In het NJB van 9 januari 20092 spreken Niels
Frenk en Ianika Tzankova hun verwondering uit over het feit dat de Stichting
Woekerpolis Claim (WPC) er niet voor heeft gekozen om de eerste collectieve
schikkingen in de zogenoemde 'Woekerpolisaffaire' op grond van de Wet
collectieve massaschade (Wcam) algemeen verbindend te laten verklaren. De
auteurs voeren redenen aan waarom het algemeen verbindend verklaren een goed
idee is. Dat is het evenwel niet.
De
meest recente algemeen verbindend verklaarde collectieve schikking is de
Duisenberg-regeling. De verbindendverklaring heeft het onderliggende probleem
niet opgelost en heeft veeleer een aantal argumenten tegen algemeen
verbindverklaring opgeleverd. Op een aantal van die argumenten gaan we hierna
in.
Op 25 januari 2007 wees het Hof
Amsterdam het arrest waarin het de Duisenberg-regeling algemeen verbindend
verklaarde. Circa 24.7003 mensen maakten gebruik van
de opt-out mogelijkheid en wensten op individuele basis hun geschil met Dexia te
laten beslechten door de rechter. Zij meenden op goede gronden dat de door de
belangenorganisaties4 uitonderhandelde
Duisenberg-regeling wel erg mager was. In een gezaghebbende uitspraak van de
klachtencommissie Hoger Beroep DSI5 oordeelde de
commissie in 2005 dat de belegger een groter gedeelte van de schade kon verhalen
op Dexia. Daarnaast oordeelde de Rechtbank Amsterdam in haar zogenaamde
categorie-uitspraken6 dat de belegger op meer recht
had dan Dexia voor hem in petto had in het kader van de Duisenberg-regeling.
Bovendien hadden op het moment dat de Duisenberg-regeling algemeen verbindend
werd verklaard zeventien van de negentien rechtbanken en één gerechtshof7 geoordeeld dat gehuwden van wie een van de twee
huwelijkspartners geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan
van de overeenkomst, deze kon vernietigen. De belegger die de
Duisenberg-regeling afwees was dus aanzienlijk beter af dan de gehuwde die
berustte in de Duisenberg-regeling. Wie destijds desondanks vol zou hebben
gehouden dat het verzoek tot verbindendverklaring een krachtig signaal afgeeft
dat het een mooie regeling is, zou als rechtshulpverlener zijn cliënt een slecht
advies gegeven hebben om desondanks in te stemmen met een schikking die
orthogonaal stond (en staat) op de toentertijd voorhanden zijnde (gezaghebbende)
jurisprudentie.
Er heeft zich na de
verbindendverklaring van de Duisenberg-regeling een opmerkelijke ontwikkeling
voorgedaan waaruit volgt dat niet alleen de beleggers meenden dat er geen sprake
was van een mooie regeling'. Het Hof Amsterdam oordeelde na verbindendverklaring
van de Duisenberg-regeling in individuele zaken steevast8
dat de aanspraak op schadevergoeding van de belegger die gebruik had
gemaakt van de opt-out regeling niet verschilde van de vergoeding die hij
krachtens de Duisenberg-regeling zou hebben gekregen. In de uitspraken noemt het
hof het woord 'Duisenberg-regeling' niet. In de samenvatting boven het arrest
spreekt de redactie van www. rechtspraak.nl van afdoening 'conform de
Duisenbergnorm'. Zowel de Rechtbank Utrecht,9 de
Rechtbank Amsterdam10 en recentelijk ook Den
Haag11 gaan openlijk, welbewust en stelselmatig
contrair en leggen de arresten van het hof naast zich neer. Niet bepaald een
krachtig signaal dat het een mooie regeling
is.
Dat brengt ons tot ons volgende en
meest fundamentele punt.
De afwikkeling na verbindendverklaring van de
Duisenberg-regeling heeft uitgenodigd tot het schenden van fundamentele
rechtsbeginselen. Frenk en Tzankova onderkennen onvoldoende dat de toepassing
van de Wcam op de Duisenberg-regeling tot een inbreuk op een van de meest
fundamentele rechtsbeginselen heeft geleid. Ingevolge art. 12 van de Wet
algemene bepalingen is het de rechter verboden om 'bij wege van algemeene
verordening, dispositie of reglement' vonnis te wijzen. De rechter die een
tussen marktpartijen gesloten vaststellingovereenkomst krachtens de Wcam
algemeen verbindend verklaart, stelt een algemene ieder verbindende norm. Het
enige verschil met een door de wetgever uitgevaardigde algemeen verbindende norm
is dat de justitiabele zich aan de werking van de Wcam-norm kan onttrekken door
gebruik te maken van de 'opt-out' mogelijkheid. Die justitabelen die zich voor
de Duisenberg-regeling hadden afgemeld kwamen in die procedures bij het Hof
Amsterdam evenwel dezelfde rechters tegen die betrokken waren bij het stellen
van de algemene norm waar ze zich nu net voor hadden afgemeld. Zoals hierboven
al aangegeven oordeelde het hof dat de aanspraak op schadevergoeding van de
belegger die gebruik had gemaakt van de opt-out regeling niet verschilt van de
vergoeding die hem krachtens de Duisenberg-regeling zou toekomen. Op basis van
deze jurisprudentie van het hof is er voor justitiabelen geen effectieve manier
om zich te onttrekken aan de eerder door het hof algemeen verbindend verklaarde
norm. De facto dringt het gerechtshof dan ook de eerder door haar verbindend
verklaarde algemene norm via de achterdeur op aan alle justitiabelen12. Democratische controle op deze pseudo-wetgever is er
niet13. Het gerechtshof handelt daardoor in strijd
met de strekking van art. 12 van de Wet algemene
bepalingen.
De dubbelrol van de
raadsheren in het Hof Amsterdam is in onze visie ook in strijd met art. 6 EVRM.
In de zogenaamde Proco/a-zaak14 heeft het EHRM
geoordeeld dat de rechter die betrokken is geweest bij het totstandkomingsproces
van een algemeen verbindende norm, vervolgens beter niet recht kan spreken in
zaken waarbij die algemeen verbindende norm in de beoordeling van die zaak een
rol speelt. En dat is precies wat het gerechtshof gedaan heeft en nog steeds
doet. Op het moment dat het gerechtshof constateerde dat er in de lagere
rechtspraak openlijk en uitdrukkelijk afstand werd genomen van het de facto
(niet de jure) toepassen van de Duisenbergnorm op
justitiabelen, had het hof
ter voorkoming van twijfel omtrent de eigen onpartijdigheid raadsheren op de
zaak moeten zetten die niet bij de algemeen verbindendverklaring van de
Duisenberg-regeling betrokken waren. Door dat niet te doen en te volharden in
het - de facto! - toepassen van de Duisenberg-regeling heeft het gerechtshof
twijfel doen ontstaan omtrent haar onpartijdigheid.15
Frenk en
Tzankova sporen veroorzakers van massaschades aan tot cynisch calculeren. Die
veroorzakers kunnen dat maar het beste doen op zo groot als mogelijke schaal. In
dat geval zal de justitiabele omwille van een vlotte en praktische afwikkeling
immers afstand moeten doen van een aantal fundamentele rechten. Het 'toegang tot
het recht-ideaal' en het recht op een onpartijdige rechter zijn verankerd in
art. 6 EVRM. Om uit praktisch oogpunt dergelijk fundamentele rechten opzij te
zetten, zoals Frenk en Tzankova bepleiten, is even ongewenst als onmogelijk.
Evenmin kan een praktisch Hof Amsterdam een algemeen verbindende norm aan
justitiabelen opdringen door die norm via de achterdeur uit te rollen in alle
individuele (effectenlease) zaken. Dat is een praktische brug te
ver.
Op de meest recente toepassing van
de Wcam is het nodige aan te merken. Indien we de hierboven geschetste effecten
van het verbindendverklaren van de Duisenberg-regeling in ogenschouw nemen, dan
wekt het weinig verbazing dat de Stichting Woekerpolis Claim niets voelt voor
toepassing van de Wcam op de gesloten collectieve schikkingen. •
Auteur
1. Mr. R.H.J.M. Silvertand en mr. J.C.Th.
Papeveld staan zowel afnemers als aanbieders van financiële producten bij. In
dit artikel belichten zij de zaak vanuit het afnemersperspectief.
Noten
2. NJB 2OO9, 5,afl. 1,p. 18-19.
4. De stichtingen Leaseverlies en
Eegalease, de vereniging Consumentenbond en de vereniging van
Effectenbezitters.
5. KCHB-DSI 27 januari 2005, JOR 2005, 67.
De voorzitter van de Dexia-werkgroep van de Rb. Amsterdam, mr. J.R. Branbergen,
heeft in NJB 2008, 439, afl. 9, p. 498, ook al gewezen op het gewicht van deze
uitspraak en de zware samenstelling van de commissie (o.a. mr. A.S. Hartkamp en
mr. F. Mijnssen).
6. Rb. Amsterdam 27 april 2007, LJN
BA3914, 3916 en 3920.
7. Hof 's-Hertogenbosch 1 februari 2005,
LJN AS4449.
8. O.a. Hof Amsterdam 29 november 2007,
LJN BB9064. Hof Amsterdam 17 april 2008, LJN BC9788 (beide blijkens redactie
www.rechtspraak.nl 'conform
Duisenbergnorm') en Hof Amsterdam 9 december 2008, LJN BG6261 en BG6263. Slechts
in één geval oordeelde het gerechtshof anders (Hof Amsterdam 24 mei 2007, LJN
BA5684). Uit de tekst van het arrest is niet op te maken waarom het hof in dat
geval bepaalde rechtsvragen anders beantwoordde en waarom erin dat geval wél een
van de 'Duisenbergnorm' afwijkende schadevergoeding werd toegekend.
9. Rb. Utrecht 4 juni 2008, LJN BD5337,
Rb. Utrecht 14 januari 2009, LJN BH0252.
10. Ktr. Amsterdam 9 juli 2008 (zaak en
rolnummer 772401, DX 06-14) niet gepubliceerd. Ktr. Amsterdam 3 september
2008, LJN BE9922, Ktr. Amsterdam 13 augustus 2008, LJN 9916.
11. Rb. 's-Gravenhage 28 januari 2009, rolnr.
769863 RL EXPL 08-16363, en rolnr. 756556 RL EXPL 08-11681 (niet
gepubliceerd).
12. Zie noot 6 voor vindplaatsen arresten
'(Conform Duisenbergnorm)'.
13. Kennelijk vindt die controle door de
rechterlijke macht zelf plaats, nu Rb. Utrecht, Rb. Amsterdam, Rb. Alkmaar en
Rb. Den Haag openlijk, stelselmatig en in niet mis te verstane bewoordingen
(elementaire onderdelen van) arresten van het Hof Amsterdam naast zich neer
leggen.
14. EHRM 28 september 1995, NJ 1995, 667.
15. Een wrakingsverzoek op basis van de in dit
artikel genoemde argumenten is door de wrakingskamer van het Hof Amsterdam bij
beschikking van 24 oktober 2008 afgewezen. Hof Amsterdam 24 oktober 2008,
zaaknr. 200.014.513/01, NJF 2009, 11.
(C) NEDERLANDS JURISTENBLAD - 17 04 2009 -AFL. 15
957