Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 
RECHTBANK AMSTERDAM
 
Sector Kanton
 
Locatie Amsterdam
 
zaaknummer/rolnummer: 817154/DX EXPL 06-3515
Vonnis van: 14 mei 2008
F.no.: 568
 
Vonnis van de kantonrechter
 
inzake
 
[X],
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. P.A. Aan de Kerk,
 
tegen
 
de naamloze vennootschap,
DEXIA BANK NEDERLAND NV.,
gevestigd te Amsterdam,
geda    dc,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. F.R.H, van der Leeuw.
 
Procedure
 
Het volgende processtuk is ingediend:
-      de dagvaarding van 5 december 2005 met producties,
 
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 30 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
 
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
 
Vervolgens is ingediend:
-      de conclusie van antwoord van Dexia met producties.
 
Bij tussenvonnis van 19 december 2007 is een comparitie bepaatd, die heeft plaatsgevonden op 17 maart 2008. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door Dexia bij brief van 13 maart 2008 aanvullende stukken ingediend. [X] heeft bij akte van 13 maart 2008 aanvullende stukken ingediend en zijn eis gewijzigd. Bij akte van 14 maart 2008 heeft [X] opnieuw zijn eis gewijzigd en nog een nader stuk overgelegd.
 
Daarna is vonnis bepaald op heden.
 
Gronden van de beslissing
 
1.    Feiten
 
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
 
1.1.  Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere/Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
 
1.2.  [X] was bij het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [Y] (hierna [Y] te noemen),
 
1.3.  [X] en [Y] verkeerden ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst(en) m de volgende omstandigheden:
 
Geboortejaar      [X]: 1950                       [Y]: 1952
Beroep              [X]: onderwijzer              [Y]: secretaresse
Opleiding           [X]: PABO                      [Y]: HAVO doktersassistente
 
Netto (gezins)inkomen per jaar: circa € 40.500 Vermogen: circa € 5.500 aan banksaldo Relevante beleggings- of beroepservaring: nee
 
1.4.  [X] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio Lease (hiema gezamenlijk de leaseovereenkomsten te noemen en individueel aan te duiden met het volgnummer vermeld in de linker kolom van de onderstaande tabel):
 
Nr. Contractnr. Datum         Naam van de overeenkomst          Leasesom
I.   22083016   15-12-2000  Ovenvaarde Effect Maandbetaling  € 179.728,80
II.  56183938   09-01-2001  Profit Effect Maandbetaling           €  39.408,10
 
1.5.  De overeenkomsten zijn beide tot stand gekomen via Spaar Select B.V. (hierna Spaar Select te noemen). Leaseovereenkomst I is aangegaan voor een periode van 240 maanden. Leaseovereenkomst II is aangegaan met een looptijd van 120 maanden.
 
1.6.  Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per leaseovereenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
 
1.7.  Met het oog op de voldoening van de maandtermijnen van leaseovereenkomst I heeft [X] een depot van € 37.436,87 gestort. Van het gedeponeerde bedrag zijn participaties gekocht in Labouehere Global Aandelenfonds N.V. Het depot is door [X] gefinancierd met met een tweede hypotheek op de overwaarde van zijn woning. Er zijn 29 maand-termijnen uit het depot voldaan, waarna het depot - per maart 2003 - uitgeput was.
 
1.8.  Op 9 februari 2006 heeft Dexia leaseovereenkomst I tussentijds beëindigd, omdat sprake was van een betalingsachterstand van [X]. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] uit hoofde van deze overeenkomst nog een bedrag van € 17.990,23 aan Dexia verschuldigd was. [X] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.
 
1.9.  Leaseovereenkomst II is door Dexia op 12 januari 2006 tussentijds beëindigd, eveneens in verband met een betalingsachterstand van [X]. Met betrekking tot deze leaseovereenkomst heeft Dexia een eindafrekening opgesteld, volgens welke [X] nog € 16.141,08 aan Dexia verschuldigd was. [X] heeft een bedrag van € 15.613,39 onbetaald gelaten.
 
1.10. Bij brief van 23 oktober 2004 heeft [Y] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomsten.
 
2.    Vordering [X]
 
[X] vordert - na wijziging van zijn eis - bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
1.    primair voor recht te verklaren dat bij de dagvaarding rechtsgeldig de nietigheid van de leaseovereenkomst werd ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW, wegens het ontbreken van de Wte-vergunning aan de zijde van Spaar Select;
 
2.    subsidiar voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten bij de dagvaarding werden vernietigd wegens strijd met artikel 12 onder 1 Colportagewet;
 
3.    meer subsidiair voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [X] bij brief van 2 mei 2005 rechtsgeldig werden vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van de Wck-vergunning aan de zijde van Dexia;
 
4.    meer subsidiair voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [Y] bij brief van 2 mei 2005 werden vernietigd op grond vanartikel 1:89 BW;
 
5.    meer subsidiair voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten door [X] bij brief van 2 mei 2005 werden vernietigd wegens dwaling respectievelijk misbruik van omstandigheden;
 
6.    meer subsidiair voor recht te verklaren dat - indien Dexia de in de dagvaarding onder 10.2 verzochte bescheiden niet overlegt - de leaseovereenkomsten vanwege het niet aankopen van de aandelen/effecten nimmer tot stand is gekomen;
 
7.    meer subsidiair voor recht te verklaren dat - indien Dexia de in de dagvaarding onder 10.2 verzochte bescheiden niet overlegt - de leaseovereenkomsten door [X] werden ontbonden wegens een tekortkoming in de nakoming;
 
8.    op grond van 1,2,3,4,5, danwei 6, danwei wegens onrechtmatig handelen van Spaar Select jegens [X] ter zake van het verbod op cold calling danwei ter zake van
schending van zorgplicht, danwei als gevolg van ontbinding, Dexia te veroordelen tot vergoeding van het door [X] geleden nadeel, bestaande uit:
 
Overwaarde Effect
een bedrag van in totaal € 55.699,81;
 
Profit Effect
de door hem betaalde termijnen ad € 9.453,08;
 
onder aftrek van de door hem genoten voordelen zoals dividenden ad € 5.477,17 (Overwaarde Effect) en € 827,51 (Profit Effect) en overige voordelen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum betaling tot de dag der algehele voldoening;
 
9.    Dexia te veroordelen tot (medewerking aan de) ongedaanmaking van zijn registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel;
 
10.   Dexia te veroordelen tot betaling aan [X] van de kosten van juridische bijstand van € 1.500;
 
11.   Dexia te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
 
3.    Standpunten [X]
 
3.1.  [X] stelt dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A: 1576 BW en dus de toestemming behoefde van [Y] ingevolge
artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen, aldus [X].
 
3.2.  [X] legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplichten, en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomsten als gevolg daarvan nietig zou zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. [X] betwist voorts dat Dexia de leaseaandelen gekocht heeft. [X] stelt tenslotte dat Dexia aansprakelijk is voor de gedragingen van Spaar Select bij de totstandkoming van de overeenkomst. Volgens [X] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De schade bestaat volgens [X] uit de door hem gevorderde bedragen.
 
4.    Standpunten Dexia
 
4.1.  Dexia betwist de vorderingen van [X] en voert - kort gezegd - aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW, omdat - kort gezegd -artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia steit verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] dit ook gedaan heeft. Daarbij beroept Dexia zich er onder meer op dat [Y] aanwezig was bij de gesprekken met Spaar Select die tot het sluiten van de
onderhavige overeenkomsten hebben geleid, zodat zij van aanvang af op de hoogte moet zijn geweest van het bestaan van de leaseovereenkonisten. Om die reden is het recht om de overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia tevens verjaard.
 
4.2.  Dexia betwist verder dat de leaseovereenkomsten door dwaling tot stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [X] bij het aangaan van de overeenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist aansprakelijk te zijn voor het handelen of nalaten van de tussenpersoon. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel gekocht te hebben. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
 
5.    Beoordeling van de vorderingen
 
5.1.  In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3920, is in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en zijn beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
 
huurkoop en bevoegdheid (rov 8,1);
artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2);
strijd met de WCK. en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3);
dwaling (rov 8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9),
 
5.2.  De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
 
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89
 
5.3.  Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. Artikel l :88 lid 1 onder d BW is op deze leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A: 1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van de Hoge Raad 28 maart 2008, LJN; BX2837), Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [Y] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
 
5.4.  De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Anders dan [X] heeft gesteld, is niet noodzakelijk is dat [Y] (ook) bekend was met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op verjaring.
 
5.5.  Dexia heeft in casu gesteld dat [Y] aanwezig was bij de gesprekken met Spaar Select die tot het sluiten van de onderhavige overeenkomsten hebben geleid. Ter zitting is komen vast te staan dat zulks inderdaad het geval was, in die zin dat [Y] in ieder geval bij de ontvangst van een medewerker van Spaar Select bij [X] en [Y] thuis
aanwezig is geweest. Voorts is tussen partijen komen vast te staan, dat [Y] heeft meegetekend voor het verhogen van de hypothecaire schuld, met het doel een (belangrijk) deel daarvan in het voormelde depot te storten. Tegen deze achtergrond moet het er naar het oordeel van de kantonrechter voor worden gehouden dat [Y] van aanvang af van het bestaan van de overeenkomsten op de hoogte is geweest. Dit betekent dat het bij de onder 1.10 genoemde brief gedane beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden en dat het desbetreffende vernietigingsrecht van [Y] is verjaard. De vordering van [X] wordt derhalve in zoverre afgewezen.
 
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
 
5.6.  Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is wordt derhalve verworpen.
 
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
 
5.7   Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de leaseovereenkomsten is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens de [X], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
 
5.8.  De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Indien [X] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomsten, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
 
Dwaling
 
5.9.  [X] heeft uit de van Dexia c.q. van de tussenpersoon ontvangen adviezen moeten en kunnen afleiden dat het depot aangewend zou worden om te beleggen in een (effecten)fonds. Voorts had [X] uit de inhoud van de leaseovereenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van de hoofdsom. De leaseovereenkomsten geven bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken de depot belegging of een leaseovereenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van die overeenkomst wegens dwaling leiden. Dit laat de zorgplicht van Dexia overigens onverlet.
 
Aankoop effecten
 
5.10. Er zijn onvoldoende redenen om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt van [X] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve verworpen.
 
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
 
5.11. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doet.
 
Nakoming zorgplicht
 
5.12. [X] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstatie wijze op die risico's dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Voorts is niet gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of haar (potentiële) wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de leaseovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
 
Omvang en toerekening nadeel
 
5.13. De kantonrechter ziet aanleiding allereerst in te gaan op de omvang en toerekening van het nadeel met betrekking tot leaseovereenkomst II. Vervolgens zal worden ingegaan op het samenstel van leaseovereenkomst I en de depotovereenkomst.
 
Leaseovereenkomst II
 
5.14. Wat betreft leaseovereenkomst II is het op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 onaanvaardbaar om Dexia onverkort aüe nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [X] om de leaseovereenkomst aan te gaan.
 
5.15. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder l .2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [X] wat betreft de onderhavige overeenkomst categorie 2 van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 60% van het nadeel met betrekking tot deze overeenkomst voor rekening van Dexia te
komen en het resterend percentage voor rekening van [X]. Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met eventuele te verrekenen dividendbelasting.
 
5.16. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat tennijnbetahngs verplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt het nadeel neer op het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de onderhavige overeenkomst onder Lin aanmerking te nemen termijnen' staat vermeld, te vermeerderen met het daarachter onder 'restant hoofdsom' vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en te verminderen met de vervolgens onder 'waarde/opbrengst' vermelde opbrengst/waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder 'dividenden' vermeide bedrag wegens in verband met de overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.
 
5.17. Het totale nadeel van deze leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van deze overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet het in 5.15 genoemde percentage, een bedrag voor rekening van [X]te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer'genoemde bedrag.
 
5.18. Door [X] is in het kader van de onderhavige teaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van deze overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia ten aanzien van de onderhavige leaseovereenkomst per saldo aan [X] dient te voldoen het onder 'te ontvangen' vermelde bedrag, te weten € 2.863,10.
Leaseovereenkomst I en de depotovereenkomst
 
5.19. Ten aanzien van het samenstel van leaseovereenkomst I en de depotovereenkomst heeft [X], behalve het met betrekking tot deze leaseovereenkomst als zodanig ondervonden nadeel, ook nadeel ondervonden door waardeverlies van de depotbelegging. De kantonrechter neemt ook dit nadeel in aanmerking, doch maakt voor de hoogte van de vergoeding een onderscheid tussen de onderdelen van het nadeel die bij een toerekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor 100% voor rekening van Dexia dienen te blijven, of die onderdelen, die in een procentuele sleutel tussen partijen verdeeld dienen te worden. Bij deze verdeling speelt niet slechts een rol in welke mate het nadeel aan ieder van partijen is toe te rekenen, maar eveneens in hoeverre de toegekende vergoeding per onderdeel passend is in het totaal van de aan [X] toegekende vergoeding.
 
5.20. De voormelde componenten van het door [X] geleden nadeel zullen als volgt aan ieder van partijen worden toegerekend:
A.    het waardeverlies van de depotbelegging (het verschil tussen de inleg en de uit het depot betaalde leasetermijnen) komt voor 100% voor rekening van Dexia.
B.    het met betrekking tot de leaseovereenkomst als zodanig ondervonden nadeel (bestaande uit de aan Dexia betaalde maandtermijnen uit hoofde van de
leaseovereenkomst, vermeerderd met de restant hoofdsom en verminderd met de onvangen of verrekende dividenden, alsmede met de verkoopwaarde van de effecten), komt voor 85% voor rekening van Dexia en voor 15% voor rekening van [X].
 
5.21. Het hierboven onder 5.21. sub A genoemde nadeel bedraagt het bedrag dat in depot is gestort, zijnde € 37.436,87, waarop in mindering moet worden gebracht het bedrag aan termijnen dat uit het depot is betaald (29 x € 748,87 =€21.717,23) en het resterende saldo dat aan [X] is voldaan (€ 82,53) zodat als waardeverlies resteert een bedrag van €15.637,11.
 
5.22. Het onder B genoemde nadeel dient te worden bepaald op gelijke wijze als hiervoor onder 5,16 uiteengezet. Het totale nadeel van deze leaseovereenkomst bedraagt derhalve het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van deze overeenkomst onder 'totaal nadeel' staat vermeld. Hiervan dient, gelet het in 5.20. sub b. genoemde percentage, een bedrag voor rekening van [X] te blijven gelijk aan het daarachter onder 'voor rekening afnemer'genoemde bedrag.
 
5.23  Door [X] is in het kader van de onderhavige leaseovereenkomst een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van deze overeenkomst onder 'betaald' vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden als vermeld onder 'ontvangen dividenden' en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, zodat Dexia ten aanzien van de onderhavige leaseovereenkomst per saldo aan [X] dient te voldoen het onder Lte ontvangen' vermelde bedrag, te weten € 25.715,21.
 
5.24. Het voorgaande brengt met zich mee dat Dexia ter zake van het samenstel van leaseovereenkomst 1 en de depotovereenkomst aan [X] dient te te voldoen € 15.637,11 (zie 5.21) + € 25.715,21 (zie 5.23) = € 41.352,32.
 
Wettelijke rente
 
5.25. Met betrekking tot de wettelijke rente stelt de kantonrechter voorop, dat Dexia de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet meer deugdelijk heeft kunnen nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld.
 
5.26. De wettelijke rente over het in 5.20. onder A bedoelde waardeverlies is toewijsbaar vanaf de datum gelegen halverwege het moment waarop het depotbedrag is betaald en het moment waarop het depot (voortijdig) uitgeput was, derhalve vanaf 1 februari 2002 tot de voldoening. Bij de bepaling van dit moment is in aanmerking genomen dat bezwaarlijk is vast te stellen op welk(e) exacte moment(en) tussen storting van het depot en uitputting daarvan het waardeverlies is ontstaan. Met inachtneming van artikel 6:97 BW en aannemende dat het waardeverlies geleidelijk is ontstaan, wordt [X] geacht dit nadeel vanaf genoemde datum te hebben ondervonden.
 
5.27. Met betrekking tot de wettelijke rente over het in 5.20 onder B bedoelde nadeel en het nadeel met betrekking tot leaseovereenkomst II wordt overwogen dat dit als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen. Voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN: BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [X] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [X] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [X] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [X] ter zake van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op het op de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder '% rente' vernielde percentage van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
 
Ontbinding
 
5.28. De door [X] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomsten wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [X] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
 
Buitengerechtelijke kosten
 
5.29. De gevorderde kosten van jurisiche bijstand worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
 
BKR-registratie
 
5.30. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen.
 
5.31. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
 
Vordering in reconventie
 
5.32. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen parttijen hebben te gelden.
 
Proceskosten
 
5.33. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie, met dien verstande dat de kosten van het geding in reconventie worden begroot op nihil.
 
Overig
 
5.34. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
in conventie
 
I.    veroordeelt Dexia aan [X] te voldoen € 44.215,42, te vermeerderen met de
wettelijke rente over € 15.637,11 vanaf 1 februari 2002, alsmede over 66% van de door
[X] inzake leaseovereenkomst I gedane betalingen en 29,5% van de door [X] inzake leaseovereenkomst II gedane betalingen, steeds vanaf de datum van betaling tot aan de dag van voldoening;
 
II.   veroordeelt Dexia om het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat
[X] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer heeft;
 
III.  veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van [X], tot deze uitspraak begroot op
-griffierecht:                            €    103,00
- kosten dagvaarding:                €     85,60
- salaris gemachtigde:                € 1.800,00
totaal:                                     € 1.988,60
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
 
IV.   verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
 
V.    wijst het meer of anders gevorderde af;
 
in reconventie
 
I.    wijst de vordering af;
 
II.   veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak begroot op nihil.
 

Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL