zaaknummer: 59599 ha za 03-670
datum uitspraak
vonnis: 1 december 2004 (Pl)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor
burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland
N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
verder te noemen
Dexia.,
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser,
advocaat:mr.H.Post te
Helmond
en
[X],
wonende te
Almelo,
gedaagde,
verderte noemen [X],
procureur:mr. A.J.
Spoor,
advocaat:mr. N.H.A. van Duuren te Leiden.
Het
procesverloop.
Na het incidentele vonnis
van 26 november 2003 heeft Dexia een conclusie van repliek in conventie, tevens
houdende conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte
voorwaardelijke wijziging van eis in conventie genomen.
[X] heeft vervolgens
een conclusie van dupliek in conventie tevens antwoord akte wijziging eis,
conclusie van repliek in reconventie tevens akte houdende wijziging en
vermeerdering van eis genomen.
Vervolgens heeft Dexia een conclusie van
dupliek in reconventie tevens antwoordakte wijziging en vermeerdering van eis in
reconventie genomen waarop [X] met akte uitlating heeft gereageerd en waarop
partijen vervolgens vonnis hebben verzocht.
De verdere beoordeling van het geschil en de motivering
van de beslissing.
In conventie.
De vordering.
1. De rechtbank herhaalt hetgeen in het incidentele
vonnis van 26 november 2003 is overwogen.
2. Dexia - als rechtsopvolgster van bank LaBouchere N.V.
eveneens handelend onder de handelsnaam Legio en op haar beurt rechtsopvolgster
van Legio lease B.V. - baseert haar vordering op een zogenaamde
aandeIenlease-overeenkomst genaamd WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer
74...... (productie 1,2 en 3).
3. Het totaal van de aankoopbedragen van de in die
overeenkomst betrokken aandelen bedraagt € 19.410,81, het totaal van de te
betalen rente tijdens de looptijd van 36 maanden van deze overeenkomst bedraagt
€ 4.072,79, derhalve de totaal overeengekomen (lease-)som €
23.483,60.
4. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd
is de overeenkomst geëindigd.
In verband hiermee heeft Dexia aan [X] een
eindafrekening verzonden voor een totaal bedrag van € 9.402,21 welk bedrag Dexia
thans opeisbaar van [X] heeft te vorderen (productie 4).
Verhoogd met
contractuele rente ad 0,96% per maand vanaf 23 september 2002 tot en met 6 juni
2003, buitengerechtelijke incassokosten en btw daarover bedraagt de vordering
van Dexia het bedrag van € 11.046,77.
Het verweer.
5. [X] voert - kort samengevat - de volgende
weren.
Primair beroept [X] zich op dwaling bij het aangaan van de
overeenkomst op grond van artikel 6:128 lid 1 sub abw enJof op grond van artikel
6:228 lid 1 sub wbw subsidiair dat Dexia gezien de wijze waarop en de
omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen in strijd handelt
met de redelijkheid en billijkheid door een beroep te doen op betaling van de
restschuld respectievelijk doet zij een beroep op verrekening ter zake van
hetgeen zij in conventie moet betalen en in reconventie toegewezen zal
krijgen.
In (voorwaardelijke) reconventie.
De vordering.
6. Wegens het schenden door Dexia van haar verplichting
uit hoofde van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, het niet in
acht nemen van de vereiste zorgplicht door Dexia, het voeren van misleidende
reclame is [X] van mening dat Dexia ter haren aanzien wanprestatie heeft
gepleegd en/of onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld waardoor zij schade
lijdt ter grootte van de totale door haar aan Dexia gedane betalingen groot €
4.072,60 te vermeerderen met wettelijke rente en een eenmalig bedrag van € 45,38
dat zij omstreeks de 35e maand aan Dexia heeft betaald.
Deze bedragen vordert
[X] voor het geval de eis in conventie van
Dexia (deels) mocht worden toegewezen.
Het verweer.
7. Dexia ontkent op enigerlei wijze in strijd met de
bepalingen van de Nadere Regeling voornoemd te hebben gehandeld evenmin dat haar
te verwijten zou zijn dat zij gebruik zou hebben gemaakt van misleidende reclame
en daardoor in strijd zou hebben gehandeld met artikel 6:194 BW.
De beoordeling in conventie en
reconventie.
8. De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige
aandelenlease-overeenkomst zodanige kenmerken van kredietverlening omvat, dat
bepalingen van de Wet Consumentenkrediet van toepassing zijn, welke wet door de
rechtbank ambtshalve is toe te passen.
9. Dienvolgens dient de rechtbank alvorens de
vorderingen in conventie en reconventie respectievelijk de daartegen gevoerde
weren te kunnen beoordelen op het punt van die bepalingen verder te worden
ingelicht.
10. Om de zaak verder te kunnen beoordelen heeft de
rechtbank met name behoefte aan nadere informatie van de zijde van Dexia.
Nu
niet is gesteld of gebleken dat (de rechtsvoorgangsters van) Dexia ten tijde van
het sluiten van de onderhavige overeenkomst over een vergunning als bedoeld in
art. 9 van de Wet op het consumentenkrediet beschikte, zal de zaak naar de rol
worden verwezen teneinde Dexia in de gelegenheid te stellen zich uit te laten of
en zo ja gedurende welke periode (de rechtsvoorgangsters van) Dexia een
dergelijke vergunning had onder overlegging van bewijsstukken.
11. Iedere verdere beslissing zowel in conventie als in
reconventie zal worden aangehouden.
De beslissing.
In conventie en in reconventie:
I. Verwijst de zaak naar de rol van woensdag 29
december 2004 ambtshalve peremptoir voor akte aan de zijde van Dexia als bedoeld
in rechtsoverweging 10.
II. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H. van der Veer en is op woensdag 1 december 2004 in het openbaar in
tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken.