Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

RECHTBANK s-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
 
vm
rolnummer: 617755/06-20393
datum: 10 april 2007
 

Vonnis in de zaak van:
 
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
verder te noemen: [X - Y],
gemachtigde: mr P. A. aan de Kerk,
 
tegen
 
de besloten vennootschap AEGON FINANCIËLE DIENSTEN B.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage, kantoorhoudende te Leeuwarden,
gedaagde,
verder te noemen: Aegon,
gemachtigde: dw Van der Velde.
 
Procedure
 
1.   De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
-    de dagvaarding van 12 oktober 2006;
-    de conclusie van antwoord;
-    de conclusie van repliek;
-    de conclusie van dupliek.
 
Feiten
 
2.    Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
a.  Tussen [X - Y] en Aegon zijn op 13 september 1999 drie effectenlease-overeenkomsten gesloten met de naam "Koopsom Vliegwiel" onder de nummers [nummer], [nummer] en [nummer] (verder: de overeenkomsten).
b.  Op de overeenkomsten zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel (verder: de Bijzondere Voorwaarden).
c.  De overeenkomsten betreffen het beleggen met geleend geld en hebben een looptijd van 60 maanden.
d.  De overeenkomsten houden in dat de belegger een bedrag leent van Aegon tegen een rente van 10,50% per jaar, waarvoor door Aegon aandelen worden gekocht, die door haar in lease aan de belegger worden verstrekt. Een bedrag van € 2.273,39, zijnde de contante waarde van de renteverplichtingen wordt binnen 2 weken na het sluiten van het contract betaald. Op de 15de dag van de 59ste maand moet een bedrag van ƒ 100,-
(€ 45,38) worden voldaan in mindering op de hoofdsom van de geldlening. Het restant van de geldlening (de aankoopsom van de aandelen) moet aan het einde van de looptijd van de overeenkomsten worden voldaan, waarna de belegger eigenaar wordt van de onderliggende aandelen. Desgewenst kan het restant van de geldlening worden verrekend met de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen.
e.    In geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomsten heeft de belegger recht op teruggave van de helft van de op dat moment nog niet vervallen renteverplichting. Deze teruggave wordt verrekend met het saldo van de verkoopopbrengst van de onderliggende aandelen en de restant hoofdsom van de geldlening. Indien de uitkomst hiervan negatiefis, dient de belegger het tekort aan Aegon te betalen.
f.    Bij de totstandkoming van de overeenkomsten is [X - Y] geadviseerd door Van de Ven Assurantiën Gennep BV.
g.    [X - Y] hebben ingevolge de overeenkomsten van Aegon telkens 156 aandelen geleased in de volgende fondsen: Ahold (33 aandelen), Dordt.Petr. (23 aandelen), TPG (47 aandelen), ING (22 aandelen) en Wolters Kluwer (31 aandelen). De totale leasesom per overeenkomst bedraagt € 7.857,83 en is opgebouwd uit het aankoopbedrag van de aandelen ad € 5.584,44 en rente ad € 2.273,39.
h.   Gedurende de looptijd van de overeenkomsten hebben [X - Y] een bedrag ad € 819,07 aan dividenden ontvangen.
i.    De overeenkomsten zijn op 1 september 2004 afgelopen. [X - Y] hebben hun contracten verlengd. Bij conclusie van antwoord heeft Aegon aangegeven dat de restschuld per contract € 412,22 bedraagt.
 
Vordering
 
3.    [X - Y] vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
I   primair:
a.    voor recht wordt verklaard dat bij brief van 1 mei 2006 de nietigheid van de overeenkomsten rechtsgeldig is ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW-wegens het ontbreken van de Wte vergunning aan de zijde van Van de Ven;
b.   meer subsidiair:
voor recht wordt verklaard dat bij brief van 1 mei 2006 rechtsgeldig de nietigheid is ingeroepen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW wegens het ontbreken van de Wck vergunning aan de zijde van Aegon;
c.    meer subsidiair:
voor recht wordt verklaard dat de overeenkomsten bij brief van 1 mei 2006 werden vernietigd of nietig verklaard, althans wordt ontbonden, wegens dwalingen/of misbruik van omstandigheden
d.   meer subsidiair:
voor recht wordt verklaard dat, indien Aegon de aankoopgegevens inzake effecten niet overlegt, de overeenkomsten nimmer zijn aangevangen;
e.   meer subsidiair:
voor recht wordt verklaard dat, indien Aegon de aankoopgegevens inzake effecten niet overlegt, de overeenkomsten zijn ontbonden;
II   Aegon op grond van het sub a t/m e gevorderde dan wel wegens wegens schending van haar (precontractuele zorgplicht) als gevolg van misleidende reclame, dan wel wegens het niet tot standkomen van de overeenkomsten, wordt veroordeeld tot schadevergoeding, voor zover nodig op te maken bij staat, onder meer betreffende de inleg c.q. de termijnen, met rente;
III Aegon wordt veroordeeld de (A) registratie bij het BKR te Tiel ongedaan te maken;
IV Aegon wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
 
4.   [X - Y] voeren aan dat de tussenpersoon Van de Ven over een vergunning ingevolge de Wet toezicht effectenverkeer (Wte) diende te beschikken, daar deze als cliëntenre-misier dient te worden beschouwd; dat Van de Ven in strijd met artikel 7 Wte heeft gehandeld, hetgeen op grond van artikel 3: 40 lid 2 BW de door bemiddeling van Van de Ven gesloten overeenkomsten nietig maakt. In elk geval is de bijzondere zorgplicht die op haar ex B artikel 24 Besluit toezicht effectenverkeer 1995 rustte, geschonden, alsmede artikel 33 lid 1 onder c Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999. De gedragingen van Van de Ven zijn aan Aegon toe te rekenen. Aegon beschikt voorts niet over een vergunning ingevolge de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en heeft misbruik van de omstandigheden gemaakt in de zin van artikel 3:44 BW. Subsidiair voeren zij aan dat Aegon toerekenbaar tekortgeschoten is in haar (pre-contractuele) zorgplicht jegens hem. Zij had enige vorm van zekerheid tegen koersdaling moeten aanbieden. Zij had hen voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomsten moeten informeren omtrent de werkelijke aard, inhoud en betekenis van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's, Het aan hen verstrekte informatiemateriaal is daarover onduidelijk en misleidend. In zoverre is er naar hun mening sprake van misleiding. Verder beroepen zij zich op dwaling. [X - Y] bestrijden dat zij hun rechten verwerkt hebben ter gelegenheid van de verlenging van de overeenkomsten. Zij voeren aan dat zij de overeenkomsten hebben verlengd om hun schade te beperken. Zij hadden niet de middelen om de restschulden te betalen.
Tenslotte betwist [X - Y] dat de onderliggende aandelen daadwerkelijk door Aegon zijn gekocht.
 
Verweer
 
5.   Aegon heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [X - Y], althans matiging van de gevorderde restitutieverplichting/vergoeding en veroordeling van [X - Y], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na het te wijzen vonnis. Kort zakelijk weergegeven komt het verweer op het volgende neer: De vordering tot vernietiging op grond van dwaling is verjaard. Overigens wordt de dwaling betwist. Er is geen sprake van misleidende reclame. Er is sprake van rechtsverwer-king. [X - Y] hebben op 16 juli 2004 een vragenformulier voor het verlengen van de overeenkomsten ingevuld. Zij hebben blijkens de inhoud daarvan bewust gekozen voor verlenging. Aegon bestrijdt zij dat zij haar zorgplicht geschonden heeft, dan wel jegens [X - Y] onrechtmatig heeft gehandeld of misbruik gemaakt heeft van omstandigheden. Zij bestrijdt dat zij tekortgeschoten is in haar informatieverstrekking over de aard en inhoud van de overeenkomsten en de daaraan verbonden risico's en zich heeft bediend van misleidende reclame. Zij is niet verplicht een verzekering tegen een restschuld af te sluiten. Aegon kan niet worden aangesproken op het gedrag van de tussenpersoon. De Wck is volgens Aegon niet op de overeenkomsten van toepassing en overigens zijn de bepalingen van de overeenkomsten daarmee niet strijd. Het ontbreken van een vergunning ex artikel 9 Wck maakt de overeenkomsten niet nietig. Tenslotte beroept Aegon zich op artikel 6:278 BW en op eigen schuld van [X - Y].
 
Beoordeling
 
Rechtsverwerking?
 
6.   Het meest verstrekkende verweer betreft het beroep op rechtsverwerking. Volgens vaste jurisprudentie (zie o.a. HR 29 september 1995 NJ 1996, 89 en HR 24 april 1998 NJ 1998, 621) is voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking vereist dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor bij de wederpartij het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, dan wel de wederpartij in haar positie onredelijk zou worden benadeeld indien de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldendzou maken. In het onderhavige geval beroept Aegon zich op opgewekt vertrouwen, waartoe zij verwijst naar de door [X - Y] bij de contractsverlenging ingevulde en ondertekende antwoordcoupon.
 
7.   Daarin hebben [X - Y] op de vraag:
"Heeft u er vertrouwen in dat de beurs de komende jaren zal stijgen
aangekruist het antwoord
"Ja"
op de vraag:
"Accepteert u dat een eventuele restschuld groter kan worden?
hebben zij aangekruist het antwoord
"Nee"
en op de vraag:
"Hoe nerveus wordt u als de fondsrendementen sterk fluctueren?
hebben zij aangekruist het antwoord
"Redelijk"
Vervolgens hebben [X - Y] gekozen voor de mogelijkheid van contractsverlenging tegen een gunstig rentetarief en daarbij uitdrukkelijk de kans aanvaard dat op 1 september 2009 een restschuld bestaat of dat een bestaande restschuld is toegenomen. Aldus hebben zij te kennen gegeven dat zij zich bewust waren van het feit dat de vraag of van de restschuld bepaald werd door het koersverloop van hun effecten en dat zij een risico namen door de overeenkomsten te verlengen.
 
8.   Dit een en ander in aanmerking nemende is de kantonrechter van oordeel dat hiermee naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is dat [X - Y] zich vervolgens in de onderhavige procedure op de gronden die zij daartoe aangevoerd hebben beroepen op misbruik van omstandigheden, dwaling en niet-nakoming door Aegon van haar zorgplicht (voor zover het gaat om het inwinnen van informatie omtrent de financiële situatie van [X - Y], het waarschuwen voor de mogelijke risico's) en op de stelling dat de effecten niet zijn aangekocht. In zoverre treft het beroep van Aegon op rechtsverwerking derhalve doel.

Strijd met de Wte?
 
9.   Zelfs al zou de tussenpersoon Van de Ven vergunningsplichtig ingevolge artikel 9 Wte zijn geweest, dan leidt het feit dat een vergunning ontbrak niet tot nietigheid van de overeenkomsten, daar dit voorschrift niet de strekking heeft de geldigheid van de door bemiddeling van Van de Ven gesloten overeenkomsten aan te tasten. Dit betekent dat ook het
ontbreken van een Wte vergunning aan de kant van Aegon niet de nietigheid van de overeenkomsten tot gevolg heeft.
 
Toepasselijkheid Wck?
 
10.  [X - Y] heeft zich er op beroepen dat deze overeenkomsten nietig dan wel vernietigbaar zijn, wegens het ontbreken van een Wck vergunning van Aegon.
 
11.  Overwogen wordt dat in de Wck onder krediettransactie onder meer wordt verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (artikel 1 aanhef en sub a onder 1 Wck). De onderhavige overeenkomsten kenmerken zich onder meer hierdoor dat
Aegon aan [X - Y] een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover [X - Y] rente verschuldigd waren, en welk bedrag zij gedurende de looptijd dienden terug te betalen. Aldus voldoen deze overeenkomsten aan bovengenoemde definitie. In dit verband is van belang dat de wetsgeschiedenis bij art. 1 Wck (Kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 68) onder meer vermeldt:
 
"Centraal in de wet staat het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Uitgangspunt is dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen, waaruit een krediettransactie kan bestaan. Bij een meer formeel-juridische benadering bestaat het gevaar van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren. "
 
Nu ook aan de overige eisen voor toepasselijkheid van de Wck is voldaan, is deze wet op de onderhavige overeenkomsten van toepassing.
 
12. Hierbij is in aanmerking genomen dat de overeenkomsten niet vallen onder de uitzondering van artikel 4 lid 1 onder h Wck. In het onderhavige geval was immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van belening van effecten van [X - Y], reeds omdat volgens de voorwaarden de onderhavige aandelen niet eerder dan aan het einde van de looptijd eigendom zouden worden van [X - Y]. Ook uit de memorie van toelichting op de Wck (Kamerstukken II 1986-1987, 19 785, nr. 3, blz. 40/41), waarin - kort samengevat - wordt gesteld dat de regering wat betreft effectenbelening ervoor heeft gekozen deze niet onder de Wck te brengen omdat de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan ongeveer 70% van de waarde van de effecten en de aldus geboden ruime mate van zekerheid hier tot gevolg heeft dat het krediet goedkoper is, volgt dat deze bepaling niet ziet op een constructie als de onderhavige waarin van belening geen sprake is. De hiertegenover staande opvatting - die blijkt uit de beantwoording van Kamervragen door de Minister van Financiën op 6 juli 1998 (aanhangsel Handelingen II 1997-1998, nr. 1470, blz. 3015-3016) en uit de memorie van toelichting op de wet van 20 december 2001, Stb. 2001, 669, tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking aan publiek uit te breiden (Kamerstukken II 2000-2001, 27 869, nr. 3, blz. 3) - dat aandelenlease-constructies onder de uitzondering van artikel 4 lid 1 onder h Wck vallen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Deze interpretatie strookt namelijk niet met de duidelijke bewoordingen van de wet en de bedoeling van de (toenmalige) wetgever, zoals die volgt uit de hiervoor geciteerde passage in de
memorie van toelichting op de Wck, en gaat uit van de kennelijk onjuiste opvatting dat aandelenlease-constructies mede inhouden dat de kredietnemer aan de kredietgever zekerheid verstrekt op aandelen die hem (de kredietnemer) in eigendom toebehoren.
 
Ontbreken vergunning ex artikel 9 Wck
 
13.  Nu vast is komen te staan dat de Wck op de onderhavige overeenkomst van toepassing is, staat tevens vast dat Aegon over een vergunning als bedoeld in artikel 9 Wck diende te beschikken. Aegon erkent geen Wck vergunning te hebben (gehad), doch meent dat dit niet meebrengt dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar zijn.
 
14.   De kantonrechter deelt het standpunt van Aegon dat uit de systematiek van de Wck volgt dat het sluiten van een onder het bereik van de Wck vallende kredietovereenkomst zonder te beschikken over de vereiste vergunning, de overeenkomst niet nietig of vernietigbaar maakt, maar slechts leidt tot strafbaarheid van de kredietinstelling. In de Wck is immers telkens nauwkeurig aangegeven welke afwijkingen van de bepalingen van die wet leiden tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid. Daarentegen kent die wet geen bepaling die inhoudt dat het ontbreken van de vergunning leidt tot nietigheid of vernietigbaarheid van de kredietovereenkomst, doch wordt het sluiten van kredietovereenkomst zonder vergunning in artikel 69 Wck strafbaar gesteld.
 
15.  De vernietigbaarheid van de overeenkomsten volgt ook niet uit artikel 3:40 lid 2 BW, aangezien het vergunningvereiste van artikel 9 Wck niet de strekking heeft de geldigheid van zonder die vergunning gesloten overeenkomsten aan te tasten en het ontbreken van de vergunning ingevolge artikel 3:40 lid 3 BW derhalve niet leidt tot vernietigbaarheid van de overeenkomsten.
 
slotsom
 
16. Het voorgaande leidt ertoe dat geen van de vorderingen van [X - Y] toewijsbaar is. Het gevorderde zal worden afgewezen met veroordeling van [X - Y] in de kosten.
 
Beslissing
 
De kantonrechter:
 
Wijst het gevorderde af.
 
Veroordeelt [X - Y] in de proceskosten aan de zijde van Aegon, tot op heden vastgesteld op € 400,00 wegens salaris van haar gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na de uitspraak van dit vonnis.
 
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
 

Dit vonnis is gewezen door mr. Von Maltzahn, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2007 in het bijzijn van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL