Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK
'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 376564/ HAZA
10-3460
Vonnis van 10 augustus 2011 bij
vervroeging
in de zaak van
[X],
wonende te
[woonplaats],
eiser in het verzet,
eiser in reconventie,
advocaat mr.
M.J. Meijer te Haarlem,
tegen
mr. RUTGER JAN SCHIMMELPENNINCK,
wonende te Amsterdam en
mr. BERNARDUS FRANCISCUS MARIA
KNÜPPE, wonende te Dordrecht,
in hun hoedanigheid van curatoren in
het faillissement van de naamloze vennootschap
DSB BANK N.V.
gevestigd en kantoor houdende te Wognum, gemeente Medemblik,
gedaagden in
verzet,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. K. J. L. Verschoor te
Amsterdam,
Eiser wordt hierna aangeduid als [X] en gedaagden
worden aangeduid als de curatoren. De gefailleerde wordt DSB
genoemd.
1. De
procedure
1.1. Het verloop van de procedure
blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding
van 7 mei 2010 (met producties), uitgebracht door de
curatoren;
- het door deze rechtbank bij
verstek gewezen vonnis van 23 juni 2010 (hierna: het
verstekvonnis);
- de verzetdagvaarding van 27
juli 2010, met producties;
- het tussenvonnis
van 6 april 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast en de zaak is
verwezen
naar de meervoudige
kamer;
- de conclusie van antwoord in
reconventie, met producties;
- de akte
overlegging producties van de zijde van de
curatoren;
- de tweede akte overlegging
producties van de zijde van de curatoren;
- het
proces-verbaal van de comparitie van 27 juni 2011 en de daarin genoemde
pleitaantekeningen van de curatoren;
- de brief
van 12 juli 2011 van de curatoren;
- de brief
van 14 juli 2011 waarbij de griffier van de rechtbank het proces-verbaal van de
zitting van 27 juni
2011 aan de
advocaten heeft toegezonden met de mededeling dat zij binnen tien dagen nadien
correcties van
feitelijke aard op de
tekst van dat proces-verbaal kunnen
doorgeven;
- de op 20 juli 2011 ontvangen fax
van 19 juli 2011 van de advocaat van de curatoren.
1.2. Ten slotte hebben partijen
vonnis gevraagd. Het vonnis wordt heden bij vervroeging
uitgesproken.
2. De
feiten
2.0. Met de onder 1.1. vermelde fax van
19 juli 2011 hebben de curatoren enkele wijzigingen in het door de rechtbank
opgemaakte proces-verbaal van de comparitie op 27 juni 2011 voorgesteld. De
rechtbank neemt deze wijzigingen over en leest het procesverbaal met
inachtneming van deze correcties.
2.1. [X] heeft op 2 7 september 2007
een overeenkomst van persoonlijke lening (hierna: de overeenkomst) gesloten met
DSB met een netto kredietsom van € 24.542,-- en een kredietvergoeding van €
7.732,48, zodat hij in totaal aan DSB een bedrag van € 32.274,48 diende terug te
betalen. De effectieve rente op jaarbasis is bepaald op 8,4%. Volgens de
overeenkomst dient [X] het totale bedrag terug te betalen in 84 maandelijkse
termijnen van € 384,22.
2.2. De overeenkomst vermeldt dat van
het krediet €11.179,- wordt voldaan aan de Rabobank voor de aflossing van een
eerdere schuld van [X] aan die bank. Een bedrag van € 1.841,- wordt betaald aan
Reaal voor een tijdelijke over lijdensrisico-verzeker ing, een bedrag van €
1,958,— wordt voldaan aan AON Warranty Group voor een "financieel zeker
heidsplan" (arbeidsongeschiktheidsverzekering) en een bedrag van € 74.3,— wordt
voldaan aan DSB Schade N V. voor een "beschermd calamiteitenplan"
(ongevallenverzekering), Ten slotte wordt aan [X] nog € 8.821,- ter hand
gesteld.
2.3. De overeenkomst is door [X]
ondertekend en houdt onder de vermelding van de opdracht om de onder 2.2.
genoemde gelden over te maken het volgende
in:
"Indien geldgever geldnemer bij het
verstrekken van de geldlening verplicht tot het aangaan van en instandhouden van
een
verzekering
is
geldnemer uitdrukkelijk vrij in de keuze met welke verzekeringsmaatschappij deze
verzekering zal worden aangegaan, mits de
verzekering
ten genoege van geldgever afdoende dekking geeft."
2 4. DSB heeft tevoren, op 20
september 2007, een klantprofiel opgemaakt van [X], dat eveneens door hem
ondertekend is In dit klantprofiel is voor zover van belang
opgenomen:
"U heeft geen beschermingen
voor uw financiële positie in geval van
werkloosheid.
U behoudt onvoldoende
bestedingsruimte in geval van werkloosheid,"
(......)
"U bent niet bereid een
inkomensterugval te accepteren in geval van arbeidsongeschiktheid en/of blijvend
letsel als gevolg van
een ongeval.
U
bent bereid een inkomensterugval te accepteren in geval van
werkloosheid."
Tot slot is de volgende clausule
opgenomen:
"U heeft alle gevraagde
gegevens naar waarheid verstrekt. (...) Tevens bent u erop gewezen dat overige
producten al dan
niet
verplicht zijn en dat u zelf mag bepalen
bij welke partij deze producten worden afgesloten, U realiseert zich dat u
uiteindelijk
zelf verantwoordelijk bent voor de
genomen beslissing op basis van dit advies."
2.5. Ten tijde van het aangaan van de
overeenkomst had [X] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (één jaar met
ingang van 1 december 2006) en was hij alleenstaand. Zijn inkomen bedroeg
ongeveer € 1.900,- per maand, waarvan hij € 253,06 per maand aan huur betaalde
Zijn ziektekostenpremie bedroeg destijds € 100,— per maand, zodat hij per maand
netto € 1.600,— overhield.
2.6. Vanaf mei 2008 ontstond een
betalingsachterstand, De curatoren hebben om die reden [X] op 7 mei 2010
gedagvaard en betaling van € 21.601,60 gevorderd, te vermeerderen met
contractuele rente en kosten Bij het verstekvonnis heeft deze rechtbank [X]
veroordeeld tot betaling van dit bedrag, met rente en de kosten,
3. De
vordering
3.1. In deze procedure vordert [X],
zakelijk weergegeven:
in conventie:
ontheffing van de
veroordelingen tegen hem uitgesproken bij het verstekvonnis, met
afwijzing
van alle vorderingen en met veroordeling van de curatoren in de kosten van
de
procedures;
in
reconventie:
a. nietigverklaring van de persoonlijke lening en alle
onder 2.2 genoemde verzekeringen;
b. de in het geding zijnde overeenkomsten wegens dwaling
te ontbinden;
c.
te bepalen dat DSB jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten en/of haar
precontractuele zorgplicht heeft geschonden
en/of onrechtmatig heeft gehandeld en deswege aansprakelijk is voor de
daardoor door hem geleden schade, primair te
begroten op € 6.746,32 en subsidiair respectievelijk meer subsidiair op een
door- de rechtbank te bepalen bedrag, dan wel
een in een schadestaatprocedur e vast te stellen bedrag, telkens te vermeerderen
met de wettelijke rente;
d. kosten rechtens.
3.2. [X] legt aan zijn vordering
allereerst ten grondslag dat de afgesloten verzekeringen van rechtswege nietig
zijn, omdat sprake is geweest van koppelverkoop van kredieten en verzekeringen,
en voorts dat DSB haar zorgplicht heeft geschonden door hem in 200 7 het krediet
te verstrekken Door1 deze handelwijze van DSB heeft hij schade geleden, die
verrekend moet worden met de vordering van de curatoren. De buitengerechtelijke
incassokosten wenst hij gematigd te zien tot de som van € 200,—..
3.3. De curatoren voeren
verweer.
3 4. De grondslag voor de vordering
en het verweer zullen worden besproken bij de beoordeling van het
geschil..
4. De beoordeling
van het geschil
in conventie en in
reconventie
Ontvankelijkheid
4.1. Nu gesteld noch gebleken is dat
het verzet niet tijdig of op onjuiste wijze is ingesteld, kan [X] in zijn verzet
worden ontvangen,
4.2. De curatoren hebben echter in de
conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat [X] niet-ontvankelijk is in
de reconventie omdat art 26 Faillissementswet bepaalt dat rechtsvorderingen die
voldoening van een vordering uit de boedel beogen, gedurende het faillissement
slechts kunnen worden ingesteld door aanmelding ter verificatie Deze stelling is
juist, hetgeen betekent dat [X] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in
zijn reconventionele vordering en zal worden veroordeeld in de proceskosten„ Het
beroep van de curatoren op afwijzing van de reconventionele vorderingen wegens
onderlinge onverenigbaarheid van de diverse in reconventie cumulatief ingeroepen
rechtsgronden behoeft derhalve geen bespreking meer
Het beroep op verrekening
4.3. Dit brengt echter nog niet mee
dat het in conventie gedane beroep op verrekening van de door [X] ingestelde
vorderingen met de vorderingen van de curatoren in conventie niet meer mogelijk
is De curatoren hebben zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat
verrekening van de reconventionele vordering met de vordering in conventie
contractueel is uitgesloten.. Bij hun brief van 12 juli 2011 hebben zij bericht
dat zij - louter om proceseconomische reden - het beroep op het
non-verrekeningsbeding intrekken, Dat betekent dat dit niet meer in de weg staat
aan de beoordeling van het beroep van [X] op verrekening, in zoverre zijn de
gronden voor de reconventionele vorderingen ook nog relevant voor de beoordeling
van het geding in conventie.
Koppelverkoop
4.4. Van de verste strekking is het
standpunt (bij wijze van verweer in conventie en als grondslag in reconventie)
van [X] met betrekking tot de nietigheid van de overeenkomst en de verzekeringen
van rechtswege wegens "koppelverkoop", dat kennelijk steunt op het in art 33 van
de Wet op het consumentenkrediet (oud) (Wek (oud)) neergelegde verbod tot het
aangaan van een bepaalde nevenovereenkomsten bij een kredietovereenkomst. Indien
dit standpunt juist is, hebben de curatoren niets meer van [X] te vorderen.. De
rechtbank zal dit daarom als eerste bespreken..
4.5. [X] legt aan zijn onder 4 4
verwoorde standpunt ten grondslag dat hij, toen hij de overeenkomst wilde
sluiten, verplicht was de onder 2.2 genoemde verzekeringen af te
sluiten..
4.6. Veronder stellenderwijs
uitgaande van de juistheid van deze - door de curatoren betwiste - stelling van
[X], overweegt de rechtbank het volgende. Zowel in het door [X] medeondertekende
klantprofiel als in de overeenkomst is met zoveel woorden vermeld dat hij vrij
was in de keuze van de verzekeraar. Voor zover dus een verplichting voor [X]
bestond om verzekeringen aan te gaan, was die op grond van de uitzondering
genoemd in art, 33 aanhef, onder b, sub 1, Wek (oud), toegestaan.. Daarbij geldt
dat tussen partijen niet in geschil is dat [X] een exemplaar van de overeenkomst
heeft meegekregen, zodat moet worden aangenomen dat hij, zo hij zich onder druk
gezet voelde bij het aangaan van de overeenkomst, zich thuis nog had kunnen
beraden. Op grond van de algemene voorwaarden van de verzekeringen geldt
bovendien - zoals gesteld door de curatoren en niet betwist door [X] - dat zij
opzegbaar zijn tot veertien dagen na ontvangst van de polis, zodat [X] ook
feitelijk nog de mogelijkheid had van verzekeraar te veranderen en/of deze
verzekeringen te beëindigen.
Van nietigheid van de overeenkomst op grond van
art. 33 Wck (oud) is derhalve geen sprake..
Zorgplicht
4.7. Het geschil tussen partijen
spitst zich vervolgens toe op de vraag of DSB haar zorgplicht heeft geschonden,
De curatoren hebben betwist dat sprake is van een tekortkoming in dit
opzicht,
4.8. Voor de beantwoording van de
vraag of DSB de zorgplicht heeft geschonden die op haar als bank rustte bij het
aangaan van de overeenkomst met [X], dient als uitgangspunt te gelden dat op
banken, op grond van hun maatschappelijke functie, een bijzondere zorgplicht
rust Deze zorgplicht strekt tot bescherming van de (potentiële) klant tegen
eigen lichtvaardigheid of ondeskundigheid en vloeit voort uit hetgeen de eisen
van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de verhouding tussen
financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen. De omvang van
de zorgplicht hangt voorts af van de omstandigheden van het geval en van de aard
van de door de bank ver leende dienst Een bank voldoet bij kredietovereenkomsten
als de onderhavige aan haar zorgplicht als zij vóór het sluiten van de
overeenkomst de kredietwaardigheid van de kredietnemer heeft
gecontroleerd.
4.9. [X] heeft aangevoerd dat nu
bewijzen ontbreken die op het tegendeel wijzen, moet worden aangenomen dat DSB
zijn kredietwaardigheid niet heeft onderzocht, geen BKR-toets heeft verricht en
geen klantprofiel heeft opgesteld of heeft laten opstellen.
4.10. Met betrekking tot dit betoog stelt
de rechtbank voorop dat uit de vaststaande feiten, zoals hiervoor weergegeven,
blijkt dat er wel degelijk een klantprofiel van [X] is opgesteld. Voorts hebben
de curatoren, onder overlegging van producties, onweersproken gesteld dat DSB
heeft getoetst of de kredietaanvraag van [X] binnen de gestelde normen kon
worden geaccepteerd en dat een BKR-toets is verricht Dit laat geen andere
slotsom toe dan dat DSB in zoverre in overeenstemming heeft gehandeld met de
zorgplicht die op haar rustte.
4.11. Voorts heeft [X] als onzorgvuldig
aangemerkt dat hij, toen hij zich wendde tot DSB om een bestaande schuld bij de
Rabobank (een doorlopend krediet zonder aflossing) te herfinancier en om
goedkoper uit te zijn, door DSB ongewild een extra krediet kreeg en verplicht
werd de onder 2 2 genoemde verzekeringen af te sluiten, waarvoor de koopsommen
ongevraagd werden meegefïnancierd, Een en ander onder het aanbieden van wat hij
aanduidt als "ïokrentes".
4.12. Hoewel de rechtbank met [X] van
oordeel is dat er vraagtekens kunnen worden gezet wanneer een bank zijn cliënt
adviseert meer krediet op te nemen dan hij verzoekt en het onzorgvuldig acht
wanneer een bank zijn cliënt tijdelijk een zeer lage rente biedt, zonder hem er
op te wijzen dat deze rente door de bank op ieder moment kan worden verhoogd op
een door haar vast te stellen - niet marktconform - percentage, treft het betoog
van [X] geen doel, Daargelaten dat het betoog van [X] op deze punten feitelijk
door de curatoren is betwist en de juistheid ervan dus niet kan worden
vastgesteld, geldt (ook) hier dat sprake is van een inzichtelijk product: een
reguliere kredietovereenkomst waarop de kredietsom, de totale kredietvergoeding
(rente) en de vaste maandelijkse betalingsverplichtingen duidelijk zijn vermeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor [X] aanstonds duidelijk was waartoe
hij zich had verbonden. Als
[X] zich overrompeld heeft gevoeld tijdens het
gesprek met de tussenpersoon over de geldlening en de aangeboden verzekeringen,
zou hij in ieder geval - indien hij ontevreden was over het product - bij
thuiskomst nog eens hebben kunnen nakijken waartoe hij zich verbonden had Hij
had dan vervolgens aan de tussenpersoon kunnen meedelen het product niet te
wensen, Voorts geldt voor het door [X] als het ware "overtollig" geleende deel
van de lening dat hij dit niet had behoeven op te nemen. Hij had de gevolgen van
het opnemen en uitgeven hiervan kunnen begrijpen en behoren te begrijpen, Deze
gevolgen dienen, als zijn eigen keuze, voor zijn rekening te blijven. Nu de
curatoren onbetwist hebben gesteld dat [X] voldoende gelegenheid bezat om
mogelijk niet gewilde producten te annuleren en hij dat heeft nagelaten, moet
worden aangenomen dat hij deze producten ten tijde van de totstandkoming van de
overeenkomst moet hebben gewild, en in elk geval dat DSB uit zijn verklaringen
en gedragingen redelijkerwijs niets anders behoefde op te maken,
4.13. [X] stelt zich tot slot op het
standpunt dat hij in het najaar 200 7 niet kredietwaardig genoeg was om de
overeenkomst aan te gaan, DSB had zich dat moeten realiseren en hem moeten
beschermen tegen de overkreditering.
4.14. Dit verweer slaagt, Vast staat dat in
het klantprofiel is gesignaleerd dat [X] geen bescherming had voor zijn
financiële positie in geval van werkloosheid en in dat geval onvoldoende
bestedingsruimte overhield, Vast staat ook dat DSB destijds wist dat [X] slechts
een arbeidsovereenkomst had voor een jaar, die was ingegaan op 1 december 2006
en derhalve kort na het aangaan van de overeenkomst zou eindigen. Voorts is ter
zitting gebleken dat DSB hem op dat moment geen verzekering tegen werkloosheid
kón aanbieden, juist vanwege het feit dat hij slechts een tijdelijke baan had,
lot slot is onbetwist dat [X] door werkloosheid in de situatie van
betalingsachterstand is geraakt.
4.15. Onder de onder 4.14. genoemde
omstandigheden was het onzorgvuldig van DSB om [X] ondanks het onverzekerbare en
niet onvoorzienbare risico van werkloosheid toch een lening te verstrekken tot
het kredietplafond dat op grond van zijn toenmalige salaris gold. Van DSB had,
mede gelet op de lange duur van de betalingsverplichtingen waartoe [X] zich
verbond, verwacht mogen worden dat zij [X] zou hebben beschermd en hem niet meer
krediet zou hebben verstrekt dan passend was bij dat risico. Nu gesteld noch
gebleken is dat DSB een en ander expliciet aan [X] heeft voorgehouden, moet het
ervoor worden gehouden dat DSB dat niet heeft gedaan, Daarmee heeft zij haar
zorgplicht geschonden.
Tijdig geklaagd
4.16. Vervolgens dient de rechtbank de
vraag te beantwoorden of [X] tijdig heeft geklaagd. De curatoren stellen dat dat
niet het geval is, Zij betogen dat het om een overzichtelijk, niet complex
product gaat, waarvan de reikwijdte voor [X] meteen duidelijk moet zijn geweest,
Volgens hen had [X] moeten klagen binnen de in artikel 6:89 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) bedoelde "bekwame tijd", maai is dit niet gebeurd nu [X] de
overeenkomst is aangegaan in september 2007 en eerst is gaan klagen na 23
maanden. Daarbij stellen de curatoren dat de gevolgen van artikel 6:89 BW niet
kunnen worden ontgaan door de vordering die in essentie is gebaseerd op een
gebrek in de prestatie, te baseren op een andere grondslag dan
wanprestatie,
[X] heeft daartegen aangevoerd dat hij de polis van het
financieel zekerheidsplan pas in april 2008 heeft ontvangen.
4.17.  Naar het oordeel van de rechtbank gaat het
in deze zaak om een situatie waarin de vorderingen ook voor zover zij niet zijn
gebaseerd op wanprestatie, gestoeld zijn op een gebrek in de prestatie, Het
gestelde onrechtmatige handelen van DSB bestaat immers volledig in de
toerekenbare tekortkoming in de zorgplicht die op haar rust op grond van de
overeenkomst. Ook voor de vraag of [X] tijdig heeft geklaagd is van belang dat
sprake is van een betrekkelijk eenvoudig product, een kredietsom van bepaalde
hoogte met duidelijke, in beginsel vaste maandelijkse betalingsverplichting. [X]
is ook begonnen met aflossing van het krediet in deze maandelijkse termijnen,
zodat bij hem geen onduidelijkheid kan hebben bestaan omtrent de omvang van zijn
betalingsverplichtingen. Eventuele gebreken in de overeenkomst (bestaande uit
overkreditering en ongewilde polissen) hadden hem op grond van de overeenkomst
derhalve aanstonds duidelijk kunnen zijn.
4.18. De stelling van [X] dat hij pas in de
zomer van 2009 ontdekte dat hij door een toen ingetreden werkloosheid niet meer
aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst kon voldoen, maakt de ingangsdatum
van de klachtplicht (binnen redelijke termijn na aangaan van de overeenkomst) in
het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet anders [X] heeft ter
gelegenheid van de comparitie verklaard dat hij dacht verzekerd te zijn tegen
werkloosheid en pas toen hij werkloos raakte hoorde dat hij daartegen niet
verzekerd was, Voorts heeft [X] ter comparitie gezegd dat hij gekozen had voor
een werkloosheidsverzekering, maar achteraf bleek dat hij die verzekering niet
had. Voor zover [X] hiermee beoogt het tijdstip van de gebrekkige prestatie te
verleggen, moet dit betoog falen [X] heeft zijn stellingen niet nader
onderbouwd. Met name heeft hij niet uitgelegd waarom hij gerechtvaardigd kon
aannemen dat vanaf het sluiten van de overeenkomst deze dekking bestond. Dat [X]
uit verklaringen of gedragingen van DSB redelijkerwijs zou hebben kunnen
begrijpen dat voor het risico van werkloosheid een vangnet bestond in de vorm
van een verzekering, is gesteld noch gebleken, Onder die omstandigheden is een
klacht pas in augustus 2009 over een product dat in september 2007 is geleverd,
te laat. Nu [X] aldus niet tijdig heeft geprotesteerd, kan hij geen beroep meer
doen op de gebrekkigheid van de prestatie. Het beroep van de curatoren op art,
6:89 BW slaagt.
4.19. Daaraan doet niet af dat [X] stelt
dat hij de polis van het financieel zekerheidsplan pas een halfjaar na het
aangaan van de overeenkomst heeft ontvangen. Een dergelijke vertraging - indien
al juist, want de curatoren hebben deze stelling van [X] betwist - levert een
omissie op aan de zijde van DSB, maar [X] heeft niet (voldoende) gesteld en
evenmin is gebleken dat dit enig verband heeft met de gestelde schade Voorts is
gesteld noch gebleken dat [X] niet direct na ontvangst van dit polisblad alsnog
had kunnen klagen. Dit betekent dat het bij wijze van verweer gedane beroep op
verrekening in conventie dient te worden verworpen.
De slotsom, de kosten
4.20. De advocaat van [X] heeft ter
comparitie van partijen nog het verzoek gedaan om al hetgeen mr Dommerholt, de
advocaat van de gedaagden Hollander en Blaauw, heeft aangevoerd in de
gelijktijdig behandelde zaak van de curatoren tegen deze personen, in deze zaak
als herhaald en ingelast te beschouwen Een dergelijk algemeen en ongeclausuleerd
verzoek met betrekking tot stellingen en verweren in een zaak die met de
onderhavige zaak niet in enig (juridische) verband staat en waarin de feiten
zich in elk geval goeddeels anders hebben toegedragen, is in strijd met de eisen
van een goede procesorde, en dit temeer in deze fase van de procedure.. De
rechtbank zal hieraan dan ook voorbijgaan
4.21. Hetgeen hiervoor is overwogen iaat
geen andere slotsom toe dan dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard
Het beroep van [X] op verrekening van de reeds toegewezen vordering van de
curatoren met een tegenvordering van hem wordt verworpen, nu hij te Iaat heeft
geklaagd. Het bewijsaanbod van [X] zal worden gepasseerd. Het is hetzij te vaag,
nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde
stellingen, hetzij niet ter zake dienende, nu geen feiten zijn gesteld die,
indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding kunnen geven.
4.22. [X] zal als in het ongelijk gestelde
partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. Bij het verstekvonnis
zijn de proceskosten tot dan toe reeds begroot op € 1,134,70.. Aan deze
kostenver oor deling zal thans voor additionele kosten € 579,-- (één punt
volgens tarief III) worden toegevoegd. Deze kosten in reconventie worden aan de
zijde van de curatoren begroot op € 298,50,-- (een halve punt volgens tarief
III).
5.
Beslissing
De rechtbank:
in conventie
- verklaart het verzet ongegrond en
bekrachtigt het verstekvonnis van 23 juni 2010;
- veroordeelt [X]
in de proceskosten, aan de zijde van de curatoren vanaf het vonnis van 23 juni
2010 tot op
heden additioneel begroot op € 579,-- voor
salaris advocaat;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij
voorraad;
in reconventie
- verklaart [X] niet ontvankelijk in
zijn vorderingen;
- veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de
zijde van de curatoren tot op heden begroot op € 289,50
voor
salaris advocaat;
- verklaart deze
veroordeling uitvoerbaar bij voorraad..
Dit vonnis is gewezen dooi mr. H.F M.
Hofhuis, mr. I. Brand en mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op
10 augustus 2011.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL