VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend;
- de dagvaarding van 27 oktober 2003 inhoudende de
vordering van Dexia, met bewijsstukken
- het antwoord - met tegenvordering - van [X], met
bewijsstukken
Vervolgens is bij tussenvonnis van 24februari 2004 bepaald dat schriftelijk
werd voort geprocedeerd. Vervolgens zijn nog ingediend:
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord
in reconventie van Dexia met bewijsstukken
de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [X]
met bewijsstukken
- de conclusie van dupliek in reconventie van Dexia, met
bewijsstukken
- de akte waarin [X] reageert op die laatste
bewijsstukken.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en onvoldoende
weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van de Bank Labouchere N.V, (hierna: Labouchere).
1.2. Eind mei of begin juni 2000 heeft [X] met Labouchere een
lease-overeenkomst gesloten, met dagtekening 25 mei 2000, onder de naam
"Winstverdriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst heeft een
looptijd van 36 maanden waarbij van Labouchere een door haar aangekocht pakket
aandelen/effecten met een aankoopbedrag van € 3.841,86 least voor een lease-som
van € 4.647,90, Deze leasesom is opgebouwd uit het voormelde aankoopbedrag en
een bedrag van € 806,04 aan rente.
1.3. [X] diende volgens de overeenkomst de genoemde leasesom
als volgt aan Labouchere/ Dexia te voldoen:
- gedurende de looptijd van de overeenkomst elke maand, in het
totaal dus 36 keer, een maandtermijn van € 22,39, via automatische incasso te
betalen op of omstreeks de 1e dag van iedere maand;
- € 45,38 op of omstreeks de 35e maand;
- € 3.796,48 aan het einde van de
overeenkomst, volgens de overeenkomst in principe te verrekenen met de
verkoopopbrengst van de aandelen.
1.4. In de overeenkomst wordt Labouchere ook aangeduid a!s
"Legio-Lease" of de "Bank" en worden de geleaste aandelen/effecten ook "waarden"
genoemd.
1.5. Artikel 11 van de overeenkomst bepaalt dat deze niet wordt
geacht tot stand te zijn gekomen indien deze niet binnen 5 werkdagen ondertekend
door de lessee is geretourneerd, behoudens een andersluidende beslissing van
Legio Lease.
1.6. Bij brief van 2 juni 2000 deelde Legio Lease aan [X]
mede nog geen ondertekend exemplaar van de overeenkomst retour te hebben
ontvangen. Deze brief bevatte onder meer de volgende tekst: 'Graag ontvangen
wij uw overeenkomst zo snel mogelijk, zodat ook u over driejaar een grote
belastingvrije uitbetaling kunt verwachten.'
1.7. Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de
overeenkomst bij brief d.d. 27 mei 2003 een eindafrekening opgesteld ingevolge
welke [X] een bedrag van € 2.298,73 aan haar dient te voldoen.
Standpunt Dexia
2. Dexia vordert [X] te
veroordelen tot betaling van € 2.350,79, waarvan € 2,298,73 als hoofdsom, €
483,14 als buitengerechtelijke incassokosten en € 68,92 als tot en met 12
September 2003 verschuldigd geworden contractueel bedongen rente. De wettelijke
rente wordt gevorderd vanaf 13 September 2003.
3. Dexia stelt - kort gezegd - dat de overeenkomst is
geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen looptijd, dat Dexia in
verband daarmee een eindafrekening heeft gezonden en dat daaruit blijkt dat [X]
het als hoofdsom gevorderde bedrag verschuldigd is. Dexia stelt voorts dat [X]
tijdens de looptijd van de overeenkomst de verschuldigde bedragen tijdig aan
Dexia heeft voldaan, maar dat zij thans in verzuim is doordat zij nalaat
bedoelde eindafrekening te voldoen. Voorts stelt Dexia dat [X] in verband
hiermee een contractuele rente ad 0,96% per maand verschuldigd is. Tenslotte
stelt Dexia dat zij [X] de mogelijkheid heeft geboden om de
eindafrekening zonder rente en kosten te voldoen alvorens de vordering ter
incasso uit handen te geven, en dat zowel door Dexia als haar incassogemachtigde
is aangemaand. reden waarom volgens Dexia door [X]
ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn.
4. Daarnaast stelt Dexia dat [X] de overeenkomst heeft
gesloten na ontvangst van door (de rechtsvoorganger van) Dexia verzonden
brochure, dat [X], het daarbij behorende aanmeldingsformulier heeft
geretourneerd, en dat [X] vervolgens de overeenkomst heeft ontvangen, tezamen
met Bijzondere Voorwaarden Effectenlease, de fiscale opinie en een
rekenvoorbeeld. Volgens Dexia heeft [X] daarna in alle rust kunnen beslissen de
overeenkomst aan te gaan, en had [X] de mogelijkheid om vragen te stellen via
een gratis informatienummer. Van misleidende reclame of onvoldoende
informatieverschaffing was volgens Dexia geen sprake. Dexia betwist dat de
gedragsregels voortvloeiende uit de Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer
(NR) van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst omdat deze een kant en
klaar product betrof. Voorts stelt Dexia dat een verplichting om eventueel geen
overeenkomst aan te gaan naar aanleiding van een de uitkomst van onderzoek naar
persoonlijke omstandigheden van de afnemer in strijd is met het contractenrecht
en geen basis vindt in de wet. Dexia stelt wel onderzoek te hebben gedaan naar
de kredietwaardigheid van [X] bij BKR Tiel. Van een verplichting tot
saldobewaking was volgens Dexia geen sprake. Volgens Dexia biedt de uitkomst van
andere procedures steun voor haar stellingen, althans kan daaruit niet de
conclusie worden getrokken dat haar vordering niet toewijsbaar is. Van dwaling,
misleidende reclame, bedrog, misbruik van omstandigheden of verzaking van een
zorgplicht is volgens Dexia geen sprake geweest.
5. Voorts stelt Dexia dat van een bezoek van een
medewerker van de bank aan [X] geen sprake is geweest. Volgens Dexia heeft [X]
geen, althans onvoldoende omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden
geconcludeerd dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien de
persoonlijke situatie van [X] bekend was geweest. Voorts blijkt uit de
schriftelijke informatie volgens Dexia voldoende dat er sprake was van beleggen
met geleend geld en was [X] daarvan op de hoogte, althans behoorde hij
daarvan op de hoogte te zijn.
6. Bij repliek heeft Dexia haar vordering
voorwaardelijk gewijzigd in die zin dat zij vordert [X] te veroordelen tot
betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de
in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde
effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans
de datum van verkoop van de waarden, dit uitsluitend onder de voorwaarde dat
haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep van [X] op ontbinding
geheel slaagt.
7. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert
Dexia naar aanleiding van de tegenvordering van [X] aan dat er geen grond
bestaat voor vernietiging van de overeenkomst of voor schadevergoeding wegens
wanprestatie of onrechtmatige daad.
Standpunt
8. [X] verweert zich tegen deze vordering en voert - kort
gezegd - aan dat Dexia niet aan haar zorgplichten uit de NR heeft voldaan door
niette hebben onderzocht of, gelet op de persoonlijke situatie van [X] , het
aangaan van de aan het product verbonden risico's in dit geval verantwoord was,
en voorts door [X], onvoldoende te wijzen op de aard en omvang van die risico's.
[X] voert aan dat het risicovol beleggen met geleend geld niet paste bij zijn
persoonlijke omstandigheden, nu hij geen (noemenswaardig) vermogen had (en reeds
meerdere leningen had lopen), een laag inkomen had en geen ervaring had met
beleggen. [X] voert aan dat Dexia heeft gehandeld in strijd met haar
saldibewakings- en marginverplichtingen.
9. Volgens [X] is de overeenkomst tot stand gekomen op grond
van misleidende reclame, althans misleidende en onvoldoende informatie van de
zijde van Dexia. [X] voert aan dat de overeenkomst tot stand is gekomen na
telefonisch contact met en huisbezoek van een medewerker van de bank, waarbij de
gesprekken zijn gevoerd in het Engels. Door deze medewerker is volgens [X]
gezegd dat de AEX zeker 7% zou stijgen en dat hij zeker zijn inleg terug zou
krijgen. [X] voert aan slechts te hebben begrepen dat de overeenkomst een vorm
van sparen was, en hem was niet medegedeeld dat hij het risico liep niet
alleen de inleg te verliezen maar ook met een restschuld te worden
geconfronteerd. Volgens [X] was hij bereid noch in staat om risicovol te
beleggen.
10. [X] doet in verband hiermee een beroep op de nietigheid van de
overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden, bedrog en/of dwaling.
Subsidiair beroept hij zich op ontbinding van de overeenkomst wegens misleidende
reclame en het handelen in strijd met de regels krachtens de regelgeving omtrent
het effectenverkeer. Meer subsidiair beroept hij zich op verrekening met zijn
vordering in reconventie, [X] betwist de buitengerechtelijke kosten verschuldigd
te zijn. Naar aanleiding van de voorwaardelijk ingestelde wijziging van de
vordering van Dexia betwist [X] dat artikel 6:278 BW hier van toepassing
is.
11. Onder verwijzing naar zijn stellingen in conventie heeft [X] in
reconventie gevorderd primair dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst
is vernietigd, althans ontbonden, en voorts Dexia te veroordelen tot betaling
van een bedrag van € 783,65, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10
februari 2004 als terugbetaling van alle door hem betaalde termijnen, en
subsidiair te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens
[X] en voorts Dexia te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 783,65,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2004, als
schadevergoeding.
Beoordeling
12. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en
verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt
Geen misleidende reclame of andere informatie
13. In het voetspoor van de vonnissen van 30 juni en 7 juli 2004 van de
rechtbank Amsterdam (NJF 2004, 410 resp. 411), welk oordeel in dit vonnis wordt
overgenomen, kan de reclame van Dexia voor (naam product) niet als misleidend
worden aangemerkt. Voorts heeft Dexia uitdrukkelijk betwist dat een medewerker
van de Bank bij [X] op bezoek zou zijn geweest, [X]
heeft geen, althans
onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan blijken dat
dit wel het geval is geweest, zodat een bewijsopdracht ten aanzien van dit
aspect niet aan de orde is. Het beroep van [X] op dit beweerde bezoek en op
mededelingen die hem ten tijde van dit bezoek zouden zijn gedaan wordt dan ook
verworpen. Een beroep op dwaling of een ontbinding op deze grond kan daarom niet
slagen. Dat laat onverlet dat Dexia tekort kan zijn geschoten in de nakoming van
haar zorgverplichting.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
14. [X] heeft aangevoerd dat Dexia bij de totstandkoming van de
overeenkomst niet heeft gehandeld conform de verplichtingen welke volgen uit de
Nadere Regeling toezicht effectenverkeer (NR) 1999. Dexia heeft de
toepasselijkheid daarvan betwist. In verband daarmee wordt overwogen als
volgt,
15. In het voetspoor van het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 juni
2004, NJF 2004, 410 en van de daaromtrent gedane uitspraken van de
Klachtencommissie van het DSI d.d. 5 februari 2004, NJF 2004, 446 is de
kantonrechter van oordeel dat Dexia bij het aanbieden van de
Winstverdriedubbelaar gehouden was aan de in de Nadere Regeling toezicht
effectenverkeer (NR) gecodificeerde zorgplicht, waaraan niet afdoet dat zij een
kant-en-klaar effectenproduct aan een breed publiek aanbood. De stelling van
Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel, reeds omdat de daarin
neergelegde regels ook volgen Uit de zorgplicht, waarvan de Hoge Raad in zijn
arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285, JOR 1998, 116, heeft beslist "dat de
maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt,
zowel jegens haar clienten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele
verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoorde
houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt"
Informatieverstrekking
16. Uit de stukken van de effectenleaseconstructie, zoals die is
aangeboden, blijkt dat de afnemer in belangrijke mate kon beoordelen of die
constructie in beginsel geschikt was om aan zijn beleggingsoogmerk te voldoen.
Het bedrag waarvoor in effecten wordt geïnvesteerd, de aard van die effecten en
de duur van de investering waren immers voor de belegger op voorhand volledig
kenbaar. Geoordeeld moet dan ook worden dat de stukken voor een gemiddeld
ervaren en oplettende belegger voldoende informatie bevatten.
17. Om deze reden kan een beroep op misbruik van omstandigheden, bedrog of
dwaling niet slagen en wordt het beroep op de nietigheid, althans de
vernietiging van de overeenkomst afgewezen.
Onderzoek naar persoonlijke omstandigheden
18. Geoordeeld wordt dat Dexia zich op de voet van art. NR 28
tenminste rekenschap had behoren te geven van de vraag of haar potentiële
wederpartij naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou
beschikken om aan de uit het contract voortvloeiende verplichtingen te voldoen.
Dexia had erop bedacht dienen te zijn dat tot haar wederpartijen personen zouden
behoren die niet over voldoende inzicht in beleggen beschikken om zich
zelfstandig in effectentransacties te begeven. Reeds gelet op die omstandigheid
mocht van een deskundige als Dexia worden verwacht dat potentiële afnemers van
het effectenleaseproduct indringend werden gewezen op de daaraan verbonden
risico's, ook al heerste onder vele betrokkenen de verwachting dat de
aandelenkoersen een aanhoudende en min of meer belangrijke stijging zouden
blijven vertonen. Daartoe noopte tevens de aard van dat product. Naar het
oordeel van de kantonrechter heeft Dexia in ieder geval ten aanzien van het
onderzoek naar de bij haar wederpartij te verwachten bestedingsruimte
ontoereikende zorg betracht, omdat zij slechts heeft onderzocht of de afnemer
geregistreerd stond bij het bkr;
19. [X] heeft aangevoerd dat zijn financiële omstandigheden zodanig waren,
dat op grond van die omstandigheden het risico van een negatief saldo bij het
einde van de looptijd van de overeenkomst niet aanvaardbaar was, Hij heeft
daartoe gesteld dat hij geen ervaring had met beleggen, een laag inkomen en geen
(noemenswaardig) vermogen had, dat hij reeds meerdere leningen had lopen, en dat
hij bij toepassing van de criteria krachtens de Wet Consumentenkrediet bij geen
enkele bank in aanmerking zou zijn gekomen voor een krediet, De stelling van
Dexia dat [X] geen omstandigheden zou hebben gesteld op grond waarvan kan worden
geconcludeerd dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien de
persoonlijke situatie van [X] bekend was geweest wordt dan ook niet gevolgd. Nu
Dexia voorts bovenbedoelde stellingen onweersproken heeft gelaten kan op basis
daarvan worden geconcludeerd dat een redelijk en verantwoordelijk handelende
bank onder die omstandigheden een overeenkomst als de onderhavige niet tot stand
had behoren te laten komen.
Marqinbewaking
20. Geoordeeld wordt dat de voorschriften van art. 28 lid 3 en 4 NR 1999 op
het onderhavige product niet van toepassing zijn. Zoals ook uit de Toedichting
op de NR blijkt, zijn deze voorschriften gegeven voor financiële instrumenten
waaruit toekomstige verplichtingen kunnen voortvloeien, zoals het schrijven van
(ongedekte) opties die voor de belegger het risico met zich meebrengen dat
aandelen op expiratiedatum tegen een onvoorzien hoge koers moeten worden
ingekocht. Bij de Winstverdriedubbelaar doen deze risico's zich niet voor.
Weliswaar wordt de omvang van de restschuld bepaald door de waarde van de
aandelen op de afloopdatum van het contract, maar dat is geen verplichting uit
enig financieel instrument waar deze bepalingen uit de NR 1999 voor geschreven
zijn.
Ontbinding afgewezen
21. De door [X] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt
afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de
precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid,
zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing
daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hierna
weer te geven kader zal worden beslist.
Verdeling van het nadeel
22. Het niet nakomen door Dexia van haar zorgplicht brengt met zich mee dat
Dexia aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door de belegger ondervonden
negatieve gevolgen, hierna aan te duiden als het nadeel. Daarbij dient echter
voorop gesteld te worden dat ook een eigen verantwoordelijkheid
draagt voor de gevolgen van zijn keuze tot deelname aan de
WinstVerDriedubbelaar. Voorts dient rekening gehouden te worden met de overige
omstandigheden van het geval. Een en ander brengt met zich mee dat het onverkort
toepassen van alle tussen partijen geldende bedingen tot onaanvaardbare gevolgen
zal leiden, zoals bedoeld in art.6:243 lid 2 BW. De verplichtingen van [X] uit
de overeenkomst dienen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te worden
beperkt, zoals hierna zal worden bepaald.
23. Onder het in aanmerking te nemen nadeel wordt in dit geval verstaan de
restschuld, dat wil zeggen het bedrag
dat op grond van de overeenkomst
na afloop daarvan nog zou moeten betalen nadat hij alle tijdens de looptijd
daarvan verschuldigd geworden termijnbedragen zou hebben betaald. Dit nadeel
wordt vastgesteld op € 2.298,73.
24. Geoordeeld wordt dat op grond van de omstandigheden van het geval naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid 100 % van dit nadeel voor rekening
van Dexia dient te komen en dat - afgezien van de reeds door [X] betaalde
termijnen conform de door hem getekende overeenkomst - geen overig nadeel voor
rekening van [X] dient te blijven. Hierbij worden als relevante omstandigheden
in aanmerking genomen, de mate waarin Dexia tekort is geschoten in haar
zorgverplichtingen, de persoonlijke en financiële situatie van [X] als hiervoor
bedoeld onder 19., de door Dexia gebruikte verkoopmethode, en de inhoud van de
hiervoor onder 1.6. bedoelde brief waarin Dexia [X] kennelijk heeft getracht
over te halen tot het aangaan van de overeenkomst door hem voor te houden dat
hij drie jaar later in elk geval een uitbetaling kan verwachten.
Vordering in conventie
25. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Dexia wordt
afgewezen.
25. Nu niet wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder Dexia haar
gewijzigde eis gericht op toepassing van artikel 6:278 BW heeft ingesteld, kan
deze wijziging buiten beschouwing blijven.
Vordering in reconventie
27. De door [X] ingestelde tegenvorderingen worden afgewezen. De in verband
daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor
[X] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent
de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans
tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
28. Dexia wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en wordt daarom
veroordeeld In de proceskosten in zowel conventie als reconventie gevallen aan
de zijde van [X].
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde
van [X]  gevallen, tot op heden begroot
op € 675,-, te betalen aan de griffier, een en ander, voorzover verschuldigd,
inclusief BTW;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 16 november 2004 in tegenwoordigheid van de
griffier.