Het gebruik maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopieren van deze uitspraak en het plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van de Stichting PAL, uitdrukkelijk verboden.

 

 

 

DAGVAARDING

 

 

Heden, de …………………………………………………mei tweeduizendenvijf, ten verzoeke van:

 

X

X

Etc

 

ten deze domicilie kiezende te Amsterdam aan de De Lairessestraat 121 ten kantore van de advocaat en procureur mr E. Lietaert Peerbolte, die ten deze als gemachtigde van eisers zal optreden en zich als zodanig stelt, alsmede aan de griffie van de rechtbank ‘s-Gravenhage, sector kanton, aan de Prins Clauslaan 60, te ’s-Gravenhage;

 

Heb ik,

 

 

 

 

 

 

 

GEDAGVAARD

 

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AEGON FINANCIËLE DIENSTEN B.V., gevestigd te Leeuwarden, kantoor houdende aan de Lange Marktstraat 11 aldaar;

 

aldaar aan dat adres mijn exploit doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan:

 

 

 

 

 

 

 

 

OM:

 

Op ……………………………….dag, de ……………………………………………… juni 2005 des ………………….te ………………uur, in persoon of bij gemachtigde te verschijnen ter openbare terechtzitting van de Rechtbank te ‘s Gravenhage, sector kanton, alsdan zitting houdende en rechtsprekende in een der zalen van het Gerechtsgebouw aan de Prins Clauslaan 60;

 

 

Voorts heb ik, deurwaarder, gedaagde aangezegd dat indien zij niet op bovengenoemde terechtzitting verschijnt en de termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, haar verstek zal worden verleend en de vordering zal worden toegewezen, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomt;

 

 

TEN EINDE:

 

Alsdan te horen eis doen en concluderen als volgt:

 

De feiten

Het CVA-product

1.                  Eisers zijn klanten van gedaagde, nader te noemen: Aegon. Zij zijn leken op het gebied van beleggingen. Eind 2000 hebben zij een product afgenomen dat Aegon VermogensRendement werd genoemd (nader te noemen: het CVA-product). Dit product bestond uit een overeenkomst van aandelenlease waarbij aandelen in de vijfentwintig fondsen van de AEX werden geleast.

            De leaseovereenkomsten hadden de volgende kenmerken:

a.      de lessee kocht een pakket aandelen, dat vanaf de dag van de aankoop economisch voor rekening en risico van de lessee was; waardedaling en waardestijging na de dag van aankoop waren ten laste, c.q. ten bate van de lessee, ontvangen dividenden strekten ten voordeel van de lessee; Aegon was verplicht jaarlijks opgaaf van de waarde te doen van de in lease genomen aandelen, alsmede van de ontvangen dividenden;

b.      Aegon verstrekte de lessee een geldlening gelijk aan de aankoopsom van de aandelen;

c.       Deze lening had een vaste looptijd, als regel 60 maanden;

d.      Tussentijdse opzegging van de leaseovereenkomst was steeds mogelijk;

e.       Aegon bracht gedurende de looptijd van de overeenkomst de lessee een vaste rente in rekening;

f.        De rente werd in de leasesom begrepen;

g.       Gedurende de looptijd betaalde de lessee maandelijks een vaste rentetermijn;

h.       De hoofdsom werd in twee termijnen betaald, te weten een bedrag van € 45,37 op de 15de dag van de 59ste maand van de leaseperiode, en een bedrag van de hoofdsom verminderd met deze betaling bij de afloop van de overeenkomst;

i.         Gedurende de leaseperiode werden de aandelen bewaard in een giraal depot;

j.        Aan het einde van de leaseperiode werd de lessee van rechtswege eigenaar van de aandelen, zodra deze aan Aegon had betaald wat hij verplicht was te betalen uit hoofde van de leaseovereenkomst.

 

1.                       Van dit product maakte tevens een vermogensbeheerovereenkomst deel uit. Eisers zullen bij akte de volgende bewijsmiddelen in het geding brengen:

                      i.      als productie 1: een lijst met de door hen gesloten contracten.

                     ii.      als productie 2: een exemplaar van een aandelenleasecontract.

                   iii.      als productie 3: een kopie van een vermogensbeheersovereenkomst.

 

4.                      Eisers hebben voorafgaand aan deze dagvaarding enkele getuigen laten horen. Zij zullen bij akte in het geding brengen:

1.      als productie 4: het proces-verbaal van het verhoor van getuige [A] (een remisier);

2.      als productie 5: het procesverbaal van getuige [B] (een remisier);

3.      als productie 6: het proces-verbaal van het verhoor van getuige [C] (voormalig statutair directeur van Aegon);

4.      als productie 7: het proces-verbaal van het verhoor van getuige drs. [D] (manager bij Aegon).

 

5.                      Aegon heeft dit CVA-product in de markt gebracht via de remisier Concept Vermogensadvies [H] en Van der Hoop v.o.f. welke destijds in Gorredijk was gevestigd, en sinds 30 mei 2000 in Joure kantoor heeft. Met deze remisier was het plan voor de introductie van dit product in 1999/2000 ontwikkeld. Het was bedoeling dat de klanten de aandelenleasecontracten op basis van de adviezen van de vermogensbeheerder voortijdig zouden beëindigen en vervolgens nieuwe leasecontracten zouden inkopen. Aldus zouden de klanten kunnen speculeren op de koersontwikkeling van de AEX. Voorts zouden met een optieconstructie ‘zekere’ winsten worden behaald. Het was in Aegon’s ogen de bedoeling dat met deze ‘zekere’ winsten uit de optieconstructie de rente terugverdiend zou worden welke de klanten uit hoofde van de leaseovereenkomst zou dienen te betalen.

[D] verklaart in zijn getuigenverklaring: ‘Per saldo kwam het er op neer dat er met een minimale rentelast kon worden belegd. Met minimale rentelast bedoel ik het saldo van de opbrengst van de optiepremie minus de aan Aegon te betalen rente.’ (productie 7, pag. 4, 1ste alinea).

[C] verklaart: ‘Via het optiecontract werd de rente terugverdiend die gold voor de aandelenlease.’ (productie 6, pag. 2, 2de alinea van de verklaring).

 

6.                      Aegon heeft voor dit product via haar remisier en de assurantiepersonen klanten geworven. Aegon heeft assurantietussenpersonen actief benaderd om klanten door te verwijzen naar Concept Vermogensadvies. Aegon heeft voorts door de remisier en de tussenpersonen bijeenkomsten met klanten laten beleggen waarop voorlichtingsmateriaal werd gepresenteerd dat mede door Aegon was voorbereid. Zie hiertoe de getuigenverklaring van [A] (productie 4; pag. 3, 2de alinea).

De bijeenkomsten voor klanten zijn vanaf 13 september 1999 gehouden. Aegon heeft in samenwerking met de remisier en de betrokken tussenpersonen de uitnodigingsbrieven opgesteld, de handouts voor de prospect klanten vervaardigd, het materiaal dat aan de klanten werd getoond vervaardigd, de zalen gereserveerd, de bijeenkomsten gefinancierd, en het drukwerk laten vervaardigen op de kantoren van Aegon. Van de zijde van Aegon werden deze voorbereidingen getroffen door de

heer [E] en de dames [F], en door [G].

 

7.         Aegon had een hoge verkoopdoelstelling. Om de leasecontracten gemakkelijker te kunnen verkopen werden de leasevoorwaarden in de contracten van het CVA-product versoepeld ten opzichte van de voorwaarden welke Aegon in andere aandelenleasecontracten hanteerde:

                           i.      de rente op de lening was lager, namelijk 9,25% per jaar in plaats van de bij Aegon gebruikelijke 11,5%;

                          ii.      de boeterente bij voortijdige beëindiging van de leaseovereenkomst was 4,5% in plaats van het gebruikelijke percentage van 40%.

 

8.                  In de voorlichtingsbijeenkomsten werd naar de klanten gecommuniceerd dat het CVA-product de volgende bijzondere eigenschappen had:

-         de aandelenleaseovereenkomst werd tegen een lage rente gesloten,

      waardoor de kosten betrekkelijk laag bleven;

-         de rentelasten konden worden terugverdiend met de optieconstructie van de door Aegon aangezochte en bij de klanten geïntroduceerde vermogensbeheerder;

-         de klanten konden door de lage boeterente bij vervroegde beëindiging van de leasecontracten bij betrekkelijk geringe koersdalingen verliezen voorkomen door voortijdige beëindiging, en bij betrekkelijke geringe koersstijgingen al winst nemen door voortijdige beëindiging en nieuwe leaseovereenkomsten sluiten; omdat de boeterente slechts 4,5% was kon dit ‘in- en uitstappen’ al voordelig zijn bij een koersstijging vanaf 4,5%.

 

9.                      Anders dan Aegon aan de klanten vertelde dan wel liet vertellen, was het CVA-product niet zonder risico’s: het product was niet bestand tegen ‘majeure koersdalingen’. Vide het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [D]. Hij verklaart: ‘Begin 2001 begonnen de beurskoersen te dalen en daar was het CVA-product niet op berekend. Ik bedoel daarmee dat het CVA-product niet berekend was op majeure koersdalingen.’ (productie 7, pag. 4, 3de alinea). Vervolgens verklaart hij: Als de koers binnen een bepaalde bandbreedte blijft, wordt de rente van het leaseproduct in belangrijke mate door de optieconstructie opgebracht. Als de koers flink buiten die bandbreedte komt, is dat niet meer zo. Dan kunnen er problemen ontstaan.’ (productie 7, pag. 5, 2de alinea).

 

10.         Aegon had als de bij uitstek professionele partij op dit risico voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten dienen te wijzen. Voor een professionele partij is het risico van scherpe koersdalingen buiten een bepaalde bandbreedte voorzienbaar. Dergelijke dalingen komen nu eenmaal met een zekere regelmaat voor. Deze verplichting rustte des te meer op Aegon omdat het door haar in de markt gebrachte CVA-product voor leken (zoals eisers) niet eenvoudig te doorgronden was. Er was sprake van een aandelenlease tegen zodanige condities dat vervroegd uittreden aantrekkelijk was gemaakt, er was een optieconstructie die opbrengsten moest opleveren die om en nabij dekkend zouden zijn voor de rentelasten. De aan dit soort constructies verbonden risico’s zijn voor leken niet gemakkelijk in te schatten doorgronden. Het lag op de weg van Aegon op dit soort risico’s te wijzen. Aegon heeft dit niet gedaan.

 

11.                  Op 26 januari 2001 zijn de laatste contracten van dit CVA-product gesloten. Op dat moment waren er via de remisier Concept Vermogensadvies 415 klanten aangebracht, waaronder eisers, welke 415 klanten in totaal circa 1570 contracten hadden gesloten, met een totale leasesom van circa € 102 miljoen.

 

12.         Vanaf 26 januari 2001 heeft Aegon geen nieuwe contracten meer gesloten. Verzoeken om een nieuwe contracten te sluiten werden afgewezen. Aegon heeft begin 2001 het CVA-product uit de markt gehaald. Zij heeft de remisier noch de tussenpersonen noch de klanten hiervan op de hoogte gesteld. Vide de getuigenverklaring van [D]: ‘Voor zover ik me herinner heeft Aegon geen berichten doen uitgaan dat het CVA product niet meer zou worden verkocht.’ Voorts verklaart hij: ‘Ik herinner me niet dat er door Aegon aan klanten is meegedeeld dat het 48-product niet meer verkocht werd.’ (productie 7, pag. 5, 6de alinea).

              Vide ook de verklaring van [B]: ‘Tot februari 2001 werden de aanvragen voor klanten gehonoreerd. Daarna vertelde [H] mij dat er door Aegon tijdelijk de stekker werd uitgetrokken. De heer [H] vertelde mij dat aanvragen voor klanten niet werden gehonoreerd. Ik had toen nog geen rechtstreeks contact met Aegon. [H] heeft mij toen gezegd dat er tijdelijk niet kon worden ingekocht. In september 2001 heb ik voor klanten nieuwe aanvragen gedaan bij [H] en die werden wederom niet gehonoreerd. Er is mij alleen mondeling meegedeeld dat het product tijdelijk uit de lucht werd gehaald.’ (productie 5, pag. 6, 3de alinea).

 

13.                  Aegon was zich ervan bewust dat, anders dan zij eisers en de andere klanten had voorgehouden, de rentebetalingen niet langer door de optiecontracten konden worden gedekt. Vide de verklaring van [D]: Het probleem dat na de koersdaling ontstond was dat de klanten de rente-achterstanden niet betaalden. De rente-achterstanden van de klanten liepen op.’ (productie 7, pag. 5, 3de alinea).

Omdat Aegon anders dan bij de introductie van het product was beloofd, niet meer toestond dat er nieuwe contracten werden gesloten, konden eisers alleen hun bestaande contracten beëindigen en afrekenen door het verlies op de contracten te betalen. Daarmee werd afgeweken van het wezenskenmerk van het product: te weten dat door het sluiten van een nieuw contract opnieuw kon worden gespeculeerd op koersstijging.

 

14.         In maart 2001 wilden klanten bijkopen. Aegon heeft evenwel aan de verzoeken geen gevolg gegeven, zonder enige uitleg te geven.

 

15.         Aegon heeft aan de remisier, de tussenpersonen en eisers in het eerste half jaar van 2001 geen duidelijkheid verschaft, en heeft eisers en de tussenpersonen via de remisier laten weten dat er een oplossing ‘in de maak’ was. Toen de remisier en tussenpersonen vroegen waarom er geen nieuwe contracten konden worden gekocht, heeft Aegon de remisier en de tussenpersonen (en daarmee ook eisers) op het verkeerde been gezet door niet duidelijk te maken dat het CVA-product uit de markt was gehaald. [A] verklaart hieromtrent ‘Wij hadden destijds rechtstreeks contact met [D] en [C] (directeur Aegon financiële diensten) en hebben om uitleg gevraagd. Het duurde een hele tijd voordat wij duidelijkheid kregen. Het antwoord was dat Aegon een alternatief wilde aanbieden maar daar hadden zij tijd voor nodig. Formeel hebben wij antwoord gekregen via de brief van 8 juni 2001 van [I] (productie 4 bij het verzoekschrift) (productie 4, pag. 3, 4de alinea).

Eisers brengen bij akte kopie van deze brief van 8 juni 2001 in het geding als productie 8.

 

De leasecontracten uit de 19-serie, het compensatieproduct

16.                  Aegon heeft aldus eisers ertoe aangezet even te wachten en het lopende contract van het CVA-product aan te houden. Zouden eisers immers hun lopende CVA-contract voortijdig beëindigd hebben, dan zouden zij uit het CVA-product zijn gestapt, en hadden zij verlies genomen zonder nog kans op winst te hebben. Door het advies van Aegon op te volgen en te wachten op de oplossing die ‘in de maak’ was hielden zij de de mogelijkheid open gebruik te kunnen maken van die door Aegon in het vooruitzicht gestelde ‘oplossing’, en aldus voortgezet op de koersontwikkeling van de AEX te kunnen speculeren.

 

17.         Het was immers een kenmerk van het CVA-product dat op de koersontwikkeling van de AEX kon worden gespeculeerd door voortijdige beëindiging van de leasecontracten en door nieuwe leasecontracten te sluiten. [C] verklaart hierover: ‘Het product kenmerkte zich door een hoge omloopsnelheid. Klanten konden snel in- en uitstappen.’(productie 6, pag. 2, 1ste alinea van de verklaring).

 

18                    Eisers konden en mochten ervan uitgaan dat de door Aegon beloofde oplossing wederom in deze mogelijkheid zou voorzien. Indien deze mogelijkheid te speculeren op de koersontwikkeling zou hebben open gestaan, hadden eisers na het dieptepunt van de AEX in de eerste maanden van 2001 beleggingswinsten kunnen behalen, zoals zij in het voorjaar van 2002 ook gedaan hebben gedurende de weliswaar uiterst korte periode dat Aegon de gemaakte afspraken nakwam; over deze laatste periode volgt hieronder meer.

           

19.         Aegon heeft nagelaten eisers er bij het sluiten van de overeenkomsten op te wijzen dat het product niet tegen sterke koersdalingen bestand was. Toen zich vervolgens een dergelijke koersdaling voordeed in de eerste maanden van 2001, heeft Aegon zonder enige kennisgeving of waarschuwing het product uit de markt gehaald en de klanten, waaronder eisers, aangeraden te wachten omdat er een ‘oplossing’ in de maak zou zijn. Eisers hebben dit advies opgevolgd en (bij dalende beurskoersen!) afgewacht totdat hen de ‘oplossing’ zou worden aangeboden. Eerst bij brief d.d. 8 juni 2001 heeft Aegon officieel kennis gegeven dat het product uit de markt was gehaald. Eisers zijn derhalve door Aegon gedurende vijf maanden willens en wetens aan het lijntje gehouden. Bovendien beloofde Aegon toen een oplossing, die tot november 2001 op zich heeft laten wachten en pas in maart 2002 operationeel was. Terwijl eisers op advies van Aegon afwachtten, bleven zij gebonden aan de laatst door hen gesloten contracten van het CVA-product, waarop door de dalende beurskoersen de verliezen toenamen. Aegon was zich bewust van dit risico maar heeft gedurende vijf maanden (van 26 januari tot 8 juni 2001) nagelaten aan de klanten duidelijkheid te verschaffen, en op dit risico te wijzen. [C] verklaart hierover: ‘Het stopzetten van het CVP door Aegon betekende voor de klanten dat zij niet meer konden instappen. Zij konden wel uitstappen, maar moesten dan afrekenen.’ (productie 6, pag. 2, 5de alinea). Uitstappen betekende in het eerste half jaar van 2001 verlies nemen. De laatste contracten van het CVA-product waren in januari 2001 gekocht toen de AEX op zijn hoogtepunt stond. In de eerste zes maanden van 2001 is AEX naar beneden getuimeld. Juist in deze periode heeft Aegon de klanten in het onzekere gelaten, en hen aangemoedigd in het CVA-product te blijven en te wachten op de ‘in de maak’ zijnde oplossing.

 

20.                  Door aldus te handelen heeft Aegon bewerkstelligd dat eisers werden opgezadeld met een waardedaling van het pakket geleaste aandelen tot ver beneden de aankoopkoers. Niet alleen werd in strijd met de gewekte verwachtingen de rente niet meer door de optiecontracten gedekt, ook bleven eisers zitten met een groeiende pro resto schuld op hun contracten. Aegon had dit een en ander kunnen voorkomen door eisers meteen te waarschuwen voor de door haar gesignaleerde tekortkomingen in het product. In plaats van dit te doen heeft Aegon er de voorkeur aan gegeven hierover te zwijgen, en eisers aan de lijn te houden zonder duidelijkheid te verschaffen. Naar mag worden aangenomen heeft Aegon zo gehandeld uit welbegrepen commercieel eigen belang, te weten de wens te vermijden bekend te moeten maken dat een ondeugdelijk beleggingsproduct in de markt was gebracht. Aldus handelende heeft Aegon het vereiste ingevolge de NR 99 dat zij als effecteninstelling het belang van de cliënt centraal dient te stellen, grovelijk verwaarloosd.

 

21.                  Na overleg met de remisier en de tussenpersonen heeft Aegon eind 2001 een speciaal leasecontract, de zogenaamde 19-serie geïntroduceerd voor de klanten die een CVA-contract hadden (waaronder eisers), teneinde deze klanten in de gelegenheid te stellen de opgelopen schade goed te maken. Dit 19-contract was een gefacilieerd aandelenleasecontract dat alleen ter beschikking kwam van de klanten die met de CVA-contracten waren blijven zitten, zoals eisers.

De contracten uit de 19-serie kenden een lagere rente dan normaal en konden geheel boetevrij voortijdig worden beëindigd. Door deze mogelijkheid, werd het snelle in- en uitstappen zonder kosten mogelijk gemaakt, zodat de klanten snel op kleine koersschommelingen van de AEX konden reageren. [C] wijst erop dat er bovendien geen boeterente behoefde te worden betaald bij voortijdige beëindiging van het leasecontract (productie 6, pag. 2, laatste alinea). [D] verklaart hierover: ‘Om dit product voor deze groep klanten aantrekkelijk te maken hebben wij wat aanpassingen gedaan. Er is korting verleend op de rente en de boetebepaling is eruit gehaald. Wij hebben een boetevrije aflossing toegestaan.’ (productie 7, pag. 4, 5de alinea). Aegon rekende 5,25% rente op de lening voor de aankoop van de aandelen. De rente op de lopende CVA-contracten werd teruggebracht tot 4%.

 

22.                  In de circulaire van november 2001 waarin dit ‘compensatieproduct’ wordt aangekondigd staat vermeld: ‘AEGON Financiële Diensten B.V. biedt bezitters van een Aegon VermogensRendement de mogelijkheid een AEGON Optimum Vliegwiel Vermogen af te sluiten tegen bijzondere voorwaarden. Dit aanbod geldt alleen voor Aegon Optimum Vliegwiel Vermogen contracten die gedurende de looptijd van uw oorspronkelijke AEGON VermogensRendement contract worden gesloten.’

Eisers zullen bij akte een kopie van deze circulaire in het geding brengen als productie 9. Het compensatieproduct Aegon Vliegwiel Optimum Vermogen was een leasecontract waarbij aandelen in een beleggingsfonds van Aegon werden geleast, namelijk het Aegon Optimumfonds. Dit leasecontract werd onder de bijzondere voorwaarden van de lage rente en de boetevrije voortijdige beëindiging aan de klanten aangeboden die nog een CVA-contract hadden.

De resterende looptijd van de CVA-contracten was bij een contractsduur van vijf jaar per eind 2001 nog gemiddeld vier jaar (de meeste CVA-contracten waren tot stand gekomen in januari 2001).

 

23.         Aegon heeft aan de remisiers en de klanten toegezegd dat dit compensatieproduct gedurende de resterende looptijd van het CVA-contract (derhalve gedurende vier jaar) beschikbaar zou zijn. Met andere woorden: de klanten, zoals eisers, die in een CVA-contract ‘waren blijven hangen’ omdat zij op de door Aegon in het vooruitzicht gestelde oplossing waren blijven wachten, en in afwachting hiervan hun CVA-contract niet voortijdig hadden beëindigd, kregen de gelegenheid om met dit compensatieproduct tegen een lagere rente en zonder boeterente bij vervroegde beëindiging op de AEX te speculeren. Dit betekende praktisch gesproken dat Aegon deze klanten in de gelegenheid stelde van kleine koerschommelingen van de AEX te profiteren (immers: er was geen drempel oor voortijdige beëindiging door de afwezigheid van boeterente bij vervroegde beëindiging) en door aldus snelle winsten te nemen bij geringe koersstijgingen de verliezen op de CVA-contracten goed te maken.

              Eisers wijzen op de verklaring van [A]: ‘De 19 serie mocht men voeren gedurende de looptijd van het 48 contract. Dit kwam tot uitdrukking in een gesprek dat ik met [D] had. Ik heb hem toen gevraagd of een klant een 48 contract van een andere klant kon overnemen en hiermee kon gaan handelen en dan de voordelen van 19 contract zou hebben. [D] heeft op 26 april 2002 hierop gezegd dat dit kon.’ (productie 4, pag. 4, 1ste alinea).

 

24.         In strijd met deze toezeggingen van Aegon hebben eisers evenwel alleen in de periode maart/juni 2002 van dit compensatie product gebruik kunnen maken. Eisers wijzen op de verklaring van [A]: ‘De eerste aanvragen zijn in maart 2002 gedaan. In april/mei/juni 2002 heeft het product echt gewerkt. In een memo van Aegon van 26 april 2002 is het logistieke proces met betrekking tot het aanvragen en beëindigen van de vliegwielconstructie aangegeven en wij hebben conform die werkwijze gewerkt.’ (productie 4, pag. 4, 5de alinea).

En [B] verklaart: ‘In mei 2002 zijn klanten van mij in de 19 serie gestapt. Hiervoor kon de 19 serie ook al worden afgenomen maar ik had gehoord dat de administratieve verwerking te wensen overliet.’ (productie 5, pag. 6, laatste alinea).

Aegon heeft vervolgens opnieuw zonder enige behoorlijke waarschuwing of aankondiging in juli 2002, derhalve na drie maanden, ook dit product weer uit de markt gehaald. [A] verklaart: ‘Op 3 juli 2002 heeft JNK een aanvraag gedaan die niet werd geaccepteerd. Wij kregen toen een telefoontje van [D] die toen vertelde dat de AFM had bepaald dat het product sinds 1 juli 2002 niet meer mocht worden gevoerd.’ (productie 4, pag. 4, 5de alinea).

[B] verklaart: Begin juli 2002 heeft [C] mij telefonisch laten weten dat de 19 serie werd stopgezet.’ (productie 5, pag. 6, laatste alinea).

Aegon heeft derhalve eerst eisers bewust aan schade bloot gesteld door hen niet te informeren en te waarschuwen voor de ondeugdelijkheid van het CVA-contract, en door eisers vervolgens gedurende 2001 aan het lijntje te houden door een ‘oplossing ‘ in het vooruitzicht te stellen, dusdoende eisers bewust aan schade blootstellende door de dalende waarde van de door hen geleaste aandelen, en Aegon heeft vervolgens in november 2001 een compensatieproduct aangeboden voor de looptijd van het CVA-contract (in doorsnee op dat moment nog 4 jaar), welk compensatieproduct Aegon vervolgens na drie maanden uit de markt heeft gehaald. Deze handelwijze kan niet anders dan grovelijk onzorgvuldig worden genoemd.

 

25.         Door het compensatieproduct na drie maanden uit de markt te halen, schond Aegon de contractuele afspraken met eisers.

Eisers menen dat de toezegging van Aegon dat deze contracten uit de 19-serie op de bijzondere voorwaarden (het compensatieproduct) gedurende de looptijd van het CVA-contract konden worden gebruikt, onderdeel uitmaakte van hun contractuele relatie met Aegon. De situatie was immers dat eisers schade hadden ondervonden omdat Aegon een ondeugdelijk product in de markt had gebracht, en had nagelaten hen hiervoor te waarschuwen, en dat vervolgens in het kader van de schaderegeling de aanbieding voor de contracten uit de 19-serie op de bijzondere voorwaarden als compensatie is aangeboden. Deze compensatie was bedoeld als remedie voor de door eisers ondervonden schade, en de door hen gemiste winstkansen. De toezegging dat de contracten uit de 19-serie gedurende de looptijd van het CVA-contract konden worden gebruikt, maakte aldus deel uit van de contractuele relatie met Aegon. Het stond Aegon daarna niet meer vrij eenzijdig op deze toezegging terug te komen. Eisers menen derhalve dat Aegon niet alleen haar zorgplicht heeft geschonden door terug te komen op deze toezegging, maar dat zij aldus handelende ook toerekenbaar is tekort geschoten door de gemaakte contractuele afspraken niet na te komen. Eisers menen aanspraak te hebben op adequate wijze te worden gecompenseerd voor deze tekortkoming van Aegon. De compensatie behoort te bestaan uit vergoeding van de beleggingswinsten welke zij redelijkerwijs geacht kunnen worden te hebben kunnen maken door het compensatie product te gebruiken gedurende de resterende looptijd van het CVA-contract, maar welke zij niet hebben kunnen realiseren omdat Aegon in strijd met haar toezeggingen het compensatieproduct na drie maanden uit de markt haalde.

 

26.         Aegon heeft het compensatieproduct met een drogreden uit de markt gehaald

Aegon heeft als reden aangevoerd dat er vanaf 1 juli 2002 een financiële bijsluiter voor het product moest zijn en dat die niet kon worden gemaakt. Deze reden is een evidente drogreden. In de eerste plaats was de eis van de financiële bijsluiter al bekend toen het compensatieproduct in november 2001 aan de klanten werd bekend gemaakt. Er is geen sprake van dat de AFM enigerlei nieuwe eis had gesteld. Aegon heeft het product in november 2001 gelanceerd voor de resterende looptijd van de CVA-contracten en niet voor een periode van drie maanden. Aegon was de professionele partij en was op de hoogte van de eis van de financiële bijsluiter. Zij had er dus voor te zorgen dat aan deze eis werd voldaan. Dat was ook heel wel mogelijk. Eisers wijzen op de verklaring van [D]: De bijsluiter voor de Optimumfondsen dekte de zaak niet. Er moest een compleet nieuwe bijsluiter komen en dat kon niet direct worden geregeld. Aegon heeft de zaak toen stopgezet en er is toen overleg geweest met de remisiers.’ (productie 7, pag. 5, laatste alinea). De feitelijke oorzaak van het ontbreken van de financiële bijsluiter was derhalve dat Aegon niet tijdig voor deze bijsluiter heeft zorggedragen. Het was heel wel mogelijk deze te maken, maar Aegon heeft dit domweg niet gedaan.

Aegon had er natuurlijk voor moeten zorgen dat die bijsluiter er tijdig was. Het gaat niet aan in november 2001 in het kader van een schaderegeling het gebruik van het compensatieproduct toe te zeggen, op een moment dat de eis van de financiële bijsluiter allang bekend is, en dan na te laten die financiële bijsluiter tijdig gereed te maken, en summa summarum in strijd met gemaakte afspraken vervolgens na drie maanden het product uit de markt te halen met een beroep op de eigen tekortkoming. De situatie was aldus dat Aegon gehouden was tijdig voor de financiële bijsluiter zorg te dragen, bij gebreke waarvan zij toerekenbaar tekort schoot in de naleving van haar contractuele verplichtingen jegens eisers.

 

26.                  Aegon is niet zomaar met het aanbod van het compensatieproduct gekomen. De klanten werden in de loop van 2001 boos omdat ze aan het lijntje werden gehouden. Eisers wijzen ook op de verklaring van [B] (productie 5): ‘In september had ik woedende klanten. De klanten werden steeds onrustiger omdat zij niet konden in- en uitstappen en ze zagen de geweldige mogelijkheden op de beurs. Er is toen door Aegon gevraagd om de mensen kalm te houden, een aantal klanten wilde namelijk al naar de rechter. De mensen bleven wel rente betalen maar konden niet inkopen. Aanvankelijk is mij door [H] gezegd we komen er wel uit en we zijn aan een oplossing aan het werken. Later, tijdens een bijeenkomst op 17 oktober 2001 heb ik dit ook bij monde van [C] gehoord.’(productie 5, pag. 6, 4de alinea).

 

27.                  Eisers hebben de gedurende de drie maanden dat zij effectief van het compensatieproduct gebruik konden maken beleggingswinsten behaald van ten minste € 11.200,-- en ten hoogste € 15.000,--. Naar redelijke verwachting hadden zij beleggingswinsten van de ze omvang kunnen blijven behalen gedurende de resterende looptijd van de CVA-contracten. Het compensatieproduct stelde hen derhalve inderdaad in de gelegenheid de verliezen goed te maken welke zij eerder op het CVA-product hadden geleden, en zelfs eindelijk de winsten te behalen welke Aegon hen bij het sluiten van de CVA-contracten in het vooruitzicht had gesteld.

             

              De toestemming echtgenoot

28.                  Door de hierboven sub 1 weergegeven kenmerken van de aandelenleasecontracten van eisers met Aegon, kwalificeren deze overeenkomsten zich als huurkoopcontracten. Eisers verwijzen voor de onderbouwing van dit standpunt naar het rapport Brunner/Roelvink, dat zij bij akte in het geding zullen brengen als productie 10. Brunner/Roelvink concluderen dat contracten met deze kenmerken als overeenkomsten van huurkoop kwalificeren. Zij wijzen erop dat met de vaststelling en invoering van titel 7.1 BW niet is beoogd het oude recht met betrekking tot koop op afbetaling materieel te wijzigen (par. 3 van het advies). Ook de aanpassingen van art. 7A:1576 BW hadden niet ten doel het oude recht te wijzigen, daaronder begrepen het bij die gelegenheid nieuw ingevoerde vijfde lid van art. 7A:1576 BW. Door dat vijfde lid werd bereikt dat de bepalingen van koop op afbetaling van toepassing bleven op de koop op afbetaling van vermogensrechten. Brunner/Roelvink concluderen dat de koop op afbetaling van vermogensrechten als aandelen dan ook is te beschouwen als een ‘echte’ koop op afbetaling en dat hetzelfde geldt voor de huurkoop van vermogensrechten. In par. 4.1 van hun advies concluderen Brunner/Roelvink dat de bewuste overeenkomsten zijn te beschouwen als overeenkomsten van huurkoop. Brunner/Roelvink wijzen er in par. 4.2 op dat met de bewuste opzet van de leaseovereenkomst juist werd beoogd deze overeenkomst nauwkeurig af te stemmen op de toepasselijkheid van de wettelijke huurkoopbepalingen met het oog op art. 7A:1576j lid 3 BW. Eisers menen dat het ervoor moet worden gehouden dat Aegon evenals Dexia met de bewuste contracten uitdrukkelijk beoogde een koop op afbetaling (huurkoop) te bewerkstelligen. Dit is ook niet verrassend omdat de Dexia-contracten aanvankelijk werden gevoerd door Legiolease, een destijds eveneens tot het Aegon-concern behorende onderneming.

 

29.                  Evenals Dexia heeft ook Aegon zich in voorkomende gevallen op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van huurkoopcontracten omdat niet aan de ‘afleveringseis’ is voldaan. Om als huurkoop te kwalificeren is het immers noodzakelijk dat de overeenkomst erin voorziet dat de aandelen worden ‘afgeleverd’ (zie art. 7:9 lid 2 en 3 BW, en art. 7A:1576h lid 1 BW). Brunner/Roelvink verwerpen dit standpunt. Zij wijzen er met een beroep op de wetsgeschiedenis op dat het onderscheid tussen aflevering en levering van weinig belang is ingeval van de huurkoop van vermogensrechten als aandelen (anders dan bij stoffelijke zaken; zie par. 4.3 van het rapport). Zij citeren de minister: ‘Daarvoor is de bepaling, die over zaken handelt, dan ook niet geschreven’. Brunner/Roelvink zijn dan ten aanzien van deze ‘afleveringseis’ dan ook van mening:

 

                   ‘De op koop van zaken afgestemde definities van “afleveren” vervat in art. 7:9 lid 2 ( in bezit van de koper stellen) en lid 3 (in de macht van de koper stellen) zijn dan ook voor de aflevering van vermogensrechten niet van belang.’ (Brunner/Roelvink ,productie 10, slotzin par. 4.3)

 

30.                  De rechtbank ’s-Gravenhage volgt de lijn van Brunner/Roelvink. Zie hiertoe onder meer de volgende vonnissen:

 

                          Datum                    LJN nummer

8 januari 2004      AO5999               

10 juni 2006         AP1284               

17 juni 2006         AP 5007               

25 november 2004 AR6596               

9 december 2004   AR8788               

4 januari 2005       AR8791               

18 januari 2005     AS4352               

                           25 januari 2005     AS4330 

             

31.                  Een gevolg van het feit dat de aandelenlease-overeenkomsten zich als huurkoop contracten kwalificeren is dat de echtgenoot het recht toekomt een overeenkomst van aandelen lease te vernietigen wegens het gemis van de in art. 1:88 BW vereiste toestemming.

 

32.                  Van de navolgende eisers hebben de echtgenoten voorwaardelijk de nietigheid ingeroepen van de overeenkomsten tot aandelenlease:

 

X

X

X

Etc

 

Eisers zullen bij akte als productie 11 in het geding brengen kopie de voorwaardelijke inroeping van de nietigheid van de aandelenlease-overeenkomsten.

De voorwaarde welke de echtgenoten voor de inroeping hebben gesteld, is dat de primaire vordering in dit geding door de rechtbank wordt afgewezen.

 

  Vorderingen eisers

33.                  Eisers vorderen dat uw rechtbank bepaalt dat:

Primair:

-         Aegon haar zorgplicht heeft geschonden en deswege onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld door aan eisers niet bekend te maken dat het CVA-product bij ‘majeure koersdalingen’ niet voldeed;

-         Aegon haar zorgplicht jegens eisers heeft geschonden door bij de sterke koersdaling van het eerste halfjaar van 2001 niet aan eisers bekend te maken dat zich een omstandigheid voordeed waardoor eisers, anders dan bij het sluiten van de overeenkomst was voorgespiegeld, schade zouden ondervinden, en dat Aegon voorts onrechtmatig heeft gehandeld door op dat moment niet onomwonden en omgaand aan eisers duidelijk te maken dat zij het risico liepen blijvende schade te ondervinden, en dat Aegon om reden van de koersdaling het product uit de markt had genomen;

-         Aegon vervolgens in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door eisers in 2001 gedurende negen maanden aan het lijntje te houden door oplossingen in het vooruitzicht te stellen terwijl de verliezen op de CVA-contracten steeds verder opliepen;

-         Aegon vervolgens toerekenbaar tekort is geschoten in de vervulling van haar contractuele verplichtingen, dan wel in strijd met de van haar te verwachten zorgvuldigheid heeft gehandeld door het compensatieproduct na enkele maanden weer uit de markt te halen, in plaats van dit zoals aan eisers en de andere klanten toegezegd gedurende de looptijd van de CVA-contracten voor eisers beschikbaar te houden.

-         Aegon vanwege deze onrechtmatige gedragingen gehouden is aan eisers schade te vergoeden op te maken bij staat op de voet van het bepaalde in art. 612 e.v. Rv;

-         Tot deze schade dienen te worden gerekend de verliezen op de lopende CVA-contracten, alsmede de op deze contracten betaalde rente, en de gederfde winsten welke door eisers naar redelijke verwachting hadden kunnen worden behaald op de compensatiecontracten uit de 19-serie, indien eisers conform de toezeggingen van Aegon door Aegon in staat waren gesteld gedurende de looptijd van de CVA-contracten de compensatiecontracten uit de 19-serie voortijdig te beëindigen en nieuwe contracten uit deze serie af te sluiten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten;

Subsidiar:

-         Voor het geval de bovenstaande vorderingen worden afgewezen, de leasecontracten gesloten door de sub 33 hierboven vermelde eisers nietig zijn;

 

Grondslag vordering

34.                  Eisers staan met Aegon in een contractuele verhouding. Aegon is jegens hen tot nakoming van haar contractuele verplichtingen gehouden. Aegon heeft de bij de vervulling van haar contractuele verplichtingen in acht te nemen zorgvuldigheid geschonden en zij heeft de te respecteren belangen van eisers geschonden door te handelen als gesteld.

 

36.         Voorts is Aegon als professionele partij jegens eisers tot een bijzondere zorgplicht gehouden. Eisers wijzen in dit verband met name op de beslissing d.d. 27 januari 2005 van de Commissie van Beroep van de DSI, en van de beslissingen van de Klachtencommissie DSI d.d. 4 februari 2004. Eisers brengen kopie van deze beslissingen in het geding als producties 12 en 13.

           Eisers wijzen voorts op het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 12 november 2003 (LJN AN7990) en op het vonnis d.d. 30 juni 2004 van dezelfde rechtbank (LJN AP4933).       

              In deze beslissingen is geoordeeld dat de effecteninstelling die aandelenleasecontracten in de markt heeft gebracht, is gehouden tot de bijzondere zorg

 

              waartoe een effecteninstelling als professionele en op het terrein van de effectenhandel bij uitstek deskundig te achten dienstverlener in het algemeen gehouden is.’ (r.o. 3.1. van de uitspraak KCD 8 van de Klachtencommissie DSI).

 

              De vraag of de aanbieder van de leaseovereenkomst is opgetreden als een effectenbe-middelaar in de zin van art. 1.b.1 WTE 1995, beantwoordt de Klachtencommissie DSI in deze uitspraak bevestigend:

 

                   ‘Bij de beoordeling van de klacht dient te worden vooropgesteld dat de door verweerder (Dexia, procureur) aangeboden effectenleaseconstructie impliceert dat verweerder op kosten van de wederpartij aandelen aankoopt, terwijl voor de wederpartij het resultaat van de constructie afhankelijk is van het rendement van die belegging in aandelen Daarom moet worden aangenomen dat verweerder bij het aanbieden en uitvoeren van de overeenkomst is opgetreden als effectenbemiddelaar inde zin van artikel 1,b,1 WTE 1995. Hieruit vloeit voort dat verweerder jegens zijn wederpartijen de bijzondere zorg had te betrachten (r.o. 3.1.)

 

              De Commissie van Beroep DSI heeft dit oordeel in haar recente beslissing van 27 januari 2005 bekrachtigd. Zie hiertoe r.o. 5.6.1. t/m r.o. 5.6.9. Deze Commissie verwijst naar HR 26 juni 1998, NJ 1998, 129. De Commissie van Beroep acht voorts evenals de Klachtencommissie de Nadere Regeling Effectenverkeer 1999 van toepassing (Commissie van Beroep r.o. 5.6.1.). De rechtbank te Amsterdam kwam tot eenzelfde oordeel (LJN AN7990, r.o. 10 t/m r.o. 14.4.).

 

              Ook het gestelde in art. 28 lid 1 NR 99 is van toepassing. In dit artikel is het ‘know-your-customer’- beginsel vastgelegd. Kort gezegd is de effecteninstelling ingevolge art. 28 lid 1 NR 99 gehouden in het belang van haar cliënten financiële informatie omtrent hen in te winnen, alsmede zich te vergewissen van hun ervaring met beleggingen in financiële instrumenten en van hun beleggingsdoelstellingen, voorzover relevant bij de uitvoering van de door de effecteninstelling te verrichten diensten. In dit verband had Aegon zich ervan moeten vergewissen of de lessee zich bewust was van de risico’s verbonden aan de koop van effecten op basis van een volledige financiering van de aankoopsom, en of de lessee in staat was deze risico’s te dragen, meer in het bijzonder of de lessee in staat was aan zijn verplichtingen te voldoen om de rentetermijnen te betalen en of hij in staat was de pro resto schuld te dragen die bij een dalende koersontwikkeling van de in lease genomen aandelen zou kunnen resteren. Het is daarbij duidelijk dat de strekking van art. 28 lid 1 NR 99 meebrengt dat dit een en ander vooraf, bij het aangaan van de betreffende beleggingsovereenkomst, gebeurt.

 

37.                  Eisers gronden hun vorderingen op de toerekenbare tekortkomingen van Aegon bij de vervulling van haar contractuele verplichtingen, alsmede op de schending door Aegon van de bijzondere zorgplichten welke op haar drukken als professionele effecteninstelling.

 

Het verweer van Aegon

38.                  Aegon weigert aansprakelijkheid te erkennen. Aegon weigert ook de voorwaardelijke vernietiging van de contracten te erkennen. Aegon heeft nagelaten haar standpunten te expliciteren of toe te lichten, zodat eisers onbekend zijn met de beweegredenen van Aegon. Eisers staat geen andere weg open dan hun vorderingen in rechte geldend te maken nu Aegon ondanks herhaald verzoek en overleg nalaat enig inzicht in haar beweegredenen te geven.

 

Bewijs

39.                  Eisers zullen bij akte in het geding brengen de producties 1 t/m 13 als vermeld in deze dagvaarding.

 

40.                  Eisers bieden voorts bewijs van hun stellingen aan door getuigen, meer in het bijzonder:

                           i.      de getuigen die reeds in het kader van het voorlopig getuigenverhoor zijn gehoord (de heren [A], [B], [C], en [D])

                        ii.      de dames mr [J], [F] en [G] van Aegon;

                      iii.      de heren [K[, [L], [M], [I], [N], [O], [P], [Q], en [R] van Aegon;

                      iv.      de heer [H] van de remisier Concept Vermogens Advies

 

MITSDIEN:

 

Het U.E.A. kantonrechter te ’s Gravenhage behage bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:

1.       Primair:

Dat gedaagde jegens eisers toerekenbaar tekort is geschoten in de vervulling van haar contractuele verplichtingen, alsmede onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld door de op haar als professionele effecteninstelling drukkende zorgplichten te verwaarlozen;

Dat gedaagde deswege gehouden is aan eisers te vergoeden de schade welke zij hebben geleden op de door hen met gedaagde gesloten aandelenlease-overeenkomsten, daaronder begrepen de verliezen op de contracten als zodanig, de door eisers op deze contracten betaalde rente en kosten, alsmede door de winsten welke eisers hadden kunnen behalen op de compensatiecontracten uit de 19-serie indien gedaagde aan eisers conform haar toezeggingen de gelegenheid had geboden deze compensatiecontracten voor de looptijd van de CVA-contracten te sluiten en voortijdig te beëindigen, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, en op te maken bij staat op de voet van art. 612 e.v. Rv;

 

2.                  Subsidiair:

Dat, zo de primaire eis wordt afgewezen, de door eisers vermeld sub 33 in de dagvaarding gesloten leaseovereenkomsten nietig zijn, en gedaagde deswege gehouden is aan deze eisers te vergoeden alle door hen betaalde rente en kosten, vermeerderd met de wettelijke rente;

 

Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.

 

 

Gemachtigde

Ingescant en bewerkt naar HTML Copyright (C) Stichting PAL