Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 816641 DX 06-3002
Vonnis van 6
februari 2008
F.no.: 583
Vonnis van de
kantonrechter
inzake
[X]
wonende te
[woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in onvoorwaardelijke en
voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen [X],
gemachtigde: mr. drs.
nnnnnn,
tegen
DEXIA BANK NEDERLAND
B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres
in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen
Dexia,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden.
Procedure
De volgende processtukken zijn
ingediend:
- de dagvaarding van 7 februari 2005, met
producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens
houdende conclusie van eis in
onvoorwaardelijke en voorwaardelijke
reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in
conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie
tevens akte aanvulling
c.q. wijziging grondslag in conventie, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de
procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM).
Bij rolmededeling van 8 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is
geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari
2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [X] eeen afschrift overgelegd van de
opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW),
waarin zij verklaart niet aan de verbindend-verklaring gebonden te willen
zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt
hervat.
Vervolgens zijn ingediend:
-
de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek
in
reconventie tevens houdende akte vermeerdering van eis in reconventie,
met
producties;
- de conclusie van dupliek in
reconventie.
Bij tussenvonnis van 19 september 2007 is een
comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 28 november 2007. Van hetgeen
besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt. Voorafgaand aan deze
comparitie zijn door [X] per brieven van 13 november 2007 en 26 november 2007 en
door Dexia per fax van 22 november 2007 aanvullende stukken
ingediend.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de
beslissing
1.
Feiten
In conventie en in
reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat
vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder
algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake
is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede
begrepen.
1.2. Op of omstreeks 10 februari 2001 heeft
[X] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop
zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna:
lease-overeenkomst 1). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 29491702 voor
een periode van 36 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een
aankoopsom (de hoofdsom) van € 19.412,67 aandelen leaset en dat [X] - tegen een
korting van 10% - bij vooruitbetaling 36 maandelijkse termijnen verschuldigd
was, een bedrag van € 3.665,88. De totale leasesom beloopt € 23.078,55.
Op 9
februari 2004 is de overeenkomst geëxpireerd.
1.3. [X] heeft ter zake van deze
lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
- 36 maandelijkse termijnen (bij
vooruitbetaling), een bedrag van € 3.665,88. Deze betaling vond plaats op 27
februari 2001.
1.4. Per 9 februari 2004 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 1
nog verschuldigd was€ 12.146,93. Dit bedrag is niet betaald.
1.5. [X] heeft uit hoofde van
lease-overeenkomst 1 van Dexia € 3,80 aan dividenden ontvangen.
1.6. Op of omstreeks 10 februari 2001 heeft
[X] nog een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar
waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna:
lease-overeenkomst 2). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 74883103 voor
een periode van 36 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een
aankoopsom (de hoofdsom) van € 19.369,68 aandelen leaset en dat [X] - tegen een
korting van 10% - bij vooruitbetaling 36 maandelijkse termijnen verschuldigd
was, een bedrag van € 3.657,60. De totale leasesom beloopt € 23.027,28. Op 9
februari 2004 is deze overeenkomst geëxpireerd.
1.7. [X] heeft ter zake van
lease-overeenkomst 2 aan Dexia betaald:
- 36 maandelijkse termijnen (bij
vooruitbetaling), een bedrag van € 3.657,60. Deze betaling vond plaats op 27
februari 2001.
1.8. Per 9 februari 2004 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 2
nog verschuldigd was € 10.127,82. Dit bedrag is niet betaald.
1.9. [X] heeft uit hoofde van
lease-overeenkomst 2 van Dexia € 84,86 aan dividenden ontvangen.
1.10. Op of omstreeks 27 juni 2001 heeft [X] een
wederom lease-overeenkomst ondertekend, ditmaal met de naam Troefplan, waarop
zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna:
lease-overeenkomst 3). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 27201339 voor
een periode van 60 maanden en bepaalt onder meer dat [X] in totaal voor een
aankoopsom (de hoofdsom) van € 6.798,75 aandelen leaset en dat zij -tegen een
korting van 20% - bij vooruitbetaling 60 maandelijkse termijnen, een bedrag van
€ 3.127,20 verschuldigd was. De totale leasesom beloopt € 9.925,95. Per 26 juni
2006 is deze overeenkomst geëxpireerd.
1.11. [X] heeft ter zake van lease-overeenkomst 3
aan Dexia betaald:
- 60 maandelijkse termijnen (bij vooruitbetaling), een
bedrag van € 3.127,20.
De eerste betaling aan Dexia ter zake van
lease-overeenkomst 3 vond plaats op 30 juli 2001.
1.12. Per 26 juni 2006 heeft Dexia een
eindafrekening opgesteld volgens welke [X] uit hoofde van lease-overeenkomst 3
nog verschuldigd was € 1.332,87. Dit bedrag is niet betaald.
1.13. [X] heeft uit hoofde van lease-overeenkomst
3 van Dexia geen dividenden ontvangen.
1.14. Hierna worden lease-overeenkomst 1,
lease-overeenkomst 2 en lease-overeenkomst 3 gezamenlijk aangeduid als "de
lease-overeenkomsten".
1.15. [X] was ten tijde van het aangaan van de
lease-overeenkomsten 39 jaar oud. Zij had geen voor beleggen relevante opleiding
of beroepservaring. Haar netto maandinkomen bedroeg ongeveer € 1.200,- per
maand. [X] had niet eerder belegd. Haar vermogen bedroeg op dat moment circa €
25.000. Dit bedrag had zij geërfd van haar in augustus 2000 overleden
vader.
2. Vorderingen [X] in
conventie
[X] vordert, na eiswijziging ter
comparitie,
A:
Dat de Winstverdriedubbelaar-overeenkomst
(de kantonrechter leest hier: de leaseovereenkomsten 1 en 2) worden vernietigd
c.q. nietig verklaard c.q. voor recht wordt verklaard dat deze overeenkomsten
reeds vernietigd zijn op grond
van:
(a)
Primair:
het niet naleven van de bepalingen in de Wet op het
Consumentenkrediet
(b)
Subsidiair:
bedrog
(c)
Meer subsidiair: misbruik van
omstandigheden
(d)
Meest subsidiair: dwaling
B:
Dat Dexia wordt veroordeeld tot het betalen
tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan MM een bedrag aan schadevergoeding op
grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming dat gelijk staat aan de
door haar ingelegde bedragen en de wettelijke rente hierover vanaf een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
A en B:
Dat Dexia wordt veroordeeld bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad, om aan eiser in reconventie (de kantonrechter leest
hier: [X]) tegen behoorlijke kwijting te betalen op grond van onverschuldigde
betaling:
• een bedrag van €
10.586,81;
• de wettelijke rente vanaf een door de
kantonrechter in goede justitie te bepalen datum
• de
buitengerechtelijke incassokosten
• de kosten van het
geding in reconventie
C:
Dat Dexia wordt veroordeeld om het Bureau
Krediet Registratie (BKR) te Tiel binnen veertien dagen na de in dit geding te
wijzen uitspraak te berichten en opdracht te geven de met betrekking tot [X]
geregistreerde aantekeningen wegens beweerdelijk achterstallige aflossingen op
een lening te verwijderen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor
iedere dag dat Dexia nalaat na het verstrijken van bovenbedoelde termijn van
veertien dagen het BKR opdracht te geven de met betrekking tot haar bestaande
aantekeningen bij het BKR te doen verwijderen.
3. Standpunten
[X]
3.1 [X] legt aan haar vorderingen
hoofdzakelijk ten grondslag dat zij door toedoen
van Dexia heeft gedwaald,
althans dat Dexia zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog dan wel misbruik van
omstandigheden dan wel dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar
zorgplicht(en) en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [X] zich er
op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het
Consumentenkrediet (WCK) en dat de lease-overeenkomsten als gevolg daarvan
nietig zouden zijn, dan wel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens haar heeft
gehandeld. [X] betwist voorts dat Dexia de leaseaandelen gekocht
heeft.
3.2 Volgens [X] is Dexia
aansprakelijk voor de door haar geleden schade. De schade bestaat volgens [X]
uit de door haar gevorderde bedragen, waarbij MSB tevens aanspraak maakt op
buitengerechtelijke kosten.
3.3. Volgens [X] is Dexia wettelijke rente
verschuldigd over alle betaalde bedragen.
4. Standpunten
Dexia
4.1. Dexia betwist dat de
lease-overeenkomsten door dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden tot
stand zijn gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar
zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia
beschikte [X] bij het aangaan van de lease-overeenkomsten over alle relevante
informatie. Ook betwist Dexia dat zij de bepalingen - voor zover van toepassing
- van de WCK niet in acht zou hebben genomen. Dexia stelt de leaseaandelen wel
gekocht te hebben. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij
daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in
(voorwaardelijke) reconventie
5.1. In onvoorwaardelijke reconventie
vordert Dexia - na eiswijziging - [X] te veroordelen tot betaling van €
23.607,62, zijnde het het totaal van de resterende saldi van de door Dexia
opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat
[X] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de
lease-overeenkomsten.
5.2. In voorwaardelijke reconventie,
namelijk voor het geval de in conventie ingestelde vordering tot vernietiging of
ontbinding van de lease-overeenkomsten (geheel of gedeeltelijk) wordt
toegewezen, vordert Dexia [X] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk
aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de geleasete effecten en de waarde
daarvan op de datum van verkoop, althans van gehele of gedeeltelijke
vernietiging van de lease-overeenkomsten. Dexia doet hierbij een beroep op
artikel 6:278 BW.
6. Verweer in
(voorwaardelijke) reconventie
Onder verwijzing naar het debat in conventie
bestrijdt [X] nog iets aan Dexia verschuldigd te zijn. Voorts bestrijdt zij in
de voorwaardelijke reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing
is.
7. Beoordeling van de
vorderingen in conventie en reconventie
7.1. In het vonnis van deze rechtbank van
27 april 2007, LJN nummer BA3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal
rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit
geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met
de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov
8.5);
aankoop effecten (rov 8.6);
toepasselijkheid Nadere Regeling
Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov
8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het
vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna
wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel
mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op
het volgende.
Bevoegdheid
7.2. Lease-overeenkomsten als de
onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve
bevoegd.
Strijd met WCK
7.3. Dexia beschikte niet over een
vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de
lease-overeenkomsten is bepleit.
7.4. De toepasselijkheid van de WCK kan in
het midden blijven. Ook indien [X] zich terecht op deze wet zou beroepen, zouden
de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden
omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de
betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig
beroep.
Dwaling
7.5. Uit de inhoud van de
lease-overeenkomsten en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease
had [X] kunnen en moeten afleiden dat telkenmale sprake was van een lening met
renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte
effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het
aankoopbedrag. De lease-overeenkomsten geven bovendien per overeenkomst aan
welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen
daaromtrent had (ook) van [X] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor
zover [X] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een of meer
overeenkomsten is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot
vernietiging van de lease-overeenkomsten wegens dwaling leiden.
Bedrog
7.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen met
betrekking tot het beroep op dwaling volgt dat het beroep van [X] op bedrog
eveneens dient te worden verworpen.
Misbruik van omstandigheden
7.7. Het beroep van [X] op misbruik van
omstandigheden wordt eveneens verworpen. Uit hetgeen gesteld is, blijkt niet dat
Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [X] door bijzondere omstandigheden
(zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand
of onervarenheid) bewogen werd tot het aangaan van de leaseovereenkomsten, het
tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen zij wist of moest
begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden (artikel 3:44 lid 4
BW).
Aankoop effecten
7.8. Er zijn onvoldoende redenen om te
twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia. Het verwijt
van [X] dat Dexia de aandelen niet gekocht zou hebben, wordt derhalve
verworpen.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht
Effectenverkeer (NR)
7.9. Dexia was bij het aanbieden van het
onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het
verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het
nadeel
7.10. [X] heeft Dexia verweten dat Dexia ten
opzichte van haar de op Dexia rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer
doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico's van het
onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende
gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had
haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico's dienen te wijzen. De
brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke
waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op
andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve
aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige
gevolgen.
7.11. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27
april 2007 is het onaanvaardbaar om Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen
en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in
evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin
aan [X] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit
overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart
2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden
gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en
billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de
persoonlijke omstandigheden van [X] die van invloed zijn op de
waarschijnlijkheid dat de lease-overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen
indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de
leasesom(men) en op de overige verplichtingen uit de onderhavige
rechtsverhouding(en) met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de
financiële omstandigheden van [X] (bepalend voor de vraag of deze financiële
risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de
beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [X] beschikte (zowel
ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), een en ander ten tijde van het
aangaan van de lease-overeenkomsten.
7.12. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van
27 april 2007 onderscheidt de kantonrechter voor de toerekening van het nadeel
aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van
afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.15 bij de
feiten zijn vermeld, is voor [X] categorie I van toepassing. Daarbij Iaat de
kantonrechter het vermogen buiten beschouwing, nu dit voor een aanzienlijk deel
gebruikt is om de verplichtingen uit de lease-overeenkomsten te voldoen. Wel zal
met de aanwezigheid van enig resterend, zij het beperkt, vermogen rekening
worden gehouden bij de bepaling van het percentage. Naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid dient derhalve 75% van het nadeel voor rekening van
Dexia te komen en het resterende percentage voor rekening van [X].
7.13. In onderhavig geval komt dit nadeel wat
betreft lease-overeenkomst 1 neer op een bedrag van € 3.665,88 aan termijnen, te
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde €
19.412,67, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde
€ 7.754,64, en met een bedrag van € 3,80 wegens aan [X] uitgekeerde
dividenden.
7.14. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 1
bedraagt derhalve € 15.320,11 Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde
percentage, een bedrag van € 3.830,03 voor rekening van [X] te
blijven.
7.15. Door [X] is in het kader van
lease-overeenkomst 1 een bedrag van € 3.665,88 betaald. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en het hiervoor berekende
bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, tezamen € 3.067,82, zodat
[X] per saldo aan Dexia € 167,95 dient te voldoen.
7.16. Het nadeel komt wat betreft
lease-overeenkomst 2 neer op een bedrag van € 3.657,60 aan termijnen, te
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde
€
19.369,68, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, €
9.241,86, en met een bedrag van € 84,86 wegens aan [X] uitgekeerde
dividenden.
7.17. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 2
bedraagt derhalve € 13.700,56. Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde
percentage, een bedrag van € 3.425,14 voor rekening van [X] te
blijven.
7.18. Door [X] is in het kader van
lease-overeenkomst 2 een bedrag van € 3.657,60 betaald. Hierop dienen in
mindering te worden gebracht de ontvangen dividenden en het hiervoor berekende
bedrag dat voor rekening van [X] dient te blijven, tezamen € 3.510,00, zodat
Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen € 147,60.
7.19. Het nadeel komt wat betreft
lease-overeenkomst 3 neer op een bedrag van € 3.127,20 aan termijnen, te
vermeerderen met het restant van de hoofdsom van de geldlening, zijnde
€
6.798,75, en te verminderen met de opbrengst van de geleasede effecten, zijnde €
5.465,88.
7.20. Het totale nadeel uit lease-overeenkomst 3
bedraagt derhalve € 4.460,07. Hiervan dient, gelet het hiervóór genoemde
percentage, een bedrag van €1.115,02 voor rekening van
[X]
blijven.
7.21. Door [X] is in het kader van
lease-overeenkomst 3 een bedrag van €3.127,20 betaald. Hierop dient in mindering
te worden gebracht het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van Pieters
dient te blijven van €1.115,02, zodat Dexia per saldo aan [X] dient te voldoen
€2.012,18.
Wettelijke rente
7.22. Met betrekking tot de wettelijke rente
heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in verzuim heeft kunnen geraken na in
gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers,
Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de
totstandkoming van de lease-overeenkomsten, nadien niet meer deugdelijk kunnen
nakomen. In die zin - en ook overigens - is voor het intreden van verzuim niet
vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de
schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane
betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente
telkens te worden uitgegaan van de data waarop [X] haar betalingen aan Dexia
heeft verricht (zie in deze zin het gerechtshof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN
BA5684).
7.23. Het voorgaande brengt met zich dat de
wettelijke rente wat betreft leaseovereenkomst 2 is verschuldigd vanaf 27
februari 2001 en wat betreft lease-overeenkomst 3 vanaf 30 juli
2001.
7.24. Wat betreft het uit hoofde van
lease-overeenkomst 1 door [X] aan Dexia te betalen bedrag wordt de vordering van
Dexia tot betaling van de contractuele rente afgewezen nu de overeenkomst geen
bepaling ten aanzien van vertragingsrente bevat. De wettelijke rente wordt, nu
in het petitum in reconventie geen ingangsdatum is genoemd, toegewezen per de
dag van het instellen van de vordering in reconventie.
Schadevergoeding
7.25. De overigens door [X] gevorderde
schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde
feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [X] daaronder
begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te
gelden.
Buitengerechtelijke kosten
7.26. De gevorderde buitengerechtelijke kosten
worden toegewezen berekend over het toegewezen bedrag naar het bij deze sector
kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op € 357,00.
BKR-registratie
7.27. Nu [X] ingevolge dit vonnis geen
betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking
tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te
melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening
van het in deze te wijzen vonnis.
Overige stellingen in
conventie
7.28 De overige stellingen van partijen in
conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in (voorwaardelijke)
reconventie
7.29 Uit het voorgaande volgt dat de door
Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden
afgewezen voor zover deze meer beloopt dan het ter zake lease-overeenkomst 1
door [X] te betalen bedrag. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en
omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de
verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen
parttijen hebben te gelden.
7.30. De door Dexia voorwaardelijk ingestelde
reconventionele vordering zal niet worden behandeld omdat de voorwaarde
waaronder deze is ingesteld niet is vervuld.
Proceskosten
7.31. Gelet op de uitslag van de procedure in
conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van
het geding in conventie. Nu in reconventie beide partijen deels in het gelijk
zijn gesteld bestaat geen aanleiding voor een
proceskostenveroordeling.
Overig
7.32. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen
partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige
rechtsverhouding(en). De eigendom van de in het kader van de
lease-overeenkomsten gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [X]
te betalen:
terzake van lease-overeenkomst 2
- € 147,60
als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari
2001;
ter zake van lease-overeenkomst
3
- € 2.012,18 als hoofdsom, te vermeerderen met de
wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2001;
alsmede € 357,00 voor buitengerechtelijke
incassokosten;
II. veroordeelt Dexia in de kosten
van de procedure, tot op heden begroot op:
te betalen aan de griffier van de
rechtbank
voor in debet gesteld
griffierecht
€ 96,00
voor het exploot van
dagvaarding
€ 85,60
voor salaris van
gemachtigde
€ 612,50
te betalen aan [X]
voor verschuldigd
griffierecht
€ 96,00
in
totaal
€ 890,10
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen
na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten
dat [X] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe
van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling
voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
IV. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders
gevorderde;
in reconventie
VI. veroordeelt Dexia om aan [X]
betalen:
ter zake van lease-overeenkomst
I
- € 167,95 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke
rente hierover vanaf 28 juli 2005;
VII. verklaart deze veroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. wijst af het meer of anders
gevorderde;
Aldus gewezen door mr. M.S.F. Voskens,
kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2008
in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL