in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te
Amsterdam,
APPELLANTE,
procureur: mr. J.M.K.P.
Cornegoor,
tegen
[X] en [Y]
beiden wonend te
[woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN,
procureur: mr. M.A. Hupkes.
1. Het geding in hoger
beroep
De partijen worden hierna Dexia alsmede [X] en [Y]
genoemd.
1.1 Bij dagvaarding van 11 april 2006 is Dexia in hoger
beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton,
locatie Amsterdam- (hierna: de kantonrechter) van 30 maart 2006, in deze zaak
onder nummer CV 05-6050 gewezen tussen Dexia als gedaagde in de
hoofdzaak/verweerster in het incident en [X] en [Y] als eisers in de
hoofdzaak en in het incident.
1.2 Dexia heeft bij memorie twee grieven
geformuleerd en toegelicht, en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd,
dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, -uitvoerbaar
bij voorraad- het verzoek van [X] en [Y] tot hervatting van de procedure zal
afwijzen, met compensatie van kosten van het hoger beroep.
1.3 Daarop hebben [X] en [Y] geantwoord en daarbij van
hun kant incidenteel beroep ingesteld, de rechtsgrond van hun oorspronkelijke
incidentele vordering aangevuld, grieven geformuleerd, bescheiden in het geding
gebracht, en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het
principaal beroep zal verwerpen en in het incidenteel beroep het vonnis zal
bekrachtigen, met kosten.
1.4 Vervolgens heeft Dexia een akte na memorie van
antwoord genomen met conclusie -naar het hof begrijpt- dat in dit geval
incidenteel beroep niet mogelijk is.
1.5 Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken
van beide instanties.
2.
Beoordeling
2.1 [X] en [Y] zijn echtelieden. Zij hebben op 15
januari 1999 ieder met een rechtsvoorgangster van Dexia een lease-overeenkomst
gesloten met betrekking tot aandelen. Bij inleidende dagvaarding, van 16
februari 2005 vorderen [X] en [Y] -zeer kort samengevat en voor zover
thans
van belang- verklaring voor recht dat deze overeenkomsten buitengerechtelijk
zijn vernietigd en veroordeling van Dexia tot terugbetaling van door hen
betaalde rente.
2.2 Dexia en anderen hebben op 18
november 2005 bij dit hof een verzoek op de voet van art. 7:907 lid 1 BW
ingediend tot verbindendverklaring van een door hen gesloten overeenkomst
strekkend tot vergoeding van schade voortvloeiend uit door Dexia gesloten
aandelenlease-overeenkomsten. Bij akte van 8 december 2005 heeft Dexia onder
verwijzing naar art. 1015 Rv de kantonrechter meegedeeld dat de procedure tussen
haar en [X] en [Y] geschorst is. [X] en [Y] hebben Dexia bij exploit van 4
januari 2006 opgeroepen om voort te procederen.
2.3 Overwegend dat de verzoekschriftprocedure bij het
hof naar verwachting onaanvaardbaar lang zal duren, heeft de kantonrechter bij
het vonnis waarvan beroep in het incident vastgesteld dat de procedure van
partijen is hervat. Hij heeft in het incident voorts bepaald dat tussentijds
beroep kan worden ingesteld. In de hoofdzaak heeft hij de zaak verwezen naar de
rol van 27 april 2006 voor voortprocederen.
2.4 Voor de beoordeling van de grieven van Dexia is van
belang dat op 25 januari 2007 het hof een beschikking heeft gegegeven op het
verzoek tot verbindendverklaring van de overeenkomst die Dexia met anderen heeft
getroffen. [X] en [Y] hebben de mogelijkheid om mee te delen dat zij niet aan
die overeenkomst gebonden willen zijn, waardoor de verbindendverklaring
voor hen geen gevolg heeft. Partijen moeten in dat geval hoe dan ook in eerste
aanleg in de hoofdzaak voortprocederen, zodat Dexia geen belang meer heeft bij
haar hoger beroep. Het hof zal daarom het beroep van Dexia verwerpen en de zaak
terugwijzen.
In de omstandigheid dat niet gezegd kan worden dat Dexia zonder
goede grond in beroep is gekomen, vindt het hof aanleiding de kosten te
compenseren als hierna te bepalen.
2.5 Tegen de achtergrond van het vorenoverwogene
is het incidenteel beroep van [X] en [Y] nodeloos ingesteld, zodat daarop niet
behoeft te worden beslist zoals in de kop van dit arrest ook tot uitdrukking is
gebracht.
3. Beslissing
Het hof:
verwerpt het hoger beroep van Dexia;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, sector
kanton, locatie Amsterdam;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J.J. Los, mr. P.G. Wiewel
en mr. J.H. Huijzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8
maart 2007.
Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL