RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON-LOCATIE AMSTERDAM

Kenmerk : 04-25619
Datum : 9 december2004
 
 
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:

1. [X]
en
2. [X]- - - -
beiden wonende te G
eisers in conventie
verweerders in reconventie
nader te noemen [X]c.s.
gemachtigde: mr. H.J. Bos
 
t e g e n:

de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.
statutair gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Dexia
gemachtigde:mr. K. Frielink

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:

- de dagvaarding van 9 april 2003 inhoudende de vorderingen van [X]c.s.
- de conclusie van antwoord - met voorwaardelijke tegeneis - van Dexia met
  bewijsstukken
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie van [X]c.s.
   met bewijsstukken
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie van Dexia met
  bewijsstukken
- de akte uitlating producties in conventie, tevens conclusie van dupliek in
  reconventie van [X]c.s. met bewijsstukken
- de akte waarin Dexia reageert op die laatste bewijsstukken
- de akte van [X]c.s., waarin deze zich uitlaten over de bevoegdheid van de
  sector civiel van deze rechtbank
- de akte van Dexia dien aangaande

De zaak was aangebracht bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel.
Bij rolbeslissing val:"de tweede enkelvoudige civiele kamer van voornoemde rechtbank d.d.
11 augustus 2004 is de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de sector kanton van
deze rechtbank, locatie Amsterdam.
Daartoe is - kort samengevat - overwogen dat de aandelenlease-overeenkomsten, die tussen
partijen zijn gesloten, zijn aan te merken als huurkoopovereenkomsten. Deze overeenkomsten,
althans de nakoming daarvan, zijn onderwerp van het onderhavige geschil. Op grond van het
bepaalde in artikel 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de kantonrechter
de bevoegde rechter, zowel in conventie als in reconventie. Ook op grond van artikel 94 lid3 Rv
dient de reconventie de conventie in de verwijzing te volgen.
 
De zaak is bij voornoemde rolbeslissing verwezen naar de rol van 8 september 2004 van de
sector kanton.
 
Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.
 
Waar hieronder wordt gesproken van [X] wordt eiser sub 1 bedoeld.
 
 
GRONDEN VAN DE BESLISSING
 
In conventie en reconventie

1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

In conventie

2. [X]c.s. vorderen:
- te verklaren voor recht dat de zes aandelen lease-overeenkomsten d.d. 5 juli 2000 bij
  brief van 13 maart 2003 rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze te
  vernietigen;
- te verklaren voor recht dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van
  haar verplichtingen jegens [X]c.s. en/of jegens hen onrechtmatig heeftgehandeld;
- Dexia te veroordelen tot vergoeding van de door [X]c.s., geleden schade, nader op
  te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Dexia te veroordelen in de kosten van het geding.

[X]c.s. stellen - kort gezegd - het navolgende.
Dexia heeft verzuimd te onderzoeken of de echtgenote van [X] toestemming had
verleend voor het aangaan van de onderhavige overeenkomsten, welke toestemming
krachtens artikel 1:88 lid 1 sub d BW was vereist. Deze toestemming is niet gegeven. 
[X]'s echtgenote heeft op die grond de nietigheid van die overeenkomsten ingeroepen.
[X] is door Dexia bij het aangaan van de overeenkomsten is misleid. Hem is
voorgehouden dat de koersen niet zouden dalen, maar louter zouden stijgen. Hij wist niet dat
hij met geleend geld aandelen kocht. In de aanbetaling op de contracten heeft hij de
opbrengst van de verkoop van zijn zaak gestoken. Op grond van de gesloten overeenkomsten
diende [X] na verloop van drie jaar maandelijks termijnen tot een bedrag van € 1.367,53
aan Dexia te voldoen, nagenoeg zijn gehele netto maandinkomen. Dexia was van zijn
inkomen op de hoogte. Hij had bewijsstukken van dat inkomen voor het contracteren aan
Dexia toegezonden. [X] heeft zich een en ander niet gerealiseerd. Hij acht zich op deze
gronden misleid. Dexia had hem deugdelijk behoren voor te lichten over de risico's. [X]
beroept zich op dwaling en stelt om die reden de overeenkomsten rechtsgeldig
buitengerechtelijk te hebben vernietigd. Zo daar anders over zou worden geoordeeld, vordert
hij vernietiging van die overeenkomsten op voornoemde gronden. Meer subsidiair achten
[X]c.s. dat Dexia onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, dan wel toerekenbaar tekort is
geschoten en op die grond schadeplichtig is geworden. Zij vorderen vergoeding van de
geleden en te lijden schade. Dexia heeft volgens [X]c.s. gehandeld in strijd met de
Nadere Regeling (gedragstoezicht effectenverkeer 2002) door telefonisch te werven, geen
rekening te houden met van hun financiële positie, onvoldoende voorlichting te geven en het
aangegane risico niet af te dekken.
 
3. Dexia verweert zich tegen deze vorderingen. Zij bestrijdt dat met [X] gesloten
overeenkomsten zijn aan te merken als overeenkomsten van koop op afbetaling. Deze
overeenkomsten betreffen geen stoffelijk object, maar vermogensrechten. Koop op afbetaling,
zoals bedoeld in art.1:88 BW, ziet op de overeenkomst gedefinieerd in art. 7A:1576. De daar
genoemde overeenkomsten betreffen louter zaken en een zaak is volgens art 3:2 BW een
voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. Daarbij komt dat krachtens de
overeenkomsten in kwestie levering noch eigendomsoverdracht plaatsvindt.
Dexia bestrijdt voorts dat zij bij het aangaan van de overeenkomsten [X] niet toereikend
zou hebben voorgelicht dan wel misleid. Van dwaling aan zijn zijde kan geen sprake zijn.
Dexia geeft gemotiveerd als haar oordeel te kennen dat zij in het onderhavige geval niet
gehouden was de verplichtingen na te leven, die de artikelen 26 en 28 van de Nadere
Regeling haar opleggen. Zo daar anders over zou worden geoordeeld, meent zij zich naar de
strekking van het bepaalde in die artikelen te hebben gedragen.
Met betrekking tot de door [X]c.s. gepretendeerde schade stelt Dexia, dat - zo er van
schade zou dienen te worden gesproken - deze schade zich thans niet laat vaststellen, nu de
overeenkomsten een looptijd hebben van 10 jaar. Uiteindelijk is alleen het resultaat op de
einddatum relevant. Dexia voert aan dat zij alle daarvoor in aanmerking komende cliënten op
basis van de hardheidsclausule het Dexia Aanbod heeft gedaan, zijnde een oplossing op maat
op basis van hun financiële mogelijkheden. [X]c.s. hebben dit aanbod afgewezen.
 
In reconventie

4. Dexia vordert, voor het geval enig deel van de vordering in conventie wordt toegewezen,
[X]c.s. te veroordelen Dexia te betalen een bedrag gelijk aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de onder de overeenkomsten aangekochte effecten en de waarde
daarvan op de datum van de vernietiging van de betreffende overeenkomst krachtens welke
deze effecten zijn aangekocht.
Dexia stelt daartoe - kort gezegd - dat [X]c.s. de vernietiging van de overeenkomsten
niet zouden hebben ingeroepen, als deze winstgevend zouden zijn geweest. Het beroep dat
zij doen op het bepaalde in art. 1:88 e.v. BW is oneigenlijk. Dexia wijst voorts op het bepaalde
in art. 6:278 BW. Dat artikel beoogt te voorkomen dat bestaande vernietigings - dan wel
ontbindings mogelijkheden verworden tot speculatie - instrumenten.
 
5. [X]c.s. bestrijden de toepasselijkheid van laatst genoemd wetsartikelin het onderhavige
geval. Hen stond geen ander rechtsmiddel ten dienste dan het inroepen van de vernietiging
van de lease-overeenkomsten. Niet de waardedaling van de effecten is er de oorzaak van dat
een beroep op vernietiging van de overeenkomsten wordt gedaan. Die waardedaling heeft
[X] wel de - onvoorziene - risico's doen inzien die hij door het aangaan van de
overeenkomsten ging lopen.

In conventie en reconventie

6. De kantonrechter verenigt zich met het standpunt van de rechtbank Amsterdam, sector civiel,
zoals dat blijkt uit voornoemde rolbeslissing d.d. 11 augustus 2004, inhoudende dat de tussen
partijen gesloten overeenkomsten voldoen aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst,
althans dezelfde strekking hebben. Voor de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen,
welke overwegingen de kantonrechter tot de zijne maakt, wordt naar die rolbeslissing
verwezen.
Huurkoop is een bijzondere vorm van koop op afbetaling. Het onderscheidt zich door het
moment van eigendomsoverdracht van het geleverde, welke overdracht - in tegenstelling tot
bij koop op afbetaling - eerst plaatsvindt nadat alle termijnen zijn betaald. In art. 1:88 BW, dat
handelt over de vereiste toestemming van de andere echtgenoot/geregistreerd partner bij
koop op afbetaling, wordt gesproken over koop op afbetaling van zaken. Het begrip zaken is
bij de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek verengd tot stoffelijke voorwerpen en
omvat niet langer, zoals voorheen, ook vermogensrechten. Uit de wetsgeschiedenis volgt niet
dat de wetgever daarbij heeft beoogd het in het eerder ingevoerde boek 1 in artikel 88 BW
voorkomende begrip zaken, dat nog de oude betekenis had, van betekenis te doen
veranderen. Uitde parlementaire geschiedenis op de artikelen 7A:1576 e.v. BW en 1:88 BW
blijkt veeleer dat de wetgever geen materiele wijziging in de regeling rond koop op afbetaling
beoogde, waaronder begrepen de omstandigheid dat koop op afbetaling ook
vermogensrechten kon omvatten.
Een stilzwijgende beperking van de werking van art. 1:88 BW tot koop op afbetaling van
stoffelijke voorwerpen, zoals in feite door Dexia verdedigd, ligt gezien de bijzondere aard van
de betreffende regelgeving ook niet in de rede. Nu een uitdrukkelijk voornemen van de
wetgever tot wijziging van de werking van de artikelen 1:88 BW ontbreekt, wordt aangenomen
dat de werking van het geldende artikel 1:88 lid 1 ongewijzigd is gebleven en derhalve nog
steeds betrekking heeft op koop op afbetaling van vermogensrechten.
 
Dit betekent dat [X] voor het aangaan van de litigieuze overeenkomsten de toestemming
van zijn echtgenote - eiseres sub 2 - nodig had.
Huurkoop dient bij authentieke of onderhandse akte te worden aangegaan. Op grond van het
bepaalde in art. 1:88 lid 3 BW geldt om die reden in ditgeval voor de toestemmingvan de
echtgenote het schriftelijksheidsvereiste. Vast staat dat de aldus vereiste toestemmingdoor
de echtgenote van [X] niet is verleend.
 
7. De echtgenote van [X] - eiseres sub 2 - heeft op voornoemde grond op 21 februari 2003
de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen. Dat beroep komt haar
toe, niet [X] zelf (art.1:89 lid 1 BW).
[X] heeft de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen
op grond van dwaling op 13 maart 2003. Dat beroep komt hem toe, niet zijn echtgenote, die
geen partij was bij de overeenkomsten in kwestie.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [X]c.s. aldus dat zij beiden, maar elk voor
zich op voornoemde onderscheiden gronden, vorderen te verklaren voor recht dat zij de lease-
overeenkomsten in kwestie rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben vernietigd. Nu eiseres sub
2 als eerste de buitengerechtelijke vernietiging heeft ingeroepen, komt haar vordering als
eerste aan de orde. Haar vordering is in het licht van het boven overwogene toewijsbaar en
zal op haar verzoek worden toegewezen. [X] is in zijn verzoek op de door hem
aangevoerde grond - wat daar verder ook van zij - niet ontvankelijk, nu een eerdere, door zijn
echtgenote ingeroepen buitengerechtelijke vernietiging rechtsgeldig wordt verklaard.
 
8. [X]c.s. vorderen - naar de kantonrechter begrijpt -subsidiair schadevergoeding op
grond van onrechtmatig handelen van Dexia, althans wegens toerekenbaar tekort schieten,
nader op te maken bijstaat. Deze subsidiaire vordering komt niet aan de orde, nu één van de
primaire vorderingen wordt toegewezen.
 
In het lichaam van de dagvaarding stellen [X]c.s. dat Dexia hen wegens
buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomsten € 44.308,08, als reeds betaalde
termijnen, dient te restitueren. [X]c.s. stellen tevens aanspraak te maken op € 3.448,00
wegens buitengerechtelijke incassokosten. Beide vorderingen komen echter niet in het
petitum voor.
Uit proces-economische overwegingen wordt ten aanzien van die vorderingen desalniettemin
reeds nu het volgende overwogen.
De genoemde restitutie van de reeds betaalde termijnen, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf het moment van betaling, is een gevolg de boven reeds rechtsgeldig geoordeelde
buitengerechtelijke ontbinding van de lease-overeenkomsten. Het totaal bedrag van die
termijnen beloopt € 44.308,08. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil.
Van voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke
incassowerkzaamheden is ontoereikend gebleken. Het karakter van het geschil en de -
bekende - standpunten van Dexia daarin zijn van dien aard, dat het maken van genoemde
kosten ook niet in de rede lag en dat deze, zo zij zijn gemaakt, nodeloos zijn veroorzaakt.
 
9. Nu in conventie (een deel van) de vordering wordt toegewezen, komt de vordering in
reconventie aan de orde. Dexia heeft aangevoerd dat van de in art. 1:88 BW gegeven
bevoegdheid door de echtgenote van [X] - aan [X] zelf komt het beroep niet toe -
oneigenlijk gebruik wordt gemaakt. Dexia verwijst naar het bepaalde in art. 3:13 BW
handelend over misbruik van bevoegdheid.
Dit oordeel wordt niet gedeeld. De enkele veronderstelling van Dexia dat de echtgenote van
[X] de vernietigbaarheid van de overeenkomsten niet zou hebben ingeroepen, indien de
contracten op "winst" hadden gestaan - en meer wordt door Dexia terzake niet aangevoerd - is
ontoereikend om te oordelen dat misbruik van bevoegdheid wordt gemaakt. Daar komt bij dat
onbestreden is dat de contracten een looptijd hadden tot 2010. Winst of verlies op dit moment
zegt niets over de situatie op de einddatum. Er zou mogelijk anders kunnen worden
geoordeeld, indien de echtgenoten bedrieglijk zouden hebben samengespannen, maar zulks
is in dit geding gesteld noch gebleken. Aan de andere kant was het voor Dexia eenvoudig
geweest het risico op buitengerechtelijke ontbinding door een echtgenoot/partner uit te sluiten
door naar het bestaan van een dergelijke relatie te informeren en waar nodig schriftelijke
toestemming te verlangen.
 
10. Dexia beroept zich tenslotte nog op het bepaalde in art. 6:278 BW handelend over de
bijbetaling door de partij bij de overeenkomst, die ontbinding kiest, bij wijziging in de
waardeverhouding van de over en weer geleverde prestaties bij restitutieplicht tengevolge van
ontbinding van een reeds uitgevoerde overeenkomst.
In het onderhavige geval echter beroept de echtgenote van [X] zich op
buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomsten. Zij geeft de stoot tot
ongedaanmaking, niet haar echtgenoot, die partij was bij de overeenkomsten. Het artikel mist
derhalve toepassing. Een ander oordeel zou bovendien leiden tot gevolgen die zich niet
verdragen met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot/geregistreerd
partner die geen partij was bij de overeenkomst en voor het aangaan daarvan evenmin
toestemming gaf.
 
11. Het bovenstaande leidt tot de navolgende beslissingen. Hetgeen partijen meer of anders
hebben aangevoerd, behoeft in het licht daarvan geen verdere bespreking. Het leidt niet tot een
ander oordeel.
 
12. Bij deze uitslag dient Dexia de kosten van het geding te dragen. Voor een afzonderlijke
kostenveroordeling in reconventie, wordt gezien de samenhang tussen conventie en
reconventie, geen aanleiding gevonden.
 
 
 
BESLISSING
 
De kantonrechter:

In conventie:

I.   verklaart voor recht dat eiseres sub 2 de aandelenlease-overeenkomsten met de nummers
     59------, 59-----, 59-----, 59-----, 59------ en 59------ conform het bepaalde in
     art. 1:89 van het BurgerlijkWetboek rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
 
II.  verklaart [X] in zijn vordering tot verkrijging van een soortgelijke verklaring voor
     recht op grond van dwaling niet ontvankelijk;
 
III. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van [X]c.s.
     begroot op:
     één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
 
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

V.  wijst het meer of anders gevorderde af;
 
in reconventie:

VI. wijst de vordering af.
 
 
Aldus gegeven door mr. H. Brouwer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 9 december 2004 in aanwezigheid van de griffier.