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders,
 
1.     De procedure
 
1.1.   Het verloop van de procedure blijkt uit:
-     de dagvaarding van 27 juni 2008, met producties.
 
Bij rolmededeling van 26 november 2008 is de zaak nader aangehouden tot 3 december 2009 in afwachting van drie arresten van de Hoge Raad, waar in de daar voorliggende zaken zou worden beslist op een aantal punten die partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Vervolgens hebben [X] en [Y] bij akte van 14 januari 2009 aangegeven te willen voortprocederen. Dexia en Varde hebben zich ten aanzien van het verzoek van [X] en [Y] gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Bij rolmededeling van 11 februari 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 25 februari 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Dexia en Varde.
 
Vervolgens zijn ingediend:
 
-     de conclusie van antwoord in conventie van Dexia, met producties;
-     de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van Varde, met producties;
-     het tussenvonnis van 15 april 2009 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
-     het proces-verbaal van comparitie tevens getuigenverhoor van 24 augustus 2009, met de daarin genoemde stukken;
-     de akte uitlaten voortzetten enquête van [X] en [Y];
-     de akte uitlaten voortzetten contra-enquête van Dexia;
-     het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 26 oktober 2009;
-     de conclusie na enquête van [X] en [Y];
-     de conclusie na enquête van Varde;
-     de conclusie na enquête van Dexia, met twee producties;
-     de akte uitlating producties van [X] en [Y].
 
1.2.   Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
2.     De feiten
 
in conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
2.1.   Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
 
2.2.   [Y] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
 
 
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel dan wel het contractnummer en gezamenlijk als 'de leaseovereenkomsten'.
 
2.3.   Ten aanzien van overeenkomst 1 heeft [Y] in totaal een bedrag van
€ 7.582,81 aan Dexia betaald en heeft hij een bedrag van € 1.197,34 van Dexia ontvangen. Ten aanzien van overeenkomst 2 heeft [Y] in totaal een bedrag van € 6.823,80 aan Dexia betaald en heeft hij een bedrag van € 1.371,75 van Dexia ontvangen.Ten aanzien van overeenkomst 3 heeft [Y] in totaal een bedrag van € 7.167,42 aan Dexia betaald en heeft hij een bedrag van € 1.268,50 van Dexia ontvangen. Ten aanzien van overeenkomst 4 heeft [Y] in totaal een bedrag van € 8.442,20 aan Dexia betaald en heeft hij een bedrag van € 1.538,58 van Dexia ontvangen.
 
2.4.   Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
 
Nr. Datum eindafrekening Resultaat
1 23-09-2005                - €4.186,36
2 08-11-2005                - € 6.562,26
3 20-01-2006                - €1.953,93
4 08-11-2005                - €10.786,25
 
2.5.   [X] heeft [Y], met wie hij ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten was gehuwd, geen (schriftelijke) toesteniming verleend voor het aangaan van de overeenkomsten 2 tot en met 4 alsmede voor de verlenging van overeenkomst 1 .
 
2.6.   Het Dexia Aanbod luidt - voor zover van belang - als volgt:
 
"Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verndmde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5            Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
 
Artikel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
 
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
 
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem ofte zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
 
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
 
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]"
 
2.7.   [X] heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
 
2.8.   Bij brief van 18 april 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [X], naar de kantonrechter begrijpt, met een beroep op artikel 1:89 BW de lease-overeenkomsten vernietigd.
 
2.9.   Dexia heeft haar vordering op [Y] uit hoofde van de lease-overeenkomsten gecedeerd aan Varde.
 
3.     Conventie
 
3.1.   [X] vordert dat bij vonnis, na vermindering van eis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-        te verklaren voor recht dat de overeenkomsten door de vernietigingsbrief
buitengerechtelijk zijn vernietigd;
-        Dexia te veroordelen tot een bedrag van € 33.544,08 verminderd met hetgeen [Y] uit hoofde van (de oorspronkelijke) overeenkomst 1 aan Dexia heeft betaald, althans een zodanig bedrag als toewijsbaar wordt geoordeeld, gegrond op onverschuldigde betaling wegens vernietiging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2005 althans per de eerst mogelijke datum;
-        te verklaren voor recht dat de door Varde gepretendeerde vordering teniet is gegaan als gevolg van verrekening althans om te verklaren voor recht dat Varde op grond van het derde lid van artikel 3:51 lid 3BW niets van [Y] heeft te vorderen omdat de overeenkomsten zijn vernietigd;
-        Dexia en Varde hoofdelijk, althans afzonderlijk, op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 367,50;
-        Dexia en Varde gezamenlijk, althans afzonderlijk, te gebieden de registratie van [Y] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan te maken;
-        Dexia en Varde te veroordelen in de kosten van het geding.
 
3.2.   [X] en [Y] stellen, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW. Ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW behoefden de overeenkomsten de toestemming van [X]. Omdat [X] deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. Nu [X] de overeenkomsten heeft vernietigd, is de vordering van Varde op grond.
 
4.     Standpunten Dexia en Varde
 
4.1.   Dexia betwist de vorderingen van [X]. Daartoe voert zij, voor zover voor de beoordeling van belang, aan dat de vordering van [Y] dient te worden afgewezen omdat hij het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Verder stelt zij zich op het standpunt dat de lease-overeenkomsten 1 en 3 niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering. Artikel 1:88 BW is dientengevolge niet van toepassing zodat van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake is. Nog afgezien daarvan is de vordering tot vernietiging van de lease-overeenkomsten verjaard. Varde heeft de stellingen van Dexia tot de hare gemaakt.
 
5.     Reconventie
 
5.1.   In reconventie vordert Varde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Y] te veroordelen tot betaling van:
-     een hoofdsom van € 18.732,95;
-     de rente tot 10 januari 2008 ad € 1.468,88;
-     buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.809,93;
-     de wettelijke rente berekend over de hoofdsom vanaf 10 januari 2008;
-     de kosten van deze procedure en nakosten.
 
5.2.   Daaraan legt Varde - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag. Door de ondertekening van het Dexia Aanbod door [Y] is een vaststellingsovereenkomst tussen [Y] en Dexia tot stand gekomen, waaraan [Y] is gebonden. [Y] is op grond het Dexia Aanbod het bedrag van de bovengenoemde hoofdsom verschuldigd. Dexia heeft haar vordering gecedeerd aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft [Y] niet betaald, waardoor [Y] eveneens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en de rente. [Y] kan zich niet tegen deze vordering verweren met een beroep op artikel 3:51 lid 3 BW. Dit artikel vindt slechts toepassing indien [Y] zelf een beroep zou kunnen doen op vernietigbaarheid van de overeenkomsten. Nu een beroep op artikel 1:89 BW slechts aan de niet handelende echtgenoot toekomt, gaat het verweer van [Y] niet op.
 
5.3.   [X] en [Y] voeren gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
 
6.     Beoordeling
 
in conventie
 
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
 
6.1.   Dexia heeft aangevoerd dat ten aanzien van overeenkomst 1 en 3 geen sprake is van aflevering en derhalve niet van huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [Y] het volledige risico van de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter is dit in casu het geval.
 
6.2.   Dat [Y], zoals Dexia heeft aangevoerd, naast de maandelijkse termijnen een premie verschuldigd is en de dividenden in mindering worden gebracht op deze premie, maakt dit niet anders. Immers, in een dergelijk geval geniet [Y] het aan het dividend verbonden voordeel door middel van vermindering van zijn betalingsverplichting. Derhalve is sprake van verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop.
 
6.3.   Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, (LJN BC2837) worden de onderhavige overeenkomsten aangemerkt als huurkoop. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is, zodat [Y] voor het aangaan van de lease-overeenkomsten de toestemming van [X] behoefde. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende deze toestemming ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [X] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
Verjaring
 
6.4.   Dexia beroept zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW driejaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [X] bekend was met het bestaan van de leaseovereenkomsten.
 
6.5.   Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring. Dexia heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Het is niet voorstelbaar dat [X] niet vanaf het begin van het bestaan van de overeenkomsten op de hoogte hiervan is geweest. [X] heeft de overeenkomst met nummer 513402670 meegetekend, waardoor het niet geloofwaardig is dat [X] niet van de overige, latere overeenkomsten op de hoogte is geweest. Daarnaast zijn alle overeenkomsten afgesloten via de bemiddeling van dezelfde tussenpersoon. Nu [X] bij de eerste overeenkomst betrokken is geweest, zal zij ook op de hoogte zijn geweest van de overige adviezen van de tussenpersoon die in de latere drie overeenkomsten hebben geresulteerd. Daarnaast was uit de belastingaangiften over die jaren -die [X] zal hebben ondertekend- kenbaar dat er overeenkomsten waren afgesloten omdat de rente daarvan aftrekbaar was.
 
6.6.   [X] heeft hier het volgende tegen aangevoerd. [Y] beheerde de financiële zaken van de gemeenschap. [X] had hier geen bemoeienis mee. Zij wist hierdoor niet van het bestaan van de lease-overeenkomsten.
 
6.7.   Op grond van hetgeen Dexia heeft gesteld leidt de kantonrechter bij wege van vermoeden af dat het beroep op vernietiging is verjaard, zodat Dexia voorshands in het bewijs van haar stelling is geslaagd. [X] en [Y] zijn in de gelegenheid gesteld om tegen dit vermoeden tegenbewijs te leveren. Anders dan Varde betoogt hoeven [X] en [Y] het tegendeel niet te bewijzen, maar slechts het door Dexia naar voren gebrachte bewijs te "ontzenuwen", dat wil zeggen zoveel twijfel te zaaien dat er niet langer vanuit kan worden gegaan dat de aanvankelijk als juist aangenomen stellingen van de met het bewijs belaste partij juist zijn. De met het bewijs belaste partij is en blijft in dit geval Dexia. [X] en [Y] hebben vier getuigen doen horen, te weten [Y], [X], de heer P. Wapstra (hierna: Wapstra), financieel adviseur van [X] en [Y] en en de heer J.A. Langendijk (hierna: Langendijk), de voormalig financieel adviseur van [X] en [Y].
 
6.8.   [Y] en Langendijk hebben verklaard dat de overeenkomsten zijn gesloten op het kantoor van Langendijk en dat [X] hierbij niet aanwezig was. Dexia acht de stellingen van [X] en [Y] ongeloofwaardig, nu de oorspronkelijke overeenkomst met nummer 51302670 ook door [X] is ondertekend. Dexia leidt hieruit af dat [X] eveneens bij de totstandkoming van de overeenkomsten aanwezig is geweest. De kantonrechter kan Dexia niet in haar stelling volgen. Het is weliswaar juist dat [X] de oorspronkelijke overeenkomst met nummer 51302670 heeft ondertekend, maar dat wil niet zeggen dat zij bij de totstandkoming van de overige overeenkomsten aanwezig is geweest. De overige overeenkomsten zijn immers op een eerder moment dan overeenkomst 1 gesloten. Nog afgezien daarvan hebben [X] en Wapstra verklaard dat [X] stukken ondertekende als dat aan haar werd gevraagd. Hieruit blijkt dat ondertekening van de overeenkomst niet per definitie betekent dat zij bij de totstandkoming daarvan was betrokken. Varde heeft nog gesteld dat [X] door het ondertekenen van de oorspronkelijke overeenkomst met nummer 51302670 eveneens heeft ingestemd met de verlenging daarvan. Varde heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit instemming van [X] met de verlenging van overeenkomst 1 zou moeten blijken zodat de kantonrechter aan de stelling van Varde voorbij zal gaan.
 
6.9.   [X] en [Y] hebben verklaard dat [X] zich niet bezig hield met de financiële zaken van de huishouding. Varde stelt dat uit de verklaringen blijkt dat [X] zich wel degelijk met de financiële zaken bezig hield. Zij wijst daartoe op het kanoverhuurbedrijf van [X] en [Y] dat door [X] werd geëxploiteerd en de
omstandigheid dat [X] in de periode 1999-2000 een eigen bankrekening had. De kantonrechter kan Varde echter niet in haar stelling volgen. Uit de verklaring van [X], [Y] en Wapstra blijkt immers dat de exploitatie van het kanoverhuurbedrijf door [X] niet meer behelsde dan het innen van de huurpenningen. De administratie van het kanoverhuurbedrijf werd voor het overige niet door [X] verzorgd. Voorts blijkt uit de verklaringen van [X] dat zij slechts een eigen bankrekening had omdat daar de kinderbijslag op werd gestort. [X] betaalde haar uitgaven contant van het geld dat zij van [Y] kreeg.
 
6.10.  Dexia heeft nog gesteld dat [X] op de hoogte van de overeenkomsten moet zijn geweest door de post die Dexia vanaf september 1999 aan [Y] heeft gestuurd. [X] heeft hierover verklaard dat zij enveloppen van Dexia heeft gezien, maar dat zij daar geen vragen over stelde aan [Y]. Dexia en Varde hebben voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [X] in verband hiermee wetenschap heeft gekregen omtrent het bestaan van de overeenkomsten, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij zal gaan.
 
6.11.  Dexia heeft nog gesteld dat [X] op de hoogte van de overeenkomsten is geraakt door inzage van de bankafschriften waarop de termijnbetalingen aan Dexia staan. De kantonrechter kan Dexia niet in haar stelling volgen. [X] heeft weliswaar verklaard dat zij bankafschriften zag liggen als zij het kantoor van [Y] aan het schoonmaken was, maar zij heeft eveneens verklaard niet op de afschriften te kijken. Dat [X] op deze wijze op de hoogte is geraakt van de overeenkomsten is dan ook niet komen vast te staan.
 
6.12.  Dexia heeft voorts nog gesteld dat uit de belastingaangiften over die jaren -die [X] zal hebben ondertekend- kenbaar was dat er overeenkomsten waren afgesloten omdat de rente daarvan aftrekbaar was. Uit de getuigenverklaringen en ook anderszins is niet gebleken dat [X] de belastingaangiften ondertekende. Zelfs indien dit zou komen vast te staan, dan biedt dit naar het oordeel van kantonrechter echter onvoldoende aanknopingspunt om eerdere wetenschap van [X] met de lease-overeenkomsten aan te kunnen nemen.
 
6.13.  In de verklaringen van de getuigen zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat [X] er in is geslaagd tegenbewijs te leveren en dus het bewijsvermoeden te ontzenuwen. Anders dan [Y] en Varde in hun conclusie na enquête hebben betoogd heeft de kantonrechter geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van getuigen te twijfelen en geven de overige door Dexia en Varde naar voren gebrachte omstandigheden de kantonrechter evenmin aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Dexia is er dan ook niet in geslaagd haar stelling dat [X] eerder dan driejaar voor de vemietigingsbrief op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomsten te bewijzen. Er moet derhalve van uit worden gegaan dat [X] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd.
 
6.14.  Daaraan doet niet af dat Langendijk het aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ondertekend (of heeft doen ondertekenen). Deze ondertekening geldt slechts voor de Deelnemer, zijnde [Y], en niet voor de echtgenote, zijnde [X]. Ondertekening door of namens [Y] kan niet leiden tot de conclusie dat [X] eveneens is gebonden aan het Dexia Aanbod. Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven.
 
6.15.  Nu de lease-overeenkomsten 2 tot en met 4 en de verlenging van leaseovereenkomst 1 rechtsgeldig zijn vernietigd dienen alle betalingen te worden gerestitueerd die [Y] op grond daarvan aan Dexia heeft verricht, verminderd met hetgeen [Y] op grond van die overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van de lease-overeenkomst 1 heeft [Y] in totaal € 7.582,81 aan Dexia betaald. [X] en [Y] hebben -ook na de vermindering van eis- niet inzichtelijk gemaakt welk bedrag zij uit hoofde van de verlengingsovereenkomst van Dexia vorderen. Nu [X] en [Y] ter comparitie hebben ingestemd met de door Dexia overgelegde cijfers, Dexia onbetwist heeft gesteld dat [Y] uit hoofde van de oorspronkelijke overeenkomst van 36 maanden en de verlenging van eveneens 36 maanden in totaal 72 maandtermijnen heeft betaald en de maandtermijnen voor zowel de oorspronkelijke overeenkomst als de verlengingsovereenkomst nagenoeg gelijk zijn, zal de kantonrechter het bedrag dat [Y] voor zowel de oorspronkelijke overeenkomst als de verlengingsovereenkomst heeft betaald delen door twee zodat [Y] uit hoofde van de verlengingsovereenkomst in totaal een bedrag van € 3.791,41 heeft betaald. Nu alle dividenden na het verlengen van de overeenkomst zijn uitgekeerd, dient op dit bedrag een bedrag van € 1.197,34 in mindering te worden gebracht voor ontvangen dividenden, zodat per saldo een bedrag van € 2.594,07 dient te worden gerestitueerd. Op grond van leaseovereenkomst 2 heeft [Y] in totaal € 6.823,80 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.371,75 voor ontvangen dividenden in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een bedrag van € 5.452,05 dient te worden gerestitueerd. Op grond van leaseovereenkomst 3 heeft [Y] in totaal € 7.167,42 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.268,50 voor ontvangen dividenden en andere uitkeringen in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een bedrag van € 5.898,92 dient te worden gerestitueerd. Op grond van lease-overeenkomst 4 heeft [Y] in totaal € 8.442,20 aan Dexia betaald waarop een bedrag van € 1.538,58 voor ontvangen dividenden in mindering dient te worden gebracht, zodat per saldo een bedrag van € 6.903,62 dient te worden gerestitueerd.
 
Wettelijke rente
 
6.16.  De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt.
De kantonrechter is van oordeel dat Dexia uit de inhoud van de vernietigingsbrief moest opmaken dat zij reeds met die brief aansprakelijk werd gehouden voor de niet nakoming van de uit de vernietiging voortvloeiende verbintenissen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht [X] er in elk geval na ommekomst van een termijn van vier weken van uitgaan dat Dexia niet voornemens was deze verbintenissen na te komen. Van [X] hoefde dan ook niet te worden verwacht dat zij Dexia nogmaals zou aansporen tot betaling, zodat Dexia vanaf dat moment, zijnde 16 mei 2005, in verzuim is geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 16 mei 2005 over het totaal van de voor die datum door [Y] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 16 mei 2005 verrichte betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 16 mei 2005 van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
 
6.17.  [X] en [Y] vorderen een verklaring voor recht dat de vordering van Varde op [Y] teniet is gegaan als gevolg van verrekening dan wel door de buitengerechtelijke vernietiging. De kantonrechter stelt voorop dat de vordering van Varde is gebaseerd op het Dexia Aanbod en niet op de lease-overeenkomsten. De leaseovereenkomsten (behalve lease-overeenkomst 1 zonder de verlenging) tussen [Y] en Dexia zijn door de buitengerechtelijke vernietiging weliswaar komen te vervallen, maar dat brengt niet met zich dat de rechtsverhouding tussen [Y] en Varde is komen te vervallen. De buitengerechtelijke vernietiging heeft dan ook niet tot gevolg dat een (mogelijke) vordering van Varde op [Y] is teniet gegaan. Ook voor verrekening is naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. Varde en [Y] zijn immers niet wederkerig eikaars schuldeiser en schuldenaar zodat niet aan de en voor verrekening is voldaan. De vordering zal op dit punt dan ook worden afgewezen.
 
BKR registratie
 
6.18.  De vordering met betrekking tot de BKR-registratie tegen Varde is niet toewijsbaar zijn nu hetgeen [X] en [Y] daaraan ten grondslag hebben gelegd betrekking heeft op een rechtsverhouding waarbij Varde geen partij is. Varde heeft immers door de cessie slechts een vordering geleverd gekregen en heeft niet de plaats van Dexia ingenomen in de rechtsverhouding tussen Dexia en [Y]. Nu [Y] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie tegen Dexia worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
 
6.19.  De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
6.20.  Gelet op de uitslag van de procedure in conventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.

In reconventie
 
6.21.  [X] en [Y] hebben gesteld dat de handtekening op het aanmeldingsformulier voor het Dexia Aanbod de handtekening is van Langendijk. Langendijk had volgens [X] en [Y] echter geen toereikende volmacht om het Dexia Aanbod voor [Y] te tekenen zodat [Y] niet aan het Dexia Aanbod is gebonden. De kantonrechter merkt op dat het de stellingen van [X] en [Y] hieromtrent tegenstrijdig zijn. Bij dagvaarding stellen [X] en [Y] immers dat het Dexia Aanbod door [Y] is ondertekend. Daarbij is niet gesteld of gebleken dat Langendijk het aanmeldingsformulier heeft ondertekend en dat hij daar niet toe was bevoegd. Niettemin heeft het volgende te gelden. Dexia heeft onbetwist gesteld dat [Y] een dag na het toesturen van het aanmeldingsformulier door Langendijk een voor het Dexia Aanbod benodigde kopie van zijn identiteitsbewijs aan Dexia gestuurd. Door dit
handelen heeft [Y] de schijn van de aanwezigheid van een toereikende volmacht gewekt. Het beroep op een ontoereikende volmacht door [Y] dient daarom te falen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [Y] is gebonden aan het Dexia Aanbod.
 
6.22.  Zoals hiervoor onder 6.14 reeds is overwogen is [X] niet gebonden aan het Dexia Aanbod. En zoals hiervoor onder 6.15 reeds is overwogen kan er op grond van de door Dexia overgelegde gegevens van uit worden gegaan dat [Y] heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen uit lease-overeenkomst 1, tot het moment waarop de overeenkomst houdende verlenging daarvan werd aangegaan, zodat de vordering van Varde daarop geen betrekking kan hebben. De vordering van Varde heeft derhalve betrekking op (eventueel) resterende betalingsverplichtingen krachtens overeenkomsten die getroffen zijn door de buitengerechtelijke vernietiging door [X].
 
6.23.  Het voorgaande brengt met zich dat met een vernietiging door [X] van de onderliggende effectenlease-overeenkomsten 2 tot en met 4 en de verlenging van effectenlease-overeenkomst 1 (ook) de daaruit voor [Y] volgende betalingsverplichtingen zullen zijn vernietigd. De Overeenkomst Dexia Aanbod als zodanig schept geen betalingsverplichtingen maar legt slechts vast - voor zover hier van belang -hetgeen partijen nader zijn overeengekomen omtrent de wijze waarop [Y] aan zijn betalingsverplichtingen uit de effectenlease-overeenkomst zal gaan voldoen. Vernietiging van laatstbedoelde overeenkomsten betekent derhalve dat de Overeenkomst Dexia Aanbod zonder betekenis is geworden, althans niet langer kan worden uitgevoerd en dat een op nakoming van die overeenkomst gebaseerde vordering dient te worden afgewezen.
 
6.24.  Uit het voorgaande volgt dat de door Varde ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
 
6.25.  De overige stellingen van partijen in reconventie behoeven geen behandeling meer.
 
6.26.  Gelet op de uitslag van de procedure in reconventie dient Varde te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
 
In conventie en in reconventie
 
6.27.  Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.     verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten met nummer 56005024, 51700008, 56086054 alsmede de verlengingsovereenkomst met nummer 51302670 van toepassing is en dat voornoemde lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd;
 
II.    veroordeelt Dexia aan [X] en [Y] te betalen:
ten aanzien van de verlengingsovereenkomst met nummer 51302670
- een bedrag van € 2.594,07 te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van de verlengingsovereenkomst met nummer 56005024
- een bedrag van € 5.452,05 te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van lease-overeenkomst met nummer 51700008
- een bedrag van € 5.898,92 te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia ontvangen
uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de
na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van lease-overeenkomst met nummer 56086054
- een bedrag van € 6.903,62 te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 16 mei 2005 door [Y] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [Y] van Dexia ontvangen uitkeringen, vanaf 16 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 16 mei 2005 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III.   veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht                              €   201,00
- voor salaris van gemachtigde                              € 1.800,00
totaal:                                                              € 2.001,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
 
IV.    veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [Y] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00;
 
V.     verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.    wijst af het meer of anders gevorderde;
 
in reconventie
 
VII.   wijst de vordering af;
 
VIII.  veroordeelt Varde in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] en [Y] gevallen, tot op heden begroot € 1000,05.
 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL