Motivering in conventie en in
reconventie
1. Tussen partijen staan de volgende feiten
vast.
a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van
de Bank Labouchere B.V. te
Amsterdam, tevens handelende onder de naam
Legio,op haar beurt rechtsopvolgster
van LegioLease B.V.,welke
vennootschappen hierna alle worden aangeduid als Dexia.
b. In juni 2000 heeft [X] met Dexia een overeenkomst
gesloten onder de naam "Winst-
VerDriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst).
De overeenkomst heeft een looptijd van
36 maanden waarbij [X] van Dexia een
door haar aangekocht pakket aandelen effecten
met een aankoop bedrag van €
39.006,45 least voor een leasesom van € 47.190,69. Deze
leasesom is opgebouwd
uit het voormelde aankoopbedrag en een bedrag van € 8.184,24
aan rente. Op de
overeenkomst zijn de "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease"
van
toepassing.
c. [X] diende volgens de overeenkomst de genoemde
leasesom als volgt aan Dexia te
voldoen:
- gedurende de looptijd van
de overeenkomst elke maand, in het totaal dus 36 keer,
een
maandtermijn van € 227.34 op of omstreeks de le dag van iedere maand:
-
€ 45,38 (f 100.--) op of omstreeks de 35e maand;
- € 38.961.07 aan het
einde van de overeenkomst, volgens de overeenkomst in principe
te verrekenen met de verkoopopbrengst van de aandelen/effecten (in de
overeenkomst
ook "waarden" genoemd).
d. Artikel 5 van de overeenkomst luidt: "Zodra lessee al
datgene aan Legio-Lease heeft
betaald wat hij haar krachtens deze
lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere
Vaanvaarden Effecten
Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch
en van rechtswege
eigenaar van de waarden geworden."
e. Bij brief van 5 februari 2003 heeft de echtgenote van
[X], N.N.N.N. [X]-van ----,
zich beroepen op de vernietigbaarheid van de
overeenkomst.
f. Dexia heeft aan het einde van de looptijd van de
overeenkomst een eindafrekening
opgesteld, waarin is vermeld dat de opbrengst
van de verkoop van de aandelen
€ 17.312,40 bedraagt en dat [X] een bedrag van
€ 21.921,39 aan haar dient te voldoen.
2. Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, [X] veroor-
deelt om aan haar te betalen €
24.663,39, bestaande uit een na de eindafrekening open-
staande hoofdsom van
€ 21.921,39, gespecificeerde contractuele rente ad 0,96% per
maand hierover
ten bedrage van € 1.554,00, alsmede buitengerechtelijke incassokosten
van €
1188,00, vermeerderd met de contractue)e rente, althans de wettelijke rente
over
de hoofdsom vanaf 3 februari 2004 en de proceskosten. .
3. [X] voert verweer tegen de vordering van Dexia en
concludeert tot afwijzing daar-
van.
4. In reconventie vordert [X] primair te verklaren voor
recht dat de overeenkomst door
zijn echtgenoot buitengerechtelijk is
vernietigd, dan wel de overeenkomst alsnog te ver-
nietigen, alsmede Dexia te
veroordelen € 7.956,88 te betalen, vermeerderd met de wette-
lijke rente
vanaf de data van atboeking van die betaalde termijnen, dan wel vanaf
de
datum van de vordering te weten 6 oktober 2004.
Subsidiair vordert [X]
ontbinding van de overeenkomst wegens toerekenbare tekort-
koming van Dexia,
met veroordeling in de door [X] geleden schade van € 32.620,27,
venneerderd
met de wettelijke rente vanaf de data van afboeking van die over de
reeds
betaalde termijnen.
5. Bij conclusie van repliek in conventie/antwoord in
reconventie heeft Dexia haar vor-
dering voorwaarddijk gewijzjgd, n die zin
dat zij, indien (enig deel van) de vordering in
reconventie wordt toegewezen,
met een beroep op artikel 6:278 Burgerlijk Wetboek (BW)
veroordeling van [X]
vordert tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil lussen
de
aankoopwaarde van de effecten verminderd met de waarde van de effecten op
de
datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans de
waarde op het
moment van verkoop.
6. [X] heeft, als verweer in conventie en als grondslag
voor zijn primaire eis in recon-
ventie, aangevoerd dat de overeenkomst bij
brief van 5 februari 2003 (productie 2 bij
conclusie van antwoord in
conventie/ eis in reconventie) op grond van de artikelen 1:88
en 1:89 BW
buitengerechtelijk is vernietigd door zijn echtgenote mevrouw [X]-van
----
wegens het ontbreken van haar toestemming.
Met betrekking tot dat
standpunt overweegt de kantonrechter dat zij met [X] van oor-
deel is dat de
onderhavige overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeen-
komst
van koop op afbetaling als bedoeld in artikel 7A:1576 e.v. BW en dat voor het
aan-
gaan van de overeenkomst dus de toestemming van de echtgenoot is
vereist. De kanton-
rechter verwijst voor de motivering van dat oordeel naar
het vonnis van de kantonrechter
te Amsterdam van 25 augustus 2004 in de
zogenaamde Eegaleasezaak (LJN-nr.
AQ7412). De overwegingen in dat vonnis
maakt de kantonrechter tot de hare en moeten
als hier herhaald en ingelast
worden beschouwd. Kort gezegd voldoet de WinstVerDrie-
Dubbelaar aan alle
eisen die artikel 7A:1576lid 1BW aan de overeenkomst van koop op
afbetaling
stelt, namelijk betaling van de koopprijs in termijnen, waarvan er twee
of
meer verschijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd. De
bescher-
mingsfunctie van het toestemmingsvereiste van de echtgenoot is van
toepassing op de
gehele wettelijke regeling van koop op afbetaling, met
inbegrip van de in art. 7A:1576 lid
5 BW bedoelde vermogensrechten zoal5 de
onderhavige geleasde aandelen.
Dexia betwist bij conclusie van dupliek in
reconventie bij gebrek aan wetenschap dat
sprake was van een huwelijk tussen
[X] en mevrouw [X]-van ----. Naast het feit
dat dit verweer eerst bij de
laatste conclusie, en dus tardief, wordt gevoerd, legt Dexia
geen enkel feit
aan haar betwisting ten grondslag. Bovendien heeft [X] bij akte een ko-
pie
van de hun huwelijksakte overgelegd. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Dat
mevrouw [X]-van ---- niet de in casu wettelijk vereiste schriftelijke
toestem-
ming heeft gegeven voor het aangaan van de overeenkomst, wordt door
Dexia onvol-
doende gemotiveerd betwist en staat daarmee in rechte
vast.
Mede om redenen van proceseconomie brengt een redelijk wetsuitleg met
zich mee dat
het [X] vrijstaat bij wijze van verweer en in reconventie een
beroep te doen op de
rechtsgeldige vernietiging door zijn echtgenote. De
vernietiging treft immers rechtstreeks
de rechtsverhouding tussen [X] en
Dexia.
Nu dit verweer slaagt, behoeven de overige verweren geen bespreking
meer.
7. Gelet op het voorgaande komt de reconventionele
vordering tot afgifte van een ver-
klaring voor recht dat de overeenkomst is
vernietigd door de echtgenote van [X] voor
toewijzing in aanmerking. De
vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechts-
handeling is
verricht. De rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen
ver-
richte prestaties is met terugwerkende kracht daaraan komen te
vervallen. Hetgeen ter
uitvoering van de overeenkomst over en weer is betaald
dient daarom als onverschuldigd
in beginsel te worden terugbetaaJd (art.
6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is
dat beide partijen hersteld
dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten
tijde van het
sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de
aangekochte
aandelen voor rekening van Dexia blijven en dat Dexia niets te
vorderen hceft
van [X], nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het
ter beschikking gestelde
geldbedrag. Voorts dient Dexia de door [X] betaalde
rente als onverschuldigd aan [X]
terug te betalen.
8. Het beroep van Dexia op toepassing van artikel 6:278
BW wordt verworpen. Daargelaten
of in dit geval wordt voldaan aan de
voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen
de gevolgen van dat artikel
zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming
van de echtgenoot die
geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin
toestemming heeft
gegeven. Dat mevrouw [X]-van ------ de vemietigbaarheid eerst
heeft
ingeroepen nadat de koersverliezen waren opgetreden doet daar niet aan af, nu
die
koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die
aanleiding plegen te
zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde
bescherming.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de
vordering in conventie moet worden
afgewezen. De vordering in reconventie is
toewijsbaar als hierna vermeld.
10. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld
kan niet tot een ander oordeel
leiden en behoeft daarom geen bespreking
meer.
11. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in
de kosten van het geding in conventie
en in reconventie worden
veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, tot op heden aan de kant van [X] begroot
op € 820,00 aan
salaris gemachtigde:
in reconventie,
verklaart voor recht dat de overeenkomst op de voet van
artikel 1:89 BW is vernietigd;
veroordeelt Dexia om aan [X] tegen bewijs van kwijting
te betalen een bedrag van
€ 7.956.88, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf de diverse data waarop de betalingen
door [X] zijn verricht tot de
voldoening;
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op
heden aan de kant van [X] begroot
op € 270,00 aan salaris
gemachtigde:
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij
voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert
de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de
eigen
kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer,
kantonrechter, en is in aanwezigheid van de
griffier bij vervroeging in het
openbaar uitgesproken op 24 augustus 2005.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL