Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de
dagvaarding van 10 april 2007, met producties;
- de conclusie van
antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie
bepaald die heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2007.
Van hetgeen besproken is
ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Ter gelegenheid van de comparitie
hebben [X] en [Y] mondeling geconcludeerd voor antwoord in reconventie. Daarna
is vonnis gevraagd. Vonnis is nader bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
Indeling van het vonnis
Het vonnis heeft de volgende
onderdelen:
1.
Feiten
2. Vorderingen [X] en [Y] in
conventie
3. Standpunten [X] en
[Y]
4. Standpunten
Dcxia
5. Vorderingen Dexia in
(voorwaardelijke) reconventie
6. Verweer
[X] en [Y] in (voorwaardelijke) reconventie
7. Beoordeling
van de vorderingen in conventie en reconventie.
1.
Feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene
titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van
Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. [X] en [Y] waren ten tijde van het aangaan
van de hierna te noemen overeenkomsten met elkaar gehuwd.
1.3. Op of omstreeks 16 november 2000 heeft [X]
een leaseovereenkomst ondertekend met de naam Winst VerDriedubbelaar waarop hij
als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna:
leaseovereenkomst I). Deze overeenkomst, is aangegaan onder nummer 29481265 voor
een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [X] in totaal
voor een aankoopsom (hoofdsom) van 38.822,70 aandelen leaset. De som van 36
maandelijkse termijnen, 7.331,04, is door [X] vooruitbetaald tegen een korting
van 10 %. De totale leasesom beliep 46.153,74 waarin begrepen 7.331,04 aan
rente.
1.4. Op 14 november 2003 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van de leaseovcreenkomst volgens welke [X] nog
verschuldigd is 26.904,16. De restant hoofdsom bedroeg 38.777,32 en de
verkoopwaarde van de effecten bedroeg 12.543,36.
1.5. Op of omstreeks 20 november 2000 heeft [Y]
een leaseovereenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbclaar waarop zij
als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna:
leaseovereenkomst II). Deze overeenkomst, is aangegaan onder nummer 74881058
voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [Y] in
totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van 38.835,15 aandelen leaset en [Y] 36
maandelijkse termijnen van telkens 226,34 verschuldigd was. De totale leasesom
beliep 46.983,39 waarin begrepen 8.148,24 aan rente.
1.6. Op 14 november 2003 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld van de leaseovereenkomst volgens welke [Y] nog
verschuldigd is 21.848,00. De restant hoofdsom bedroeg £ 38.789,77 en de
verkoopwaarde van de effecten bedroeg 17.213,49.
1.7. [X] was 52 jaar ten tijde van het aangaan van
de leaseovereenkomsten. Hij heeft de MULO gevolgd. [X] is als taxichauffeur
werkzaam in zijn eigen taxibedrijf. [Y] was 50 jaar ten tijde van het aangaan
van de overeenkomsten. Zij heeft de VGLO gevolgd en is huisvrouw. Het netto
maandinkomen van [X] en [Y] bedroeg 1.500,00 per maand.
1.8. [X] en [Y] hebben ter zake van de
leaseovereenkomsten I en II tezamen in totaal aan Dexia betaald een bedrag van
15.252,94 aan maandelijkse termijnen
1.9. [X] en [Y]. hebben uit hoofde van de
leaseovereenkomsten in totaal 6,69 aan dividenden ontvangen.
1.10. [Y] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming
verleend voor het aangaan van leascovereenkomst I en [X] heeft [Y] geen
schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van leaseovereenkomst
II.
1.11. [Y] heeft bij brief van 9 februari 2003, met een
beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomst I.
[X] heeft bij brief van eveneens 9 februari 2003 op de dezelfde gronden de
nietigheid ingeroepen van de leaseovereenkomst II.
2. Vorderingen [X] en [Y] in
conventie
[X] en [Y] vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
- te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomsten I en II
gesloten zijn zonder de door artikel 1:88 BW vereiste schriftelijke toestemming
van de echtgenoten en dat door [X] en door [Y] rechtsgeldig een beroep op
vernietiging op grond van artikel 1:89 BW is gedaan, zodat de
leaseovereenkomsten I en II nietig zijn waardoor [X] en [Y] niets meer aan Dexia
verschuldigd zijn en Dexia verplicht is om alle door hen betaalde bedragen aan
hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van
betaling tot aan de dag der algehele terugbetaling.
- Voor zover de
leaseovereenkomsten niet vernietigd zijn op grond van artikel 1:89 BW te
verklaren voor recht dat Dexia de zorgplicht die zij uit de wet, het contract en
de redelijkheid en billijkheid jegens [X] en [Y] had moeten betrachten heeft
geschonden als gevolg waarvan Dexia jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld,
waardoor zij recht hebben op vergoeding van de gehele door hen geleden schade,
althans als gevolg waarvan Dexia wanprestatie heeft gepleegd, zodat de
leaseovereenkomsten I en II op die grond terecht door hen zijn
ontbonden.
- Dexia te veroordelen tot terugbetaling aan [X] en [Y] van
15.252,94 bestaande uit de door [X] en [Y] betaalde inleg en deze te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag
der algehele terugbetaling, waarbij Dexia geen aanspraak kan maken op betaling
door [X] en [Y] van enige restschuld.
- Dexia te veroordelen tot
betaling aan [X] en [Y] van hun werkelijke proceskosten, te weten het vaste
bedrag van 250,00 alsmede 30 % over de eerste 10.000,00, 20 % over het
meerdere tot 20.000,00, 10% over hel meerdere tot 30.000,00 en 5 % over het
meerdere vanaf 30.000,00 over het voordeel voor hen ten opzichte van het
bemiddelingsvoorstel Duisenberg, althans tot betaling van de door de rechtbank
in goede justitie vast te stellen proceskosten. Eisers merken daarbij op dat zij
BTW-plichtig zijn, zij lijden schade gelijk aan het percentage waarmee derden
hun kosten verhogen.
- Dexia te gelasten de BKR-registratie van de
leaseovereenkomsten I en II ongedaan te maken.
3. Standpunten [X] en
[Y]
3.1 [X] en [Y] stellen dat de
leaseovereenkomsten I en II moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van
artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:
1576 BW en dus de toestemming behoefden van [Y] respectievelijk [X] ingevolge
artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [Y] en [X] deze (schriftelijke) toestemming
niet verleend hebben, zijn de leaseovereenkomsten rechtsgeldig
vernietigd.
[X] en [Y] leggen voorts aan hun vorderingen hoofdzakelijk ten
grondslag dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en),
en/of onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel wanprestatie heeft gepleegd.
Daarnaast hebben [X] en [Y] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in
strijd met een aantal andere door hen genoemde wettelijke regelingen en/of met
een aantal voor Dexia geldende normen en criteria.
3.2 Volgens [X] en [Y] is Dexia
aansprakelijk voor de door hen geleden schade. De schade bestaat volgens [X] en
[Y] uit alle financiλle gevolgen van het aangaan van de leaseovercenkomsten I en
II, althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij zij tevens
aanspraak maken op buitengerechtelijke kosten.
3.3. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door
[Y] zijn deze gebaseerd op artikel 1:89 lid 5 BW.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [X] en [Y]
en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomsten niet kunnen worden
aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat er geen sprake is
van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW omdat kort
gezegd - artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de
onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat
partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia
stelt verder dat de huwelijkspartner zijn of haar in artikel 1:88 BW bedoelde
toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [Y] en [X]
dit ook gedaan hebben. Daarbij beroept Dexia zich er op dat zowel [X] als [Y]
een leaseovereenkomst met Dexia hebben gesloten. Uit de administratie van de
bank blijkt dat op 13 november 2000 in een gesprek met de bank twee
leaseovereenkomsten zijn aangevraagd. Daarbij is een overeenkomst op naam van
[X] gezet en een leaseovereenkomst op naam van [Y] gezet. Het is dan ook
moeilijk vol te houden voor [X] en [Y] dat zij elkaar geen toestemming hebben
gegeven voor het aangaan van de leaseovereenkomsten.
4.3. Dexia betwist dat zij bij de totstandkoming
van de leaseovereenkomsten tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld, dan wel dat zij
wanprestatie heeft gepleegd. Volgens Dexia beschikten [X] en [Y] bij het aangaan
van de leaseovereenkomsten over alle relevante informatie. Ook betwist Dexia dat
zij de bepalingen - voor zover van toepassing - van de door [X] en [Y] genoemde
wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.4. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans
betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in
reconventie
5.1. In onvoorwaardelijke reconventie vordert
Dexia [X] en [Y] te veroordelen tot betaling van 48.752,16 zijnde het
resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen
met de rente en kosten, stellende dat [X] en [Y] in verzuim zijn met de nakoming
van zijn verplichtingen uit de leaseovercenkomsten I en II.
6. Standpunt [X] en [Y] in
reconventie
Onder verwijzing naar het debat in
conventie voeren [X] en [Y] naar aanleiding van de onvoorwaardelijk ingestelde
tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim zijn nu de
leaseovereenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel
vernietigd dienen te worden.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april
2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1); artikel
1:88/l :89 BW (rov 8.2);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Huurkoop: bevoegdheid en artikel
1:88/1:89.
7.2. Leaseovereenkomsten als de onderhavige worden
aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze
leaseovereenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij
akte wordt aangegaan, moest de daar bedoelde toestemming voor de
leaseovereenkomsten ook schriftelijk worden gegeven (vgl. het arrest van het
gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Dit is ten
aanzien van de onderhavige overeenkomsten niet gebeurd. Dat volgt uit het feit
dat de door [X] aangegane overeenkomst niet mede is ondertekend door [Y] en dat
de door [Y] aangegane overeenkomst niet mede is ondertekend door [X], terwijl
niet is gesteld of gebleken dat zij elkaar op andere wijze schriftelijk
toestemming hebben verleend voor het aangaan van de desbetreffende overeenkomst.
De bij brieven van 9 februari 2003 gedane beroepen op vernietigbaarheid zijn
gedaan binnen de voor deze beroepen geldende verjaringstermijn van driejaar, en
hebben tot gevolg dat de desbetreffende overeenkomsten tijdig zijn vernietigd.
Dientengevolge dienen alle betalingen aan Dexia ter zake van de
leaseovereenkomsten door Dexia te worden terugbetaald, verminderd met hetgeen
ter zake van die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde
dividenden. In totaal is betaald 15.252,94 en is ontvangen 6,69. De
vordering van [X] en [Y] is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van
15.246,25.
Wettelijke rente
7.4. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar
vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, aldus vanaf
het moment dat de betalingstermijn in de onder 1.11 genoemde brief is
verstreken, derhalve met ingang van 23 februari 2003.
Buitengerechtelijke kosten
7.5. De gevorderde buitengerechtelijke kosten
worden toegewezen berekend over het toegewezen bedrag naar het bij deze sector
kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op 833,00 inclusief
BTW.
BKR registratie
7.6. Nu [X] en [Y] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer hebben, zal de vordering met
betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de
gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar
na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na
betekening van het in deze te wijzen vonnis.
7.7. De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in
reconventie
7.8. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia
onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden
afgewezen.
Proceskosten
7.9. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel
op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt
met dat in conventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.10. Er is bij afweging van de belangen van beide
partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
7.11. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen
geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhoudingen. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomsten
gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie
I. verklaart voor recht dat artikel
1:88 BW op de leaseovcreenkomsten van toepassing is en dat de
leaseovereenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan eisers te
voldoen:
- 15.246,25 als
hoofdsom;
- 833,00 als buitengerechtelijke
incassokosten;
- de wettelijke rente over 15.246,25
vanaf 23 februari 2003 tot aan de dag der voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de
procedure aan de zijde van [X] c.s. gevallen, tot op heden begroot op:
- voor
verschuldigd
griffierecht
199,00
- voor het exploot
van
dagvaarding
84,31
- voor salaris van
gemachtigde
750,00
In
totaal:
1.033,31
ιιn en ander, voorzover
verschuldigd, inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten
dat [X] en [Y] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomsten meer
hebben, op straffe van een dwangsom van 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan
deze veroordeling voldoet tot een maximum van 10.000,-;
V. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde
af;
in reconventie
VII. wijst de vordering af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure
aan de zijde van [X] c.s. gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. R.A.J. van der Linde,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2007
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL