Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM

Kenmerk : CV 04-26468
Datum   : 22 augustus 2006
118
  
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van: 
  
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
eiseres
nader te noemen Dexia
gemachtigde: Dw. R. de Klerk
tegen:
 
[X]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen [X]
procederende in persoon 
  
VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In deze zaak is op 27 juni 2006 een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Gehoord zijn Dexia bij A.J. Bunning en haar gemachtigde. [X] hoewel deugdelijk opgeroepen, is niet verschenen.
De zaak staat thans weer voor vonnis.
  
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
1.   In voormeld tussenvonnis is onder meer overwogen:
 
1.1. Dexia vordert [X] te veroordelen tot betaling van € 7.854,00, € 6.650,28 wegens
      hoofdsom. € 788.40 wegens buitengerechtelijke incassokosten en €415,32 wegens voor
      de  dagvaarding verschuldigd geworden contractueel bedongen rente naar 0,96%
      per maand. De contractueel bedongen rente naar 0,96% per maand wordt gevorderd vanaf
      17 april 2004.
1.2. [X] verweert zich tegen deze vordering en voert aan
- dat zij een volslagen leek is op het gebied van beleggingen;
- dat zij aanvankelijk meende dat haar maximale risico bij het aangaan van de
  Overeenkomst 
het door haar als eerste betaling te betalen bedrag van f 5.000,00 zou
  belopen,
- dat zii nadien, maar vóór het aangaan van de Overeenkomst, op grond van de haar
  toegezonden stukken daaraan is gaan twijfelen,
- dat het haar wel duidelijk was dat slechts in geval van koersstijging van de voor haar aan
  te kopen aandelen sprake zou zijn van winstverdriedubbeling,
- dat zij meende dat in dat laatste geval eenvoudige verlenging van de Overeenkomst soulaas
  zou bieden. 
- dat zij daarom op advies van haar man en haar broer terzake uitsluitsel van Dexia heeft
  gevraagd,
- dat een vertegenwoordiger van Dexia haar vervolgens, terwijl haar man en haarbroer
  meeluisterden, telefonisch heeft verzekerd dat geen sprake was van een lening en dat haar
  mogelijk verlies beperkt was tot haar eerste betaling;
- dat Dexia haar vóór de expiratie van de Overeenkomst heeft aangeboden om de overeenkomst
- tegen bijbetaling van € 69,00 per maand te verlengen, mits zij zich verbond geen juridische
  stappen tegen Dexia te nemen.
      Samenvattend is [X] van oordeel dat zij de Overeenkomst nooit zou zijn aangegaan
      indien Dexia haar niet onjuist zou hebben voorgelicht Zij zou mitsdien hebben gedwaald
      en zijn bedrogen. [X] heeft ook bewijs aangeboden - door het doen horen als
      getuigen van haar hiervoor genoemde echtgenoot en broer.
1.3  Naar aanleiding van die nadere standpunten van Dexia heeft [X] staande gehouden
      dat Dexia haar vóór het aangaan van de Overeenkomst heeft verzekerd dat het om
      sparen ging, dat het contract geen lening inhield en dat haar maximale verlies beperkt
      zou zijn tot haar inleg.
1.4  Het bewijs van het doen van een dergelijke mededeling door Dexia rust op [X]
1.5 Ter comparitie zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de persoonlijke
      omstandigheden van [X] en aan vragen betreffende de stukken die [X] heeft
      ontvangen, de mate waarin Dexia onderzoek heeft gedaan naar die persoonlijke
      omstandigheden van [X] en het al dan niet ontvangen door Dexia van een
      adreswijziging van [X].
1.6  Reeds thans wordt achteraf overwogen dat, ook indien zou komen vast te staan dat
       Dexia zich niet schuldig heeft gemaakt aan bedrog of aan misleidende reclame en dat
       [X] niet heeft gedwaald bij het aangaan van de transactie, ernstig rekening valt te
       houden met de mogelijkheid dat Dexia onvoldoende zorg heeft betracht ten aanzien van
       de persoonlijke omstandigheden van [X].
 
2.   [X] is, ondanks deugdelijke oproep niet op de comparitie verschenen. De griffie van dit
      gerecht heeft vervolgens [X] zowel schriftelijk als telefonisch benaderd en haar erop
      gewezen - en zulks ook telefonisch uitgebreid toegelicht - dat heden vonnis zou worden
      gewezen tenzij [X] alsnog schriftelijk zou verzoeken om een nieuwe datum voor voortzetting
      van de comparitie te bevelen teneinde haar in de gelegenheid te steller om haar standpunt
      nader toe te lichten. [X] heeft een dergelijk verzoek echter niet gedaan.
 
3.   Ter gelegenheid van de comparitie heeft Dexia omstandig toegelicht dat [X] bij haar al
      sinds 1997 als cliënte in de boeken stond, dat zij in dat jaar ook met [X] een
      effectenlease-overeenkomst heeft tot stand gebracht, die met een voor [X] positief
      resultaat is geëindigd, dat zij indertijd een BKR-toets op [X] heeft uitgevoerd, dat de
      transactie, qua omzang, paste binnen de financiële situatie van [X] en dat zij [X] in het
      kader van de Duisenberg-regeling een concreet aanbod heeft gedaan, waar zij niet op in is
      gegaan.
 
4.   Nu [X] niet meer een concreet bewijsaanbod heeft gedaan terzake van de hiervoor onder 1.3
      bedoelde mededelingen van Dexia, zijn die niet komen vast te staan zodat het standpunt van
      [X] dat zij zou hebben gedwaald en zou zijn bedrogen, dient te worden verworpen.
 
5.   Ook het standpunt van [X] dat Dexia onvoldoende zorg zou hebben betracht ten aanzien van
      haar persoonlijke omstandigheden wordt verworpen in het licht van de onbetwiste stellingen
      van Dexia als hiervoor onder 3. weergegeven.
 
6.   Dit betekent dat de vordering van Dexia wordt toegewezen zoals hieronder wordt bepaald.
 
7.   De vordering tot vergoeding van contractuele rente vanaf 17 april 2004, voor zover die de
      wettelijke rente te boven gaat, wordt afgewezen nu toewijzing naar maatstaven van
      redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De lange duur van de onderhavige
      procedure - en daarmee de lengte van de periode waarover rente verschuldigt is - is immers
      voor een belangrijk deel het gevolg van omstandigheden die een directe samenhang hebben
      met het door Dexia in het leven geroepen product.
8.   Bij deze uitkomst van de procedure wordt [X] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan
      de zijde van Dexia.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.   veroordeelt [X] om aan Dexia te betalen:
- € 6.650,28 wegens hoofdsom
- € 788,40 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
- € 415,32 wegens rente tot de datum van dagvaarding;
- de wettelijke rente over € 6.650,28 vanaf 17 april 2004 tot aan de dag der voldoening;
 
II.  wijst af het meer of anders gevorderde;
 
III. veroordeelt [X] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht                              €  190,00
- voor het exploot van dagvaarding                        €    86,28
- voor salaris van gemachtigde                              €  810,00

In totaal:                                                          € 1.086,28
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV.  verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.  
  
 
Aldus gewezen door mr. H.M. de Jong Schouwenburg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL