RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
 
Kenmerk: CV 04-33206
Datum: 7 april 2005
 

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
[X]
wonende [woonplaats]
 
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
nader te noemen [X]
 
gemachtigde: mr. H.J. Bos
 
t e g e n
 
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
gevestigd te Amsterdam
 
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
 
gemachtigde: mr. W.A.K.Rank
 
 
 
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
 
Bij vonnis van 3 november 2004 heeft de rechtbank Amsterdam de zaak in de stand waarin deze
zich bevond, ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de kantonrechter te Amsterdam
en als nieuwe roldatum 1 december 2004 te 10.00 uur bepaald. Op 1 december 2004 is vonnis
bepaald.
 
De volgende processtukken zijn ingediend:
 
-   de dagvaarding van 8 oktober 2003 inhoudende de vordering van [X]
-   de conclusies van antwoord en van eis in reconventie van Dexia met bewijsstukken
-   de conclusies van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [X] met
    bewijsstukken
-   de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie van Dexia met bewijsstukken
-   de conclusie van dupliek in reconventie van [X].
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
in conventie en reconventie
 
1.     Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
 
        1 1. Dexia is per 21 december 2001 de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N V. te
        Amsterdam geworden. Hierna wordt onder "de Bank" verstaan Bank labouchere N.V
 
        1.2 Op 12 september 2000 heeft [X] bij All Personal Finance B.V. te Amersfoort
        telefonisch advies ingewonnen over een geldleningten behoeve van de inrichting van zIjn
        huis.
 
1.3.   Bij brief van 15 september 2000 heeft All Personal Finance het in dat telefoongesprek
        besproken voorstel naar [X] toegestuurd. Het voorstel hield in dat [X] een bedrag
        van fl. 381.000,00 zou lenen, waarvoor hij een (tweede) hypotheek op zijn huis zou
        verlenen. Van dat bedrag zou fl. 100.000,00 op een rekening courant te zijnen bate
        geboekt worden en zou fl. 202.500,00 in een beleggingsdepot van Bank Labouchere N.V.
        gestort worden. Uit dat beleggingsdepot zouden dan de maandlasten ad fl. 4.050,00 voor
        het effectenleaseplan "Capital Effect" van de Bank betaald worden. De overige
        fl. 76.000,00 zouden volgens dit voorstel gereserveerd worden voor hypotheeklasten en
        notariskosten.
 
1.4    Over dit effectenleaseplan stond in de brief d.d. 15 september 2000:
 
        "Het Capital Effect bestaat uit een pakket aandelen ven ING, Ahold, Unilever en
        Koninklijke Olie. Dit zijn aandelen die nagenoeg ongevoelig zijn voor economische
        schommelingen en hebben sinds de beursintroductie een gezamenlijk rendement
        behaald van 21,8 %. We zijn in onze berekening veillgheidshalve uitgegaan van een
        rendement van 12.5 %.
 
        Na 5 jaar heeft het aandelenleasepakket bij een rendement van 12,5 % een
          opbrengst gemaakt ter waarde van de opgenomen 2e hyptheek, zodat deze in een
          keer kan worden afgelost. U heeft dus zelf niets betaalt aan kosten, maar u heeft
          wel per direct fl. 100.000,00 ter beschikking gekregen en dat allemaal door gebruik
          te maken van de overwaarde in uw huis. En na 5 jaar heeft u de opgenomen
          overwaarde gewoon weer terug in uw huis !"
 
1.5    All Personal Finance heeft [X] in het bezit van de brochure "Met CAPITAL EFFECT
        zit ik er straks nog veel ruimer bij" van de Bank gesteld. Onder het opschrift
 
                              "Al na 5 jaar een hoog en belastingvrij kapitaal
                  Voor iedereen die flexibel een aanzienlijk vermogen wil opbouwen"
 
        vangt de folder als volgt aan:
 
        "Het leasen van aandelen kan veel meer opbrengen dan rechtstreeks beleggen in
        aandelen en ook meer dan een gewone spaarrekening of een spaarpolis. Zeker als u met
        Capital Effect belegt in eerste klas fondsen die al sinds jaren een uitstekend rendement
        realiseren. Met Capital Effect least u een gelijk aantal aandelen ING Groep, Koninklijke
        Olie, Ahold en Unilever. Daarmee kunt u snel en doelteffend een aanzielijk en
        bovendien belastingvrij kapitaal opbouwen. Na 20 jaar kan het netto rendement oplopen
        tot een veelvoud van dat van andere vormen van beleggen en traditionele spaarvormen,
        terwijl het risicoprofiel laag blijft."
 
        Bij de folder zat een "prognosevoorbeeld" waarbij aangegeven werd wat er na 5jaar, na
        10 jaar en na 20 jaar "netto" uitbetaald zou worden bij verschillende gemiddelde
        koersstijgingen variërende van een koersstijging van 0 % tot een koersstijging van 20 %.
        Onderaan dat prognosevoorbeeJd stond onder het opschrift LET OP in kleine lettertjes de
        gebruikelijke waarschuwingen over de risico's van beleggen.
 
1.6.   [X] heeft het advies van All Personal Finance opgevolgd. Hij heeft op 29 september
        2000 een "acceptatieformuliereffectenlease" van de Bank ingevuld, ondertekend en
        opgestuurd. Bij dit acceptatieformulier heeft [X] zijn personalia en zijn financiële
        gegevens, zoals inkomen (fl. 4.200,00 netto en fl. 2.300,00 bruto per maand) en
        woonlasten (fl. 2.670.00 per maand) aan de Bank opgegeven. Blijkens dat formulier had
        [X] op dat tijdstip al een eerste hypotheek van € 226.890.11 tegen een rente van 5.5
        % per jaar met een looptijd tot 1 maart 2010.
 
1.7.   [X] heeft op 24 november 2000 met de Bank onder nummer 216..... de
        effectenease-overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst "leaste" [X]
        van de Bank aandelen ING Groep, Koninklijke Olie, Ahold en Unilever welke voor hem
        door de Bank voor een bedrag van in totaal fl. 380.026,79 (€ 172.448,64) aangekocht
        waren, voor een ononderbroken periode van 240 maanden. De lease som bedroeg het
        totaal van 240 gelijke maandtermijnen van € 1.839,00 (fl. 4.052,62). Zodra [X] al zijn
        financiële verplichtingen uit de overeenkomst nagekomen zou zijn, zou hij automatisch
        eigenaar van de aandelen worden. Na 5 jaar was [X] gerechtigd de overeenkomst
        tussentijds te beëindigen onder betaling of verrekening (met de opbrengst van de
        aandelen) van de restanthoofdsom. Op de effectenlease-overeenkomst van partijen zijn
        c.q. waren de "Bijzonderevoorwaarden Effecten Lease" van de Bank van toepassing.
 
1.8.   Betaling van de verschuldigde maandtermijnen zou volgens het contract uitsluitend
        geschieden door middel van een automatische bankincasso, waartoe [X] bij de
        ondertekening van het contract de Bank machtigde de betreffende bedragen van zijn
        rekening af te schrijven. In de praktijk is het zo gegaan dat de maandelijkse termijnen
        voldaan zijn uit de verkoopopbrengsten van de participaties in het Labouchere Global
        Aandelenfonds die de Bank voor [X] van het door hem middels de tweede hypotheek
        op zijn huis geleende bedrag ad fl. 202.500,00 (of € 102.554,33) had aangekocht.
 
1.9.   Bij brief d.d. 7 juli 2003 van zijn gemachtigde heeft [X] de effectenlease-overeenkomst
        met de Bank wegens dwaling vernietigd en heeft hij aan Dexia laten weten
        recht te hebben op teruggave van al de door hem gedane betalingen aan de Bank, te
        vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum der betaling en op vergoeding van
        de door nem geleden schade.
 
1.10. Bij brief d.d. 4 september 2003 heeft Dexia op de vernietiging van de overeenkomst door
        [X] geantwoord zijn vernietigingsverklaring niet te aanvaarden en deze wat haar
        betreft zonder effect was. Iedere aansprakelijkheid wees zij van de hand.
 
in conventie
 
de vordering
 
2.  [X] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
 
     primair
 
     Voor recht zal verklaren dat hij de aandelenlease-overeeenkomst met Dexia d.d. 24 november
     2000 met contractnurnmer 216..... bij brief d.d. 7juli 2003 van zijn gemachtigde
     rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
 
     subsidiair
 
     In geval de rechtbank van oordeel is dat deze aandelenlease-overeenkomst niet bij brief d.d. 7
     juli 2003 van zijn gemachtigde rechtsgeldig vernietigd is, die overeenkomst alsnog zal
     vernietigen;
 
     subsidiair
 
     Voor recht zal verklaren dat Dexia toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar
     verplichtingen jegens hem en/of dat Dexia onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
 
     zowel primair als subsidiair
 
     a  Dexia zal veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden schade, nader op te
         maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
 
     b  Dexia zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
 
3.  [X] stelt dat de Bank verzuimd heeft hem te waarschuwen voor beleggen met geleend
     geld. In de onderhavige situatie is zelfs sprake van twee leningen, te weten een tweede
     hypothecaire lening en een lening uit hoofde van de effectenlease-overeenkomst. Beide
     geleende bedragen zijn geheel belegd in aandelen. Hij realiseerde zich niet dat hij door het
     aangaan van de aandelenlease-overeenkomst nog een lening aanging. Ten tijde van het
     aangaan van de overeenkomst bestond bij particulieren, zoals [X], nog niet het inzicht dat
     aandelenlease riskant is.
 
4.  Wat betreft de risico's van het beleggen met geleend geld had hij ten tijde van het sluiten van
     de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken wat betreft zijn financiële positie en de
     gevolgen van de effectenlease-overeenkomst voor die positie. [X] wist niet van het
     zogenaamde hefboom-effect bij aandelenlease. Zou de Bank hem voor die risico's wel
     gewaarschuwd hebben, dan zou hij de overeenkomst niet zijn aangegaan.
 
5.  Voor de Bank was kenbaar, althans had het moeten zijn dat zij haar spreekplicht jegens hem
     heeft geschonden op een punt dat essentieel voor[X] was om al dan niet de
     overeenkomst aan te gaan.
 
6.  Hij heeft dan ook terecht door middel van de brief d.d. 7 juli 2003 van zijn gemachtigde de
     overeenkomst wegens dwaling buitengerechtelijk vernietigd. Mocht hierover anders
     geoordeeld worden, dan vordert [X] dat de rechtbank de overeenkomst wegens dwaling
     zal vernietigen.
 
7.  Voor het geval hem geen beroep op dwaling toekomt, meent [X] dat Dexia op grond van
     een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen en/of op grondvan
     onrechtmatig handelen jegens hem aansprakelijk is voor de schade, die[X] geleden heeft
     tengevolge van de aandelenlease-overeenkomst met Dexia. [X] heeft post voor post
     aangegeven waaruit zijn schade bestaat.
 
8.  Daartoe stelt [X] onder verwijzing naar de hiervoor onder 1.3 geciteerde vetgetypte
     passage uit de brief d.d. 15 september van All Personal Finance dat Dexia en All Personal
     Finance hem niet geïnformeerd hebben omtrent de verliesrisico's van de onderhavige
     constructie. Meer in het bijzonder hebben zij hem niet gewezen op de risico's van beleggen
     met geleend geld en de risico's van koersdalingen.
     Op basis van het voorstel van All Personal Finance ging [X] ervan uit dat hij direct
     fl. 100.000,00 ter beschikking zou krijgen voor de inrichting van zijn huis en hij na vijf jaar de
     tweede hypotheek zou kunnen aflossen zonder kosten te hebben gemaakt.
 
9.  Dexia heeft verzuimd een cliëntenprofiel op te stellen en schriftelijk vast te leggen. Hierdoor
     heeft zij gehandeld in strijd met artikel 28 lid 1 van de Nadere Regeling Toezicht
     Effectenverkeer 1999, hierna te noemen NR. Dexia wist wat de financiële positie van [X]
     was en dat hij nimmer in staat zou zijn om de schulden af te lossen die voortvloeien uit de
     onderhavige aandelenlease-overeenkornst. Dexia had moeten weten dat [X] geen
     ervaring met beleggen had en wat de beleggingsdoelstelling van [X] was, te weten de
     inrichting van zijn huis. Tevens heeft Dexia gehandeld In strijd met artikel 33 lid 1 en sub 9
     NR.
 
10. In haar folder heeft Dexia misleidende mededelingen gedaan. Zij heeft daardoor onrechtmatig
     jegens [X] gehandeld op grond van artikel 6:194 BW en in strijd met artikel 32 lid 1 NR.
 
11. Dexia heeft verzuimd een (schriftelijke) vermogensbeheerovereenkomst met [X] te
     sluiten, waardoor zij gehandeld heeft in strijd rnet artikel 36 Besluit toezicht effectenverkeer
     1996 en artikel 21 NR.
 
12. Dexia heeft het effectendepot van [X], dat in 2004 al leeg was, onzorgvuldig beheerd. Zij
     had in een eerder stadium moeten ingrijpen. Dexia wist immers dat vanuit dat depot de
     maandbetalingen voor de aandelenlease-overeenkomst zouden moeten worden voldaan. Zij
     had in een veel eerder stadium hem moeten adviseren om hetzij het gehele depot liquide te
     maken hetzij het depot geheel of gedeelteijk te herbeleggen in een obtigatiefonds. Zij heeft
     hierdoor gehandeld in strijd met artikel 28 lid 3 NR.
 
Het verweer
 
13. Dexia verweert zich tegen deze vordering. Zij stelt voorop dat zij niet aansprakelijk is voor het
     handelen van All Personal Finance, die een onafhankelijk opererende, niet aan de Bank
     verbonden cliëntenremisier is. Het is vaste jurisprudentie dat de Bank niet aansprakelijk
     gehouden kan worden voor het handelen of nalaten van een dergelijke partij.
 
14. Zij betwist dat de door haar verstrekte informatie onjuist of onvolledig was. Van de
     tussenpersoon All Personal Finance heeft [X] informatie over de werking en de
     voorwaarden van de effectenlease-overeenkomst ontvangen. De effectenlease-overeenkomst
     zelf bevat zowel op de voor- als achterzijde de nodige toelichting en de voorwaarden. De op
     de achterzijde van het contract afgedrukte Bijzondere Voorwaarde bevatten aan duidelijkheid
     niets overlatende bepalingen waaronder de bepaling dat de Bank nimmer aansprakelijk is
     voor wijzigingen in de koerswaarde van de waarden of voor het niet opbrengen van baten
     daarvan.
 
15. Voordat [X] de overeenkomst aanging, ontving hij de brochure "Met CAPITAL EFFECT zit
     ik er straks nog veel ruimer bij" het contract en de voorwaarden. De verstrekte documenten
     bevatten voldoende informatie omtrent de werking van het effectenlease-product "Capital
     Effect". Het is niet mogelijk dat de belegger aan het eind van de overeenkomst nog een
     schuld overhoudt, omdat de lening dan via de maandtermijnen geheel zal zijn afgelost. Een
     noodzaak om dan de effecten te verkopen om de lening af te lossen, is er bij dit product niet.
 
16. Uit de brochure had [X] kunnen en moeten begrijpen dat het bij de door hem gesloten
     effectenlease-overeenkomst om beleggen met geleend geld ging. Ook de overeenkomst wordt
     verwezen naar "totaal te betalen rente". Onder dat kopje "Let op" in de brochure is vermeld dat
     beleggen bi jwie en in welke vorm dan ook financiële risico's met zich meebrengt en dat dat
     ook geldt voor "Capital Effect". De brochure vermeldt ook dat beleggen de belegger de kans
     geeft op een hoger, maar ook op een lager gemiddeld rendement.
 
17. De van de Bank afkomstige informatie die aan [X] is verstrekt, laat voor dwaling geen
     ruimte. Voorzover [X] gedwaald mocht hebben, was dat aan de Bank niet kenbaar.
 
18. Dexia betwist ook dat de door de Bank verstrekte brochure misleidende mededelingen
     bevatte. Het verwijt van [X] dat de brochure niet waarschuwt voor de risico's van
     beleggen met geleend geld, is niet juist. In dit verband wijst Dexia erop dat redame-uitingen
     een wervend karakter hebben. Een bepaalde mate van overdrijving is in reclame-uitingen
     daarom toelaatbaar. Op grond van dit gegeven bezien in samenhang met het algemeen
     bekende feit dat beleggen tot verlies kan leiden, moet geconcludeerd worden dat [X] niet
     was misleid. Naar aanleiding van het verwijt dat [X] in dit verband heeft geuit dat de Bank
     in strijd met artikel 32 lid 1 NR zou hebben gehandeld, spreekt Dexia haar twijfel uit over de
     verbindendheid van artikel 32 NR.
 
19. Ter weerlegging van de stelling van [X] dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is en/of
     onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, voert Dexia het volgende aan.
 
20. Dexia bestrijdt dus dat zij zich aan misleiding schuldig gemaakt heeft. Met betrekking tot de
     gestelde overtreding van de artikelen 28 leden 1 en 3 en 33 lid 1 sub g NR merkt zij op dat
     voorzover deze bepalingen verbindend mochten zijn, deze in dit geval niet van toepassing
     zijn. Het gaat hierom een kant en klaar product. De Bank was daarom niet gehouden te
     informeren naar de beleggerservaring en de beleggingsdoelsteling van [X]. [X]
     behoefde noch bij de aanvang noch gedurende de looptijd van de overeenkomst
     beleggingskeuze te maken. De samenstelling van het aandelenmandje staat van te voren
     vast en kan niet gewijzigd worden. [X] wist dus van te voren welke aandelen zouden
     worden geleast en wat gedurende een periode van 20 jaar zijn verplichtingen onder de
     effectenlease-overeenkomst zouden zijn.
 
21 Van vermogensbeheer voor [X] is geen sprake geweest. Gedurende de looptijd van de
     overeenkomst vinden geen effectentransacties plaats. Voor tussentijdse waarschuwingen was
     bij dit product dan ookgeen plaats. Dexia heeft de effecten die zij ten behoeve van [X] uit
     naam van het Labouchere GIobal Aandelenfonds had aangekocht, niet onzorgvuldig beheerd.
     Het is [X] zelf geweest, die ervoor gekozen heeft om de effecten uit het Labouchere
     Global Aandelenfonds - gefinancierd met geld verkregen door middel van een tweede
     hypothecaire lening op zijn woning - in een effectendepot bij de Bank te houden, opdat daaruit
     de maandelijkse termijnen zouden worden voldaan. Tot deze financieringsconstructie heeft zij
     [X] niet verplicht en deze constructie heeft zij hem ook niet geadviseerd.
 
22. Artikel 28 lid 3 NR verplicht een effecteninstelling om erop toe te zien dat een belegger die
     posities heeft in financiële instrumenten waaruit verplichtingen kunnen voortkomen, steeds
     over voldoende saldo beschikt om aan de actuele verplichtingen te voldoen. Deze bepaling is
     niet van toepassing in geval van effectenlease waarbij de verplichtingen vooraf al vaststaan.
 
23. In strijd met artikel 33 lid 3 sub g NR, op grond waarvan de cliënt gewezen dient te worden op
     de mogelijkheid om een overeenkomst van effectenlease af te kopen onder vermelding van de
     voorwaarden heeft de Bank niet gehandeld. In artikel 3 van het contract staat die mogelijkheid
     vermeld. [X] laat na aan te geven wat het causaal verband is tussen de vermeende
     regel overtreding en zijn schade.
 
24. Dexia bestrijdt dat [X] schade geleden heeft. De waardedaling van zijn aandelen uit zowel
     het Labouchere Global Aandelenfonds als de overeenkomst, is koersverfies, maar geen
     schade. Of [X] schade uit de overeenkomst zal lijden, kan thans nog niet worden
     vastgesteld. De diverse schadeposten heeft Dexia gemotiveerd weersproken evenals de
     gevorderde buitengerechtelijke kosten.
 
in (voorwaardelijke) reconventie
 
25. Dexia vordert voorwaardelijk voor het geval de rechtbank enig deel van de vordering van
     [X] zal toewijzen dat de rechtbank [X] zal veroordelen tot betaling van een bedrag
     gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de effectenlease-
     overeenkomst genoemde effecten minus de beurswaarde van bedoelde effecten op de datum
     van vernietiging of ontbinding van de betreffende effectentease-overeenkomst.
 
26. Ter motivering van deze vordering beroept Dexia zich op artikel 6:278 BW, die uitdrukkelijk tot
     doel heeft te verhinderen dat een op enige grond bestaande vernietigings- of
     ontbindingsmogelijkheid verwordt tot een speculatie-instrument. Het is aannemelijk dat het
     beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomst wegens dwaling het gevolg is van
     de daling van de koersen van de effecten waarop de overeenkomst betrekking heeft.
 
27. Nu de overeenkomst is vernietigd naar aanleiding van de waardedaling van de effecten sedert
     de datum van de koop, dient door [X] de waardedaling sedert de koop tot de datum van
     de vernietiging te worden bijbetaald. Partijen dienen immers in de economische positie
     gebracht te worden, waarin zij geweest zouden zijn als de overeenkomst van effectenlease
     onmiddellijk na het sluiten daarvan was vernietigd.
 
28. Dexia vordert voorts (onvoorwaardelijk) dat de rechtbank bij vonnis, voorzover mogelijk
     uitvoerbaar bij voorraad:
 
     a. [X] zal veroordelen tot betaling aan haar van € 9.195,00 uit hoofde van haar opeisbare
         vordering op hem onder de overeenkomst, van alle op de datum van uitspraak vervallen
         en opeisbare maandtemijnen en van de eventuele vordering die zij op [X] mocht
         hebben, indien de verkoopwaarde van de aandelen onvoldoende mocht blijken te zijn om
         de lening af te lossen, een en ander te vermeerderen met primairde contractuele rente
         van 1,01% per maand ex artikel 6:119 BW en subsidiair met de wettelijke rente vanaf de
         datum dat rente verschuligd is tot aan de dag van betaling;
 
     b. voor recht zal verklaren dat [X] alle na de datum van de uitspraak uit hoofde van de
         overeenkomst voortvloeiende vorderingen waaronder begrepen de vordering tot
         terugbetaling van de lening onder de overeenkornst aan haar zal voldoen;
 
29. Ter onderbouwing van deze vordering beroept Dexia zich op de overeenkomst op grond
     waarvan [X] verplicht is om op of omstreeks de 19 van de maand aan haar aan rente en
     aflossing € 1.839,00 te betalen. Vanaf juli 2003 heeft [X] niet meer aan deze verplichting
     voldaan. Uit de mededeling op 7 juli 2003 van [X] van haar dat hij de overeenkomst
     wegens dwaling vernietigde, moest Dexia afleiden dat [X] in de nakomingvan zijn
     verplichtingen uit de overeenkomst zou tekortschieten, waardoor hij vanaf die datum jegens
     Dexia in verzuim was. Er is dus sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 6:80 lid 1
     aanhef en sub b BW, waardoor de gevolgen van niet-nakoming nu reeds intreden.
 
30. [X] voert gemotiveerd verweer tegen deze vorderingen van Dexia.
 
Beoordeling
 
in conventie en reconventie
 
31. Uit de stellingen van [X] in de brief d.d. 7 Juli 2003 van zijn gemachtigde en in de
     dagvaarding blijkt dat [X], toen hij bij die brief zich op dwaling beriep en de
     aandelenlease-overeenkomst vernietigde beoogde te vernietigen de effectenlease-
     overeenkomst van partijen en de hieronder 1.8  beschreven overeenkomst, die met de
     effectenlease-overeenkomsten onlosmakelijk verbonden is c.q. was. Uit de reactie van Dexia op
     de vernietiging door [X] en uit haar conclusie van antwoord bijkt dat Dexia dat ook zo
     verstaan heeft.
 
32. Het beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomst wegens dwaling gaat op als
     [X] de overeenkomst onder invloed van een dwaling als omschreven in artikel 228 lid 1
     onder a en/of b BW is aangegaan en hij bij een juiste voorstelling van zaken de
     overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarde, zou hebben gesloten.
 
33. De dwaling van [X] heeft blijkens zijn stellingen met name hieruit bestaan dat hij vóór en
     bij het aangaan van de overeenkomst door All Personal Finance en de Bank niet op de hoogte
     gebracht is van het feit dat hij naast de hypothecaire lening door het sluiten van de
     aandelenlease-overeenkomst nog een lening zou aangaan en evenmin van de risico's die aan
     het beleggen met geleend geld verbonden waren.
 
34. Door Dexia is niet gemotiveerd bestreden dat [X] de overeenkomst met de Bank niet zou
     zijn aangegaan, althans niet onder dezelfde voorwaarden, als hij daarover niet gedwaald had.
 
35. Van dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder a 8W is sprake, indien de dwaling te wijten is
     aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook
     zonder deze inlichting zou worden gesloten. Van dwaling in de zin van artikel 228 lid 1 onder b
     BW is sprake, indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of
     behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
 
36. Vraag is dus of de dwaling van [X] te wijten is aan een inlichting van de Bank (tenzij de
     Bank mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting door [X] met haar
     zou zijn gesloten) en/of aan het feit dat de Bank in verband met hetgeen zij omtrent de
     dwaling van [X] wist of behoorde te weten, [X] had behoren in te lichten en dat
     nagelaten heeft. Dexia beantwoordt die vraag ontkennend.
 
37. Bepalend voor het antwoord op die vraag is enerzijds welke inlichtingen de Bank in de fase
     vóór het sluiten van de overeenkomst aan [X] had moeten geven en anderzijds welke
     informatie in die fase [X] zelf bij de Bank (of derden) had moeten inwinnen. Voor wat
     partijen dienaangaande over en weer van elkaar mochten verwachten, is van doorslaggevend
     belang wie partijen zijn en welke hoedanigheden aan hen toegekend moeten worden.
 
38. Aangaande [X] is gesteld noch gebleken dat hij (enige) ervaring had met beleggen. Hij
     moet daarom aangemerkt worden als een niet terzake deskundige van wie de Bank mocht
     verwachten dat hij in beginsel het hem beschikbaar gestelde materiaal met de nodige
     nauwlettendheid zou bestuderen en zich van de Inhoud daarvan rekenschap zou geven, zoals
     dat van elke niet terzake deskundige, doch aandachtige en oplettende consument verwacht
     mag worden.
 
39. In deze trad de Bank op in haar hoedanigheid van bank en in haar hoedanigheid van
     effectenbemiddelaar in de zin van artikel 1b van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.
 
40. In de fase voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst, waarin partijen jegens elkaar
     dienden te voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, gold voor de Bank als bank
     jegens de niet deskundige [X] een bijzondere zorgplicht.
 
41. Vraag is of in die voorfase de gedragingen van All Personal Finance wel of niet aan de Bank
     toe te rekenen zijn. Bepalend voor de beantwoording van deze vraag is niet of All Personal
     Finance als vertegenwoordiger van de Bank is opgetreden, maar of zij geacht moet worden
     bemiddeld te hebben ten voordele van de Bank dan wel als adviseur van [X] ten gunste
     van wie zij in diens opdracht bij de totstandkomIng van de overeenkomst heeft bemiddeld.
 
42. Ofschoon All Personal Finance wel door [X] benaderd werd om hem te adviseren in
     verband met een financiering ter inrichting van zijn huis, moet aangenomen worden dat haar
     bemiddeling ten voordele van de Bank geschiedde. Die conclusie moet getrokken worden
     gelet op enerzijds waarvoor [X] advies inwon (financiering ter inrichting van zijn huis) en
     anderzijds de inhoud van het advies (de effectenlease-overeenkomst en een tweede
     hypothecaire lening op zijn huis ter aankoop van aandelen voor het Labouchere Global
     Aandelenfonds) gezien de (weinig degelijke) wijze waarop ''het advies" gegeven werd en in
     aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat [X] voor dat advies iets aan All
     Personal Finance behoefde te belalen.
 
43. Om die reden moet geoordeeld worden dat de Bank bij de totstandkoming van de
     overeenkomst met [X] gebruik gemaakt heeft van de hulp van All Personal Finance en
     voor haar gedragingen op gelijke wijze als voor haar eigen gedragingen aansprakelijk is
     evenals ingevolge artikel 6:76 BW het geval is wanneer bij de uitvoering van een verbintenis
     van de hulp van derden gebruik gemaakt wordt.
 
44. Op de Bank als effectenbemiddelaar waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de
     Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) van toepassing en daarmede het krachtens deze wet
     geldende Besluit toezicht effectenverkeer(Bte). Ingevolge artikel 25 Bte diende zij als
     effecteninstelling met iedere cliënt een schriftelijke overeenkomst te sluiten die de uitsluitende
     grondslag vormde voor de diensten die zij in de uitoefening van haar bedrijf voor de cliént
     verrichtte.
 
45. In het midden kan blijven of de krachtens artikel 11 van deze wet gestelde regels in de met
     ingang van 1 februar 1999 in werking getreden Nadere Regeling toezicht effectenverkeer
     1999 (NR) wel of niet verbindend is, nu aangenomen moetworden dat de bijzondere
     zorgplicht welke voor de Bank als bank gold, met zich meebracht dat zij zich diende te houden
     aan soortgelijke regels als in de NR waren opgenomen.
 
46. Bezien moet nu worden wat over het feit dat [X] naast de hypothecaire lening door het
     sluiten van de aandelenlease-overeenkomst nog een lening zou aangaan en over de risico's
     die aan het beleggen met geleend geld verbonden waren, vóór en tijdens het sluiten van de
     overeenkomst door All Personal Finance en de Bank aan [X] kenbaar gemaakt is.
 
47. De stelling van [X] dat daarbij niet het contract en de bijzondere voorwaarden
     effectenlease in aanmerking genomen moeten worden, omdat de overeenkomst tussen hem
     en de Bank gesloten is voordat hij deze stukken ontving, wordt verworpen. Voorzover er
     sprake is geweest van een overeenkomst tussen [X] en de Bank, voordat [X] het
     contract met de bijzondere voorwaarde ontving, moet deze aangemerkt worden als een
     overeenkomst onder de opschortende voorwaarde dat hij geacht kon worden akkoord gegaan
     te zijn met de in het contract en de bijzondere voorwaarden vervatte bepalingen.
 
48. Naast het contract en de bijzondere voorwaarden moeten ter beantwoording van de vraag wat
     er over de leningen en de risico's aan [X] kenbaar gemaakt is, in beschouwing genomen
     worden de brief d.d. 15 september 2000 van All Personal Finance, het aanmeldingsformulier
     d.d. 29 september 2000 en de brochure met het prognosevoorbeeld.
 
49. De brief d.d. 15 september 2000 van All Personal Finance bevatte een in redametermen
     gesteld voorstel, waarin in het geheel niet werd uitgelegd wat het effectenleaseplan juridisch
     gezien inhield en waarbij de risico's verbonden aan deze beleggingsvorm in het geheel niet
     vermeld werden. Integendeel, gezien de hiervoor geciteerae passages uit de brief moet
     geconstateerd worden dat er in deze brief gesuggereerd werd dat die risico's er feitelijk niet
     waren.
 
50. In de brochure wordt nergens uitgelegd dat het leasen van aandelen met "Capital Effect"
     inhield dat de Bank voor de klant een pakket aandelen kocht van een door haar aan de klant
     geleend bedrag, dat door de klant met rente tijdensde looptijd in maandelijkse termijnen
     terugbetaald diende te worden, waarna de klant eigenaar van de aandelen zou worden. Er
     wordt enkel gesproken over het "leasen van aandelen'', hetgeen vergeleken wordt met het
     rechtstreeks beleggen in aandelen en met sparen. In de brochure wordt op twee plaatsen
     erover gesproken dat de klant de aandelen bij elkaar "spaart".
 
51. Het feit dat in de brochure overrduidelijk aangegeven wordt dat de klant rente verschuldIgd is,
     betekent niet dat h'ij of zij daaruit had dienen op te maken dat de effectenlease-overeenkomst
     inhield dat hij tevens een geldlening sloot met de Bank. De klant kan evengoed gemeend
     hebben dat hij over de voor de aandelen (af) te betalen koopsom bedoelde rente verschuldigd
     zou zijn.
 
52. In de brochure zelf wordt met geen woord gerept over het risico dat koersen van de aandelen
     zouden dalen en de gehele investering niets zou kunnen opleveren. In het bij de brochure
     behorende "prognosevoorbeeld" wordt bij de "rendementvariaties" berekeningen gegeven wat
     er na 5, 10 en 20 jaar "netto" wordt uitbetaald in elf voorbeelden van gemiddelde
     koersstijgingen per jaar, waarvan tien voorbeelden van koersstijgingen en een voorbeeld van
     een koersstijging van 0 % per jaar. Niet een voorbeeld dus van de resultaten in geval van
     koersdaling.
 
53. De gebruikelijke waarschuwingen dat beleggen in welke vorm dan ook risico's met zich
     meebrengt staan niet in de brochure, maar onderaan in het prognosevoorbeeld onder de kop
     LET OP in piepkleine lettertjes.
 
54. In het aanmeldingsformulier "EffectenLease" stond niets over het product en over de
     voorwaarden van de overeenkomst. Doormiddel van dat formulier kreeg de Bank echter wel
     de beschikking over voormelde financiële gegevens van [X].
 
55. In het contract zelf wordt nergens gerept van "geldlening". De overeenkomst wordt in het
     contract aangeduid als "Iease-overeenkomst"". De Bank wordt aangeduid als "de Bank" die aan
     de klant in het contract aangeduid als "lessee", de in het contract genoemde aandelen
     "verleast" welke de klant "least". Het geleende bedrag wordt in het contract de "lease-som"
     genoemd.
 
56. In het contract staat niets over het risico dat door koersdaling de overeenkomst de klant niets
     anders zou opleveren dan schulden. In het contract wordt verwezen naar de op de achterzijde
     van het contract afgedrukte bijzondere voorwaarden, waarin wel - in artikel 4 - staat dat de
     Bank "nimmer aansprakelijk" is voor wijzigingen in de koerswaarde van de waarden of voor
     het niet opbrengen van baten daarvan".
 
57. Gezien nu wat aan [X] door All Personal Finance en de Bank vóór en bij het sluiten van
     de overeenkomsten over de aard van de overeenkomst van partijen en de daaraan verbonden
     risico's wel en niet kenbaar is gemaakt, moet geconcludeerd worden dat in de gegeven
     omstandigheden de Bank aan haar verptichting tot het verschaffen van inlichtingen aan
     [X] niet naar behoren voldaan heeft en het aan het te kortschieten van de Bank in haar
     informatieplicht te wijten dat [X] heeft gedwaald.
 
58. Het ging hier om een zeker voor de niet deskundige consument ingewikkeld, nieuw product
     dat zeer riskant was, waarop gedurende de eerste vijf jaar van de overeenkomsy [X],
     maar ook de Bank geen enkele greep meer hadden. In tegenstelling tot sommige andere
     aandelenlease-productenwas er geen enkele voorziening in dit produkt ingebouwd voor het
     geval van (sterke) koersdaling, wat voor de Bank reden temeer had moeten zijn om de aard
     van het product en het daaraan verbonden reéle, aanzienlijke risico klip en klaar tot
     uitrdrukking te brengen hetzij in het contract zelf hetzij in het aanmeldlngsformulier hetzij in een
     deze stukken begeleidende brief.
 
59. Gelet op de financiële gegevens die [X] aan de Bank bij het aanmeldingsformulier
     opgegeven had, had de Bank voorts op zijn minst [X] uitdrukkelijk moeten waarschuwen
     dat hij het risico liep dat in geval van koersdaling alle voor hem aangekochte aandelen in het
     Labouchere Global Aandelenfonds snel op zouden zijn en hij dan zelf iedere maand
     € 1.839,00 zou moeten ophoesten.
 
60. De Bank heeft een misleidende voorstelling van zaken gegeven met betrekking tot haar
     effectenlease-produkt door de mogelijkheid van koersdaling niet als een reëel risico voor te
     stellen en door misleidende informatie te verstrekken met betrekking tot de verwachtingen
     omtrent de waarde-ontwikkeling van de effecten. Daar door is het ook niet aan [X] te
     verwijten dat hij geen nadere uitleg aan All Personal Finance of de Bank heeft gevraagd.
 
61. Het beroep van [X] op de nietigheid van de overeenkomst wegens dwaling gaat dus op.
     Het eerste onderdeel van zijn primaire vordering tot verkrijging van een verklaring voor recht
     zal dienen te worden toegewezen. De onvoorwaardelijke vordering van Dexia in reconventie
     zal moeten worden afgewezen.
 
62. Het tweede onderdeel van de primaire vordering van [X] tot vergoeding van de door hem
     geleden schade baseert [X] op wanprestatie en/of onrechtmatige daad. Doordat [X]
     de overeenkomst bij brief d. d. 7 Juli 2003 van zijn gemachtigde vernietigde, is wanprestatie
     niet meer aan de orde, maar uitsluitend onrechtmatige daad.
 
63. Door onvoldoende en misleidende informatie te verschaffen en haar bijzondere zorgplicht niet
     in acht te nemen, heeft de Bank jegens [X], in strijd gehandeld met de bij of krachtens de
     Wet toezicht effectenverkeer 1995 op haar rustende verplichtingen en met hetgeen volgens
     ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens hem betaamde en is zij gehouden
     [X] de schade te vergoeden die hij ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden
     heeft.
 
64. Alvorens in te gaan op de verschillende posten van deze schade, zal eerst beslist worden op
     het beroep dat Dexia in haar voorwaardelijke reconventie gedaan heeft op artikel 6:278 BW.
 
65. In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen voor een partij bij een wederkerige
     overeenkomst die de stoot tot ongedaan making van de overeenkomst geeft, om de andere
     partij een bijbetaling te geven ter correctie van een inmiddels ten gunste van haar opgetreden
     wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de ongedaanmaking
     door hen over en weer verricht moeten worden. De verplichting tot bijbetaling geldt volgens de
     parlementaire geschiedenis niet alleen, wanneer het gaat om een reeds uitgevoerde
     overeenkomst maar ook - door analogische toepassing van artikel 6:278 BW - als een
     overeenkomst gedeeltelijk is uitgevoerd, zoals in dit geval.
 
66. De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel is dat bedoelde wijzIging in de
     waardeverhouding van de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde dat
     aannemelijk is dat de partij in kwestie geen ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
     zou hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou zijn.
 
67. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een wijziging in de waardeverhouding ten
     gunsten van de partij die de overeenkomst ongedaan maakte, dient men blijkens de
     parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
     vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de wettelijke
     ongedaanmakingsregels na de ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
     vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van diezelfde regels
     gehouden zouden zijn geweest, indien restitutie dadelijk na de uitvoering (en dus niet, zoals
     Dexia ten onrechte meent, na het stuiten van de overeenkomst was geschied. Bij een
     gedeeltelijke uitvoering van de overeenkomst moet men bij de vergelijking van de beide
     waardeverhouding bij de waarde van hetgeen de panij die het minst heeft ontvangen, moet
     restitueren, bijtellen hetgeen de wederpartij nog zou hebben moeten presteren.
 
68. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan gemaakt wordt, treed voorzover dit
     redelijk is, op grond van artikel 6:240 lid 2 BW vergoeding van de waarde van de prestatie op
     het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien - onder meer - het aan de ontvanger
     is toe te rekenen dat de prestatie is verricht of de ontvanger erin had toegestemd een
     tegenprestatie te verichten.
 
69. Bij een vergelijking van de waarden van de wederzijdse prestaties zou door de vernietiging
     door [X] van de overeenkomsten een wijziging in de waardeverhouding van de
     wederzijdse prestaties te zijnen gunste zijn opgetreden, als bij de vergelijking de waarden van
     de prestaties van [X] jegens Dexia gesteld zouden moeten worden op de waarde van de
     voor hem aangekochte effecten bij de aanvang van de overeenkomsten en op de waarde van
     die effecten ten tijde van de vernietiging van de overeenkomsten.
 
70. In aanmerking genomen hoe krachtens de wet bij toepassing van artikel 6:278 BW de
     vergelijking van de waarden van de wederzijdse prestaties dient te geschieden en gelet op de
     aard van de onderhavige overeenkomst kunnen de prestaties van [X] jegens Dexia niet
     op die waarden gesteld worden. Er is dan ook geen wijziging in de waardeverhouding van de
     wederzijdse prestaties ten gunste van [X] door de vernietiging van de overeenkomsten
     opgetreden. Het beroep van Dexia op artikel 6:278 BW gaat daarom niet op.
 
71. Dexia is dan ook gehouden de volledige schade te vergoeden die [X] door haar
     onrechtmatige handelen geleden heeft. Die schade bestaat, naar het voorlopig oordeel van
     de kantonrechter, uit wat [X] uit hoofde van de vernietigde overeenkomst aan Dexia heeft
     betaald en uit de redelijke kosten als bedoeld in artikel 96 lid 2 BW.
 
72. Aangezien niet duidelijk is, hoeveel en wanneer precies wat door [X] aan Dexia betaald is
     en op welke redelijke kosten hij aanspraak heeft, dienen partijen zich daarover uit te laten. Bij
     die gelegenheid kunnen zij zich ook uitlaten over het voorlopig oordeel van de kantonrechter
     over de schadeposten. Daartoe wordt de zaak verwezen naar de rolzitling.
 
73. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
 
BESLISSING
 
De kantonrechter.
 
in conventie
 
I.  verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 28 april 2005 om 10.00 uur opdat [X]
    dan bij akte zich zal uitlaten over de hiervoor onder 71 en 72 bedoelde punten, waarna Dexia
    de gelegenheid zal krijgen bij antwoord-akte daarop te reageren:
 
in conventie en reconventie
 
II. houdt iedere verder beslissing aan.
 
Aldus gewezen door mr F.M.P.M.Strengers, kantonrechter en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 7 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.