Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

vonnis
 

RECHTBANK LEEUWARDEN
 
Sector kanton
 
Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer.: 180707\CV EXPL 05-5512
 
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 september 2006
 
inzake
 
[X],
hierna te noemen: [X],
en
[Y],
hierna te noemen: [Y],
beiden wonende te [woonplaats],
gezamenlijk te noemen: [X c.s.],
eisers,
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
 
tegen
 
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aegon Financiële Diensten
B.V.
,
hierna te noemen: Aegon,
gedaagde,
gemachtigden: mr. R.W.G. van der Velden en mr. D.M.A. Gerdes.
 

Procesverloop
1.    Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [X c.s.], gevorderd:
I.    te verklaren voor recht dat de effectenleasecontracten genaamd
"Vliegwielovereenkomsten" met kenmerknummer:2500...., 2500.... en 2500.... bij
brief van 20 juli 2005 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans om deze contracten in rechte
te vernietigen, althans te ontbinden, althans te verklaren voor recht dat Aegon jegens
[X] onrechtmatig heeft gehandeld;
II.   Aegon te veroordelen tot terugbetaling van de betaalde rente, in totaal € 6.786,-- te
venneerderen met de wettelijke rente vanaf de dag(en) van betaling, althans per eerst
mogelijke datum;
III.  te verklaren voor recht dat Aegon van [X c.s]. niets meer te vorderen heeft,
althans te verklaren voor recht dat [X c.s. ] een verwerend beroep in rechte toekomt
als bedoeld in artike13: 51, 3c lid BW jegens elke aanspraak van Aegon uit welken hoofde
ook;
IV.   onder voorwaarde van toewijzingvan de verklaring van recht dat Aegon
onrechtmatig heeft gehandeld, Aegon te veroordelen tot betaling van schadevergoeding,
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V.    Aegon te gebieden om binnen zeven dagen na dit vonnis aan de stichting BKR te
Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan enlof dat de inschrijving en
achterstandscodering op basis van de meergenoemde overeenkomst ten onrechte zijn
geschied op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 500,-- per dag met een
maximum van € 10.000,--.
VI.   met veroordeling van Aegon in de kosten van deze procedure.
[X c.s.] heeft daarbij producties in het geding gebracht.
 
Aegon heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist.
 
Na repliek (met producties), dupliek (met producties) en een akte uitlating producties, is
vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
 
Motivering
2.    Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op
grond van de in zovere onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende
vast.
 
2.1.  [X] heeft, door tussenkomst van B&O Financieel Advies, twaalf
effectenlease-overeenkomsten gesloten met Aegon met de naam "Vliegwielovereenkomst".
[X] heeft negen van die overeenkomsten kort daarna zonder financiële
consequenties beëindigd, zodat drie overeenkomsten resteerden. Dit betreft de
overeenkomsten met nummers 2500...., 2500.... en 2500...., alle met een looptijd van
60 maanden.
 
2:2.  De gemachtigde van [X c.s.] heeft bij brief van 20 juli 2005 de nietigheid
c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomsten ingeroepen.
 
De standpunten
3.    Voor de standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
 
De beoordeling
4.1.  Het meest verstrekkend is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de
echtgenoot van [X] als bedoeld in artikel 1: 88 BW.
Beantwoording van de vraag of dat beroep kan slagen is mede afhankelijk van de vraag of de
Vliegwielovereenkomst is aan te merken als een huurkoop overeenkomst.
 
4.2.  De kantonrechter is van oordeel dat deze laatste vraag bevestigend dient te worden
beantwoord en dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in
art.7A:1576h juncto 1576 BW.
Anders dan Aegon betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de
huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de
voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt.
Aegon heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende
voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt met name uit artikel 7 van de overeenkomst: "Zodra cliënt al datgene aan Aegon
heeft betaald wat hij haar krachtens deze Vliegwielovereenkomst en de daarbij behorende
Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel verschuldigd is of zal worden, wordt cliënt van
rechtswege eigenaar van de aandelen
".
Het verweer van Aegon dat partijen een dergelijke automatische eigendomsoverdracht niet
zouden hebben beoogd, zal de kantonrechter verwerpen. Voor de vraag of er al dan niet
sprake is van een huurkoopovereenkomst is de tekst van de overeenkomst doorslaggevend en
niet de (vermeende) bedoeling van partijen. Dit zou immers betekenen dat de aard van de
overeenkomst afhankelijk zou zijn van de (oorspronkelijke) bedoeling van de individuele
cliënt bij het aangaan van de overeenkomst.
Gelet op artikel 7 van de overeenkomst is eigendomsverkrijging uitgangspunt. Dat artikel 9
van de Bijzondere Voorwaarden uitgaat van verkoop van de aandelen tenzij de klant de
voorkeur geeft aan uitlevering, maakt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet anders.
Door voldoening aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst wordt [X], zoals volgt uit
voornoemd artikel 7 van de overeenkomst, van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee
verkrijgt zij de voor verkoop (en levering) benodigde beschikkingsbevoegdheid.
Aegon heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig tijdstip aan [X]
af te leveren dat daarna (nog) twee of meer termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7 A: 157 61 lid 1 BW, te worden verstaan:
verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de
onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A: 1576m lid 1
BW.
Dat Aegon zich heeft verbonden aan [X] het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit
artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden, dat bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van
de aandelen aan cliënt toekomen en dat Aegon de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaal-
baarstelling aan cliënt zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in
artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Niet gebleken is dat Aegon tot de onvoorwaardelijke eigen-
domsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden.
Het feit dat de aandelen niet geregistreerd staan op naam van [X] maar op naam van Aegon,
doet naar het oordeel van de kantonrechter aan aard en strekking van de overeenkomst niet af.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor
bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.
ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen,
waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Dit
blijkt uit artikel 3 van de overeenkomsten:
"3. De leasesom wordt als volgt terugbetaald:
a)  een bedrag van: f 14.984,79 (€ 2.262,00), zijnde de contante waarde van de
     renteverplichtingen, dient binnen twee weken na ondertekening van deze overeenkomst te
     worden voldaan.
b)  een bedrag van f 100, = (eenhonderd gulden) uiterlijk te betalen op de 15e dag van de
     59e maand van de leaseperiode.
c)  het restant ten bedrage van: f 12.143,83 dient bij afloop van deze overeenkomst te
     worden betaald. Dit restant kan verrekend worden met de verkoopopbrengst van de
     aandelen.
"
Anders dan Aegon meent dienen de betalingen te worden aangemerkt als termijnen van de
koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die
[X] gedaagde is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee,
althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen.
 
4.3.  Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van
toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de
reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis
van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in
1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag
dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel
1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd
de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88
lid 1 onder d BW uit te zonderen.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere
betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de
aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire
geschiedenis op artikel 7 A: 1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de
wettelijke regeling van de koop op afbetaling, die vóór de invoering van het Nieuw BW
evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten, beoogde en dat de minister in het
kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht
zijnde tekst van artikel 1 576 0ud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte.
In de gedachtegang van Aegon zou derhalve stilzwijgend een beperking van de
beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet
aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van
het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu
deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d
BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd
in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een
partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij
daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft,
indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op
afbetaling, volgens de kernmerken omschreven in artikel 7 A: 1576 BW.
 
4.4.  In het onderhavige geval draait het om de toestemming van de echtgenoot.
De kantonrechter overweegt dat artikell: 88 lid 3 BW vergt dat de toestemming schriftelijk
had moeten zijn gegeven. In casu is er sprake van een huurkoop overeenkomst die ingevolge
artikel 7A: 1576i lid 1 BW bij akte moet worden aangegaan. Nu de wet voor huurkoop een
vorm voorschrijft, dient ingevolge artikel 1: 88 lid 3 BW de toestemming van de echtgenote
schriftelijk te worden verleend. Het ontbreken van die toestemming - die ingevolge
het bepaalde in artikel 1:88 lid 3 BW schriftelijk had moeten worden gegeven - maakt de
overeenkomst op grond van artikel 1: 89 BW vernietigbaar.
 
4.5.  Aegon heeft gesteld dat de vordering tot vernietiging is verjaard.
De verjaring waar het hier om gaat is geregeld in artikel 3: 52 lid 1 sub d BW. Dit artikellid
bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren drie jaren
nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze
bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan. Blijkens de parlementaire geschiedenis
is de hoofdgedachte dat de verjaring niet behoort te kunnen gaan lopen voordat degene die
tot vernietiging bevoegd is, werkelijk over deze bevoegdheid beschikt. Naar het oordeel van
de kantonrechter betekent dit in het onderhavige geval dat de verjaringstermijn is gaan lopen
op het moment dat [Y] wist of kon weten dat er door zijn echtgenote een
vernietigbare rechtshandeling was verricht.
Anders dan Aegon meent, is het niet [X c.s.] maar Aegon die dient te stellen en
indien nodig te bewijzen dat de vordering is verjaard.
Aegon heeft daartoe gesteld dat [Y] eerder van de overeenkomst heeft geweten dan
januari 2005. Uit hetgeen Aegon heeft aangevoerd blijkt dat er slechts sprake is van
vermoedens, waarbij zij zich meermalen bedient van de term "zeer onaannemelijk". Aegon
baseert zich op een "normale gezinssituatie", waarin dergelijke beslissingen in gezamenlijk
overleg worden genomen. Aegon heeft echter geen feiten gesteld waaruit de wetenschap van
[Y] zou kunnen blijken.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Aegon hiermee haar stelling dat de verjaring
reeds eerder is aangevangen, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Aan bewijslevering
wordt derhalve niet toe gekomen.
Waar Aegon zich baseert op de normale gezinssituatie, gaat Aegon volledig voorbij aan de
ratio van de artikelen 1: 88 en 1: 89 BW, die nu juist de onwetende echtgeno(o)t(e) bedoelen
te beschermen tegen rechtshandelingen die de levenspartner zonder de vereiste toestemming
is aangegaan.
 
4.6.  De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de in het geding zijnde
overeenkomst door het inroepen van de vernietigbaarheid daarvan door [Y] bij brief
van 20 juli 2005, is vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop
de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat de
vorderingen van [X c.s.] zoals ingesteld bij dagvaarding onder sub I (voor zover er
een verklaring voor recht is gevorderd) en sub II toewijsbaar zijn. Wel zal op het sub II
gevorderde in mindering worden gebrayhthet door [X] ontvangen bedrag ad € 869,01
ter zake dividend.
 
4.7.  Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen.
Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel,
verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde
bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor
evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [Y] pas een beroep op vernietiging heeft
gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die
koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn
voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
 
4.8;  Gelet op het bovenstaande behoeven de overige stellingen van [X c.s.]
gericht op gerechtelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomst danwel gericht op
de verklaring voor recht dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld, geen bespreking.
 
4.9.  Ten aanzien van de vordering sub III overweegt de kantonrechter dat hij geen grond
aanwezig acht om Aegon eventuele toekomstige vorderingen op [X c.s.] - uit welke
hoofde dan ook - op voorhand te ontzeggen.
 
4.10. De vordering sub IV is slechts ingesteld onder de daarbij genoemde voorwaarde van
de verklaring van recht dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld. Nu de kantonrechter aan de
beoordeling daarvan niet toekomt, behoeft de vordering sub IV geen bespreking.
 
4.11. De vordering van [X c.s.] om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR
te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en
achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu
Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten niet door Aegon bij het BKR. zijn
aangemeld.
 
4.12. Aegon zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de
proceskosten.
 
Beslissing
De kantonrechter:
 
verklaart voor recht dat de effectenleasecontractengenaamd "Vliegwielovereenkomsten" met
kenmerknummer:2500...., 2500.... en 2500.... bij brief van 20 juli 2005
buitengerechtelijk zijn vernietigd;
 
veroordeelt Aegon tot betaling aan [X] van een bedrag groot € 5.916,99
(zegge: vijfduizend negenhonderdzestien euro en 99 eurocent), te vermeerderen met de
wettelijke rente over € 6.786,- vanaf de dag van betaling van dit bedrag door
[X] aan Aegon tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij rekening wordt
gehouden met de bedragen en data van de dividendbetalingen;
 
veroordeelt Aegon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van
[X] begroot op € 500,- wegens salaris en op € 277,60 wegens verschotten;
 
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 
wijst af het meer of anders gevorderde.
 
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 5 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL