Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 849275 DX EXPL 07-724
Vonnis van:
14 mei 2008
F.no.: 580
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X],
nader te noemen
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in
reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap DEXIA BANK
NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te
Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde:
mr. F.R.H, van der Leeuw.
Procedure
Het volgende processtuk is
ingediend:
- de dagvaarding van 28 oktober 2005, met
producties.
Daama heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 4 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst. [X] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing
op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft
Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 21 juni 2006 is
beslist dat de procedure geschorst zal blijven.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn.
Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens is
ingediend:
- de conclusie van antwoord in conventie,
tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 27 februari 2008 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 11 april 2008. Voorafgaand aan
deze comparitie zijn door [X] op 1 april 2008 een conclusie van antwoord in
reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis, met producties en door Dexia
per fax van 31 maart 2008 aanvullende stukken ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. [X] verkeerde ten tijde van het
aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten in de volgende
omstandigheden:
Leeftijd: 59
Beroep: Schooldirecteur
(wachtgelder)
Opleiding: HBO Pedagogische academie
Netto (gezins)inkomen
per maand: € 1.656,00
Relevante beleggings- of beroepservaring:
geen
Vermogen: circa € 2.000,00
1.3. [X] heeft de volgende
leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als
wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomsten):
Nr. Contractnr.
Datum Naam van de
overeenkomst Leasesom
1
20009607 11-06-1998 Capital
Effect
€ 8.257,89
2
20009619 11-06-1998 Capital
Effect
€ 20.514,04
[X] was bij het aangaan van de
leaseovereenkomsten gehuwd met [Y] (hierna: [Y]), die aan [X] geen schriftelijke
toestemming heeft verleend voor het aangaan van de
leaseovereenkomsten.
1.4. Op 17 augustus 2005 heeft Dexia
eindafrekeningen opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van de
leaseovereenkomsten 1 en 2 nog verschuldigd was respectievelijk € 568,66 en €
1.368,36, welke bedragen [X] niet heeft betaald.
1.5. Voor wat betreft het in totaal aan
Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende
dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan
dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.6. Bij brief van 14 januari 2005 heeft
[Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de
leaseovereenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
2. Vorderingen
[X]
[X] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad
1. Te verklaren voor recht dat
[X] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen hij in het kader van de
leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald, en wel op grond van vernietiging
door echtgenote ex artikel 1:88 BW, althans op grond van vernietiging wegens
strijd met de Wet op het consumentenkrediet en/of dwaling en/of misbruik van
omstandigheden, althans op grond van ontbinding wegens
wanprestatie;
2. Voor het geval de nietigheid
of ontbinding van de contracten niet wordt uitgesproken:
Te verklaren voor
recht dat Dexia onrechtmatig jegens [X] gehandeld heeft en/of tekort is
geschoten in de zorgvuldigheid en zorgplicht die zij zowel uit redelijkheid en
billijkheid als uit de wet als uit de leaseovereenkomsten jegens [X] had moeten
betrachten en dat zij daarom geen aanspraak kan maken op betaling door [X] van
de door hem gevorderde restschuld en dat zij gehouden is alle door [X] aan haar
betaalde bedragen te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente over die
betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele
terugbetaling door Dexia;
3. Dexia te veroordelen tot
terugbetaling aan [X] van € 11.945,68 te vermeerderen met de wettelijke rente
over dit bedrag, althans de som van alle door [X] aan Dexia betaalde bedragen,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van de
betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia;
4. Dexia te bevelen om binnen
twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen
dat de registratie van [X] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie
gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een
dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een
maximum van € 20.000,-;
5. Dexia te veroordelen tot
betaling van [X] werkelijke proceskosten, te weten een bedrag van € 895,-
alsmede 15% over de door Dexia aan [X] terug te betalen bedragen en 15% over de
door Dexia gevorderde bedragen die eiser na de uitspraak in deze zaak niet meer
zal hoeven te betalen, althans tot betaling van de door de rechtbank in goede
justitie vast te stellen proceskosten.
3. Standpunten [X] in
conventie
3.1. [X] stelt dat de leaseovereenkomsten
moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A: 1576h BW en
derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en [X] dus de
toestemming behoefde van echtgenote ingevolge artikel
1:88 lid 1 sub d BW.
Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de
leaseovereenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen.
[X] legt voorts aan zijn
vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft
gedwaald, dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en),
en/of misbruik van omstandigheden heeft gemaakt althans dat sprake is van
misleidende reclame in de zin van 6:194 BW. Daarnaast beroept [X] zich erop dat
Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het consumentenkrediet en de
Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer en/of met een aantal voor Dexia
geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan
nietig, althans vernietigbaar zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor
onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
3.2. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk
voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem
gevorderde bedragen.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen vanaf de datum van betaling van deze
bedragen.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X]
en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden
aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake
is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat - kort gezegd -
artikel 1:88 BW niet van toepassing is nu dit artikel geen betrekking heeft op
vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek
aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te
doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88
BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat
echtgenote dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de
leaseovereenkomsten op deze grond te vernietigen volgens Dexia
verjaard.
4.3. Dexia betwist dat de
leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn
geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en) en/of dat zij misbruik van
omstandigheden zou hebben gemaakt. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan
van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat
zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten
en regelingen niet in acht heeft genomen.
5. Vorderingen Dexia in
reconventie
In reconventie vordert Dexia [X] te
veroordelen tot betaling van € 1.843,08, zijnde het resterende saldo van de door
Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende
dat [X] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de
leaseovereenkomsten.
6. Verweer in
reconventie
Onder verwijzing naar zijn stellingen in
conventie bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en in reconventie
7.1. Waar nodig zal hierna nader worden
ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als
volgt.
7.2. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart
2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen
beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In
essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
-
Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
- Een effecteninstelling (als Dexia)
is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.
De
toepasselijkheid van de WCK en de andere door [X] genoemde wetten en
regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou
hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk
van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende
leaseovereenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende
reclame.
- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling
en/of misbruik van omstandigheden.
- Er is onvoldoende reden om te
twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door
Dexia.
- Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product
gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.
Ten aanzien van Ieaseovereenkomst 1 en
2:
7.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op
leaseovereenkomsten 1 en 2 van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW
huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de
leaseovereenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze
schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen
op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep
is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het
moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt
met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische
kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN:
AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard
is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia stelt daartoe dat er in de
Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er
steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige
doet. Dexia wijst er hierbij op dat de betalingen ter zake van de
leaseovereenkomsten zijn gedaan van een en/of-rekening die op naam stond van [X]
en [Y]. Daaruit volgt dat de echtgenoot op de hoogte was van de
leaseovereenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de
bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
Ten aanzien van leaseovereenkomst
2
7.5. De stelling van Dexia betreffende de
Nederlandse gezinsverhoudingen moge in veel gevallen juist zijn maar is
onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die
bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting
hebben [X] en [Y] voldaan, doordat zij gesteld hebben dat [X] zich niet bemoeide
met de financiën van het gezin en dat de maandtermijnen ter zake van
leaseovereenkomst 2 vooruit zijn betaald. Deze betaling is niet van de
en/of-rekening betaald maar rechtstreeks voldaan vanuit een uitkering door Dexia
uit een eerder, niet in geding zijnde, leaseovereenkomst, zodat [X] deze
betaling niet op afschriften van hun gezamenlijke rekening kon
terugvinden.
7.6. In dit licht heeft Dexia haar stelling
dat [Y] leaseovereenkomst 2 na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft
vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd
dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten.
Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [Y] de leaseovereenkomst 2 tijdig
heeft vernietigd. Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle
betalingen van [X] aan Dexia ter zake van de leaseovereenkomst 2 te worden
gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van die overeenkomst van
Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt
verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder 'betaald',
'ontvangen dividenden' en 'te ontvangen'.
Ten aanzien van leaseovereenkomst
1:
7.7. Het verweer dat de echtgenoot zich
niet met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis
had van de betalingen die ten behoeve van de
leaseovereenkomst 1 van de en/of
rekening zijn verricht, heeft [X] onvoldoende met nadere feiten toegelicht en
onderbouwd, zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee bestaat er geen
aanleiding om [X] ter zake tot bewijs toe te laten en heeft de door Dexia
gestelde feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als vaststaand te
gelden. Aangenomen wordt dat minimaal eens per maand een rekeningafschrift werd
ontvangen. Gelet op de datum waarop de eerste betalingen uit hoofde van de
leaseovereenkomst hebben plaatsgehad staat vast dat het beroep op de hier
bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde ontvangstdatum
heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is derhalve
verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.
7.8. Dexia heeft niet in voldoende mate
voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het 'know your customer'
-principe. Dat brengt met zich mee dat de leaseovereenkomst niet tot stand had
behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en
de door [X] geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW
leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de
hierna volgende nadeelsverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten
behandeling zal blijven.
7.9. Dexia heeft in onvoldoende mate
voldaan aan haar zorgplicht om [X] op niet mis te verstane wijze te
wijzen op de risico's die verbonden zijn aan de leaseovereenkomst. Dexia
is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden
nadelige gevolgen.
7.10. Het voor rekening van Dexia komende nadeel
dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde
schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het
nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist
in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal
tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde
maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde
schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op
de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom
en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia.
Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden,
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring van [X].
7.11. Op basis van de omstandigheden zoals die
hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie 3
(als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Dit betekent dat
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65 % van het nadeel uit
leaseovereenkomst 1 voor rekening van [X] dient te komen, en het resterend
percentage voor rekening van Dexia komt. Voor zover sprake is van fiscaal
voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.
7.12. Als nadeel wordt in aanmerking
genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de
betreffende overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Dit is het
resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'in aanmerking te nemen
termijnen' staat vermeld (zijnde de oorspronkelijke looptijd van de overeenkomst
met een maximum van 60 maanden), vermeerderd met het daarachter onder 'restant
hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met
de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde waarde van de geleasede effecten
alsmede met het onder "in eerste 5 j. ontvangen + verrekende dividenden'
vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst (althans de eerste 60
maanden) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
7.13. Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.6
bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het
daarachter onder 'voor rekening afnemer' genoemde bedrag.
7.14. Door of ten behoeve van [X] is in het kader
van de leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het
contractnummer van de betreffende overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag.
Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle (ook na 60 maanden) ontvangen
dividenden als vermeld onder 'totaal ontvangen dividenden' en het hiervoor
berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia per
saldo aan [X] dient te voldoen achter de overeenkomst onder 'te ontvangen'
vermelde bedrag.
Ten aanzien van de leaseovereenkomsten 1 en
2:
7.15. In ogenschouw dient te worden genomen dat
het in verband met leaseovereenkomst 1 in aanmerking te nemen nadeel niet alleen
bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch
niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X]
voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in
aanmerking worden genomen. De wettelijke rente ten aanzien van de betaling
betreffende leaseovereenkomst 1 wordt toegekend over een percentage van elke
betaling aan Dexia, gelijk aan het percentage als vermeld in de bijlage achter
de betreffende overeenkomst onder '% rente', telkens vanaf de betaaldatum.
De
gevorderde wettelijke rente betreffende leaseovereenkomst 2 is toewijsbaar over
het in 7.5. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het
moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde de door de
kantonrechter redelijk geachte termijn van veertien dagen na ontvanst van Dexia
van de onder 1.5. bedoelde brief genoemde brief, derhalve met ingang van 29
januari 2005.
7.16. De vordering met betrekking tot de
BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de
dwangsom. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen
behandeling meer.
7.17. De door [X] gevorderde ontbinding van de
leaseovereenkomsten wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia
in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden
aangemerkt. De overigens door [X] ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in
verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële
gevolgen voor [X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent
de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans
tussen partijen hebben te gelden.
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband
daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het
oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
In conventie en in
reconventie
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten
van het geding in conventie en in reconventie. De kosten in reconventie
zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel)
geheel samenvalt met dat in conventie.
7.20. Er is bij afweging van de belangen van
beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis
niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
te betalen € 484,41, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 13,4
% van de termijnbetalingen betreffende leaseovereenkomst 1 telkens vanaf de
betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia om betreffende
leaseovereenkomst 2 aan [X] te betalen 6.320,63, te vermeerderen met de hierover
vanaf 29 januari 2005, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op:
voor
verschuldigd
griffierecht
€ 192,00
voor salaris van
gemachtigde €
625,00
totaal €
817,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien
dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te
berichten dat [X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft, op
straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze
veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
V. verklaart deze
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
VII. wijst de vordering af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op
nihil.
Aldus gewezen door mr. CS. Schoorl,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008 in
tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL