Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
 
Kenmerk: CV 05-30999
Datum: 29 november 2006

251
 

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
 
1. [X]
2. [Y]
beiden wonende te [woonplaats]
 
eisers
nader ook te noemen [X] en [Y]
 
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes
 
tegen:
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
 
gedaagde
nader te noemen Dexia
 
gemachtigde: P. Swier, deurwaarder
 
 
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Bij dagvaarding van 28 oktober 2005 hebben eisers Dexia gedagvaard voor de Rechtbank
Amsterdam, waarbij zij diverse bewijsstukken hebben laten meebetekenen.
 
Op 2 januari 2006 heeft Dexia een akte tot schorsing van de procedure ingediend. De
rol kanton rechter heeft daarop bij mededeling ter rolle doen weten dat door de akte van schorsing
van Dexia het geding met onmiddellijke ingang geschorst was.
 
Bij exploot, uitgebracht op 24 maart 2006, hebben eisers aan Dexia aangezegd dat het geding bij
de kantonrechter te Amsterdam hervat diende te worden en Dexia opgeroepen ter terechtzitting
van 27 april 2006 te verschijnen. Bij akte hebben eisers op 27 april 2006 de gronden van hun
stelling dat de procedure hervat dient te worden, uiteengezet. Op 13 mei 2006 heeft Dexia bij akte
ter rolle geconcludeerd dat het verzoek tot hervatting van de procedure van eisers bij
rolbeschikking moest worden afgewezen. Bij incidenteel vonnis d.d. 8 juni 2006 heeft de
kantonrechter vastgesteld dat de procedure was hervat en de zaak verwezen naar de rolzitting
voor het nemen van de conciusie van antwoord door Dexia. Dexia heeft daarop voor antwoord
geconcludeerd onder overlegging van bewijsstukken. Eisers hebben gerepliceerd onder
overlegging van bewijsstukken. Dexia heeft gedupliceerd onder overlegging van bewijsstukken.
Op die laatste bewijsstukken hebben eisers bij akte een reactie gegeven.
 
Daarna is vonnis bepaald.
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
Feiten
 
1.     Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
 
1.1.   Eisers zijn met elkaar gehuwd.
 
1.2.   [Y] heeft op of omstreeks 19 juni 2002 met Dexia voor de tijd van 60 maanden
een effecten lease contract "Security Plus Effect Vooruitbetaling" gesloten met
kenmerknummer [nummer] onder de voorwaarden, vermeld in een contract d.d. 19juni
2002 alsmede in de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten lease.
 
1.3.   Op grond van deze overeenkomst "leaste" [Y] van Dexia aandelen Ahold, Fortis
en Koninklijke Olie, hierna ook te noemen "waarden", tegen een leasesom van
€ 32.850,24, welke bestond uit een aankoopsom van € 20.857,44 en rente over de
aankoopsom van € 11.992,80.
 
1.4.   In het contract d.d. 19 juni 2002 staat dat de leasesom als volgt voldaan moet worden:
 
-   op of omstreeks de eerste van de maand, volgend op de aankoopdag van de
waarden, het totaal van 60 gelijke maandtermijnen minus 20 % korting: € 9.594,-;
 
-   op of omstreeks de 59e maand: € 50,—;
 
-   aan het einde van de overeenkomst: de aankoopsom ad € 20.807,44, welk bedrag in
principe verrekend wordt met de verkoopopbrengst van de waarden.
 
1.5.   Ingevolge artikel 2 sub c van het contract heeft de lessee na de afloopdatum van de
overeenkomst recht op een bonus van 25 % van de totale koerswinst van het
aandelenpakket op dat tijdstip.
 
1.6.   Krachtens artikel 5 van het contract garandeert Dexia aan de lessee na afloop van de
overeenkomst een verkoopopbrengst van de waarden, welke minimaal gelijk is aan het
totaal van de aankoopbedragen. Bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst kan
de lessee geen aanspraak op deze garantie maken. Op grond van artikel 6 van het
contract is de lessee aan Dexia voor het recht op de bonus van 25 % en de koersgarantie
aan Dexia een premie verschuldigd, die gelijk is aan het dividend dat op de waarden
betaalbaar wordt gesteld gedurende de looptijd van de overeenkomst en welke verrekend
wordt met dat dividend.
 
1.7.   Bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst is de lessee op grond van artikel 2 sub
b van het contract naast betaling of verrekening van de hoofdsom met de
verkoopopbrengst van de waarden een bedrag verschuldigd dat gelijk is aan 50 % van de
nog niet verstreken maandtermijnen, verminderd met het totaal van de vooruitbetaling
minus de contant gemaakte waarde van de reeds verstreken bruto maandtermijnen.
 
1.8.   Zodra de lessee al datgene aan Dexia betaald heeft wat de lessee op grond van de
overeenkomst verschuldigd is, is hij of zij volgens artikel 7 van het contract automatisch
en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. In artikel 2 van de Bijzondere
Voorwaarden is bepaald dat de eigendom van de waarden op lessee overgaat door
vervulling van de opschortende voorwaarde dat de lessee al zijn verplichtingen uit hoofde
van de overeenkomst heeft voldaan. Voorts is in dat artikel bepaald dat de waarden aan
de lessee worden overgedragen onder die opschortende voorwaarde, doordat de
waarden onverwijld na de verkrijging ervan door Dexia ten name van de lessee worden
bijgeschreven in de administratie van Dexia overeenkomstig artikel 17 van de Wet Giraal
Effectenverkeer, waarbij Dexia zich de eigendom van de waarden voorbehoudt, totdat de
lessee aan alle verplichtingen uit de overeenkomst voldaan heeft.
 
1.9.   In artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden is bepaald dat alle baten en
waardeveranderingen van de waarden de lessee direct toekomen en dat in geval van een
keuzedividend de keuze van de Bank wordt bepaald door de lessee, behoudens voor
zover in de overeenkomst niet anders is bepaald.
 
1.10. Door [Y] is aan Dexia de verschuldigde rente ad € 9.594,- betaald. Door Dexia
zijn de effecten onder eigendoms voorbehoud conform artikel 2 van de Bijzondere
Voorwaarden onverwijld na de verkrijging daarvan aan [Y] overgedragen.
 
1.11. De overeenkomst van partijen is tot stand gekomen via Spaar Select B.V. [Y] is
door een medewerker van Spaar Select bij een bezoek bij haar aan huis geadviseerd dit
soort overeenkomst met Dexia te sluiten. Zij heeft een formulier van Spaar Select waarbij
de effectenlease Security Plus Effect door haar werd aangevraagd, ondertekend en door
de medewerker van Spaar Select bij Dexia laten indienen.
 
1.12. Bij brief d.d. 24 maart 2005 van de gemachtigde van eisers is de overeenkomst van
[Y] met Dexia vernietigd door beide eisers wegens strijdigheid van de
overeenKomst met de communautaire richtlijn die ten grondslag ligt aan de Wet op het
Consumentenkrediet. [X] heeft bij die brief tevens de overeenkomst van Dexia
met zijn echtgenote vernietigd om reden dat hij het contract niet mede-ondertekend heeft.
Door eisers is er in die brief ook nog een beroep op gedaan dat Dexia zich schuldig
gemaakt heeft aan misbruik van omstandigheden en zij zich door te handelen in strijd met
artikel 28 van de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR 99) tevens schuldig
gemaakt heeft aan schending van haar precontractuele zorgplicht. Dexia heeft de
buitengerechtelijke vernietiging niet erkend.
 
De vordering
 
2.     Eisers vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 
a.  voor recht zal verklaren dat het door [Y] met Dexia gesloten
effecten leasecontract met kenmerknummer [nummer] buitengerechtelijk vernietigd is,
althans dit contract zal vernietigen, althans dit contract zal ontbinden, althans voor recht
zal verklaren dat Dexia jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld op grond waarvan
eisers' schade vergoed dient te worden;
 
b.  Dexia zal veroordelen tot terugbetaling van de betaalde bedragen, zijnde in totaal
€ 9.594,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2005;
 
c.  voor recht zal verklaren dat Dexia in de toekomende tijd niets meer te vorderen heeft noch
in de verleden tijd iets te vorderen heeft gehad uit hoofde van voornoemde overeenkomst,
althans voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer te vorderen heeft uit hoofde van
voornoemde overeenkomst;
 
d.  Dexia zal gebieden om per aangetekende brief aan het Bureau Krediet Registratie te Tiel
met afschrift aan eisers binnen tien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen
vonnis, te melden dat de inschrijving en achterstandscodering op het onderhavige contract
ten onrechte zijn geschied en ongedaan dienen te worden gemaakt, zulks onder verbeurte
van een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 15.000,--, voor zover
aan dit gebod niet wordt voldaan;
 
e.  Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.     Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat [Y] zonder medeweten van haar
echtgenoot en dus zonder zijn toestemming de effectenleaseovereenkomst in juni 2002 met
Dexia gesloten heeft. Zij heeft de verschuldigde rente ad € 9.594,-- betaald van het aan haar
vrijvallende spaarloon. Ander spaargeld dan dat had en heeft zij niet. De vooruitbetaalde rente
is blijkbaar op "advies" van de medewerker van Spaar Select gemaximeerd tot haar totale
besteedbare vermogen. Spaar Select ontving van Dexia de hoogst mogelijke provisie.
 
4.     [Y] had geen enkele ervaring met beleggen. Zij is afgegaan op de zeer lovende
woorden van de medewerker van Spaar Select, die het product aan haar verkocht heeft,
terwijl de markt al aan het dalen was. Hij had haar gezegd dat het product gegarandeerd meer
zou opleveren dan de inleg. Eisers zijn het niet eens met het standpunt van Dexia dat het
handelen en / of nalaten van de tussenpersoon Spaar Select aan haar niet toe te rekenen valt.
 
5.     De overeenkomst moet gekwalificeerd worden als een huurkoopovereenkomst, waarvoor
[X] in schriftelijke vorm zijn toestemming had moeten geven ingevolge artikel 1:88
BW. [X] heeft de overeenkomst binnen de wettelijke termijn en dus tijdig vernietigd.
 
6.     Een verantwoorde instelling had een dergelijk, risicovol product nooit aan [Y] mogen
verkopen, zeker niet in het licht van verantwoorde kredietverlening. Dexia heeft gehandeld in
strijd met de contractuele zorgplicht dan wel onrechtmatig jegens eisers gehandeld: er is geen
cliëntenprofiel opgesteld noch is de ervaring van [Y] met beleggen getoetst. Op
grond hiervan is Dexia gehouden de schade, die gelijk is aan de verrichte betalingen, aan
eisers te vergoeden.
 
7.     Eisers hebben er recht en belang bij een vordering tegen Dexia ertoe strekkende dat de
aanmelding van de onderhavige overeenkomst bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel
ongedaan gemaakt zal worden. Ingevolge artikel 8 sub b van de Wet bescherming
persoongegevens (Wbp) mogen persoongegevens slechts worden verwerkt, indien dat
noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is. Door
de vernietiging van de overeenkomst zijn eisers geen partij meer en rust daarom op Dexia de
verplichting het gegevensbestand bij BKR te doen schonen.
 
het verweer van Dexia
 
8.     Dexia bestrijdt de vordering van eisers. Zij bestrijdt in de eerste plaats dat de overeenkomst
van partijen gekwalificeerd moet worden als een huurkoopovereenkomst. Zij meent daarom
dat deze zaak niet door de kantonrechter behandeld en beslist moet worden, maar door de
sector civiel van de rechtbank.
 
9.     Omdat de overeenkomst van partijen niet gekwalificeerd moet worden als een
huurkoopovereenkomst, was voor het aangaan van de overeenkomst niet de toestemming
van [X] vereist. Was er wel sprake geweest van een huurkoopovereenkomst, dan
had de echtgenoot de toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kunnen geven. Dexia
heeft uitdrukkelijk verzocht toegelaten te worden tot het bewijs dat door [X] die
toestemming op andere wijze aan zijn echtgenote verleend is.
 
10.    Dexia betwist dat zij in strijd met haar zorgplicht dan wel onrechtmatig jegens [Y]
heeft gehandeld. Het is niet juist dat zij in het geheel geen onderzoek heeft gedaan naar de
financiële positie van [Y]. Voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst heeft
zij getoetst, of [Y] geregistreerd stond bij het BKR. Dexia neemt het standpunt in
dat het handelen en / of nalaten van de tussenpersoon Spaar Select haar niet toe te rekenen valt.
 
11.    Voor het geval wel zou worden vastgesteld dat zij onrechtmatig jegens [Y] heeft
gehandeld, betwist Dexia gemotiveerd de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
Dexia meent dat [Y] zelf heeft bijgedragen aan de door haar gepretendeerde
schade. Er is dus eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
   
12.    Wat de vordering in verband met de melding van de overeenkomst aan het BKR betreft, heeft
Dexia aangevoerd, dat zij zelf niet tot schrapping van een registratie kan overgaan, maar
hooguit een melding bij het BKR kan doen.
   
Beoordeling
 
13.    Volgens artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is koop en verkoop op
afbetaling de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald
in termijnen, waarvan er twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is
afgeleverd.
 
14.    Zijn partijen bij een koop en verkoop op afbetaling overeengekomen dat de verkochte zaak
niet door de enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door de vervulling van de
opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat de koper uit hoofde van de
koopovereenkomst verschuldigd is, dan is er ingevolge artikel 7A:1576h lid 1 BW sprake van
huurkoop.
 
15.    In artikel 7A:1576 lid 5 BW staat dat het in titel 5A van Boek 7A BW bepaalde
overeenkomstige toepassing vindt op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor
zover dat in overeenstemming is met de aard van die rechten.
 
16.    De bepalingen van titel 5A van Boek 7A BW beogen de koper op afbetaling in bepaalde
opzichten te beschermen tegen de verkoper. Deze wettelijke bescherming van de koper op
afbetaling van effecten moet geacht worden met de aard van effecten in overeenstemming te
zijn evenzeer als dat het geval is bij koop op afbetaling van zaken, zoals goud, schilderijen of
andere kostbaarheden die men ter belegging koopt.
 
17.    Bij de onderhavige overeenkomst kwamen partijen overeen dat de effecten eerst in eigendom
aan [Y] over zouden gaan door vervulling van de opschortende voorwaarde van
algehele betaling door [Y] van wat zij aan Dexia verschuldigd was. Op die
overeenkomst is dus titel 5A van Boek 7A BW van overeenkomstige toepassing als er
"aflevering" van de effecten had plaatsgevonden vóór het tijdstip dat er twee of meer termijnen
verschenen waarin de koopprijs voor de effecten betaald moest worden. Onder "aflevering" in
de zin van artikel 7A:1576 lid 1 BW van effecten moet verstaan worden het bewerkstelligen
dat de koper van de effecten in economische zin daarvan rechthebbende wordt.
 
18.    De contractuele bepalingen, zoals deze hiervoor onder 1.3., 1.4., 1.8. en 1.9. zijn
weergegeven, bevatten alle elementen die de overeenkomst van Dexia en [Y]
kwalificeren als een huurkoopovereenkomst. Door uitvoering te geven aan het bepaalde in de
artikelen 2 en 3 van de Bijzondere Voorwaarden werd bewerkstelligd dat [Y] direct
na de verkrijging van de effecten door Dexia in economische zin daarvan rechthebbende
werd. Er was daardoor sprake van "aflevering" de zin van artikel 7A:1576 lid 1 BW.
 
19.    De overeenkomst van partijen moet dus gekwalificeerd worden als een
huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A:1576h lid 1 BW, waarop de bepalingen van
titel 5A van Boek 7A BW van overeenkomstige toepassing zijn.
 
20.    Vraag is nu, of [Y] voor het aangaan van de overeenkomst van haar echtgenoot
toestemming behoefde, zoals artikel 1:88 lid 1 onder d BW aan echtgenoten voorschrijft voor
het aangaan van "overeenkomsten van koop op afbetaling", die niet kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk strekken ten behoeve van de normale uitoefening van hun beroep of hun bedrijf.
 
21.    Uit de parlementaire geschiedenis zou opgemaakt kunnen worden dat de minister indertijd bij
artikel 1:88 lid 1 onder d BW alleen overeenkomsten van koop op afbetaling van zaken en niet
ook van vermogensrechten voor ogen had, zoals Dexia van mening is.
Daarmee is dan nog niet gezegd dat dat ook de bedoeling van de wetgever was. Hoe dat ook
zij, er is geen reden om aan te nemen dat koop op afbetaling van vermogensrechten niet
onder de werking van artikel 1:88 lid 1 onder d valt. De tekst van artikel 1:88 Nd 1 onder d BW
geeft daartoe geen enkele aanleiding en er is geen grond om in geval van koop op afbetaling
van vermogensrechten de gezinnen van de koper de bescherming te onthouden weike de wet
hen in artikel 1:88 lid 1 onder d BW beoogt te bieden.
 
22.    [X] had dan ook toestemming voor de overeenkomst van zijn echtgenote met de
Bank moeten geven. Dexia heeft gesteld dat dat het geval is geweest en heeft aangeboden
dat door middel van getuigen te bewijzen. Hieraan moet voorbij gegaan worden, als
[X] zijn toestemming schriftelijk had moeten geven. Schriftelijk heeft [X]
immers die toestemming niet gegeven.
 
23.    Op grond van artikel 1:88 lid 3 BW moet de toestemming door de echtgenoot schriftelijk
worden verleend, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm
voorschrijft. Ingevolge artikel 7A:1576i lid 1 BW moet huurkoop aangegaan worden bij
authentieke of onderhandse akte, waarvan de inhoud moet voldoen aan de bepalingen van
artikel 7A: 1576j BW. Dat artikel 7A: 1576j lid 3 BW op het niet naleven van het voorschrift dat
de akte aan de bepalingen van artikel 7A:1576j BW moet voldoen, niet de sanctie van
nietigheid van de overeenkomst stelt, is, anders dan Dexia gesteld heeft, niet relevant. De
sanctie die op niet naleving van het voorschrift van artikel 7A:1576i lid 1 BW gesteld is, betreft
de inhoud van de akte en niet de vorm die voor het aangaan van de huurovereenkomst door
de wet is voorgeschreven. De toestemming door de echtgenoot dient dan ook bij akte, dus
schriftelijk, verleend te worden.
 
24.    Nu [X] geen schriftelijke toestemming voor het aangaan van de overeenkomst
verleend heeft en door hem bij brief d.d. 24 maart 2005 van de gemachtigde van eisers de
overeenkomst van [Y] met Dexia vanwege het ontbreken van zijn toestemming is
vernietigd, dient de door [X] gevorderde verklaring voor recht dat dat het geval is, te
worden toegewezen.
 
25.    De vernietiging van de overeenkomst van [Y] met Dexia heeft tot gevolg dat wat
door de ene partij aan de andere partij ingevolge die overeenkomst betaald is, onverschuldigd
betaald is en dus over en weer teruggevorderd kan worden.
 
26.    [Y] is dus gerechtigd van Dexia terug te vorderen wat zij uit hoofde van de
overeenkomst onverschuldigd aan Dexia heeft betaald. [X] is eveneens bevoegd
van Dexia te vorderen dat zij [Y] terug zal betalen. Artikel 1 :89 lid 5 BW geeft de
echtgenoot die ex artikel 1:89 lid 1 BW een beroep op de vernietigingsgrond heeft gedaan, de
bevoegdheid tevens alle rechtsvorderingen in te stellen die voortvloeien uit de nietigheid van
de zonder zijn toestemming gesloten overeenkomst.
 
27.   Ten verweer tegen de vordering van eisers tot terugbetaling van de door [Y] uit
hoofde van de overeenkomst betaalde rente ad € 9.594,- beroept Dexia zich op artikel 6:278
BW uit hoofde waarvan haar, naar haar mening, een verrekeningsrecht toekomt op grond
waarvan zij het door haar te betalen bedrag kan verrekenen met het bedrag dat haar op grond
van artikel 6:278 BW toekomt. Eisers zijn van mening dat het beroep van Dexia op deze
bepaling moet worden afgewezen, omdat de gevolgen van die bepaling zich niet verdragen
met de bescherming van de echtgenoot die geen partij bij de overeenkomst in kwestie was,
welke de wetgever met artikel 1:88 BW heeft beoogd.
 
28.    In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen voor een partij bij een wederkerige
overeenkomst die de stoot tot ongedaanmaking van de overeenkomst geeft, om aan de
andere partij een bijbetaling te doen ter correctie van een inmiddels ten gunste van haar
opgetreden wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de
ongedaanmaking door hen over en weer verricht moeten worden.
 
29.    De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel is dat bedoelde wijziging in de
waardeverhouding van de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde dat
aannemelijk is dat de partij" in kwestie geen ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
zou hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou zijn.
 
30.    Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een wijziging in de waardeverhouding ten
gunste van de partij die de overeenkomst ongedaan maakte, dient men blijkens de
parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de wettelijke
ongedaanmakingsregefs na de ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van diezelfde regels
gehouden zouden zijn geweest, indien restitutie dadelijk na de uitvoering van de
overeenkomst was geschied.
 
31.    Uit de wetsgeschiedenis kan een argument geput worden voor de stelling dat bij een
gedeeltelijke uitvoering van een overeenkomst artikel 6:278 BW analogisch toegepast moet
worden, zoals Dexia van oordeel is en dat in dat geval bij de vergelijking van de
waardeverhoudingen bij de waarde van wat de partij die het minst heeft ontvangen, bijgeteld
zou moeten worden hetgeen de wederpartij nog zou hebben moeten presteren.
 
32.    Ten tijde van de vernietiging van de overeenkomst door [X] in maart 2005, was niet
te zeggen, wat de effecten ruim twee jaar later, in juni 2007, zouden gaan opbrengen. Of er
toen sprake was van een inmiddels ten gunste van [Y] opgetreden wijziging in de
waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die door haar en Dexia over en weer
moeten worden verricht, kan dan ook niet vastgesteld worden. De vraag of aannemelijk is dat
[X] ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen heeft met het oog op een
opgetreden wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, valt dan ook niet
te beantwoorden. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW gaat om die reden niet op.
 
33.    Onderzocht moet nu worden, of Dexia bezitter te goeder trouw was van de vordering op
[Y] uit hoofde van de overeenkomst en aan Dexia dus de vóór vernietiging van de
overeenkomst door [Y] betaalde rente ad € 9.594,-- toebehoort krachtens artikel
6:206 juncto artikel 3:120 BW.
 
34.    Bij dit onderzoek moet voor ogen gehouden worden dat de regeling van artikel 1:88 BW, strekt
ter bescherming van de echtgenote of echtgenoot tegen de gevolgen van de in artikel 1:88
BW genoemde rechtshandelingen van haar of zijn wederhelft, waarvoor zij of hij
geen toestemming verleend heeft.
 
35.    Bij de toepassing van artikel 1:89 BW en artikel 6:203 BW iuncto artikel 3:120 BW dient
onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds het zijn van ontvanger ai dan niet te goeder
trouw van wat onverschuldigd betaald is uit hoofde van een rechtshandeling als bedoeld in
artikel 1:88 lid 1 BW en anderzijds het verrichten al dan niet te goeder trouw in de zin van
artikel 1:89 lid 2 BW van een zodanige rechtshandeling.
 
36.    Toen Dexia met [Y] de overeenkomst sloot, had zij als bank behoren te weten dat
[Y] de schriftelijke toestemming van haar echtgenoot ingevolge artikel 1:88 BW
behoefde, wilde zij de mogelijkheid uitsluiten dat [X] als dat voor hem opportuun
zou zijn, de overeenkomst op grond van artikel 1:89 lid 1 BW zou vernietigen. Bij het sluiten
van de overeenkomsten was Dexia dus niet te goeder trouw in de zin van artikel 1:89 lid 2
BW.
 
37.    De overeenkomsten die vallen onder de in artikel 1:88 BW genoemde rechtshandelingen, zijn
onaantastbaar voor de partij die deze zonder (schriftelijke) toestemming van zijn of haar
echtgenoot gesloten heeft en zijn alleen vernietigbaar voor die echtgenoot, die geen partij bij
die overeenkomst is.
 
38.    Nadat Dexia de overeenkomst met [Y] gesloten had, werd zij rechthebbende van de
vordering op [Y] uit die overeenkomst. Dexia beschouwde zich kennelijk als
rechthebbende van die vordering en mocht zich ook redelijkerwijs als zodanig beschouwen,
tenzij zij ermee rekening had moeten houden dat [X] de overeenkomst wegens het
ontbreken van zijn schriftelijke toestemming zou vernietigen en zij gehouden zou zijn tot
teruggave van wat zij op grond van die overeenkomst had ontvangen c.q. zou hebben
ontvangen.
 
39.    Ingevolge artikel 6:76 BW is een schuldenaar, als hij bij de uitvoering van een verbintenis
gebruik maakt van de hulp van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze
aansprakelijk als voor eigen gedragingen. Deze bepaling dient analogisch te worden
toegepast in geval bij de totstandkoming van een verbintenis gebruik gemaakt is van een
tussenpersoon die kennelijk in opdracht en / of ten gunste van een van de partijen gehandeld
heeft.
 
40.    Als onbestreden door Dexia staat vast dat Spaar Select voor haar bemiddeling een provisie
van Dexia ontvangen heeft. Door Dexia is ook niet gemotiveerd weersproken, dat [Y]
geen enkele kennis had van beleggen en de medewerker van Spaar Select [Y]
geadviseerd heeft de overeenkomst te sluiten zonder deugdelijke informatie over de aard en
de risico's van de overeenkomst te geven. Dit moet dus ook als vaststaand beschouwd
worden. Gegeven deze feiten en omstandigheden moet geconstateerd worden dat Spaar
Select niet als adviseur van [Y] opgetreden is, maar louter ten gunste van Dexia (en
haarzelf) heeft gewerkt. Artikel 6:76 BW moet daarom analogisch toegepast worden. De
ondeugdelijk advisering door Spaar Select aan [Y] dient aan Dexia te worden toegerekend.
 
41.    Dexia had daarom er redelijkerwijs rekening mee moeten houden dat zij aan [Y] zou
moeten terugbetalen, wat zij op grond van'de overeenkomst van haar had ontvangen. Dexia
mocht zich dan ook niet als rechthebbende van de vordering in de zin van artikel 3:120 lid 1
BW beschouwen. Zij dient de aan haar bij de aanvang van de overeenkomst door
[Y] betaalde rente ad € 9.594,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24
maart 2005 terug te betalen. Het tweede onderdeel van de vordering van [X] en [Y] dient
dan ook te worden toegewezen.
 
42.    Bij het derde onderdeel van de vordering hebben eisers geen belang, aangezien de eerste
twee onderdelen van de vordering worden toegewezen.
 
43.    Gegeven de vernietiging door [X] van de overeenkomst van Dexia met [Y]
hebben eisers er recht en belang bij dat de registratie van die overeenkomst bij het BKR
geschrapt zal worden. Op grond van de wet is Dexia verplicht aangesloten bij het BKR en kan
zij dus uit dien hoofde zich tegenover derden, in casu eisers, beroepen op de regefs die voor
haar uit hoofde van die aansluiting bij het BKR gelden. Door eisers is niet bestreden, dat
Dexia op grond van die regels niet verder kan gaan dan aan BKR te melden dat [X]
de overeenkomst van haar met [Y] bij brief d.d. 24 maart 2005 van de gemachtigde
van eisers heeft vernietigd en dat bij het onderhavige vonnis de vernietiging van de
overeenkomst voor recht verklaard is. In deze zin zal het vierde onderdeel van de vordering
van eisers worden toegewezen, waarbij de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
 
44.    Als de in het ongelijk gestelde partij moet Dexia veroordeeld worden in de kosten van deze
procedure die aan de zijde van eisers gevallen zijn.
 

BESLISSING
 
De kantonrechter:
 
I.      verklaart voor recht dat de door [Y] op of omstreeks 19 juni 2002 met Dexia
gesloten effectenlease-overeenkomst met contractnummer [nummer] bij brief d.d. 24
maart 2005 van de gemachtigde van eisers buitengerechtelijk vernietigd is;
 
II.     veroordeelt Dexia tot terugbetaling aan [Y] van € 9.594,--, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf 24 maart 2005;
 
III.    gebiedt Dexia om per aangetekende brief aan het Bureau Krediet Registratie te Tiel met
afschrift aan eisers binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te melden dat
[X] de overeenkomst van Dexia met [Y] bij brief d.d. 24 maart 2005 van
de gemachtigde van eisers heeft vernietigd en dat dat bij het onderhavige vonnis voor
recht is verklaard;
 
IV.    veroordeelt Dexia om bij niet voldoening aan dit gebod aan eisers een dwangsom te
betalen van € 100,- per dag dat aan dit gebod niet wordt voldaan;
 
V.     bepaalt dat boven een bedrag van € 10.000,- geen dwangsommen meer verbeurd zullen
worden;
 
VI.    veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure die aan de zijde van eisers gevallen zijn
en die tot aan deze uitspraak begroot worden op€ 1.077,60, waarvan € 192,-- wegens
griffierecht, € 85,60 inclusief BTW wegens explootkosten en € 800,- inclusief BTW als
salaris gemachtigde;
 
VII.   wijst het meer en anders gevorderde af;
 
VIII.  verklaart dit vonnis - met uitzondering van de verklaring voor recht - uitvoerbaar bij
voorraad.
 
 
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 29 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL