Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak
van:
1.
[X]
t e g e n
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
2.
[X]-.......
gevestigd te Amsterdam
wonende te
[woonplaats]
3.
[X]
gedaagde in conventie
4.
[X]-............
eiseres in (voorwaardelijke)
reconventie
wonende te [woonplaats]
5.
[X]
hierna te noemen Dexia
6. [X]-... ...
.......
wonende te
[woonplaats]
gemachtigde: mr. G.P. Roth
7. [X]
8.
[X]-.......
wonende te [woonplaats]
9. [X]
10.[X]-..
...
wonende te [woonplaats]
11. [X]
12.
[X]-.........
wonende te [woonplaats]
13. [X]
14.
[X]-.........
wonende te [woonplaats]
15. [X]
16.
[X]-.........
wonende te [woonplaats]
17. [X]
18.
[X]-.......
wonende te [woonplaats]
19.
[X]-........
20. [X]
wonende te [woonplaats]
21.
[X]
22. [X]-........
wonende te [woonplaats] (Gld.)
eisers en eiseressen in conventie
gedaagden in
(voorwaardelijke) reconventie
nader ook te noemen [X etc.]
gemachtigde: mr. P.A. aan de Kerk
VERLOOP VAN DE
PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 21 juli 2004 inhoudende de
vordering van eisers
- de conclusies van antwoord in conventie en van
eis in (voorwaardelijke) reconventie van Dexia
met
bewijsstukken
Bij tussenvonnis van 9 december 2004 is bepaald dat er
schriftelijk kon worden
voortgeprocedeerd. Vervolgens zijn
ingediend:
- de conclusies van repliek in conventie en antwoord in
reconventie van eisers
- de conclusies van dupliek in conventie en
repliek in reconventie van Dexia met bewijsstukken
- de conclusie van
dupliek in reconventie van eisers
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE
BESLISSING
in conventie en
reconventie
de feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en
omstandigheden:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van de naamloze vennootschap
Bank
Labouchère N.V. te
Amsterdam. Bank Labouchère N.V., hierna te noemen "de
Bank",
was op haar beurt de
rechtsopvolgstervan de besloten vennootschap Legio Lease
B.V.
en handelde onder
andere onder de naam "Legio Lease".
1.2. Eisers en eiseressen zijn met elkaar
gehuwd. De eisers sub 1,3,5,7,9,11,13,15,17,20
en
21 en de eiseressen sub
10 en 19 hebben met de Bank in de periode 1997 tot
2002
effectenlease-overeenkomsten voor bepaalde tijd van diverse types gesloten,
waarop
verschillende
algemene voorwaarden van toepassing waren c.q. zijn.
1.3. De effecten lease-overeenkomsten
hielden in dat:
a. eisers en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,15,17, 19,20 en 21 een geldsbedrag
van
de Bank
leenden waarvoor de Bank bepaalde effecten - vaak in drie tranches -
ten
behoeve van
hen aankocht;
b. eisers en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,15,17, 19,20 en 21 verplicht waren
de
over het
geleende bedrag verschuldigde rente en een heel klein deel van
de
aankoopsom na
de aankoop van de (eerste tranche) effecten in
maandelijkse
termijnen
gedurende de looptijd van de overeenkomst aan de Bank af te
betalen;
c. de Bank verklaarde
direct na de aankoop van de (eerste tranche) effecten deze
aan
de
betreffende eiser of eiseres over te dragen onder de opschortende voorwaarde
dat
de
betreffende eiser of eiseres aan al zijn c.q. haar verplichtingen uit hoofde van
de
overeenkomst
zou hebben voldaan;
d. bij het
einde van de overeenkomst eisers en eiseressen verplicht waren
de
aankoopsom
van de effecten aan de Bank te vergoeden, waarna zij geacht
werden
rechthebbenden van de effecten te zijn en waartoe de effecten werden verkocht
zodat
de
aankoopsom met de opbrengt daarvan - voor zover mogelijk geheel of ten dele
-
verrekend zou
kunnen worden.
1.4. Alle toepasselijke algemene
voorwaarden van de Bank, genaamd
"Bijzondere
Voorwaarden
Labouchère Effecten Lease" of "Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease",
op een na, kennen in
artikel 2 of artikel 3 de bepaling dat alle baten
en
waardeveranderingen van
de effecten de lessee toekomen en in geval van
een
keuzedividend de keuze
van de Bank bepaald zal worden door de lessee (voorzover
niet
anders is
overeengekomen). De Bijzondere voorwaarden Effecten Lease, welke
van
toepassing is op de door
[X], eiser sub 15, op 15 maart 2000
gesloten
overeenkomst ALL
Round Effect, nr. 39......, kent een dergelijke bepaling niet.
1.5. Verschillende van deze
overeenkomstenzijn door de echtgenotes van de eisers
sub
1,3,5,7,9,11,13,15,17,20
en 21 bij brief vernietigd wegens het ontbreken van
hun
schriftelijke
toestemming aan eisers voor het aangaan van deze overeenkomsten.
De
eiseressen sub 10 en 19
hebben eveneens effectenlease-overeenkomsten, die
hun
echtgenoten met de Bank
gesloten hadden, op dezelfde grond bij brief vernietigd.
Naast
de vernietiging van de
betreffende overeenkomsten hebben de echtgenotes
c.q.
echtgenoten in hun
brieven Dexia verzocht en voorzover gesommeerd terug te
betalen
wat op grond van de
overeenkomsten aan de Bank c.q. Dexia betaald was.
1.6. Door [X], eiser sub 1, zijn
gesloten:
a. Capital
Effect nr. 01......, op 21 januari 1997, waarop van toepassing zijn
c.q.
waren de
Bijzondere Voorwaarden Labouchère Effecten
Lease;
b. Capital Effect nr.
20......, op 8 april 1998, waarop van toepassing zijn c.q.
waren
de
Bijzondere Voorwaarden Labouchère Effecten
Lease;
c. Profit Effect
Vooruitbetaling nr. 56......, op 3 januari 2001, waarop van
toepassing
zijn
c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
d. Profit Effect
Vooruitbetaling nr. 56......, op 3 januari 2001, waarop van
toepassing
zijn
c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.7. Bij aangetekende brief d.d.13 april
2003 heeft eiseres sub 2 de nietigheid ingeroepen
van
deze
overeenkomsten.
1.8. Door [X], eiser sub 3, zijn
gesloten:
a. Beleggen
met korting, nr. 90......, op 11 december
1997;
b. Direct Rendement Effect
nr. 25......, op 28 december 1998;
c. WinstVerDriedubbelaar nr. 74......,op 19 mei 2000, waarop van toepassing
zijn
c.q.
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
d. WinstVerDriedubbelaar
nr. 29......, op 11 december 2000, waarop van
toepassing
zijn c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.9. Bij aangetekende brief d.d. 13 maart
2003 heeft eiseres sub 4 de nietigheid
ingeroepen
van deze
overeenkomsten.
1.10.Door [X], eiser sub 5, zijn
gesloten op 24 februari 2000 elf Korting
Kadoovereenkomsten
met
de contractnummers 59184711 tot en met 59184721, waarop
van
toepassing zijn
c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.11.Bij aangetekende brief d.d. 3 februari
2003 heeft eiseres sub 6 de nietigheid
ingeroepen
van deze
overeenkomsten.
1.12.Door [X], eiser sub 7, zijn
gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 72......,op 14 november 1996, waarop van
toepassing
waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b. Spaarleasen, nr.
36......, op 19 februari 1998, waarop van toepassing waren
de
Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease;
c.
Spaarleasen, nr. 36......, op 19 februari 1998, waarop van toepassing waren
de
BijzondereVoorwaardenEffectenLease;
.
d. Spaarleasen, nr. 36......, op
19 februari 1998, waarop van toepassing waren
de
Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease;
e.
WinstVerDriedubbelaar nr. 29...... op 15 november 2000, waarop van
toepassing
zijn
c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease;
1.13.Bij aangetekende brief d.d. 5 mei 2003
heeft eiseres sub 8 de nietigheid ingeroepen
van
de overeenkomst
WinstVerDriedubbelaar nr. 29...... d.d.15 november 2000.
1.14.Door [X], eiser sub 9, zijn
gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 27 februari 1998, waarop van
toepassing
waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b. WinstVerDriedubbelaar
nr. 29......, op 18 maart 2001, waarop van toepassing
zijn
c.q. waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease;
1.15.Door [X]-.. ..., eiseres sub 10, zijn
gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 27 februari 1998, waarop van
toepassing
waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b. WinstVerDriedubbelaar
nr. 74......, op 11 maart 2001, waarop van toepassing
zijn
c.q. waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease;
1.16.Bij aangetekende brief d.d. 8 februari
2003 heeft eiser sub 9 die nietigheid
ingeroepen
van de overeenkomst
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, die op 18 maart 2001
door
eiseres sub 10 met de Bank
geslotenwas en heeft eiseres sub 10 de
nietigheid
ingeroepen van de
overeenkomst WinstVerDriedubbelaar nr. 29......, die eiser sub
9
op 11 maart 2001 had
gesloten.
1.17.Door [X], eiser sub 11, zijn
gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 73......, op 30 mei 1997,waarop van toepassing
waren
de
Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b. WinstVerDriedubbelaar
nr. 74......, op 20 november 1998, waarop van
toepassing
waren
de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
c. WinstVerDriedubbelaar
nr. 74......, op 8 juni 1999,waarop van toepassing
waren
de
Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
d. WinstVerDriedubbelaar
nr. 74......, op 6 juli 1999, waarop van toepassing
waren
de
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease en welke verlengd is op 8 juli 2001
voor
een periode
van 36 maanden;
e.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 6 juli 1999, waarop van toepassing
waren
de
Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease en welke verlengd is op 8 juli 2001
voor
een periode
van 36 maanden;
f. Korting Kado,
nr. 59......, op 14september 1999, waarop van toepassing waren
de
Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease.
1.18.Bij aangetekende
brief d.d. 18 maart 2003 heeft eiseres sub 12 de nietigheid
ingeroepen
van de overeenkomsten WinstVerDriedubbelaar nr. 74...... en nr. 74...... d.d. 6
juli
1999.
1.19.Door [X], eiser sub
13, zijn gesloten:
a.
Korting Kado, nr. 59......, op 16 november 2000, waarop van toepassing zijn
c.q.
waren de
Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b.
Korting Kado, nr. 59......, op 16 november 2000, waarop van toepassing zijn
c.q.
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.20.Bij aangetekende
brief d.d. 18 maart 2003 heeft eiseres sub 14 de nietigheid
ingeroepen
van deze overeenkomsten.
.
1.21.Door [X],
eiser sub 15, is op 15 maart 2000 gesloten AURound Effect,
nr.
39......, waarop van toepassing zijn c.q. waren de Bijzondere Voorwaarden
Effecten
Lease.
1.22.Bij aangetekende
brief d.d. 28 februari 2003 heeft eiseres sub 16 de
nietigheid
ingeroepen van deze overeenkomst.
1.23.Door [X], eiser sub
17, zijn gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 4 oktober 2000, waarop van
toepassing
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 4 oktober 2000, waarop van
toepassing
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.24.Bij aangetekende
brief d.d. 10 februari 2003 heeft eiseres sub 18 de
nietigheid
ingeroepen van deze overeenkomsten.
1.25.Door [X]-........,
eiseres sub 19, is gesloten WinstVerDriedubbelaar nr. 74......,
op
15 maart 2000, waarop van toepassing waren de Bijzondere Voorwaarden
Effecten
Lease;
1.26.Bij aangetekende
brief d.d. 3 februari 2003 heeft eiser sub 20 de nietigheid
ingeroepen
van deze overeenkomst.
1.27.Door [X], eiser sub
20, zijn gesloten:
a.
Triple Effect nr. 51......, op 12 december 1998, waarop van toepassing waren
de
Bijzondere
Voorwaarden Effecten
Lease;
b.
WinstVerDriedubbelaar nr. 76......, op 30 oktober 2000, waarop van
toepassing
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.28.Bij aangetekende
brief d.d. 3 februari 2003 heeft eiseres sub 19 de nietigheid
ingeroepen
van
de overeenkomst WinstVerDriedubbelaar nr. 76...... d.d. 30 oktober
2000.
1.29.Door [X], eiser sub
21, zijn gesloten:
a.
WinstVerDriedubbelaar nr. 74......, op 27 maart 1998,waarop van
toepassing
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten
Lease;
b.
WinstVerDriedubbelaar nr. 29......, op 29 november 2000, waarop van
toepassing
waren de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease.
1.30.Bij aangetekende
brief d.d. 14 maart 2003 heeft eiseres sub 22 de nietigheid
ingeroepen
van
deze overeenkomsten.
in
conventie
de vordering
2. Eisers en eiseressen vorderen dat de
kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair voor recht zal
verklaren dat de door eisers en eiseressen
sub
1,3,5,7,9,10,11,13,15,17,19,20
en 21 met de Bank gesloten
effectenleaseovereenkomsten
op
grond van artikel 1:89 BW bij aangetekend schrijven door
hun
echtgenoten c.q. echtgenotes
zijn vernietigd;
b. subsidiair voor recht zal
verklaren dat de door eisers en eiseressen
sub
1,3,5,7,9,10,11,13,15,17,19,20
en 21 met de Bank gesloten
effectenleaseovereenkomsten
zijn
vernietigd wegens misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 BW;
c. meer subsidiair voor recht
zal verklaren dat de door eisers sub
1,3,5,7,9,
10,11,13,15,17,19,20 en 21
met de Bank gesloten effectenlease-overeenkomsten
zijn
vernietigd wegens dwaling ex
artikel 6:228 BW;
d. op grond van de
vernietigingals bedoeld onder a, b of c dan wel op grond
van
onrechtmatig handelen van Dexia
jegens hen terzake van misleidende reclame
of
schending van de zorgplicht
Dexia zal veroordelen tot vergoeding van de door
eisers
geleden schade nader op te
maken bij staat onder meer betreffende de door hen
betaalde
inleg c.q. termijnen,
verhoogd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de
datum
van de dagvaarding tot de
datum der algehele voldoening;
e. Dexia zal veroordelen tot
ongedaanmaking van de registratie bij het BKR te Tiel
van
voormelde
overeenkomsten;
f. Dexia zal veroordelen tot
betaling aan eisers van de kosten van juridische bijstand
van
€ 1.500,-- exclusief BTW per
kwestie dan wel tot betaling van de eigen bijdrage aan
eisers
welke procederen op basis van
een toevoeging;
g. Dexia zal veroordelen in de
kosten van deze procedure.
3. Aan hun primaire vordering onder a hebben
eisers ten grondslag gelegd dat de betreffende
effectenlease-overeenkomsten in de rechtspraak aangemerkt worden als
overeenkomsten
van huurkoop en derhalve vallen
binnen het toepassingsgebied van de artikelen 1:88 en
1:89
BW. Op grond van artikel 1:88 behoefden de
eisers sub 1,3,5,7,0,10,11,13,15,17,19,20 en 21
toestemming van hun echtgenotes c.q. echtgenoten. De overeenkomsten zijn evenwel
door
deze echtgenoten c.q. echtgenotes niet
mede-ondertekend.
4. Bij brief hebben deze echtgenotes c.q.
echtgenoten dit aan Dexia meegedeeld en hebben zij
de overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW vernietigd waarbij zij Dexia
hebben
gesommeerd om de reeds betaalde termijnen te
restitueren.
5. Dexia is gehouden om de reeds betaalde
termijnen aan eisers te restitueren. Dit heeft Dexia
ondanks de sommaties van eisers geweigerd. Bij brief d.d. 30 juni 2004 is de
onderhavige
procedure namens eisers aan Dexia
aangekondigd en is aanspraak gemaakt op vergoeding
van de wettelijke rente en van de buitengerechtelijke kosten.
het verweer
6. Dexia verweert zich tegen deze vordering. Zij
bestrijdt gemotiveerd dat de
effectenleaseovereenkomsten
huurkoopovereenkomstenzijn. De eisers en eiseressen sub
1,3,5,7,9,
10,11,13,15,17,19,20 en 21 behoefden dan
ook niet de toestemming van hun echtgenoten
c.q.
echtgenotes. Mocht die toestemming niettemin vereist zijn, dan kan het niet
anders zijn
dan dat de echtelieden wel degelijk van
de overeenkomsten op de hoogte waren en geacht
moeten worden hun toestemming te hebben verleend. Dexia stelt dat die
toestemming ook
mondeling verleend kon
worden.
7. In bepaalde gevallen beroept Dexia met
betrekking tot de primaire vordering onder a zich
gemotiveerd op verjaring.
8. Dexia betwist ook gemotiveerd en
gedocumenteerd dat de Bank misbruik van
omstandigheden heeft gemaakt, er sprake geweest is van dwaling en de Bank zich
schuldig
gemaakt heeft aan misleiding en
tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens eisers
en
eiseresseli sub 1,3,5,7,9,10,11,13,15.17,19,20 en
21 en daardoor onrechtmatig jegens hen
heeft
gehandeld.
9. Dexia stelt dat de vordering tot vergoeding van
de kosten van juridische bijstand niet voor
toewijzing in aanmerking komt. Deze kosten vallen onder de proceskosten en zijn
derhalve
begrepen in een eventuele
proceskostenveroordeling. Bij gebreke van wetenschap
betwist
Dexia dat deze kosten daadwerkelijk zijn
gemaakt.
10. Dexia verzet zich tegen een eventuele haar
veroordelend vonnis uitvoerbaar bij voorraad
verklaard zal worden, waarbij zij zich onder meer beroept op het groot aantal
soortgelijke
vorderingen waarmee zij geconfronteerd
wordt en het restitutierisico. Subsidiair verzoekt zij
in
dit kader de kantonrechter aan een
uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te
verbinden dat eisers zekerheid stellen voor de aan Dexia te betalen
bedragen.
in (voorwaardelijke)
reconventie
11. Dexia vordert dat de kantonrechter, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de gedaagden sub
1,3,5,7,9,10,11,13,15,17,19,20 en 21 zal veroordelen tot betaling
van
de bedragen, nader op te maken bij
staat en te vereffenen volgens de wet, welke zij
uit
hoofde van vorenbedoelde, met
hen gesloten en nog lopende overeenkomsten
te
vorderen heeft.
b. onder de voorwaarde dat de
kantonrechter oordeelt dat vorenbedoelde
overeenkomsten
moeten worden
vernietigd, gedaagden zal veroordelen tot betaling van bedragen
gelijk
aan het verschil tussen de
aankoopwaarde van de in artikel 1 van de
overeenkomsten
genoemde effecten
minus de verkoopwaarde van die effecten, te vermeerderen met
de
wettelijke rente vanaf 25
november 2004 tot de dag der voldoening;
c. gedaagden zal veroordelen in
de kosten van deze procedure.
12. Aan haar onvoorwaardelijke vordering legt Dexia de
betreffende effectenleaseovereenkomsten
ten
grondslag en aan haar voorwaardelijke vordering het bepaalde in
artikel
6:278 BW.
13. Gedaagden in reconventie betwisten het bestaan van
de effectenlease-overeenkomsten in
kwestie. Tegen de
voorwaardelijke vordering voeren zij met name het bezwaar dat als
die
vordering zou worden toegewezen, Dexia de
vruchten zou plukken van haar eigen falen.
Beoordeling
in conventie en
reconventie
14. Als de effectenlease-overeenkomsten waarom het in
deze procedures gaat,
huurkoopovereenkomstenzijn dan
moeten ingevolge artikel 93 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de onderhavige zaken door de kantonrechter te
Amsterdam
behandeld en beslist worden. Zijn die
overeenkomsten geen huurkoopovereenkomsten dan
behoort deze taak tot die van de sector civiel van de rechtbank
Amsterdam.
15. Krachtens artikel 71 lid 3 Rv dient de kantonrechter
de vraag of verwijzing nodig is, voor zover
daarvoor
het onderwerp van het geschil bepalend is, te beantwoorden aan de hand van
zijn
voorlopig oordeel over het onderwerp van het
geschil.
16. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter
moeten de effectenlease-overeenkomsten in
kwestie
geacht worden huurkoopovereenkomsten te zijn. De vorderingen met betrekking
tot
die overeenkomsten, zijn vorderingen als bedoeld
in artikel 93 onder c Rv. De onderhavige
zaken zal
dus door de kantonrechter behandeld en beslist dienen te worden.
17. Als eerste dient bezien te worden of de onderhavige
overeenkomsten overeenkomsten van
koop en afbetaling
zijn en -zo ja - vervolgens of die overeenkomsten
huurkoopovereenkomsten zijn.
18. Volgens artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) is koop en verkoop op
afbetaling de
koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt
betaald
in termijnen, waarvan er twee of meer
verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is
afgeleverd.
19. Zijn partijen bij een koop en verkoop op afbetaling
overeengekomen dat de verkochte zaak
niet door de
enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door de vervulling van
de
opschortende voorwaarde van algehele betaling van
wat de koper uit hoofde van de
koopovereenkomst
verschuldigd is, dan is er ingevolge artikel 7A:1576h lid 1 BW sprake
van
huurkoop.
20. In artikel 7A:1576 lid 5 BW staat dat het in titel 5A
van Boek 7A BW bepaalde
overeenkomstige toepassing
vindt op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen,
voor
zover dat in overeenstemming is met de aard van
het recht.
21. De bepalingen van titel 5A van Boek 7A BW beogen de
koper op afbetaling in bepaalde
opzichten te
beschermen tegen de verkoper. Deze wettelijke bescherming van de koper
op
afbetaling van effecten moet geacht worden met de
aard van effecten in overeenstemming te
zijn
evenzeer als dat het geval is bij koop op afbetaling van zaken, zoals goud,
schilderijen of
andere kostbaarheden die men ter
belegging koopt.
22. Krachtens de overeenkomsten met de Bank kochten de
eisers en eiseressen sub
1,3,5,7,9,10,11,13,15,17,19,20en 21 de in de contracten genoemde effecten voor
een
koopprijs - bestaande uit de aankoopsom van de
effecten en rente - die door hen werd betaald
in
termijnen waarvan er meerdere verschenen, nadat de (eerste portie) effecten door
de Bank
ten behoeve van de eisers waren verkregen.
Bij de overeenkomsten kwamen de eisers met
de Bank
overeen dat de effecten eerst door vervulling van de opschortende voorwaarde
van
algehele betaling van wat zij uit hoofde van die
overeenkomsten aan de Bank verschuldigd
waren, in
eigendom aan deze eisers over zouden gaan. De overeenkomsten beoogden
dus
verkrijging van de effecten door deze eisers,
waaraan niet afdoet dat partijen tevens waren
overeengekomen dat de effecten direct na die verkrijging verkocht zouden
worden.
23. Op die overeenkomsten is titel 5A van Boek 7A BW van
overeenkomstige toepassing als er
vóór het tijdstip
dat er twee of meer termijnen verschenen waarin de koopprijs voor de
effecten
betaald moest worden, "aflevering" van de
effecten had plaatsgevonden. Onder "aflevering" in
de zin van artikel 7A:1576 lid 1 BW van effecten moet verstaan worden het
bewerkstelligen
dat de koper van de effecten in
economische zin daarvan rechthebbende wordt.
24. Blijkens de overeenkomsten beoogde de Bank de
effecten direct na de aankoop aan eisers
over te
dragen, zij het onder voormelde opschortende voorwaarde. Krachtens artikel 2
c.q.
artikel 3 van de bijzondere voorwaarden die op
de overeenkomsten met de eisers en
eiseressen sub
1,3,5,7, 9,10,11,13,17,19,20 en 21 toepasselijk waren, kwamen direct na
de
aankoop van de effecten alle baten en
waardeveranderingen van de effecten aan deze eisers
en eiseressen toe en werd in geval van een keuzedividend de keuze van de Bank
bepaald
door deze eisers en eiseressen, behoudens
voor zover in de overeenkomsten niet anders was
bepaald. Op deze gronden moet geoordeeld worden dat eisers en eiseressen
sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 dus direct na
de aankoop van de effecten in economische
zin
rechthebbenden van de effecten werden.
25. Dit geldt niet voor de overeenkomst die eiser sub 15
met de Bank sloot. De op die
overeenkomst
toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease kennen niet
een
dergelijke bepaling als vorenbedoelde artikel 2
c.q. artikel 3 van de op de overeenkomsten
met
eisers en eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 toepasselijke
bijzondere
voorwaarden.
26. De overeenkomsten van de Bank met eisers en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20
en 21
moeten dan ook gekwalificeerd worden als huurkoopovereenkomsten in de zin
van
artikel 7A:1576h lid 1 BW, waarop de bepalingen
van titel5A van Boek 7A BW van
overeenkomstige
toepassing zijn, voor zover dat met de aard van aandelen
in
overeenstemming is.
27. Vraag is nu, of de echtgenotes c.q. echtgenoten van
eisers en eiseressen sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 voor het aangaan van de overeenkomst
toestemming
behoefde, zoals artikel 1:88 lid 1 onder
d BW aan echtgenoten voorschrijft voor het aangaan
van "overeenkomsten van koop op afbetaling", die niet kennelijk uitsluitend of
hoofdzakelijk
strekken ten behoevevan de normale
uitoefening van hun beroep of hun bedrijf.
28. Uit de parlementaire geschiedenis zou met enige
goede (of kwade) wil opgemaakt kunnen
worden dat de
minister indertijd bij artikel 1:88 lid 1 onder d BW alleen overeenkomsten
van
koop op afbetaling van zaken en niet ook van
vermogensrechten voor ogen had, waarmee
dan nog niet
gezegd is dat dat de bedoeling van de wetgever was. Hoe dat ook zij, er is
geen
reden om aan te nemen dat koop op afbetaling
van vermogensrechten niet onder de werking
van
artikel 1:88 lid 1 onder d valt. De tekst van artikel 1:88 lid 1 onder d BW
geeft daartoe
geen enkele aanleiding en er is geen
grond om in geval van koop op afbetaling van
vermogensrechten de gezinnen van de koper op afbetaling van vermogensrechten
de
bescherming te onthouden welke de wet in artikel
1:88 lid 1 onder d BW hen beoogt te bieden.
29. Eisers en eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20
en 21 hadden dan ook ingevolge artikel
88 lid 1
onder d BW toestemming voor de overeenkomsten met de Bank van hun
echtgenotes
c.q. echtgenoten nodig. Vraag is nu of
zij die toestemming schriftelijk hadden moeten geven.
30. Op grond van artikel 1:88 lid 3 BW moet de
toestemming door de echtgenoot schriftelijk
worden
verleend, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een
vorm
voorschrijft. Ingevolge artikel 7A:1576i lid 1
BW moet huurkoop aangegaan worden bij
authentieke of
onderhandse akte, waarvan de inhoud moet voldoen aan de bepalingen
van
artikel 7A:1576j BW. Dat artikel 7A:1576j lid 3
BW op het niet naleven van het voorschrift dat
de
akte aan de bepalingenvan artikel 7A:1576j BW moet voldoen, niet de sanctie
van
nietigheid van de overeenkomst stelt, is niet
relevant. De sanctie die op niet naleving van het
voorschrift van artikel 7A:1576i lid 1 BW gesteld is, betreft de inhoud van de
akte en niet de
vorm die voor het aangaan van de
huurovereenkomst door de wet is voorgeschreven. De
toestemming door de echtgenoot dient dan ook bij akte, dus schriftelijk,
verleend te worden.
31. De door de echtgenotes c.q. echtgenoten van eisers
en eiseressen sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21
gevorderde verklaring voor recht dat de
overeenkomsten
die deze eisers en eiseressen met de
Bank zonder schriftelijke toestemming van hun
echtgenotes c.q. echtgenoten sloten, zijn vernietigd, dient daarom te worden
toegewezen.
tenzij het beroep van Dexia op verjaring
opgaat.
32. In geval van een vernietigingsgrond, als bedoeld in
artikel 89 juncto artikel 1:88 lid 1 onder d
BW,
verjaart ingevolge artikel 3:52 lid 1 sub d BW een rechtsvordering tot
vernietiging van een
rechtshandeling drie jaren nadat de
bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen,
aan
degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan.
Ingevolge
artikel 3:52 lid 2 BW kan na de verjaring
van de rechtsvordering tot vernietiging van de
rechtshandeling deze niet meer op dezelfde vernietigingsgrond door een
buitengerechtelijke
verklaring worden
vernietigd.
33. Voor de vraag wanneer de bevoegdheid tot het
inroepen van de vernietigingsgrond iemand
ten
dienste is komen staan, is niet bepalend het tijdstip waarop de
vernietigbare
rechtshandeling verricht is, maar het
moment dat de betrokkene wist of geweten moet hebben
dat de rechtshandeling verricht is. Vanaf dat moment moet de betrokkene,
bijzondere
omstandighede daargelaten, geacht worden
in staat te zijn de bevoegdheid van vernietiging
in
te roepen.
34. Met Dexia acht de kantonrechter het binnen de
gebruikelijke Nederlandse gezinsverhoudingen
onaannemelijk dat door de ene echtgenoot overeenkomsten worden aangegaan
waaruit
aanzienlijke, langdurige (maandelijkse)
financiële verplichtingen voortvloeien, zonder dat
de
andere echtgenoot daarvan weet
heeft.
35. Wanneer tussen de datum van de overeenkomst en het
tijdstip dat een echtgenoot van een
partij bij een
dergelijke overeenkomst de nietigheid van die overeenkomst heeft
ingeroepen
meer dan drie jaar verlopen is, zal de
echtgenoot, indien de wederpartij ten verweer tegen
de
ingeroepen nietigheid bestrijdt dat de echtgenoot
niet bekend was met het feit dat zijn
wederhelft een
dergelijke overeenkomst aanging, daarom ter weerlegging van dat
verweer
dienen aan te geven tot welk tijdstip hij
onwetend was en voorts feiten en omstandigheden
dienen te stellen die op zijn minst aannemelijk maken dat hij inderdaad tot dat
tijdstip geen
weet van de overeenkomst had. Dit
geldt temeer wanneer de wederpartij niet volstaan
heeft
met een blote bestrijding, maar daarvoor
deugdelijke argumenten heeft aangevoerd, zoals
Dexia
gedaan heeft.
36. De echtgenotes c.q. echtgenoten van eisers en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en
21
hebben met betrekking tot de overeenkomsten die zij bij hun brieven stelden te
vernietigen
en die meer dan drie jaar daaraan
voorafgaande aangegaan waren met de Bank, niet
aangegeven tot welk tijdstip zij onbekend met die overeenkomsten waren en ook
geen feiten
en omstandigheden gesteld die op zijn
minst aannemelijk maken dat zij inderdaad tot die
tijdstippen geen weet van die overeenkomsten hadden. Aangenomen moet daarom
worden
dat zij met die overeenkomsten bekend waren
op de tijdstippen dat eisers die aangingen. Op
de
tijdstippen dat zij die overeenkomsten beoogden te vernietigen, was hierdoor
ingevolge
artikel 3:52 BW de rechtsvordering tot
vernietiging van die overeenkomsten op grond van
artikel 1:89 BW juncto artikel 1:88 lid 1 sub d BW verjaard. Ingevolge artikel
3:52 lid 2 BW
konden na de verjaring van de
rechtsvordering tot vernietiging van die overeenkomsten
deze
door de echtgenotes c.q. echtgenoten van eisers
en eiseressen sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21
niet meer op dezelfde vernietigingsgrond door een
buitengerechtelijke verklaring worden vernietigd.
37. Het verweer dat Dexia ten deze gevoerd heeft, slaagt
daarom met betrekking tot de volgende
overeenkomsten:
a. de door [X], eiser sub 1, gesloten
overeenkomsten, vermeld onder 1.6.a en 1.6.b;
b. de door [X], eiser sub 3, gesloten
overeenkomsten, vermeld onder 1.8.a en 1.8.b;
c. de door [X], eiser sub 21,
gesloten overeenkomst, vermeld onder 1.29.a.
38. Het verweer dat Dexia ten deze gevoerd heeft, slaagt
daarom niet met betrekking tot de
overige door
eisers en eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 met de
Bank
gesloten overeenkomsten die door hun
echtgenotes c.q. echtgenoten vernietigd zijn. Dexia
heeft met betrekking tot diverse van die overeenkomsten gesteld, dat de
vorderingen van de
betreffende eisers en eiseressen
verjaard waren, aangezien zij niet binnen zes maanden
na
de tijdstippen van de brieven waarbij de
nietigheid van die overeenkomsten ingeroepen was,
de
rechtsvordering ingesteld hadden. Dit is onjuist. Dexia ziet over het hoofd dat
door de
brieven tot het inroepen van de nietigheid
zelf de betreffende overeenkomsten
buitengerechtelijk vernietigd werden.
39. Met betrekking tot de hiervoor onder 36 genoemde
overeenkomsten alsmede de door
[X], eiser sub 15, op
15 maart 2000 gesloten ALL Round Effect-overeenkomst is door
de
betrokken eisers niet gesteld - en ook anderszins
is niet gebleken -, wanneer en hoe die
overeenkomsten wegens misbruik van omstandigheden en lof dwaling
buitengerechtelijk door
hen zijn vernietigd, zodat
alleen nog onderzocht en beslist dient te worden of door of
vanwege
die overeenkomsten Dexia onrechtmatigjegens
betrokken eisers gehandeld heeft, waarbij
dan tevens
eventueel aan de orde zal komen, wat eisers bij repliek nog over de Wet op
het
consumentenkrediet en over de vergunning van de
Autoriteit Financiële Markten aangevoerd
hebben. Dat
zal in een later stadium van de procedure geschieden.
40. De buitengerechtelijke vernietiging van de hiervoor
onder 37 bedoelde overeenkomsten heeft
tot gevolg
dat alles wat de eisers en eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21
uit
hoofde van die overeenkomsten aan Dexia betaald
mochten hebben, onverschuldigd door hen
aan Dexia
betaald is en door Dexia in beginsel aan deze eisers en eiseressen
volledig
terugbetaald had moeten worden en zal
moeten worden.
41. Dexia heeft voor dit geval zich in voorwaardelijke
reconventie beroepen op artikel 6:278 BW
uit hoofde
waarvan haar, naar haar mening, een verrekeningsrecht toekomt op grond
waarvan
zij de door haar terug te betalen bedragen
kan verrekenen met de bedragen welke haar op
grond
van artikel 6:278 BW toekomen. Nu eisers betwisten dat aan de voorwaarden voor
een
beroep op artikel 6:278 BW is voldaan, moet dat
onderzocht worden.
42. In artikel 6:278 BW is een verplichting opgenomen
voor een partij bij een wederkerige
overeenkomst die
de stoot tot ongedaanmaking van de overeenkomst geeft, om de
andere
partij een bijbetaling te geven ter correctie
van een inmiddels ten gunste van haar opgetreden
wijziging in de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties, die na de
ongedaanmaking
door hen over en weer verricht moeten
worden. De verplichting tot bijbetaling geldt volgens
de
parlementaire geschiedenis niet alleen, wanneer
het gaat om een reeds uitgevoerde
overeenkomst, maar
ook - door analogische toepassing van artikel 6:278 BW- als
een
overeenkomst gedeeltelijk is uitgevoerd, zoals in
dit geval.
43. De eerste voorwaarde voor toepassing van dit artikel
is dat bedoelde wijziging in de
waardeverhouding van
de wederzijdse prestaties is opgetreden en de tweede voorwaarde
dat
aannemelijk is dat de partij in kwestie geen
ongedaanmaking van de overeenkomst gekozen
zou
hebben, als die wijziging in de waardeverhouding niet opgetreden zou
zijn.
44. Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een
wijziging in de waardeverhouding ten
gunste van de
partij die de overeenkomstongedaan maakte, dient men blijkens
de
parlementaire geschiedenis van artikel 6:278 BW
als volgt te werk te gaan. Eerst moet men
vaststellen tot welke prestaties beide partijen op grond van de
wettelijke
ongedaanmakingsregels na de
ongedaanmaking van de overeenkomst gehouden zijn om
vervolgens daarmee te vergelijken de prestaties waartoe zij op grond van
diezelfde regels
gehouden zouden zijn geweest,
indien restitutie dadelijk na de uitvoering van de
overeenkomst was geschied. Bij een gedeeltelijke uitvoering van de overeenkomst
moet men
bij de vergelijking van de beide
waardeverhoudingen bij de waarde van hetgeen de partij
die
het minst heeft ontvangen, moet restitueren,
bijtellen hetgeen de wederpartij nog zou hebben
moeten presteren.
45. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij
ongedaan gemaakt wordt, treedt, voor zover dit
redelijk is, op grond van artikel 6:240 lid 2 BW vergoeding van de waarde van de
prestatie op
het ogenblik van ontvangst daarvoor in
de plaats, indien - onder meer - het aan de
ontvanger
is toe te rekenen dat de prestatie is
verricht of de ontvanger erin had toegestemd een
tegenprestatie te verrichten.
46. Bij een vergelijking van de waarden van de
wederzijdse prestaties zou geconstateerd moeten
worden dat door de vernietiging door de echtgenotes c.q. echtgenoten van eisers
en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21
van de overeenkomsten een wijziging in de
waardeverhouding van de wederzijdse prestaties ten gunste van deze eisers is
opgetreden,
als bij die vergelijking de waarden van
de prestaties van de eisers jegens Dexia gesteld
zouden moeten worden op de waarde van de voor haar aangekochte effecten bij de
aanvang
van de overeenkomst en op de waarde van die
effecten ten tijde van de vernietiging van de
overeenkomst.
47. In aanmerking nemende hoe krachtens de wet bij
toepassing van artikel 6:278 BW de
vergelijking van
de waarden van de wederzijdse prestaties dient te geschieden en gelet op
de
aard van de onderhavige overeenkomsten kunnen de
prestaties van de echtgenoten van
eisers jegens
Dexia niet op die waarden gesteld worden. Het beroep van Dexia op
artikel
6:278 BW gaat daarom niet op.
48. Dit betekent nog niet dat eisers en eiseressen sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 recht
erop hebben
dat Dexia terugbetaalt al hetgeen zij na de vemietiging van de
betrokken
overeenkomsten onverschuldigd uit hoofde
van die overeenkomsten van deze eisers en
eiseressen
ontvangen mocht hebben en tevens al hetgeen vóór de vernietiging op grond
van
die overeenkomsten door hen aan haar betaald is.
Mede gezien het beroep van Dexia op
artikel 6:278 BW
dient de kantonrechter ambtshalve te bezien of ten aanzien van wat vóór
de
vernietiging van de overeenkomsten terzake rente
aan haar betaald is, Dexia niet beschouwd
moet
worden als een ontvanger te goeder trouw. Als dat zo is, behoren die
rentetermijnen
haar krachtens artikel 6:206 juncto
artikel 3:120 BW toe.
49. In geval van onverschuldigde betaling maakt de wet
onderscheid tussen de ontvanger te
goeder trouwen te
kwader trouw. Op grond van artikel 6:206 BW is onder meer artikel
3:120
BW van overeenkomstige toepassing omtrent de
afgifte van vruchten. In artikel 3:120 BW lid 1
is
bepaald dat aan een bezitter te goeder trouw de afgescheiden natuurlijke en de
opeisbaar
geworden burgerlijke vruchten toebehoren.
Burgerlijke vruchten zijn volgens de definitie van
artikel 3:9 BW rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten van goederen
worden
aangemerkt.
50. Alvorens een definitieve beslissing in deze te
nemen, stelt de kantonrechter partijen in de
gelegenheid zich over dit vraagpunt uit te laten. Bij die gelegenheid dienen
eisers en
eiseressen sub 1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20
en 21 opgave te doen van wat zij vóór en wat zij
na
de vernietiging van de betreffende overeenkomsten aan Dexia betaald
hebben.
51. Uit het vorenstaande volgt dat over de onderdelen
sub a,b en c van de vordering in conventie
en de
voorwaardelijke vordering in reconventie nu al beslist kan worden, maar over de
overige
onderdelen van de vordering in conventie en
de onvoorwaardelijke vordering in reconventie
nog
niet.
52. Het komt de kantonrechter zinvol voor nu eerst
comparities van partijen te gelasten ter
verkrijging
van inlichtingen met name over wat hiervoor onder 47 en 48 overwogen
en
opgemerkt is en ter beproeving van minnelijke
regelingen.
53. Omdat over de juridische geschillen van partijen
geen duidelijke eenstemmigheid in de
jurisprudentie
bestaat en voor zover deze er is, niet uitgesloten kan worden dat daarover
in
hogere instanties anders geoordeeld zal worden,
komt het de kantonrechter juist voor partijen
de
mogelijkheid te geven nu al van dit vonnis in beroep te gaan.
54. Bovendien geeft de kantonrechter om diezelfde reden
partijen in overweging te proberen
(onderling) hun
geschillen in der minne te regelen.
55. Iedere verdere beslissing wordt
aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. verklaart voor recht dat bij
vorenbedoelde aangetekende brieven van de echtgenotes
c.q.
echtgenoten van eisers sub
1,3,5,7,9,10,11,13,17,19,20 en 21 op grond van artikel
1:89
BW juncto artikel 1:88 lid 1 onder d BW
vernietigd zijn:
a. de door [X], eiser sub
1, gesloten overeenkomsten, hiervoor genoemd onder
1.6.c
en
1.6.d;
b. de door [X], eiser sub
3, gesloten overeenkomsten, hiervoor genoemd onder
1.8.c
en
1.8.d;
c. de door [X], eiser sub
5, gesloten overeenkomsten, hiervoor genoemd onder 1.10;
d. de door [X], eiser sub
7, gesloten overeenkomst, hiervoor genoemd
onder
1.12.e;
e. de door [X], eiser sub
9, gesloten overeenkomst, hiervoor genoemd
onder
1.14.b;
f. de door [X]-.. ...,
eiseres sub 10, gesloten overeenkomst,
hiervoor
genoemd onder
1.15.b;
g. de door [X], eiser sub
11, gesloten overeenkomsten, hiervoor
genoemd
onder 1.17.d en
1.17.e;
h. de door [X], eiser sub
13, gesloten overeenkomsten, hiervoor genoemd
onder
1.19.a en
1.19.b;
i. de door [X], eiser sub
17, gesloten overeenkomsten, hiervoor
genoemd
onder 1.23.a en
1.23.b;
j. de door [X]-........,
eiseres sub 19, gesloten overeenkomst, hiervoor
genoemd
onder
1.25;
k. de door [X], eiser sub
20, gesloten overeenkomst, hiervoor genoemd onder 1.27.a
en
1.27.b;
I. de door [X], eiser sub
21, gesloten overeenkomst, hiervoor genoemd
onder
1.29.b;
II. wijst de subsidiaire en meer subsidiaire
vordering, hiervoor weergegeven onder 2.b en
2.c
af;
in (voorwaardelijke)
reconventie:
III. wijst de voorwaardelijke vordering
af;
in conventie en in
reconventie:
IV. gelast een comparitie van partijen ter
verkrijging van inlichtingen en ter beproeving van
een
minnelijke regeling;
V. verwijst de zaak naar de rolzitting
van donderdag 29 september 2005 om 10.00
uur,
teneinde van partijen opgave te
krijgen van dagen in november en december 2005,
waarop
eisers per paar en Dexia in elf
zittingen van één uur vallende op twee dagen zullen
kunnen
verschijnen;
VI. bepaalt dat daarna plaats, dag en uur
voor de comparities zullen worden vastgesteld;
VII. bepaalt dat
partijen nu al van dit vonnis in beroep kunnen komen;
VIII. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 1 september
2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL