Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
Rolnummer: 849275 DX EXPL 07-724
Vonnis van: 14 mei 2008
F.no.: 580
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
nader te noemen [X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. F.R.H, van der Leeuw.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-     de dagvaarding van 28 oktober 2005, met producties.
 
Daama heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 4 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. [X] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 21 juni 2006 is beslist dat de procedure geschorst zal blijven.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-     de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
 
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 april 2008. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [X] op 1 april 2008 een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis, met producties en door Dexia per fax van 31 maart 2008 aanvullende stukken ingediend.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
In conventie en in reconventie
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] verkeerde ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten in de volgende omstandigheden:
Leeftijd: 59
Beroep: Schooldirecteur (wachtgelder)
Opleiding: HBO Pedagogische academie
Netto (gezins)inkomen per maand: € 1.656,00
Relevante beleggings- of beroepservaring: geen
Vermogen: circa € 2.000,00
 
1.3.  [X] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomsten):
 
Nr. Contractnr.   Datum         Naam van de overeenkomst   Leasesom
1    20009607    11-06-1998  Capital Effect                      €  8.257,89
2    20009619    11-06-1998  Capital Effect                      € 20.514,04
 
[X] was bij het aangaan van de leaseovereenkomsten gehuwd met [Y] (hierna: [Y]), die aan [X] geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
 
1.4.  Op 17 augustus 2005 heeft Dexia eindafrekeningen opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de leaseovereenkomsten 1 en 2 nog verschuldigd was respectievelijk € 568,66 en € 1.368,36, welke bedragen [X] niet heeft betaald.
 
1.5.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.6.  Bij brief van 14 januari 2005 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
 
2.    Vorderingen [X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
 
1.    Te verklaren voor recht dat [X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging door echtgenote ex artikel 1:88 BW, althans op grond van vernietiging wegens strijd met de Wet op het consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik van omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens wanprestatie;
 
2.    Voor het geval de nietigheid of ontbinding van de contracten niet wordt uitgesproken:
Te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] gehandeld heeft en/of tekort is geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en billijkheid als uit de wet als uit de leaseovereenkomsten jegens [X] had moeten betrachten en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van de door hem gevorderde restschuld en dat zij gehouden is alle door [X] aan haar betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
 
3.    Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] van € 11.945,68 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
 
4.    Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,-;
 
5.    Dexia te veroordelen tot betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten een bedrag van € 895,- alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15% over de door Dexia gevorderde bedragen die eiser na de uitspraak in deze zaak niet meer zal hoeven te betalen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede justitie vast te stellen proceskosten.
 
3.    Standpunten [X] in conventie
 
3.1.  [X] stelt dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en [X] dus de toestemming behoefde van echtgenote ingevolge artikel
1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de leaseovereenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt althans dat sprake is van misleidende reclame in de zin van 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich erop dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het consumentenkrediet en de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig, althans vernietigbaar zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
 
3.2.  Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem gevorderde bedragen.
 
3.3.  Volgens [X] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de datum van betaling van deze bedragen.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop.
 
4.2.  Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd - artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat echtgenote dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de leaseovereenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard.
 
4.3.  Dexia betwist dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) en/of dat zij misbruik van omstandigheden zou hebben gemaakt. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht heeft genomen.
 
5.    Vorderingen Dexia in reconventie

In reconventie vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van € 1.843,08, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de leaseovereenkomsten.
 
6.    Verweer in reconventie

Onder verwijzing naar zijn stellingen in conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
 
7.    Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
 
7.1.  Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
 
7.2.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
-  Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [X] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende leaseovereenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.
-  Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling en/of misbruik van omstandigheden.
-  Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia.
-  Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
 
Ten aanzien van Ieaseovereenkomst 1 en 2:
 
7.3.  Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op leaseovereenkomsten 1 en 2 van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de leaseovereenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
7.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia stelt daartoe dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Dexia wijst er hierbij op dat de betalingen ter zake van de leaseovereenkomsten zijn gedaan van een en/of-rekening die op naam stond van [X] en [Y]. Daaruit volgt dat de echtgenoot op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
 
Ten aanzien van leaseovereenkomst 2
 
7.5.  De stelling van Dexia betreffende de Nederlandse gezinsverhoudingen moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting hebben [X] en [Y] voldaan, doordat zij gesteld hebben dat [X] zich niet bemoeide met de financiën van het gezin en dat de maandtermijnen ter zake van leaseovereenkomst 2 vooruit zijn betaald. Deze betaling is niet van de en/of-rekening betaald maar rechtstreeks voldaan vanuit een uitkering door Dexia uit een eerder, niet in geding zijnde, leaseovereenkomst, zodat [X] deze betaling niet op afschriften van hun gezamenlijke rekening kon terugvinden.
 
7.6.  In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [Y] leaseovereenkomst 2 na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] de leaseovereenkomst 2 tijdig heeft vernietigd. Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de leaseovereenkomst 2 te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder 'betaald', 'ontvangen dividenden' en 'te ontvangen'.
 
Ten aanzien van leaseovereenkomst 1:
 
7.7.  Het verweer dat de echtgenoot zich niet met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis had van de betalingen die ten behoeve van de
leaseovereenkomst 1 van de en/of rekening zijn verricht, heeft [X] onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd, zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee bestaat er geen aanleiding om [X] ter zake tot bewijs toe te laten en heeft de door Dexia gestelde feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als vaststaand te gelden. Aangenomen wordt dat minimaal eens per maand een rekeningafschrift werd ontvangen. Gelet op de datum waarop de eerste betalingen uit hoofde van de leaseovereenkomst hebben plaatsgehad staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is derhalve verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.
 
7.8.  Dexia heeft niet in voldoende mate voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your customer' -principe. Dat brengt met zich mee dat de leaseovereenkomst niet tot stand had behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [X] geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelsverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten behandeling zal blijven.
 
7.9.  Dexia heeft in onvoldoende mate voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
7.10. Het voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden, beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring van [X].
 
7.11. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 3 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Dit betekent dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65 % van het nadeel uit leaseovereenkomst 1 voor rekening van [X] dient te komen, en het resterend percentage voor rekening van Dexia komt. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
 
7.12. Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld (zijnde de oorspronkelijke looptijd van de overeenkomst met een maximum van 60 maanden), vermeerderd met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde waarde van de geleasede effecten alsmede met het onder "in eerste 5 j. ontvangen + verrekende dividenden' vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst (althans de eerste 60 maanden) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
7.13. Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.6 bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
 
7.14. Door of ten behoeve van [X] is in het kader van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle (ook na 60 maanden) ontvangen dividenden als vermeld onder 'totaal ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen achter de overeenkomst onder 'te ontvangen' vermelde bedrag.
 
Ten aanzien van de leaseovereenkomsten 1 en 2:
 
7.15. In ogenschouw dient te worden genomen dat het in verband met leaseovereenkomst 1 in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. De wettelijke rente ten aanzien van de betaling betreffende leaseovereenkomst 1 wordt toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het percentage als vermeld in de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente', telkens vanaf de betaaldatum.
De gevorderde wettelijke rente betreffende leaseovereenkomst 2 is toewijsbaar over het in 7.5. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde de door de kantonrechter redelijk geachte termijn van veertien dagen na ontvanst van Dexia van de onder 1.5. bedoelde brief genoemde brief, derhalve met ingang van 29 januari 2005.
 
7.16. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de dwangsom. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
7.17. De door [X] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt. De overigens door [X] ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
 
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
In conventie en in reconventie
 
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
 
7.20. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
 
7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia om aan [X] te betalen € 484,41, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 13,4 % van de termijnbetalingen betreffende leaseovereenkomst 1 telkens vanaf de betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia om betreffende leaseovereenkomst 2 aan [X] te betalen 6.320,63, te vermeerderen met de hierover vanaf 29 januari 2005, tot aan de dag der algehele voldoening;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht               €    192,00
voor salaris van gemachtigde               €    625,00
totaal                                              €    817,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV.   veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
 
V.    verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
VI.   wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
 
VII.  wijst de vordering af;
 
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
 
Aldus gewezen door mr. CS. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL