Datum verzending: 13 okt2003
Dossiernummer   : BAN-D03/0139
Referentie          : ES
 

BINDEND ADVIES
 
van de Geschillencommissie Bankzaken (hierna te noemen: de Commissie)
in het geschil tussen:
 
De heer B. de Vries, wonende te Hilversum
(hierna te noemen de consument)
 
en
 
Aegon Bank N.V., gevestigd te Nieuwegein
(verder te noemen de bank)
 

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil, binnen de door het reglement van de Commissie
gestelde grenzen, bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten.
 
De Commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
 
De Commissie heeft het geschil behandeld op haar zitting van 10 september 2003 te Den Haag.
Zij heeft partijen tijdig en behoorlijk opgeroepen op deze zitting te verschijnen teneinde
mondeling te worden gehoord.
 
Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben aldaar hun standpunten mondeling
toegelicht.
 
De bank werd vertegenwoordigd door de heer mr. J.R. Jongeneel en mevrouw Y.A.M.E. van
Koppen.
 

Onderwerp van het geschil
Een aandelen lease-overeenkomst
 

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak:
 
De consument is op 1 augustus 2000 een Sprintplan overeenkomst tot het leasen van aandelen
aangegaan bij de bank. Daarvoor heeft de consument een inschrijfformulier ondertekend. De
consument stelt dat hij de productinformatie niet heeft ontvangen. De bank heeft bij toezending
niet gevraagd om een handtekening voor ontvangst en ziet er niet op toe dat de informatie de
consument ook bereikt.
Daarnaast heeft de echtgenote van de consument de overeenkomst niet mede ondertekend. Op
grond van artikel 1:88 BW is dit wel noodzakelijk. De echtgenote van de consument heeft gelet
hierop ontbinding van de overeenkomst gevorderd binnen de verjaringstermijn van drie jaar. De
bank heeft dit verzoek ten onrechte afgewezen.
Door de bank is geen risicoprofiel opgesteld bij het aangaan van de overeenkomst. Met ingang
van 1 februari 1999 is de Nadere Regeling bij het besluit Toezicht Effectenverkeer van kracht
waarin onder meer is bepaald dat een risicoprofiel van de klant moet worden opgesteld.
Tenslotte heeft de bank de op haar rustende zorgplicht veronachtzaamd. De consument voert
hiervoor het navolgende aan. De bank verzuimde zijn financiële positie te toetsen bij het Bureau
Krediet Registratie (BKR). Indien zij dit wel had gedaan, had de bank kunnen zien dat de
consument ook al een aandelen lease-product bij een andere instellinghad aangeschaft. De bank
heeft ook verzuimd het Sprintplan bij het BKR te registreren. De bank heeft de consument niet
tegen zichzelf beschermd. De consument was zich van geen gevaar bewust, waardoor de bank in
strijd met de op haar rustende zorgplicht voortvloeiende uit artikel 2 van de Algemene
Bankvoorwaarden heeft gehandeld. De bank heeft verzuimd aan de consument een
kansberekening te sturen, daar het merendeel van de contracten die de bank afsluit eindigt in
verlies. De bank heeft verzuimd aan de consument een verzekering aan te bieden tegen het risico
dat de consument liep dat zijn inleg in het fonds verloren kon gaan.
 
Op grond van het bovenstaande verzoekt de consument de Commissie de bank te verplichten zijn
contract te ontbinden, waarbij de inleg, verhoogd met de wettelijke rente, aan hem wordt
terugbetaald.
 

Standpunt van de bank
Het standpunt van de bank luidt in hoofdzaak:
 
Op 6 juli 2000 heeft de consument telefonisch informatie aangevraagd over Sprintplan. Naar
aanleiding daarvan heeft de bank aan hem een informatiepakket gezonden waarin een
voorbedrukt inschrijfformulieren een brochure Sprintplan zaten. Het inschrijfformulier heeft de
bank op 14 juli 2000 ondertekend door de consument terug ontvangen. Op het inschrijfformulier
wordt vermeld dat de klant het Welkomstpakket en de Algemene Voorwaarden zal ontvangen. De
bank is van mening dat de consument eerder had moeten reageren indien hij niet de benodigde
informatie ontvangen had aangezien hij wist dat hij nog meer zou ontvangen.
 
De consument geeft ook aan dat volgens hem artikel 1:88 BW voorschrijft dat de ene echtgenoot
voor het sluiten van een Sprintplan toestemming nodig heeft van de andere echtgenoot. Daarmee
stelt hij zich kennelijk op het standpunt dat het Sprintplan een overeenkomst van koop op
afbetaling betreft. Sprintplan is echter allereerst een lening. Door de garantiewaarde is het een
bijzondere lening omdat terugbetaling van de hoofdsom bij een ongewijzigd contract is
gegarandeerd. Een lening is geen overeenkomst waarvoor de ene echtgenoot toestemming van
de andere echtgenoot nodig heeft. Overigens is er geen sprake van koop, en tevens kan de bank
niet spreken van koop op afbetaling. Bij koop op afbetaling moet ingevolge de wet sprake zijn
van betaling van de koopprijs in twee of meer termijnen. Bij Sprintplan is daarvan geen sprake,
de maandelijkse termijnen betreffen uitsluitend rente en geen aflossing zodat de koopprijs alsdan
niet wordt voldaan.
De consument geeft aan dat geen beleggings-/risicoprofiel is gemaakt. De bank is van mening
dat het maken van een dergelijk profiel op dat moment niet nodig was. Een en ander is
gebaseerd op de zorgplicht van effecteninstellingen, die in algemene zin staat beschreven in
artikel 28 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (gebaseerd op het Besluit
Toezicht Effectenverkeer 1999). De zorgplicht is een open norm en dient afhankelijk van de
omstandigheden van het geval te worden ingevuld. De zorgplicht van een bank is omvangrijker
naarmate de bank bij dat beheer meer vrijheid heeft. De zorgplicht is groter bij beleggingen in
risicovolle producten dan bij beleggingen met een gering risico. Ook de grootte van het
neerwaartse risico speelt een rol. Tenslotte is bij beleggen het financiële risico niet altijd goed
zichtbaar. Naar mate die zichtbaarheid afneemt, neemt de zorgplicht toe. Voor het sprintplan
geldt dat Spaarbeleg geen beleidsvrijheid heeft bij de keuze van de beleggingen. Tevoren staat
immers vast dat het geleende bedrag wordt belegd in de Samengestelde Index, van een keuze is
daarom geen sprake. Van enig inhoudelijk beheer is ook geen sprake, de belegging blijft
gedurende de gehele looptijd gelijk. Door de ingebouwde garantie op einddatum, is het geen
belegging met een bijzonder groot risico. De kans bestaat dat de maandbetalingen niet worden
terugverdiend maar dat risico is vanaf het begin goed zichtbaar. Er is daarmee geen reden in het
geval van het Sprintplan een beleggings-/risicoprofiel op te stellen. Vanaf het begin staat vast wat
de financiële verplichtingen zijn doordat een vast maandbedrag is gekoppeld aan een vaste
looptijd, terwijl dit duidelijk aan de klanten is medegedeeld.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de bank de Commissie de vordering van de consument
af te wijzen.
 

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie het
volgende.
 
Vooropgesteld moet worden dat de consument op basis van de in een brochure verstrekte
informatie een overeenkomst met de bank heeft gesloten. Door de bank is aangekondigd dat de
consument vervolgens nadere informatie zal krijgen in de vorm van een welkomstpakket en dat
hij tot dat ogenblik het recht heeft de overeenkomst zonder kosten te beëindigen. Een dergelijke
ontbindingsmogelijkheid heeft naar haar aard slechts een beperkte duur. Indien juist is hetgeen
de consument stelt, namelijk dat hij het welkomstpakket niet ontvangen heeft, dan had het op
zijn weg gelegen daarnaar te vragen. Nu hij dat niet gedaan heeft en gedurende vele maanden
de overeenkomst nagekomen is, kan hij zich thans niet meer beroepen op genoemde
ontbindingsmogelijkheid. De consument heeft tevens de vraag opgeworpen of de Algemene
Voorwaarden Sprintplan van toepassing zijn, nu deze hem niet ter hand zijn gesteld bij het sluiten
van de overeenkomst. Wat daar ook van zij, die discussie kan in het midden blijven, omdat
nietigheid van de Algemene Voorwaarden er niet toe kan leiden dat de overeenkomst tussen
partijen ontbonden is.
 
Ten aanzien van het beroep van de echtgenote van de consument op vernietigbaarheid van de
overeenkomst, daar zij geen handtekening heeft gezet overweegt de Commissie als volgt. Artikel
1:88 BW ziet op overeenkomsten betreffende de echtelijke woning, overeenkomsten tot
borgstelling, overmatige giften en de koop op afbetaling. De aandelenlease-overeenkomst kan
hiertoe niet worden gerekend zodat voor het sluiten van de overeenkomst de toestemming van
de echtgenote niet nodig was. De bank heeft het beroep op vernietiging van de overeenkomst
terecht afgewezen.
 
De Commissie overweegt ten aanzien van de klacht van de consument dat de bank voor het
aangaan van de overeenkomst een beleggings-/risicoprofiel had dienen op te stellen als volgt.
Gelet op de door de bank gegeven productkenmerken, met name het feit dat belegd wordt in een
vaste index waarbij aan het eind van de looptijd een garantiewaarde geldt, zijn de risico's
duidelijk, zodat een dergelijk beleggings-/risicoprofiel niet relevant is bij de uitvoering van de door
de bank te verrichten diensten. In het algemeen heeft de bank een zorgplicht ten aanzien van
haar cliënten. Deze zorgplicht gaat naar het oordeel van de Commissie niet zover dat zij, zoals de
consument heeft gesteld, hem tegen zichzelf in bescherming dient te nemen door bijvoorbeeld
voor de resterende risico's een verzekering aan te bieden.
 
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als
volgt moet worden beslist:
 

Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de consument moet worden
afgewezen.
 
Aldus beslist op 6 oktober 2003 door de Geschillencommissie Bankzaken bestaande uit de heer
mr RJ. Paris, voorzitter, de heer mr J.W.H. Offerhaus en mevrouw mr. J.W.M. Lenting, leden,
waarbij mevrouw mr. E. Steenks als secretaris fungeerde.
 
mr. RJ. Paris